direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Gemeente

3.2.1.1 Inleiding

In Amersfoort wordt momenteel gewerkt aan meerdere herzieningen van bestemmingsplannen. Hiermee wordt de komende jaren zoveel mogelijk grondgebied binnen de gemeentegrenzen van een actuele bestemming voorzien en worden legesinkomsten veilig gesteld. Via een raadsinformatiebrief (RIB2012-03) is de raad geïnformeerd over de stand van zaken en de aanpak voor de komende periode tot 1 juli 2013. In deze RIB is aangekondigd dat in de periode 2012/2013 voor Vathorst een nieuw herzien bestemmingsplan ter besluitvorming aan de raad wordt voorgelegd. De herziening van het bestemmingsplan ‘Hooglanderveen’ staat voor 2015 gepland. Dit is naar voren gehaald en meegenomen in deze herziening.

3.2.1.2 Modelkeuze

In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie "Rol van de Raad in RO-procedures" (vastgesteld op 10 februari 2009). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure. Model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad aan toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Voor bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst is de procedure behorende bij model 2 voorgesteld. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd moeten worden, waarbij de bestaande situatie de basis vormt. Voor deze gebieden is het wenselijk dat de raad van te voren kaders vaststelt in de vorm van een startnotitie. Daarna kan het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Deze kenmerken zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst. Het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld voor een groot gebied dat geactualiseerd moet worden. De bestaande, feitelijke en planologische situatie en het geldend, vastgesteld beleid zijn daarbij uitgangspunt.

3.2.1.3 Startnotitie

Op 18 september 2012 heeft de raad de startnotitie voor het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' vastgesteld. In de startnotitie staat hoe het bestemmingsplan wordt aangepakt en zijn de belangrijkste uitgangspunten en aandachtspunten benoemd. Tevens is in de startnotie aangegeven dat het bestemmingsplan voldoet aan de criteria voor toepassing van model 2 (volgens de notitie Rol van de raad in ro-procedures, januari 2010). Dit houdt onder meer in dat er direct een ontwerpbestemmingsplan wordt gemaakt (en niet eerst een voorontwerp).

In de startnotitie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst:

  • Coalitieakkoord 2010 - 2014: bestemmingsplannen moeten worden geactualiseerd, meer ruimte laten aan burgers door globaler te bestemmen. Dit betekent voor Hooglanderveen en Vathorst een flexibele regeling op stellen die goed aansluit bij het gebied en voldoende kader biedt voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden zodat minimaal gebruik gemaakt hoeft te worden van aparte planologische procedures.
  • De geldende planologische situatie, bestaande uit de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en projectbesluiten worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen;
  • Vastgesteld beleid, waaronder het 'Beleid voor het afwijken van het bestemmingsplan' en de 'Woonvisie', wordt zoveel mogelijk verwerkt in het bestemmingsplan;
  • Er worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen. Alleen als hiervoor een overeenkomst is gesloten, het kostenverhaal verzekerd is en alle noodzakelijke onderzoeken op tijd zijn aangeleverd, kunnen kleinschalige ontwikkelingen meeliften in het nieuwe bestemmingsplan voor Hooglanderveen en Vathorst. In het andere geval wordt een zelfstandige planologische procedure gevoerd.

3.2.1.4 Structuurvisie Amersfoort (2009)

In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00066-0301_0011.jpg"


Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2009


Zoals op bovenstaande afbeelding is te zien kent het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan in de ruimtelijke hoofdstructuur van de structuurvisie drie typeringen:

  • Woongebieden; het gehele bebouwde (en nog te bebouwen) gebied in Hooglanderveen en Vathorst is getypeerd als woongebied.
  • Werkgebieden; het bedrijventerrein Vathorst is aangeduid als werkgebied. Dit bedrijventerrein is echter geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan maar wordt opgenomen in het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen".
  • Landelijk groen; Vathorst noord-west is aangeduid als landelijk groen.

Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe structuurvisie, de structuurvisie Amersfoort 2030. Hierin wordt een beeld gegeven van de ruimtelijke toekomst van de stad. Naar verwachting stelt de raad in 2013 de nieuwe structuurvisie vast.

3.2.1.5 Coalitieakkoord 2010-2014

In het college programma 2010-2014 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Centrale waarden zijn verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. Een van de kernthema's is veligheid & handhaving. Het verhogen van de betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers zijn de belangrijkste pijlers voor de komende jaren. Toezicht op en handhaving van allerhande regelgeving door de overheid, van bestemmingsplannen tot parkeren, zijn essentieel om het gevoel van rechtsorde te bestendigen en overtredend gedrag al bij voorbaat te ontmoedigen. Meer dan in voorgaande jaren wordt bezien of regelgeving kan worden verminderd.

