direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veegplan B 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00138-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend plan betreft een zogenaamd 'veegplan'. In dit bestemmingsplan worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld en een eenduidige regeling voor de hele gemeente opgenomen voor archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels en het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee tevens een zogenoemd 'paraplubestemmingsplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien en waarbij het onderliggende bestemmingsplan grotendeels van kracht blijft. Zo'n plan biedt dus de mogelijkheid om in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp, in dit geval over archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voordeel is dat met de vaststelling van dit plan de wijze waarop met archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt omgegaan voor de gehele gemeente volgens dezelfde systematiek is vastgelegd.

Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheersgericht karakter. Het beheersgerichte karakter houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Het plan is hierbij zoveel mogelijk gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, zijn opgenomen. Het betreft projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.

Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot. Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.

Gelijktijdig worden er twee veegplannen in procedure gebracht: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. In eerste instantie was er één veegplan opgesteld. Het blijkt technisch niet mogelijk om in een en hetzelfde bestemmingsplan locaties met een enkelbestemming en locaties met uitsluitend een dubbelbestemming of aanduiding zonder enkelbestemming op te nemen. Vandaar is het veegplan opgeslitst in twee veegplannen: Veegplan A 2017 bevat uitsluitend locaties met enkelbestemmingen, waarbij op dezelfde locatie tevens in een aantal gevallen een dubbelbestemming of aanduiding voorkomt. Veegplan B 2017 bevat locaties waar geen enkelbestemming voorkomt.

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Veegplan B 2017” beslaat het hele grondgebied van Amersfoort.

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het hele grondgebied van Amersfoort en vervangt daarmee verschillende regelingen in de geldende bestemmingsplannen. De artikelnummers en regelingen van de betreffende bestemmingsplannen die vervangen worden zijn in de regels (en bijlagen) opgenomen.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de verschillende locaties die in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staan de omgevingsaspecten die een rol spelen bij de locaties in het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en staat in hoofdstuk 7 een integrale afweging. 

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende locaties die meegenomen zijn in dit plan. Per locatie is aangegeven wat het plangebied is en waarom het herzien wordt.

2.2 De locaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0001.png"

overzichtskaart met alle locatienummers Veegplan B

In de onderstaande matrix is aangegeven welke artikelen op welke locaties betrekking hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0002.png"

Matrix artikelen en locaties

Hieronder volgt een beschrijving van elke locatie.

1. Hoefseweg 3

Aan de Hoefseweg 3 is een bedrijfswoning gelegen welke in het vigerend bestemmingsplan (BP Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen) niet is aangeduid. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dit hersteld door de aanduiding alsnog op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0003.png"

uitsnede verbeelding bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

2. Rova/Remondis

Op 9 februari 2017 heeft de rechtbank Midden-Nederland tussenuitspraak gedaan over het beroep om omgevingsvergunning te verlenen voor het afsplitsen van het Regionaal Depot Chemisch Afval (RDCA) van de inrichting aan de Nijverheidsweg-Noord 35 in Amersfoort.

Op het perceel van Rova zijn slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan van maximaal categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De activiteiten van Rova vallen onder categorie 4.2. maar zijn gelet op de geringe geluidsbelasting vergelijkbaar met activiteiten die vallen onder categorie 3.2. De activiteiten zijn daarmee in strijd met de planregels. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak (zie Bijlage 1 Tussenuitspraak rechtbank Rova/Remondis) het bestuursorgaan de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Dit is met een binnenplanse afwijking gerepareerd. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld (zie Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Rova). Inmiddels heeft de rechtbank een einduitspraak gedaan op 23 juni 2017 (zie Bijlage 2 Einduitspraak rechtbank Rova/Remondis) waarin wordt geconstateerd dat het gebrek in het betreden besluit is versteld. Los daarvan wordt het gebrek eveneens hersteld in het onderhavige bestemmingsplan. Dat gebeurt door in de regels een specifieke bestemming op te nemen voor het onderhavige perceel.

