Plan: | Buitengebied West - partiële herziening gastransportleiding en geluidzone' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00106-0301 |
De Gasunie Transport Services B.V. heeft een verzoek ingediend om het bestemmingsplan Buitengebied West partieel te herzien. Als gevolg van de aankomende verbreding van de Rijksweg A1, is het noodzakelijk om de afsluiterschema's te combineren en de doorgaande gastransportleiding W-500-01, die nabij de rijksweg A1 ligt, te verleggen. Door het combineren van de schema's worden de aftakkende leidingen W-500-05 en W-500-22 ook deels verlegd. De nieuw aan te leggen gastransportleidingen en afsluiterschema's kunnen niet binnen het geldende bestemmingsplan uitgevoerd worden.
Deze voorliggende herziening is gelijk ook aanleiding om een eerder gemaakte omissie te herstellen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied West' is abusievelijk de geluidzone van bedrijventerrein Isselt vervallen van verbeelding. Dit wordt nu gerepareerd door het alsnog opnemen van deze geluidzone.
Buitengebied West
Buitengebied West is het agrarische gebied gelegen ten westen van Amersfoort Noord. Dit gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Rijksweg A1, aan de oostzijde door de Bunschoterstraat, in het zuiden door de rivier de Eem en in het westen door de gemeentegrenzen van Soest en Baarn.
Plangebied herziening
Het plangebied van deze partiële herziening betreft twee delen van dit gebied. Enerzijds de gronden in het noorden van het gebied, parallel aan de Rijksweg A1 in verband met de verlegging van de gastransportleiding en de afsluiterschema's. Anderzijds de gronden aan de zuidkant van het gebied in verband met het opnemen van de geluidzone van het industrieterrein Isselt.
Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'
In het noordelijk deel van het Buitengebied west ligt momenteel een gastransportleiding. Het gaat om een leiding met een diameter van 30 centimeter, gelegen onder het maaiveld. Deze leiding ligt parallel aan de Rijksweg A1. Vlak voor de kruising met de Neerzeldertseweg buigt de leiding af, gaat een stukje langs de Neerzeldertseweg en buigt daarna zuidelijk af door het agrarische gebied.
Bedrijventerrein Isselt is een gezoneerd bedrijventerrein. De ligging van deze zone is in groen weergegeven in de navolgende afbeelding.
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde 'grote lawaaimakers' moet op grond van art. 40 van de Wet geluidhinder een geluidzone worden vastgesteld. Grote lawaaimakers zijn inrichtingen die benoemd zijn in bijlage 1, onderdeel D, van het 'besluit omgevingsrecht". In de geluidzone gelden regels voor nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer moet worden voorkomen dat als gevolg van de geluidemissie van de bedrijven gezamenlijk de geluidbelasting buiten de zone hoger wordt dan de voorkeurswaarde. Binnen de zone moeten zo nodig maatregelen worden getroffen. De voorkeurswaarde bedraagt 50 dB(A) (etmaalwaarde), de uiterste grenswaarde bedraagt 55 of 60 dB(A) (etmaalwaarde), afhankelijk van de situatie.
Op Industrieterrein Isselt zijn meerdere grote lawaaimakers gevestigd en nieuwe grote lawaaimakers zijn niet uitgesloten. Rondom het industrieterrein is dan ook een geluidzone getrokken. De geluidscontour van 50 dB(A) mag de grens van de geluidzone niet overschrijden. Fictief kan worden berekend wanneer zich dat net niet voordoet. In die situatie weet men dan ook waar precies de 55 dB(A)– en 60 dB(A)-contouren liggen. Binnen deze twee zones, voor zover gelegen binnen het plangebied, mogen geluidgevoelige bestemmingen alleen gebouwd worden als, via een door burgemeester en wethouders te nemen ontheffingsbesluit Wet geluidhinder, de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan de toegelaten maximale grenswaarden. Daarbij moet wel worden voldaan aan nadere randvoorwaarden uit het gemeentelijke geluidhinderbeleid.
De geluidzone van Isselt beslaat een klein deel van het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied West. Het gaat om het gedeelte in het zuidoosten, begrensd door de Coelhorsterweg (noord), Bunschoterstraat (oost), de Eem (zuid) en landgoed Coelhorst (west). De navolgende afbeelding laat dit zien.
