direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00105-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Nieuwland" met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00105-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.12 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.15 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  • a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.16 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.17 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.31 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.32 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.33 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.34 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.37 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.38 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.39 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  • b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.40 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.41 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.42 distributieplanologisch onderzoek (dpo)

een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;

1.43 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.44 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.47 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.48 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.49 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.50 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.52 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.53 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.54 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.55 horeca van categorie 1:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.56 horeca van categiorie 2:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.57 horeca van categorie 3:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.58 horeca van categorie 4:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.59 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.60 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.61 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.62 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.63 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.64 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn

1.65 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.66 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.67 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.68 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.69 nevenassortiment

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.70 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.71 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.72 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.73 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.74 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.75 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.76 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.77 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.78 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.79 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.80 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.81 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.82 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.83 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.84 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.85 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.86 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.87 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.88 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.89 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.90 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.91 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.92 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.93 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.94 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.95 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.96 zorginstelling

instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en erven.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer zijn dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   8 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   8 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

 

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grondlaag voor de daarbij genoemde doeleinden:
    aanduiding   doeleinden  
    Gemengd   - maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, medische, sociaal-medische, openbare dienstverlening, alsmede opvang- en onderwijsvoorzieningen;
    - administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
    - bedrijven die in de bij deze regels behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging" zijn aangeduid als categorie 1.  
    Gemengd-1   - als Gemengd en bovendien:
    - algemene detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, bouwmarkten en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting
    - aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening;
    - horeca-1: horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons, fritures en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven;
    - horeca-2: horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals cafés, dancings, bowlingcentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven; op deze gronden zijn tevens horeca-1 bedrijven toegestaan.  
  • b. op de verdiepingen wonen;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen ter plaatse van de op de plankaart voorkomende specifieke bouwaanduiding “onderdoorgang” [sba-od];


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de op de plankaart voorkomende specifieke bouwaanduiding "onderdoorgang" [sba-od] mag op de begane grond niet worden gebouwd;
  • d. (half) ondergronds parkeren is toegestaan binnen de bestemming;

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   10 m  
reclame   4 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   10 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   10 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

4.3 Specifieke gebruiksregels

De bruto vloeroppervlakte ten behoeve van horeca-1 en horeca-2 mag niet meer bedragen dan 750 m².

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Toestaan andere categorie bedrijvigheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van bedrijven in een hogere categorie van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel andere bedrijven toestaan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", uitgave 2009.
  • b. Een bedrijf uit een milieucategorie toegestaan volgens de milieuzone kan niet worden toegelaten als de milieueffecten groter zijn dan de effecten van de toelaatbare milieucategorie voor deze milieuzone.

4.4.2 Gemengde doeleinden op eerste verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder b. ten behoeve van het gebruiken en inrichten van ruimten op de eerste verdieping voor gemengde doeleinden zoals genoemd in lid 4.1 onder a. mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap, waarbij de binnen de bestemming minimaal te handhaven oppervlakte aan oppervlaktewater is vastgesteld op 92.000 m²;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • f. vlonders ten behoeve van het wonen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening” (sz) tevens een speelvoorziening;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. ter plaatse van de op de plankaart voorkomende "specifieke bouwaanduiding - overbouwing” [sba-o] voor de doeleinden die in de aangrenzende bestemming zijn toegelaten;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

* Zie ook artikel 27: “Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden”.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

5.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m³;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties en geluidwerende voorzieningen en (beeldende) kunstwerken   10 m  
overbouwing [sba-o]   niet hoger dan aangrenzend bouwblok  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

5.3 Afwijken van de gebruiksregels
5.3.1 Toestaan speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder g, voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding “speelvoorziening” (sz) is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving.

5.3.2 Toestaan parkeervoorzieningen en wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 teneinde wegen en parkeervoorzieningen toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het ruimtelijk beeld van het openbaar (groen)gebied;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het gebruik van belendende percelen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunning voor voet- of fietspaden

Onverminderd het bepaalde in artikel 27 (“Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerken zijnde, of van werkzaamheden algemeen”) is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².

5.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld onder sublid 5.4.1 is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' (gz) uitsluitend medische voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van maatschappelijk - opvang en onderwijs' (sm-oo) uitsluitend opvang- onderwijsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'religie' (re) uitsluitend levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3" (h=3) is horeca van categorie 3 toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) is 'wonen' toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "kantoren'' (k) is administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening toegestaan;
  • h. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvanst van de aanvraag.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven met dien verstande dat de hoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen ten hoogste 3,5 meter bedraagt.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   10 m  
reclame   4 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   10 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   10 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 hogere erf- en terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.2, ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Toestaan ander soort maatschappelijke voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, ten behoeve van het toelaten van maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, medische, sociaal-medische, alsmede openbare dienstverlening ter plaatse van de aanduiding (oo), mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

6.4.2 Ondergeschikte detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, ten behoeve van het toelaten van detailhandel die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, die op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend, mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving hebben in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.