Andere kernthema's zijn 'mobiliteit' en 'ruimtelijke ontwikkeling en projecten'. Mobiliteit is voor mensen individueel en voor de stad als geheel van vitaal belang. Het domein van ruimtelijke ontwikkelingen bevat diverse reguliere opgaven. Zo moeten de bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Met oog voor tegenstrijdige belangen wil het college meer ruimte laten aan burgers door globaler te bestemmen.

3.2.1.6 Woonvisie Amersfoort 2011-2020

Algemeen

In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Het is een van de
bouwstenen voor de structuurvisie waar vooral de ruimtelijke invulling een plek moet
krijgen. In de koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als ambitie vastgesteld
dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een duurzame, vitale stad met een
centrumfunctie voor de regio. De kracht van Amersfoort zit in de goede mix van
stedelijkheid en groene leefbare wijken, met een waardevol historisch centrum in een
groene omgeving.

Programma voor de stad

De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Alleen voor de grotere nieuwbouwlocaties omschrijven we de gewenste woonmilieus en geven richting aan de wijze waarop deze locaties worden ingevuld (woonmilieuprofiel). Hierin worden de randvoorwaarden voor de planontwikkeling meegegeven over de woningdichtheid,
functiemenging, parkeren, financiële doelgroepen en de openbare ruimte. Naast de
uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de
uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee versterken wij de positie als stedelijk hart van de regio.

Nieuwbouw in bestaande wijken

Voor andere delen van de stad en bij ontwikkelingen op kleinere locaties zal de nieuwbouw moeten passen binnen het daar aanwezige woonmilieu en ligt voor ons de focus op een zorgvuldig proces van de programmakeuze. Vanuit ons woonbeleid geven wij geen randvoorwaarden mee over het programma op kleine locaties (tot circa 30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de
ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en wij geven daarvoor alleen een procesvereiste mee.

Gebiedstype Netwerkstad

In de Woonvisie heeft het plangebied van voorliggend bestemmingsplan het gebiedstype Netwerkstad gekregen. De Netwerkstad betreft wijken die passen en functioneren binnen het stedelijk netwerk waar Amersfoort onderdeel van is. De Netwerkstad is een bij uitstek geplande stad. Centraal staan hier de gezinnen met kinderen en een optimale (automobiele) bereikbaarheid van woon- en werkplek en voorzieningen. Deze laatste twee liggen zowel binnen als buiten de grenzen van Amersfoort. In woonmilieutermen is in de Netwerkstad vooral het groenstedelijk woonmilieu te vinden. De kwetsbaarheid van deze wijken ligt op de lange termijn op de loer, wanneer het aandeel gezinnen met kinderen afneemt.

Vathorst

De Woonvisie streeft voor Vathorst naar hoogwaardig groenstedelijk wonen. Voor Vathorst geldt dat dit verder ontwikkeld moet worden als een wijk met een toekomstbestendige woonkwaliteit, met een eigen identitiet en hoogwaardige woonkwaliteit. Om dit te kunnen realiseren geldt de volgende aanpak :

  • er wordt ruimte geboden voor vraaggericht bouwen;
  • er worden randvoorwaarden gesteld voor kwaliteit (openbare ruimte, parkeergelegenheid, bereikbaarheid ect.);
  • particulier opdrachtgeverschap.

Bij deze aanpak vervult de gemeente diverse rollen: de regierol, de regelgever en de investeerder. Daarbij gebruikt zij de volgende instrumenten:

  • monitoring doelstellingen en uitvoering programma's;
  • bestemmingsplannen: randvoorwaarden voor ontwikkeling;
  • grondexploitatiewet;
  • grondpijzenbeleid;
  • openbare ruimte.

Hooglanderveen

Nieuwbouw in bestaande wijken, zoals onder andere Hooglanderveen, is maatwerk gericht op de behoefte in de buurt. Vanuit het woonbeleid gelden geen randvoorwaarden voor het programma op kleine locaties (tot circa 30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken wordt aan de ontwikkelende partijen gevraagd om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en de gemeente geeft daarvoor alleen een procesvereiste mee.

Alle nieuwbouwplannen in Amersfoort, dus ook de plannen in Hooglanderveen en Vathorst, worden getoetst door de Woonadviescommissie Amersfoort. De Woonadviescommissie toetst de ontwerpen van nieuwbouwwoningen en hun directe woonomgeving. Toegankelijkheid, veiligheid, bruikbaarheid, doelmatigheid, gezondheid, comfort en flexibiliteit in gebruik zijn kwaliteiten waarop wordt gelet. De Woonadviescvommissie toetst de plannen vanuit de optiek van toekomstige bewoners.