Geluidzone Isselt in Buitengebied West
In vorenstaande afbeelding is de bestaande gastransportleiding aangegeven met een rode lijn en de nieuwe leiding met een blauwe lijn. Over een afstand van circa 2 kilometer dient de leiding verlegd te worden. De leiding verschuift in zuidelijke richting en komt top een grotere afstand te liggen van de Rijksweg A1. Daarmee wordt voldoende ruimte gecreëerd voor de verbreding van de rijksweg.
Nu de leiding wordt verlegd, wijzigen ook de afsluiterschema's. Dit is met de roze aangegeven op navolgende afbeelding (de rode lijn is de bestaande leiding).
Voor het verleggen van het leidingschema en delen van de gasleiding, zullen 25 populieren in de berm van de A1 gekapt moeten worden. Omdat ter plaatse van een aantal bomen niet wordt gegraven, kan het project gerealiseerd worden zonder de kap van deze bomen. Uit het oogpunt van beheer is het echter ongewenst dat zich in de directe nabijheid van gasleidingen bomen bevinden. De kans op beschadiging door boomwortels is groot. Dit maakt dat deze bomen in de beheerfase eveneens gekapt zullen worden.
De vastgestelde geluidzone rondom het industrieterrein Isselt wordt met deze planherziening alsnog op de verbeelding weergegeven. In de afbeelding gaat het dan om het rood omlijnde gebied. Voor dit gebied wordt in het regels juridisch vastgelegd dat hier binnen geen geluidsgevoelige bebouwing mag worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A).
Op 20 december 2011 heeft de gemeenteraad van Amersfoort het bestemmingsplan 'Buitengebied West vastgesteld.
Het bestemmingsplan Buitengebied West kent de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' toe aan de in het plangebied aanwezige gastransportleidingen. Met deze bestemming wordt voorkomen dat ter plaatse of in nabijheid van de leidingen wordt gebouwd. Wanneer hier toch bebouwing gewenst is, is dit mogelijk met gebruikmaking van een vrijstellingsbevoegdheid. Daarbij wordt getoetst of het betreffende bouwwerk de leiding niet in gevaar brengt. Dit kan uiteraard niet zonder het inwinnen van advies bij de betreffende leidingbeheerder.
Het verleggen van de leiding met bijbehorende schema's past niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Om hieraan medewerking te verlenen dient het bestemmingsplan herzien te worden. Gelet op het ondergeschikte karakter van deze herziening afgezet tegen het algemeen belang van de verbreding van de rijksweg A1, bestaat er geen aanleiding om niet mee te werken.
De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de dubbelbestemming wordt aangepast aan de gewijzigde situatie. Daarbij wordt de toelichting aangevuld met de ruimtelijke onderbouwing. De bescherming van de leiding die in de geldende regels verankerd is, blijft onverkort van toepassing. Dit laatste geldt ook voor de ter plaatste geldende primaire bestemmingen.
In de toelichting van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied West staat in paragraaf 2.3.4 'Bedrijven en voorzieningen' vermeld dat het bedrijventerrein Isselt een gezoneerd terrein is. Wat dit betekent staat beschreven in 1.3.2.
Eveneens geeft de bestemmingsplantoelichting aan dat de geluidzone van Isselt aangeven moet worden op de verbeelding en in de regels. Daarbij gaat het om het vastleggen van de beperkingen die deze zone heeft op de ontwikkelingen in het gebied.
Ondanks de intentie is dit laatste is helaas niet gebeurd en dient alsnog te gebeuren.
Aangezien het hier gaat om het herstellen van een omissie (rectificatie) is sprake van een ondergeschikte aanpassing. In de praktijk wordt zowel bij de ontwikkelingen in de Isselt als in het buitengebied, al rekening gehouden met de aanwezigheid van deze zone.
Deze voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied West, betreft een wijziging van de verbeelding voor zover het gaat om het verleggen de gastransportleiding met afsluiterschema's en het aanduiden van de geluidzone Isselt. Verder worden de regels aangevuld zodat de beperkingen van de geluidszone juridisch verankerd zijn. Binnen het Buitengebied West vinden geen wijziging plaats van het geldende beleid, de bestemmingen of de regelgeving. De toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied West blijft dan ook ongewijzigd van kracht. Deze is te vinden door te klikken op de volgende link.