6.4.3 Overige afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • het straat- en bebouwingsbeeld,

    afwijken van:
  • a. lid 6.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwblok van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bergingen
    of fietsenstallingen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwblok;
    • 2. de goot- en/of boeiboordhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • b. lid 6.2.1, onder a, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwblok van gebouwen met de aanduiding (oo), met een oppervlakte van ten hoogste 300 m², mits voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • c. lid 6.2.1, onder c, ten behoeve van het bouwen van een extra bouwlaag op gebouwen met de aanduiding (oo), mits voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder.

Artikel 7 Sport

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport en dagrecreatie;
  • b. opvangvoorzieningen voor kinderen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - schietbaan" (ss-sb) is een ondergrondse schietbaan toegestaan;
  • d. horeca van categorie 3;
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, en groenvoorzieningen;


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

7.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, verlichtingselementen en antenne-installaties   15 m  
reclame   4 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
ballenvangers op sportterreinen   6 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening ter voorkoming van hinder en/of ter voorkoming van negatieve beinvloeding van de verkeersveiligheid en van mens en dier, nadere eisen stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten c.q. verlichtingselementen en andere lichtuitstralende elementen.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.1, onder a ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van bijgebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsenstallingen, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
  • b. de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450 ; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben.

7.4.2 Hogere erf- en terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.2, ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m , mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen, bergingen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

8.2.1 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerder met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

8.2.2 Bergingen in de voortuin

In voortuinen bij woningen mogen bergingen worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het is feitelijk onmogelijk om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 m;
  • c. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m², mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
  • e. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht.
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten, zoals vlaggenmasten, mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 8.2.3 :

  • a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 4 rijstroken, exclusief in- en uitvoegstroken (zie artikel 3.3.1. Bro);
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. bermen en groenvoorzieningen;
  • f. watergangen en -partijen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

* Zie ook artikel 27: “Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden”.

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   10 m  
reclame   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   10 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en - regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10 m  

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  • b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken (zie artikel 3.3.1. Bro);
  • c. voet- en fietspaden en pleinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. bermen- groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • g. waterpartijen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

* Zie ook artikel 27: “Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden”.

10.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   10 m  
reclame   4 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   10 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10 m  

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  • b. watergangen en -partijen,
  • c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  • d. overbouwingen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer;
  • e. ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het bestemmingsplan bestaande balkons boven water ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming.
11.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

12.2.1 Nutsvoorzieningen

Niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

12.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de garageboxen moeten plat worden afgedekt.
12.3 Specifieke gebruiksregels

12.3.1 Verboden bebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt mede verstaan het gebruik van garageboxen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen, aaneengebouwd, met de bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (let op: in paragraaf 5.2.1.8 van de toelichting op dit bestemmingsplan, wordt aandacht gevraagd voor het gebruik van (inpandige)garages bij woningen).

13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

13.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - opbouw toegestaan [sba-ot] is een opbouw toegestaan waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Het oorspronkelijke geschakelde karakter van de woningen blijft afleesbaar.
    • 2. De opbouw dient ondergeschikt te zijn aan de hoofdbebouwing (de hoofdvorm) door een terugliggende situering, ondergeschikte hoogte en afwijkende materialisering van de hoofdvorm;
    • 3. De opbouw aan de Nieuwlandsedreef 79 is trendsetter voor de overige woningen.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een
    kap.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd, met uitzondering van bestaande (ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van voorliggend bestemmingsplan) situaties gelegen aan de voorzijde;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping” [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat indien op de kaart een maximale hoogte staat aagegeven, de hoogte niet meer mag bedragen dan de aagegeven hoogte;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

13.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

13.2.4 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  

13.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 13.2.4 ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. sublid 13.2.1 onder b, ten behoeve van het bouwen tot een hoogte van 9 m, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking alleen van toepassing is op woningen zonder kap;
    • 2. het gebouwde boven de 7 m in oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
    • 3. het gebouwde boven de 7 m mag de volledige oppervlakte van de begane grond van de woning bedragen, uitsluitend wanneer bij de woning op de begane
      grond geen mogelijkheid bestaat tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken en waar in de oorspronkelijke situatie reeds een dakopbouw gerealiseerd is, en indien bij tenminste één andere woning in hetzelfde blok of van hetzelfde type in de directe omgeving bij de oorspronkelijke bebouwing over meer dan 2/3 van de oppervlakte van de begane grond van de woning is gerealiseerd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