Een ander aspect dat in het onderhavige bestemmingsplan wordt meegenomen is dat via een omgevingsvergunning in 2015 (zie Bijlage 4 Omgevingsvergunning Remondis) voor het bedrijf Remondis ter plaatse een Bevi-inrichting is toegestaan. Dit maakt de opslag van bepaalde gevaarlijke stoffen mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0004.png"

Perceel van Rova

3. Piet Klerkxs op Kattenbroek

De Piet Klerkxs gelegen aan De Brand is volgens het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' bestemd voor detailhandel. In de regels is bepaald dat perifere detailhandel is toegestaan daar waar dit met een code (Dhp) op de plankaart is aangeduid. Op de plankaart is ter plaatse geen aanduiding Dhp opgenomen. Dit wordt nu hersteld door voor de betreffende locatie op de verbeelding een aanduiding Dhp op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0005.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"

4. Amsterdamseweg 37-39

Voor de ontwikkeling van een retailcomplex aan de Amstersdamseweg 37-39 is op 6 december 2011 een bestemmingsplan vastgesteld, welke onder andere perifere detailhandel mogelijk maakt. De locatie is later meegenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'. Daarin is echter per abuis geen regeling opgenomen voor perifere detailhandel, waardoor dit niet meer is toegestaan. Dit wordt hersteld in het onderhavige bestemmingsplan door een aanduiding voor perifere detailhandel op te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0006.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"

6. Ruimtevaart 24-26

Op 9 januari 2001 is bouwvergunning verleend voor de realisatie van een kantoorpand op de locatie Ruimtevaart 24-26. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is de locatie bestemd als 'Bedrijventerrein - 2' en is abusievelijk geen aanduiding voor kantoor opgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan wordt opgenomen dat de huidige bestemming in tact blijft en dat wordt toegevoegd dat tevens kantoor is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0007.png"

uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' met luchtfoto als ondergrond

7. BP Binnenstad

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0008.png"

verbeelding bestemmingsplan Binnenstad

Op 13 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan Binnenstad vastgesteld. Er zijn inmiddels enkele omissies naar voren gekomen. Het betreft met name kleine verbeteringen c.q. verduidelijkingen in de regels van het plan. In het onderhavige bestemmingsplan worden deze hersteld. Het betreft de volgende aanpassingen van de regels van bestemmingsplan Binnenstad:

Artikel 1 Begrippen

lid 1.94 - begripsbepaling terras

'een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecagelegenheid'

wordt:

'een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecabedrijf'

Artikel 7 Centrum - 4

lid 6 Afwijken van de gebruiksregels

7.6.1 Horeca van categorie 2 op de eerste verdieping

sub b

'de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% stijgt'

wordt:

'de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% wordt vergroot'

Artikel 8 Cultuur en Ontspanning - 1

lid 8.1 onder f

Plantsoen Oost is bij de vaststelling van het bestemmingsplan naar bestemming Horeca-3 verplaatst en valt daarmee niet meer in de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - 1'. Hierdoor kan de zinsnede in artikel 8 lid 1 die hiernaar verwijst, komen te vervallen. 

Artikel 11 Tuin - 2

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Tuin - 2' (artikel 18) wordt lid 18.3 van de bestemming als volgt gewijzigd:

'f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dienen te worden afgedekt met een kap;'

wordt gewijzigd in:

'f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dient te worden afgedekt met een kap;'

i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorende bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;

wordt gewijzigd in:

i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;

Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

28.4.1 afwijken van de bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en op de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen

onder 3.a.

'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevelsen de kap van het hoofdgebouw;'

wordt:

'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw;'

onder 4

'zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'

wordt gewijzigd in:

'voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'

28.4.5 Afwijken van bouwregels ten behoeve van toegevoegde elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen

De regeling voor het plaatsen van dakramen zoals opgenomen in sub c. en d. wordt vervangen door een andere, meer duidelijke regeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in 'dakramen algemeen', 'dakramen, aanvullend naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken' en 'dakramen, aanvullend niet naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken'.

30.1 Ondergeschikte bouwdelen

er zit een verschil tussen de digitale versie zoals opgenomen op ruimtelijkeplannen.nl en de papieren versie. De papieren versie kent 4 subleden. Dit wordt aangepast door het onderstaande in de digitale versie te wijzigen:

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • c. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.

wordt gewijzigd in:

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. reclame-uitingen de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,2 meter mogen overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.

8. Bedrijfsmatige activiteiten

De bestaande regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt vervangen door een aangepaste regeling. De reden hiervoor is dat er enkele criteria in de huidige regeling zijn opgenomen die niet objectief meetbaar zijn. Voor een initiatiefnemer dient vooraf direct duidelijk te zijn of hij de omschreven activiteit mag uitoefenen of niet. In het onderhavige veegplan wordt de regeling aangepast om onduidelijkheden te voorkomen.