De paragrafen in dit hoofdstuk dienen gezien te worden als een aanvulling op de geldende toelichting. Alleen de onderdelen die relevant zijn voor de voorliggende herziening worden hier beschreven.
De gastransportleiding met afsluiterschema's bevindt zich in het landelijk gebied van Amersfoort dat getypeerd wordt als slagenlandschap. Kenmerkend voor dit landschapstype is een rechte ontginningsas waaraan boerderijen liggen. Veel van de oude boerderijen liggen op terpen. Door het ontbreken van bomen langs de perceelsafscheidingen en wegen heeft het gebied een zeer weids en open karakter.
In het kader van de Flora- en faunawet is met een quickscan onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten (Ruimte voor Advies, december 2014). Deze quickscan maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van deze toelichting.
Gastransportleiding
Uit de quickscan blijkt het verleggen van de gastransportleiding een verstorende invloed kan hebben op vleermuizen, broedvogels zonder vaste nestplaats, amfibieën en vissen. Gezien de relatief grote schaal van het project en het feit dat meerdere zeer streng beschermde soorten in het gebied voorkomen, wordt geadviseerd om voor het project een ontheffing aan te vragen.
Geadviseerd wordt om in te zetten op een degelijk mitigatie- en compensatieplan dat de betrokken soorten zoveel mogelijk ontziet. Daarbij wordt eveneens geadviseerd het mitigatieplan ter goedkeuring voor te leggen bij de bevoegde instanties. Aandacht moet uitgaan naar maatregelen die voor aanvang van het voortplantingsseizoen te nemen zijn.
Afsluiterschema's
Voor wat betreft het verleggen van de afsluiterschema's wordt geconcludeerd dat dit een verstorende invloed kan hebben op broedvogels zonder vaste nestplaats, op foeragerende vleermuizen en op strikter beschermde vissoorten.
Vanwege de vleermuizen dient van half maart tot half oktober felle verlichting van de werkplaats 's nachts voorkomen dan wel afgeschermd te worden van de omgeving wat betreft de wetering.
In verband met het broedseizoen van weidevogels, dient de uitvoering buiten de periode 1 maart - half juli plaats te vinden. Is dit niet mogelijk dan dienen voor eind februari vogelwerende voorzieningen te worden geplaatst. Het talud van de wetering moet kort gehouden worden om broedgevallen van watervogels te vermijden. De kap van bomen mag niet plaatsvinden in het broedseizoen (half maart - half juli).
In de wetering of het natte talud kunnen in de periode maart - augustus geen werkzaamheden plaat te vinden zonder dat daarvoor een ontheffing is verleend. Voor de werkzaamheden dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.
Kleine Zwaan
“Het gebied buitengebied west vertegenwoordigt een belang als foerageergebied voor de kleine zwaan'. Het voorkomen van de kleine zwaan is beperkt tot het winterhalfjaar. In deze periode wordt niet aan gasleidingen gewerkt en is verstoring van de kleine zwaan uit te sluiten.
Kap van bomen
De kap van bomen kan een verstorende invloed hebben op broedvogels zonder vaste nestplaats, op een vaste nestplaats van de buizerd en op foeragerende vleermuizen. Deze bomen mogen niet zonder meer gekapt worden. Bij het ontbreken van alternatieven dient een ontheffing te worden aangevraagd inclusief een mitigatieplan.
De effecten kunnen voor een groot deel voorkomen worden door een juiste planning en door de wijze van uitvoering. Dit geldt niet voor de instandhouding van het buizerdnest, compensatie is vrijwel niet mogelijk. Er is wel een gegronde reden voor de kap van de bomen.
Wanneer bij de voorbereiding en uitvoering rekening gehouden wordt met hetgeen hiervoor is beschreven en er sprake is van een degelijk mitigatie- en compensatieplan, is de verwachting dat de benodigde ontheffingen verleend worden. Ondanks dat het Buizerdnest niet gehandhaafd kan blijven en ook niet gecompenseerd kan worden, is ook dit geen belemmering. De bomen dienen gekapt te worden in het belang van de openbare veiligheid, een aspect dat zwaarder weegt dan het individuele belang van de buizerd. Op het punt van natuur en landschap mag dan ook geconcludeerd worden dat dit geen belemmering vormt voor de uitvoering van de voorliggende planherziening.