13.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

13.6.1 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 13.5.1 genoemde voorwaarden.
13.6.2 Kamerverhuur

Burmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. twee-onder-één-kap woningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (let op: in paragraaf 5.2.1.8 van de toelichting op dit bestemmingsplan, wordt aandacht gevraagd voor het gebruik van (inpandige)garages bij woningen) ;

14.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

14.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een
    kap.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding “overkapping” [sba-o] een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

14.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

14.2.4 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  

14.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 14.4 ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. sublid 14.2.1 onder b, ten behoeve van het bouwen tot een hoogte van 9 m, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking alleen van toepassing is op woningen zonder kap;
    • 2. het gebouwde boven de 7 m in oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
    • 3. het gebouwde boven de 7 m mag de volledige oppervlakte van de begane grond van de woning bedragen, uitsluitend wanneer bij de woning op de begane
      grond geen mogelijkheid bestaat tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken en waar in de oorspronkelijke situatie reeds een dakopbouw gerealiseerd is, en indien bij tenminste één andere woning in hetzelfde blok of van hetzelfde type in de directe omgeving bij de oorspronkelijke bebouwing over meer dan 2/3 van de oppervlakte van de begane grond van de woning is gerealiseerd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

14.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 14.1 genoemde voorwaarden.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
14.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 15 Wonen - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag (let op: in paragraaf 5.2.1.8 van de toelichting op dit bestemmingsplan, wordt aandacht gevraagd voor het gebruik van (inpandige)garages bij woningen);

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

15.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een
    kap.

15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding “overkapping” een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
15.2.3 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de dakopbouwen mogen worden geplaatst op hoofdgebouwen bestaande uit maximaal 2 bouwlagen, plat afgedekt of afgedekt met een kap;
  • b. de dakopbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw, waarbij tenminste één zijde van de dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van één van de buitengevels van het hoofdgebouw;
  • c. de dakbouw mag geen nadelige invloed hebben op naastgelegen percelen als het gaat om privacy, licht en afstand;
  • d. de reeds gerealiseerde dakopbouwen zijn leidend in de beoordeling, waarbij onderscheid wordt gemaakt in tussenwoningen en hoekwoningen;
  • e. voor dakopbouwen waarbij de nok zich exact boven de oorspronkelijke nok van het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakhelling gelijk dient te zijn aan de oorsponkelijke dakhelling;
    • 2. de dakopbouw aan de voorzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en voorgevel;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal de helft van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. voor dakopbouwen waarbij de nok zich niet exact boven de oorspronkelijke nok van het het hoofdgebouw bevindt, geldt dat:
    • 1. de dakopbouw geplaatst dient te worden tussen de nok en de achtergevel van het hoofdgebouw;
    • 2. het dakvlak van de dakopbouw aan één zijde dient te bestaan uit de doortrekking van het oorspronkelijke voordakvlak en voor het overige uit een dakhelling evenwijdig aan de oorspronkelijke dakhelling;
    • 3. de dakopbouw aan de achterzijde van de woning maximaal tweederde van de diepte van het onderliggende dakvlak bedraagt, gemeten tussen nok en achtergevel;
    • 4. de maximale goothoogte van de dakopbouw gelijk is aan de oorspronkelijke nokhoogte van het hoofdgebouw.

15.2.4 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  

15.2.5 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 15.4 ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. sublid 15.2.1 onder b, ten behoeve van het bouwen tot een hoogte van 9 m, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking alleen van toepassing is op woningen zonder kap;
    • 2. het gebouwde boven de 7 m in oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2/3 deel van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
    • 3. het gebouwde boven de 7 m mag de volledige oppervlakte van de begane grond van de woning bedragen, uitsluitend wanneer bij de woning op de begane
      grond geen mogelijkheid bestaat tot het bouwen van bijbehorende bouwwerken en waar in de oorspronkelijke situatie reeds een dakopbouw gerealiseerd is, en indien bij tenminste één andere woning in hetzelfde blok of van hetzelfde type in de directe omgeving bij de oorspronkelijke bebouwing over meer dan 2/3 van de oppervlakte van de begane grond van de woning is gerealiseerd;
  • c. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4 kan slechts worden verleend mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. kleinschalige maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, sociaal medische, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, openbare dienstverlening ter plaatse van de boerderij 'Sneul' gelegen aan de De Rode Leeuw 11a toegestaan;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

15.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 15.1 genoemde voorwaarden.