Uitgangspunt voor het ontwerp van woningen in Amersfoort zijn de Basiseisen voor de woningbouw en woonomgeving. Hierin staan eisen die als doel hebben dat alle woningen in Amersfoort goed toegankelijk zijn, praktisch goed bruikbaar en flexibel zijn. De Woonadviescommissie toetst of woningen voldoen aan de Basiseisen.

3.2.1.7 Huisvestingsverordening

In de raadsvergadering van 27 september 2011 is de Huisvestingsverordening 2011 vastgesteld. Deze verordening vertaalt het beleid van de woonvisie naar meer concrete regelgeving. Zo zijn in deze verordening onder andere regels over de verdeling van woonruimte, inschrijving woningzoekenden, urgent, kamerverhuur en splitsing opgenomen.

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur) van belang. De gemeenteraad wil onder voorwaarde de mogelijkheid bieden om een woning om te zetten in kamers en deze vervolgens te verhuren. De beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort" geven hiervoor toetsingscriteria (bijvoorbeeld over brandveiligheid, gezondheid, comfort, hygiëne en parkeren).

Bij kamerverhuur tot drie kamers wordt geen aanvullende parkeereis gesteld. Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is (op dit moment) 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur 's avonds en 's nachts namelijk niet boven de 90% komen.

In voorliggend bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamergewijze verhuur mogelijk te maken mits aan de beleidsregels wordt voldaan.

3.2.1.8 Visie Werklocaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld. In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

Kaart: Werklokaties Amersfoort 2010-2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00066-0301_0012.png"


Kantoren

Het beleid voor kantoren is er, gezien de huidige leegstand en grote planvoorraad (in vooral grote kantoren), op gericht geen nieuwe kantoorbestemmingen te maken. Onder de volgende voorwaarden is er aanleiding om een uitzondering te maken op deze regel:

  • Om in de behoefte aan kleinschalige kantoorruimte te kunnen voorzien, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak). In het buitengebied en op bedrijventerreinen maken we geen nieuwe bestemmingen voor zeer kleine kantoren. Bij initiatieven voor zeer kleine kantoren in andere delen van de stad gaan wij uit van maatwerk, waarbij vooral de ruimtelijke inpasbaarheid van belang is.
  • Vanwege de aantrekkelijkheid van het centrum, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor kleine kantoren (250 tot 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak) in het Stadshart. Bij eventuele nieuwe kantoorbestemmingen willen we voorwaarden stellen over flexibiliteit en duurzaamheid, en om leegstand te voorkomen is concrete interesse van eindgebruikers vereist.


Aangezien de kantorenmarkt momenteel niet goed is en er veel leegstand is, heeft de gemeenteraad van Amersfoort op 24 januari 2012 een besluit genomen over het versoepelen van de besluitvorming voor het wijzigen van de bestemming van leegstaande kantoorpanden. Voor een dergelijke wijziging is in veel gevallen (vanaf 1500 m2) herziening van het bestemmingsplan nodig of een Wabo-projectbesluit. Dit zijn procedures met een lange doorlooptijd die bij de gemeente begint. Deze procedures worden versoepeld door gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden op basis waarvan het besluit is genomen dat:

  • geen verklaring van geen bedenkingen is vereist (als bedoeld in artikel 6.5 derde lid Besluit omgevingsrecht en artikel 2.27 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);
  • de bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake grondexploitatie (als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening) te delegeren aan burgemeester en wethouders;
  • bij (mogelijke) bestemmingsplanprocedures voor de onder beslispunt 1 bedoelde gevallen zo mogelijk de coördinatieregeling toe te passen (als bedoeld in artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening).


Meer functiemenging en werkgelegenheid in wijken en gemengde gebieden

We zien de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’) en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij staan hier positief tegenover en zullen ruimhartig omgaan met functiemenging. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de Woonvisie.

Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet.

Regeling bedrijven en beroepen aan huis

Begin 2010 hebben zijn de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft. Om het woonkarakter in de directe omgeving te beschermen wordt wel een aantal voorwaarden gesteld (o.a. geen publieksgerichte activiteiten, geen grote reclameborden e.d.).

Geregeld dienen zich kleine en grotere initiatieven verspreid over de stad aan. Wij staan hier positief tegenover. Concrete initiatieven worden wel getoetst op onder andere de ruimtelijke inpasbaarheid, waarbij aspecten als parkeren, hinder voor de omgeving en stedenbouwkundige aspecten in de afweging worden betrokken.