9. Archeologie

De regeling voor archeologie wordt voor de gehele gemeente herzien. In bepaalde plannen zit al een regeling voor archeologie, in andere plannen nog niet. De regeling wordt aangevuld met regels voor sloop van gebouwen en ontgrondingen. Op basis van de Archeologische beleidskaart (zie Bijlage 5 Archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort) wordt er onderscheid gemaakt in vier verschillende gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Bij gebieden met de hoogste archeologische verwachtingswaarde is altijd onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Hiervoor is de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1' opgenomen. Bij lagere verwachtingswaarden is pas archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm én met een oppervlakte groter dan 100 m2, 500 m2, respectievelijk 10.000 m2. Dit is vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4'.

13. Hoogland bouwhoogtes

Bestemmingsplan 'Hoogland' is op 8 juli 2014 vastgesteld. In het plan is het maximaal aantal bouwlagen vastgelegd. Niet is de maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Om excessen te voorkomen, wordt nu bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte de bestaande goot- en bouwhoogte is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0009.png"

Bestemmingsplan Hoogland

16. Vlonders en wijkwinkelcentrum Nieuwland

Op 1 maart 2016 is bestemmingsplan Nieuwland vastgesteld. In het vorige bestemmingsplan (bp Nieuwland 2005) waren in de bestemming 'Water' vlonders toegestaan. Door een omissie ontbreekt dit nu in de bestemming 'Water'. Met het onderhavige bestemmingsplan wordt dat hersteld door aan de bestemming 'Water' in de bestemmingsomschrijving toe te voegen dat de gronden zijn bestemd voor 'vlonders ten behoeve van het wonen'.

Een ander aspect betreft de aanduiding van het wijkwinkelcentrum in het bestemmingsplan. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is het wijkwinkelcentrum aangeduid als 'Gemengd'. In de regels is bepaald dat er in de bestemming Gemengd twee aanduidingen voorkomen, namelijk aanduiding 'Gemengd' en 'Gemengd-1'. De aanduiding 'Gemengd' komt voor in de bestemming 'Wonen-4' aan de Waterdreef. De aanduiding 'Gemengd-1' had opgenomen moeten worden op het winkelcentrum. Dat wordt nu hersteld in het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0010.png"

Verbeelding bestemmingsplan "Nieuwland" vastgesteld op 1 maart 2016

17. Koedijkerweg 14 en 24

De gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' (9 december 2014 vastgesteld) en zijn bestemd als 'agrarisch'. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven dat de panden cultuurhistorische waarde hebben, doch dit is niet vertaald naar de regels en verbeelding. Daar ontbreekt de regeling en aanduiding voor cultuurhistorische waarden. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld. De cultuurhistorische waarden zijn beschreven in Bijlage 6 Cultuurhistorische waarden .

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0011.png"

uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"

18. Aanpassingen BP Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

Op het digitaal raadpleegbare bestemmingsplan is een verkeerde verwijzing opgenomen naar de 'Milieuzone - zones Wet milieubeheer'. Er is een verwijzing opgenomen naar artikellid 47.3. Dit moet zijn artikellid 47.4. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0012.png"

uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen"

Verder is geconstateerd dat in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' geen goede regeling is opgenomen voor reclame-uitingen op het dak van gebouwen. De hoogte van 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mag maximaal 10 m bedragen. Indien reclameuitingen op een gebouw worden geplaatst wordt al snel hoger gebouwd. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dit hersteld door een regeling op te nemen voor reclameuitingen op het dak van gebouwen.

24. Staat van Bedrijfsactiviteiten in BP Maatweg

In de bestemming 'Bedrijf' in BP Maatweg is niet opgenomen dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan tot en met categorie 3. Verder ontbreekt in de bijlage bij de regels een Staat van Bedrijfsactiviteiten en in de bestemming 'Bedrijf' een verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In de toelichting van bestemmingsplan Maatweg is in paragraaf 6.2.1 aangegeven dat de bedrijven zijn toegestaan in categorie 1, 2 en 3 en is verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de regels. Verder is in de toelichting aangegeven dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven in hogere categorieën zijn weggelaten omdat deze voor het bestemmingsplan niet relevant zijn. Dat geldt ook voor categorieën als landbouw, zeevaart, detailhandel en kantoren. In dit veegplan wordt dit hersteld zodat de regels overeenkomen met hetgeen in de toelichting is aangegeven.

26. BP Hooglanderveen en Vathorst

In de Algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 49.1 van bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap' genoemd. Deze bestemming komt niet voor in dat bestemmingsplan. Het dient 'Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing' te zijn. De regels worden op dit punt aangepast.