Ter plaatste van de locatie van de beoogde gastransportleiding en afsluiterschema's geldt volgens het bestemmingsplan Buitengebied West een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Het betreft een gebied met een lage archeologische verwachting. Aangezien het hier gaat om een ingreep in de bodem dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 10.000m², is op grond van de bestemming archeologisch onderzoek vereist.
In dit kader heeft het adviesbureau Archeomedia op de locatie van zowel de beoogde gastransportleiding als die van de afsluiterschema's onderzoek verricht. Het betreft bureauonderzoek aangevuld met controleboringen. Deze onderzoeken maken als Bijlage 2 en Bijlage 3 onderdeel uit van deze toelichting.
Geconcludeerd wordt dat de resultaten van het bureauonderzoek geen aanleiding geven tot aanpassingen in de voorgenomen verlegging van de gastransportleiding of die van de afsluiterschema's. De resultaten van de controleboringen laten zien dat het doen van een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In verband met het verleggen van de gastransportleiding en de afsluiterschema's is door DNV GL een risicoanalyse uitgevoerd waarin plaatsgebonden- (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) zijn uitgevoerd. De rapportage hiervan is als Bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.
Geconcludeerd wordt dat het PR voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Er vind geen overschrijding plaats van de maatgevende norm voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar.
Het GR is zowel voor als na de verlegging kleiner dan de in het Besluit externe veiligheid buisleidingen gestelde oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Voor het GR geldt zowel voor de huidige als de toekomstige situatie dat er geen scenario bestaat met 10 of meer slachtoffers. Hierdoor is er in het kader van het Besluit externe veiligheid buisleidingen geen sprake van GR.
Verantwoording van het groepsrisico
Voor het bestemmingsplan moet een verantwoording van het groepsrisico van de buisleiding worden opgesteld. Zie hiervoor het navolgende artikel 12 van het Bevb. De antwoorden zijn cursief bij de desbetreffende artikelen gegeven.
Artikel 12
* Het derde lid van dit artikel luidt als volgt:
3. Het eerste lid, onderdelen c tot en met e, is niet van toepassing indien:
Advies Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
Op grond van artikel 12, lid 2 van het Bevb is de VRU om advies gevraagd over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. De Vru concludeert het volgende:
De toelichting bij het bestemmingsplan geeft aan dat het verleggen van de gastransportleiding en de afsluiterschema's geen belemmeringen op wat levert betreft externe veiligheid. Deze conclusie kan eveneens getrokken worden voor de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Eventuele rampscenario's die zich zouden kunnen voordoen in de gerealiseerde situatie zijn niet wezenlijk veranderd. Het betreft een fakkelbrand. Door bijvoorbeeld graafwerkzaamheden
Zou een breuk in een hogedruk in een aardgasleiding kunnen ontstaan. De leidingbeheerder sluit in dat geval de leiding af. Het aardgas stroomt onder hoge druk uit de leiding en kan ontsteken. De fakkel die dan ontstaat blijft branden tot de leiding leeg is. Het effect van een fakkelbrand is hittestraling en geluid. Vooral het effect van hittestraling kan slachtoffers, schade en brand veroorzaken. Hittestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en het schadebeeld. Aangezien er geen gebouwen, behalve het tankstation, in de directe omgeving staan zal het aantal slachtoffers beperkt blijven omdat in geval van een calamiteit de snelweg afgesloten zal worden. Hoewel er brand bij het tankstation kan ontstaan, zal dit naar alle waarschijnlijkheid niet tot een ramp leiden aangezien de brandstoftanks alle ondergronds geplaatst zijn.
Tijdens de graafwerkzaamheden voor het verleggen van de aardgasleiding is er een verhoogde kans op schade aan de HD aardgasleiding. Dit risico lijkt wellicht opportuun maar daar moet wel terdege rekening mee worden gehouden omdat zware graafmachines boven het bestaande tracé schade kunnen veroorzaken aan de dan nog onder druk staande leiding. Omdat een ramp in die periode niet uitgesloten kan worden adviseert de VRU om de speciale zorg hiervoor als eis op te nemen voor het uit te voeren werk.
Relatie met LPG tankstation
Langs de rijksweg A1 bevindt zich het LPG tankstation De Slaag. Het tankstation is niet meegenomen als bron in de berekening van het groepsrisico. De aanwezigheid van één of enkele personeelsleden daar zal echter geen andere resultaten opleveren (geen scenario met meer dan 10 slachtoffers).