3.2.1.9 Nota Detailhandel 2011

Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent dat het nieuwe toetsingskader wordt gebruikt. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.

Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.

Basiskeuzes voor beleid:

  • we optimaliseren de betaande detailhandelsstructuur;
  • we geven ruimte aan dynamiek en nieuwe initiatieven. We wijzen gebieden aan waar detailhandelsontwikkelingen kunnen plaatsvinden;
  • de gemeente stelt voorwaarden en geeft kaders waarbinnen ontwikkeling mogelijk is.



Algemeen toetsingskader
 
Toetsingswijze   Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, etc.  
Detailhandel buiten de detailhandelstructuur   Uitbreiding van het aantal winkelmeters is op deze locaties niet mogelijk, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers.

Winkels buiten de detailhandelsstructuur kunnen in bestaande omvang aanwezig blijven en ook opvolging door nieuwe ondernemers blijft mogelijk.  
Internetverkoop   Bij internetverkoop worden artikelen getoond op internet en wordt ook de transactie afgehandeld via internet. Als deze activiteiten op locatie plaatsvinden is er sprake van detailhandel. Het tonen van artikelen en afhandelen van de transactie is daarom niet toegestaan op een locatie zonder detailhandelsbestemming, omdat dat dat oneigenlijk concurrentie met detailhandel kan zijn.

Als internetverkoop plaatsvindt op een locatie met woonbestemming, geldt de regeling ‘Beroepen en bedrijven huis’. Het afhalen van artikelen is in dit geval ook uitgesloten, vanwege de verkeersaantrekkende werking die die de afhaalfunctie met zich meebrengt.  

3.2.1.10 Verkeer- en vervoerplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten. Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.

Parkeren

Het huidige parkeerbeleid is vastgelegd in:

  • Parkeerbeleidsplan 2005
  • Nota Parkeernormen Amersfoort 2009
  • Beleidsregels Toepassing Parkeernormen 2013
  • De parkeerverordeningen

3.2.1.11 Nota parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een omgevingsvergunning dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid', is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

3.2.1.12 Algemene verkeers- en vervoersaspecten

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de verkeers- en vervoersaspecten. Eerst wordt een aantal algemene aspecten en programma's beschreven, daarna een specifieke beschrijving van de bestaande situatie, en welke ontwikkelingen zich in Vathorst/Hooglanderveen voordoen op het gebied van verkeer en vervoer

Nieuw Verkeer en vervoerplan (VVP)

In 2013 wordt naar verwachting een nieuw VVP vastgesteld. De hoofdkeuzes richten zich op bewustwording, keuzevrijheid en het stimuleren van duurzame mobiliteit. Ook kiezen we voor een gebiedsgerichte uitwerking. Voor de bereikbaarheid willen we de fiets stimuleren, de autobereikbaarheid waarborgen, goede overstapvoorzieningen realiseren en beter gebruik maken van het spoor.

Programma VERDER

In de regionale samenwerking VERDER is een samenhangend pakket van verkeer- en vervoermaatregelen vastgesteld. Samenhangend in de zin van gebiedsgericht en een zo optimaal mogelijke combinatie van openbaar vervoer, fiets, auto en mobiliteitsmanagement. Doel van het pakket maatregelen is om de bereikbaarheid van de regio te verbeteren en om een zo effectief en efficiënt mogelijk verkeer- en vervoersnetwerk te realiseren.

Op 22 september 2009 heeft de raad van Amersfoort ingestemd met het aanvullende pakket maatregelen van de pakketstudie VERDER. Dit betekent dat de raad heeft ingestemd met de verdere uitwerking van verschillende maatregelen.


Programma Beter Benutten

Samen met Rijk, regionale overheden en het bedrijfsleven worden gerichte plannen bedacht om de bestaande infrastructuur (wegen, spoor- en waterwegen en openbaar vervoer) in deze Kabinetsperiode merkbaar beter te benutten. Beter Benutten stelt zich ten doel om de files in de komende drie jaar met 20-30% te verminderen op specifieke trajecten waar de spitsproblematiek zich het meeste voortdoet. En om op spoorgebied de stijgende vraag te kunnen accommoderen en op de corridors van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) een gemiddelde groei van 5% per jaar van het aantal reizigerskilometers mogelijk te maken tot 2020.

Hiertoe worden gebiedspakketten uitgewerkt voor de regio's met de grootste spitsdrukte zoals de regio Utrecht. Dit betekent dat het Rijk, de regionale overheden en het bedrijfsleven gezamenlijk optrekken en gerichte maatregelen treffen. Ieder op zijn eigen terrein en binnen de eigen verantwoordelijkheid, mogelijk in de vorm van cofinanciering. De maatregelen worden in de periode 2012-2014 uitgevoerd. Met het programma Beter Benutten worden nog deze kabinetsperiode merkbare resultaten voor de reiziger gerealiseerd.