Verder is aan de Blaak van Zierikzee, zoals op onderstaande afbeelding aangegeven, geen bouwhoogte opgenomen. Er dient een bouwhoogte van maximaal 12 m opgenomen te worden. In het onderhavige bestemmingsplan wordt dat hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0013.png"

Uitsnede bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst

33. Omgevingsvergunning Stationsstraat 12-1

Op 5 februari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het gebruik van gronden ten behoeve van een parkeerterrein aan Stationsstraat 12-1.Het aanleggen van 7 parkeerplaatsen is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'CSG-Zuid'. de parkeerplaatsen worden opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0014.png"

Locatie plangebied project

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0015.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Centraal Stadsgebied-zuid'

39. Parkeernormen bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.

In de regels van het bestemmingsplan Park Randenbroek e.o. wordt op verschillende plaatsen verwezen naar de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009. Die Nota is laatstelijk in 2014 (23 september) door de gemeenteraad bijgesteld. Om te bereiken dat bij aanvragen ook aan het meest actuele parkeerbeleid van de gemeente wordt getoetst, wordt in de regels niet langer verwezen naar de Nota Parkeernormen 2009 d.d. 27 januari 2007, maar naar de Nota Parkeernormen, zoals deze geldt op het moment dat een aanvraag wordt ingediend. Indien in die Nota wijzigingen in optreden, wordt daarmee dan ook bij de toetsing rekening gehouden. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een (dynamische) verwijzing in de regels van het bestemmingsplan naar de geldende parkeernormen aanvaardbaar is en dat ook een wijziging van die parkeernormen los van het bestemmingsplan mogelijk is.

 

Het bestemmingsplan bevat op verschillende plaatsen nog de regel om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de Nota Parkeernomen d.d. 27 januari 2009. Op die wijze kunnen bij de voorkomende aanvragen om een omgevingsvergunning de meest actuele parkeernormen worden gehanteerd. Nu echter in de relevante regels van het bestemmingsplan een (dynamische) verwijzing wordt opgenomen naar de Nota Parkeernomen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, kunnen die afwijkingsregels worden verwijderd.

Artikel 25.3 kan worden geschrapt omdat in de verschillende bestemmingsregels al wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen. Bovendien worden de afmetingen van parkeerplaatsen geregeld in de Bouwverordening Amersfoort en de herziene NEN2443.  

Met deze wijziging geldt voor het voorzien in voldoende parkeergelegenheid de Nota Parkeernormen zoals die van toepassing is ten tijde van de ontvangst van de aanvraag. Daarmee is dus de versie van de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009 niet meer toetsingskader bij aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze Nota kan daarom uit de bijlagen bij de regels (bijlage 5) worden verwijderd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling is een beschrijving van het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid. Een uitzondering wordt gemaakt voor archeologie. De planologisch juridische regeling voor archeologische verwachtingswaarde wordt voor het hele grondgebied van de gemeente gewijzigd. In paragraaf 3.1 is het beleidskader voor archeologie beschreven.

3.1 Archeologie

De Archeologische beleidskaart van de gemeente Amersfoort (augustus 2010) geeft inzicht in de te beschermen gebieden waar zekerheid van vondsten het grootst is. Daarnaast geeft de kaart inzicht in gebieden met archeologische verwachtingen. De kaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet wordt in bestemmingsplannen (door middel van een dubbelbestemming) een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten opgenomen. In dit veegplan wordt (in locatie 9) voor de gehele gemeente in een keer archeologie geregeld.

Er is onderscheid gemaakt in archeologisch waardevol verwachtingsgebieden van hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Bij bodemingrepen groter dan 100 m2, 500 m2 respectievelijk 10.000 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Die verplichting wordt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn er archeologisch waardevolle gebieden met hoge archeologische waarde. In deze gebieden dient bij bodemingrepen van elk oppervlak die dieper zijn dan 30 cm beneden maaiveld vooraf archeologisch onderzoek verricht te worden.

Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Momenteel is er een nieuwe archeologische beleidskaart in voorbereiding. Daarin worden bepaalde gebieden uitgebreid of verminderd waardoor de bescherming toe of af dient te nemen. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de begrenzing van archeologische gebieden te kunnen wijzigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0016.png"

Archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00138-0301_0017.png"

Legenda archeologische beleidskaart gemeente Amersfoort

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het herstellen van fouten in bestaande bestemmingsplannen, welke niet of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Verder wordt voor de hele gemeente de regeling voor archeologie en bedrijf aan huis herzien. Het onderhavige bestemmingsplan grijpt dan ook niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen is opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich slechts op enkele onderdelen die voor bepaalde locaties van toepassing zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende aangetoond.