Daarbij is het belangrijk op te merken dat conform de handreiking voor het groepsrisico bezoekers van het tankstation of op de openbare weg geen deel uit maken van het groepsrisico.
We beschouwen de gasleiding als een beperkt kwetsbaar object op grond van artikel 1, eerste lid onder i van het Bevi: objecten met een hoge infrastructurele waarde. Bij wijziging van dit object moet rekening gehouden worden met BEVI inrichtingen in de omgeving, in dit geval het tankstation. Dit heeft echter in dit geval geen gevolgen, omdat een onverhoopte calamiteit bij het LPG tankstation geen gevolgen heeft voor de gasleiding. De leidingen liggen immers onder de grond en een eventuele brandwolk boven de grond zal normaliter geen gevolgen voor de leiding hebben.
Cumulatie van risico's (tankstation en gastransportleiding)
Volgens de externe veiligheidsvoorschriften worden risico's niet gecumuleerd. Dus de risico's van de leiding voor de omgeving hoeven niet te worden opgeteld bij de risico's van het tankstation voor de omgeving.
Domino-effecten moeten wel worden meegenomen. Er zijn twee mogelijkheden:
DNV GL (voorheen DNV KEMA) heeft onderzoek gedaan naar beide situaties. Het rapport GCS 13.R.53909 is nog concept, maar de resultaten gebruiken wij alvast om te kijken of domino-effecten aan de orde kunnen zijn.
Uit DNV GL rapport GCS 13.R.53909 zijn de navolgende tabellen overgenomen:
Punt 1: falen van gastransportleiding
Tabel 14: Domino-effect vrije afstanden bij falen hogedrukgastransportleiding (cursieve waarden zijn op een conservatieve manier geïnterpoleerd).
Punt 2: falen van een opslagtank doet de aardgasleiding falen.
Tabel 13: Domino-effect vrije afstanden bij falen opslagvat.
Bij tankstation De Slaag is een ondergrondse opslagtank aanwezig. De afstand tussen de tank en de geplande ligging van de meest nabijgelegen gasleiding is ongeveer 80 meter. Hiermee is er geen kans op een dominoeffect.
Het verleggen van de gastransportleiding en de afsluiterschema's levert geen belemmeringen op wat betreft externe veiligheid. Het groepsrisico is hiervoor verantwoord.
Locaties met mogelijk stortmateriaal
Uit een oude kaart van Rijkswaterstaat blijkt dat het gebied waar de gastransportleiding komt te liggen, mogelijk is gebruikt om stortmateriaal kwijt te kunnen.
Een deel van het gebied is gedempt, maar hierbij was geen sprake van het gebruik van verontreinigde materialen. Dit blijkt uit het rapport 'Oriënterend bodemonderzoek Demping de Slaag (DAC-07159, 14-07-2008)' van AquaTerra-KuiperBurger.
De gastransportleiding heeft voor de bodem geen nadelige gevolgen omdat het geen volledig afgesloten geheel betreft. Voorafgaande aan de werkzaamheden wordt er nog een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Indien blijkt dat er een bodemverontreiniging in de grond wordt aangetroffen op de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt dat gesaneerd.
Saricon heeft een compleet vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (hierna: explosieven) en/of restanten daarvan (mei 2012). Het onderzoeksgebied betreft de A27 tussen Utrecht en Hilversum en de A1 tussen Hilversum en Amersfoort. Aanleiding voor dit historisch vooronderzoek zijn geplande grondwerkzaamheden in verband met wegverbreding. Dit onderzoek is als Bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting.
Uit dit onderzoekt blijkt dat wanneer de verlegde gastransportleiding en afsluiterschema's binnen het onderzoeksgebied blijven, er geen aanvullende onderzoeken nodig zijn. Uit het historisch vooronderzoek van Amersfoort uit 2013, gemaakt voor het hele grondgebied van de gemeente Amersfoort, blijkt echter dat het puntje in de hoek bij de Neerzeldertseweg/A1 nog net verdacht is op geschutsmunitie (zie afbeelding). Voor dit gedeelte is een nader onderzoek noodzakelijk.
Afbeelding: de uitsnede van de Bodembelastingkaart CE
T&A Survey BV heeft een aanvullende notitie geschreven op het al uitgevoerde historisch vooronderzoek van Saricon. Deze notitie heeft betrekking op het gedeelte van het plangebied dat als verdacht is aangemerkt op geschutsmunitie (incl. mortieren) en maakt als Bijlage 6 onderdeel uit van deze toelichting.