Artikel 16 Wonen - 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen in gestapelde vorm met bijbehorende bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" (m) zijn op de begane grond maatschappelijke voorzieningen toegestaan in de vorm van onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" (gd) zijn op de begane grond gemengde doeleinden - 1 toegestaan, volgens artikel 4.1 onder a van deze regels;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

16.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend in gestapelde vorm worden gebouwd;
  • b. de woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer zijn dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. (half) ondergronds parkeren is toegestaan binnen de bestemming;
  • e. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. in uitzondering van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding “overkapping” een overkapping worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;

      b: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m² , vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m² ;

      c: In geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² en kleiner dan of gelijk aan 900 m² : 90 m² , vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:

      a: In geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;

      b: In geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;

      c: In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m² , met een maximum van 150 m² ;

      d: De gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a t/m c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
    • 3. Legale bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van dit plan en die niet voldoen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak;
  • h. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebopuwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.

16.2.3 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk voor een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

16.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 16.4, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 2. lid 16.2.1 onder b ten behoeve van het bouwen van liftschachten en ingangspartijen buiten het bouwvlak;
  • b. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. kleinschalige maatschappelijke voorzieningen in de vorm van educatieve, sociaal medische, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en openbare dienstverlening zijn toegestaan;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

16.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 16.1 onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder sublid 16.1 genoemde voorwaarden.

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

17.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

17.3 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  • a. hierdoor de veiligheid van de aardgastransportleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk ziijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld onder 17.6 onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een hoogspanningsverbinding.

18.2 Bouwregels
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
    drie bestaande hoogspanningsmasten van 40 m. ten behoeve van de bestemming "Leiding-Hoogspanningsverbinding" ;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting binnen 25 meter gemeten vanuit het hart van de hoogspanningszone.
18.5 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 18.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
18.6 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan en een toestemming van de beheerder van de leiding ontbreekt.

18.7 Procedure

Voor zij beslissen over een vergunning als bedoeld in 18.4, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies bij de beheerder van de betrokken leiding.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.

19.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan;t
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het onder a gestelde.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

20.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

20.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 20.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

20.2.3 Verlening vergunning
  • a. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 20.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of ;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

20.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
20.2.5 Weigering

De onder 20.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30cm.
20.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 20.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 20.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

20.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 20.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

20.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 20.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

20.3.5 Weigering

De onder 20.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

20.3.6 Uitzondering

Het in 20.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

21.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

21.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 21.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

21.2.3 Verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 21.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

21.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

n.b. in dit geval kan in de voorwaarden worden geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

21.2.5 Weigering

De onder 21.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
21.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 21.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 21.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

21.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 21.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

21.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 21.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

21.3.5 Weigering

De onder 21.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

21.3.6 Uitzondering

Het in 21.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie 4' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

22.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 22.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

22.2.3 Verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 22.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

22.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

n.b. in dit geval kan in de voorwaarden worden geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

22.2.5 Weigering

De onder 22.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m2:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.
22.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
22.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 22.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 22.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

22.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 22.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

22.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 22.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

22.3.5 Weigering

De onder 22.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

22.3.6 Uitzondering

Het in 22.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Maximale bouwhoogte

De hoogte van bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van voorliggend ontwerpbestemmingsplan Nieuwland, is de maximale bouwhoogte.

24.2 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden, waarbij bestaande - op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan - balkons en grotere overstekende daken en luifels in stand mogen blijven;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
26.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 26.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

26.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.2, 14.5.2 en 15.5.2, voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  • b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
  • d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
    • 1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
    • 2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
  • e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  • g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
    • 1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    • 2. de te treffen voorzieningen;
    • 3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
    • 4. het terugbrengen in oude staat van de bijbehorende bouwwerken ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie.

Artikel 27 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.1 Omgevingsvergunningplicht Leiding

Behoudens het bepaalde in lid 27.2, is het verboden ter plaats van de dubbelbestemming "Leiding - Riool" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het permanent opslaan van goederen;
  • d. aanleggen, vergraven, verruimen en/of dempen van watergangen, sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
  • g. het verwijderen, planten of aanbrengen van hoogopgaande en diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • h. het indrijven van voorwerpen.
27.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 27.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m².
27.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

27.4 Procedure
  • a. Voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de bestemming Leiding - Riool en vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
28.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Nieuwland”.