4.2 Cultuurhistorie

Voor de locaties Koedijkerweg 14 en 24 (locatie 17), gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' wordt een regeling opgenomen voor cultuurhistorische waarden van panden. In de toelichting van bp 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is hier het volgende voor opgenomen.

Ontstaansgeschiedenis

Voordat het gebied De Wieken aan het eind van de 20ste eeuw werd aangelegd bestond het gebied uit weiland. De smalle kavels waren op de hoger gelegen wegen (Lageweg en Hogeweg) georiënteerd. Langs deze wegen bevond zich een aantal verspreid gelegen boerderijen.

Waardevolle bebouwing

Binnen het gebied De Wieken bevindt zich een rijksmonument, een gemeentelijk monument (in voorbereiding) en een aantal waardevolle panden.

  • Koedijkerweg 14 - boerderij (W) ca. 1915

Eenvoudige boerderij met afgewolfd rieten zadeldak, waarbij de boogvelden boven de vensters van ontlastingsbogen zijn voorzien. De voorgevel wordt bepaald door een bewerkte daklijst.

Rechts van de boerderij, en ermee verbonden met een tussenlid, een zomerboerderij. Deze zomerboerderij is op een rechthoekige plattegrond, met voor- en achterhuis gedeelte, opgetrokken in metselwerk en voorzien van een wolfdak.

  • Koedijkerweg 24 - boerderij (W) ca. 1915 en doorrijschuur (1896)

Deze boerderij heeft een monumentale voorgevel met twee gekoppelde vensters met kepervormige ontlastingsbogen op de eerste verdieping.

Rechts en evenwijdig aan de boerderij staat een doorrijschuur. De schuur toont met name door de constructie en het gesloten dakvlak veel overeenkomsten met de historische kwaliteiten van het hoofdgebouw en is, mede door de ensemblewaarde van cultuurhistorische waarde.

In Bijlage 6 Cultuurhistorische waarden is een beschrijving opgenomen van de cultuurhistorische waarde van de panden Koedijkerweg 14 en 24.

 

4.3 Bedrijven- en milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

4.3.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het plangebied komen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.

4.4 Archeologie

De beleidsaspecten voor archeologie en de gevolgen voor het onderhavige plangebied zijn beschreven in paragraaf 3.1 Archeologie.

 

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

5.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

5.1.3 Principe-opzet plangebied

In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:

Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.

Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.

5.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.

Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.

Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.

5.2 Dit bestemmingsplan

Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

Veegplan

In dit bestemmingsplan worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld en een eenduidige regeling voor de hele gemeente opgenomen voor archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels, het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding.

Het voorliggende bestemmingsplan is voor een deel een zogenoemd 'paraplubestemingsplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien en waarbij het onderliggende bestemmingsplan grotendeels van kracht blijft. Zo'n plan biedt dus de mogelijkheid om in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp, in dit geval over archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Voordeel is dat met de vaststelling van dit plan de wijze waarop met archeologie en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt omgegaan voor de gehele gemeente volgens dezelfde systematiek is vastgelegd.

Voor een ander deel is dit veegplan een partiele herziening. Dat wil zeggen dat van een bepaald bestemmingsplan slechts een of enkele onderdelen worden herzien. Voor het overige blijft dat betreffende bestemmingsplan van kracht. De inleidende regels (hoofdstuk 1 regels) en de algemene regels (hoofdstuk 3 regels) van dat betreffende bestemmingsplan blijven van kracht.

5.2.1 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht. Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.

Dubbelbestemmingen Waarde - archeologie categorie 1 t/m 4
Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', 'Waarde - archeologie categorie 2', 'Waarde - archeologie categorie 3' en 'Waarde - archeologie categorie 4'. De dubbelbestemmingen zijn hieronder nader beschreven. De bijbehorende regeling vervangt de regelingen in vigerende plannen. Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals bedrijventerrein, wonen, verkeer) gelden.