Geconcludeerd wordt dat de mogelijk aanwezige explosieven een risico kunnen vormen bij de geplande werkzaamheden indien er geen aanvullende maatregelen genomen worden. Het is dan ook noodzakelijk om opsporingsonderzoek uit te voeren in de vorm van een zogenaamd detectieonderzoek tot 1.5m-mv. Ter voorbereiding op dit onderzoek is een projectplan opgesteld en ter goedkeuring aangeboden. Uitvoering van het projectplan moet leiden tot een 'Verklaring Vrij van Explosieven' voordat de werkzaamheden uitgevoerd mogen worden.
Met het uitgevoerde vooronderzoek, de aanvullende notitie en uitvoering van een goedgekeurd projectplan is voldoende veilig gesteld dat de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van voorliggende herziening van het bestemmingsplan.
Het verleggen van de gastransportleiding valt onder de bepalingen van de Keur. De aan te leggen leiding kruist twee A- watergangen (de Achtereemlandse wetering en de Neerzeldertse wetering). De aan te leggen leiding valt niet binnen de vrijstellingen van art 3.2.19 'Algemene regel voor kabels en leidingen bij water'. Dit heeft te maken met de diameter van de leiding en de druk die op de leiding komt te staan.
Met het waterschap Vallei en Eem is overleg gevoerd over het grondwater ter plaatse van de nieuwe gastranportleiding. Voor het onttrekken en lozen van grondwater wordt een vergunning of melding aangevraagd. Dit geldt ook voor het werken in en het kruisen van de watergangen. Voor de waterbergingscapaciteit in het plangebied heeft het verleggen van de gastransportleiding geen nadelige invloed.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied West - Partiële herziening Gastransportleiding en Geluidzone' bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en wordt vergezeld van deze toelichting.
Op de verbeelding wordt de bestemming van nieuwe gastransportleiding weergegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De geluidzone Isselt is op de verbeelding weergegeven als gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. De materiële inhoud van deze bestemming en aanduiding is opgenomen in de regels.
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied West' zijn onverkort van toepassing op het voorliggende plan, met dien verstande dat er aan hoofdstuk 3 'Algemene regels' een nieuw artikel 27 ' Algemene aanduidingsregels' wordt toegevoegd. Dit nieuwe artikel bevat bepalingen over de geluidzone Isselt.
De herziening bestaat uit 3 artikelen.
Voor de goede orde zijn de regels van de bestemming 'Leiding - Gas' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied West' als bijlage bij de regels van deze partiële herziening gevoegd.
Na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan "Buitengebied West - Partiële herziening Gastransportleiding en Geluidzone', krijgen de verbeelding en de regels hetzelfde rechtskarakter als de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied West'. Zij worden dan geacht daarvan deel uit te maken.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. In dit geval is geen sprake van een aangewezen bouwplan, zodat geen exploitatieplan vastgesteld hoeft te worden.
De verlegging van de gastransportleiding en afsluiterschema's komt volledig voor rekening van de initiatiefnemers. Ook alle bijbehorende onderzoeken zijn op hun initiatief en kosten uitgevoerd. De plan- en apparaatskosten worden op basis van de legesverordening bij de initiatiefnemer in rekening gebracht. Voor de gemeente zijn aan dit plan geen kosten verbonden. Het plan kan als financieel uitvoerbaar worden aangemerkt.
Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van het ter plaatse vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied West. Dit plan is vastgesteld door de raad op 20 december 2011. Over dit plan is overleg gevoerd met diverse instanties en bestond voor iedereen de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Er zijn destijds geen reacties ontvangen over de aanwezigheid van de gasleiding of de geluidzone Isselt. Met de betrokken grondeigenaren heeft initiatiefnemer overeenstemming bereikt over het verleggen van de leiding.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals die is bepaald in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. De verwachting is dat hiermee de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond wordt.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen ( 08-01 t/m 18-02-2015), waarbij iedereen de mogelijkheid heeft om een zienswijze over het plan kenbaar te maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De gemeenteraad heeft vervolgens op 17 maart 2015 besloten dit bestemmingsplan vast te stellen. Over dit besluit bestaat nog een mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van State.
Een bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).