In de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (oude aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een aanlegvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

verwachtingswaarde   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   dubbelbestemming  
gebieden met een hoge archeologische waarde   dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie categorie 1  
gebieden met een hoge archeologische verwachting   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie categorie 2  
gebieden met een middelhoge archeologische verwachting   groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie categorie 3  
gebieden met een lage archeologische verwachting   groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie categorie 4  

Enkelbestemmingen

5.2.1.1 Agrarisch

Deze bestemming heeft betrekking op locatie 17 en betreft een toevoeging van de aanduiding cultuurhistorische waarden in de bestemmingsomschrijving van de bestemming Agrarisch in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'. In de toelichting van het bestemmingsplan was reeds aangegeven dat de panden Koedijkerweg 14 en 24 cultuurhistorische waarden hebben, doch dit was niet vertaald in de regels van het plan.

5.2.1.2 Bedrijf

Deze bestemming heeft betrekking op locatie 18 en 24. Locatie 18 heeft onder meer betrekking op het opnemen van een regeling voor reclameuitingen op gebouwen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'.

Locatie 24 betreft een reparatie van bestemmingsplan Maatweg, waarbij onder andere een Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegevoegd.

5.2.1.3 Bedrijventerrein - 1 t/m 7

Deze bestemming heeft betrekking op locatie 18 en de bestemming 'Bedrijventerrein - 4 eveneens op locatie 1. Locatie 18 heeft onder meer betrekking op het opnemen van een regeling voor reclameuitingen op gebouwen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' en het herstellen van een verwijzing in de regels. Locatie 1 heeft betrekking op het aanduiden van een bedrijfswoning aan Hoefseweg 3.

5.2.1.4 Centrum - 4

Deze bestemming heeft betrekking op het herstellen van enkele omissies in bestemmingsplan Binnenstad (locatie 7).

5.2.1.5 Cultuur en ontspanning - 1

Deze bestemming heeft betrekking op het herstellen van enkele omissies in bestemmingsplan Binnenstad (locatie 7).

5.2.1.6 Detailhandel

Deze bestemming heeft betrekking op de locaties 3 en 4. In locatie 3 wordt voor de Piet Klerkxs vestiging aan De Brand een aanduiding detailhandel op de verbeelding opgenomen. Locatie 4 heeft betrekking op een retailcomplex aan de Amsterdamseweg 37-39 waarvoor een aanduiding perifere detailhandel wordt opgenomen.

5.2.1.7 Gemengd

Deze bestemmingen hebben betrekking op locatie 16 en heeft betrekking op het opnemen van de aanduiding 'gemengd-1' op het wijkwinkelcentrum Nieuwland.

5.2.1.8 Tuin - 2

Deze bestemming heeft betrekking op locaties 7. Hier worden de regels van bestemmingsplan Binnenstad beperkt aangepast.

5.2.1.9 Water

Deze bestemming heeft betrekking op locatie 16 en ligt in bestemmingsplan Nieuwland, waar in de bestemming water vlonders worden toegestaan.

5.2.1.10 Gemengd - uit te werken

Deze bestemming heeft betrekking op locatie 33. Voor deze locatie wordt een eerder verleende omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.

5.2.1.11 Waarde - Archeologie categorie 1 t/m 4 (dubbelbestemming)

Het voorliggende plangebied is een gebied met een lage/middelhoge/hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" opgenomen.

Bouwen en/of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), is uitsluitend toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - nadat overleg heeft plaatsgevonden met een gemeentelijk archeoloog.

5.2.1.12 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan “Veegplan B 2017” betreft met name een aanpassing van een aantal bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd, fouten zijn hersteld en ontwikkelingen zijn meegenomen.

Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Er is hier geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro waarvoor een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.

Voor het opstellen van bestemmingsplannen is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

6.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen omdat het om een bestemmingsplanherziening gaat, waarvoor veelal al eerder een procedure is gevoerd of waarvan slechts beperkte onderdelen van een vigerend bestemmingsplan vanwege omissies in dat plan worden herzien.Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan en geen inloopbijeenkomst wordt gehouden.

6.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

P.M.

6.3.4 Reacties uit het vooroverleg

In eerste instantie is het concept ontwerp Veegplan 2017 opgesteld als één bestemmingsplan en is in het vooroverleg gebracht en naar Rijkswaterstaat en de Gasunie gestuurd. Later zijn er om technische redenen twee veegplannen van gemaakt: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. De locaties waar met name om een reactie is gevraagd van de vooroverlegpartners vallen in Veegplan A 2017.

6.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 juni 2017 tot en met 27 juli 2017 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er vijf zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan Veegplan B 2017. In de zienswijzennota Ontwerp bestemmingsplan Veegplan B 2017 zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijzen geven aanleiding tot een aantal geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen staan weergegeven in hoofdstuk 3 van de zienswijzennota.

6.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.