Openbaar vervoer

De lijnvoering voor de bussen kan jaarlijks wijzigen vanwege wijzigende bezettingsgraden, nieuwe concessies, of lijnoptimalisaties door de vervoerder. Dit kan leiden tot de wens om nieuwe bushaltes aan te leggen. Het is nu niet te voorzien op welke locaties de komende jaren behoefte is aan nieuwe bushaltes, en of die gaan passen binnen dit bestemmingsplan.


Planstudies Rijkswaterstaat

Er lopen momenteel studies door Rijkswaterstaat voor de verbreding van de A1, A28 en de aanpassing van knooppunt Hoevelaken. Deze planstudies grenzen ook aan Vathorst en Hooglanderveen. Voor deze plannen worden te zijner tijd aparte planologische procedures gevoerd door Rijkswaterstaat. In dit bestemmingsplan worden de huidige bestemmingen opgenomen.

3.2.1.13 Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.

Enkele delen van het bestemmingsplangebied Hooglanderveen en Vathorst worden aangehaald in de Groen Blauwe Structuur.

  • Vathorst Noord: dit gebied wordt ontwikkeld als overgangsgebied en buffer tussen Vathorst en de open polder van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, zodat de recreatieve druk uit Vathorst kan worden opgevangen. Het gebied moet voor het grootste deel een openbaar toegankelijk groengebied worden. De potenties voor natuurontwikkeling moeten worden benut. En er moet een goede stadsrandzone worden gecreëerd aan de westzijde van Vathorst, met het oog op de minimale maat tussen Vathorst en Bunschoten.
  • Laakzone: in de Groen Blauwe structuur wordt voor de Laakzone aangegeven dat het doel is om de recreatieve mogelijkheden van de Laak en omgeving voor wandelen, fietsen, varen enzovoort te verbeteren (verbreding van de Laak). Dit in combinatie met behoud en versterking van de natuur en landschapswaarden van de Laak en de omliggende polders en het verbeteren van de waterhuishouding.

3.2.1.14 De kracht van Sport, kadernota voor het sportbeleid 2008-2015

Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid.

De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:

  • een sportaanbod dat voor iedereen toegankelijk is;
  • sportvoorzieningen die zoveel mogelijk aansluiten bij vraag en behoefte;
  • een 'gezonde' verenigingsstructuur die een afspiegeling vormt van de samenleving;
  • het vergroten van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van jong talent.


Deze missies worden aan de hand van de thema's sportstimulering, topsport, sportaccommodaties en beheer en exploitatie uitgewerkt.

Gestreefd wordt naar een sportvoorzieningenniveau dat aansluit bij de groei en de behoefte van de stad zonder daarbij overigens de relatie met de regio uit het oog te verliezen. Het voorzieningenniveau in 2015 moet passen bij een stad van 160.000 inwoners. In dat jaar moet de stad beschikken over een aantal sportvoorzieningen met een bovenlokaal karakter.

In de nota is een aantal thema's uitgewerkt, zoals sportstimulering en topsport. Het thema sportaccommodaties daarvan is direct ruimtelijk relevan. Zo wordt met sportverenigingen de mogelijkheid verkend om extra maatschappelijke taken te vervullen en te functioneren als een centraal punt in de wijk. Daarbij worden ook zogenaamde combinatiefuncties ingezet, waarmee er sprake is van een intensievere benutting van het terrein of de accommodatie. Om hier uitvoering aan te geven is in dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om (via afwijking) een brede sportvereniging mogelijk te maken waarbij ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen (zoals opvang, cultuur en vereniging) wordt toegelaten.

In Vathorst en Hooglanderveen zijn de volgende gemeentelijke (basis) sportaccommodaties aanwezig:

  • Sportpark Fithorst in Hooglanderveen (voetbal);
  • Locatie Heideweg/Valutaboulevard (hockeyclub Eemvallei);
  • Sportpark Olympus (VOP - voetbal en American football);
  • Sporthal De Brink (sportzaal);
  • De Laak (gymlokaal);
  • Wezeperberg (gymlokaal);
  • Sportzaal De Bron;
  • Sporthal van het ICOON.


De volgende sportaccommodaties zijn in voorbereiding:

  • Zwembad Vathorst;
  • Uitbreiding velden VOP en Hooglanderveen.

3.2.1.15 Bomenbeleid

De Bomennota 1992 formuleert het beleid met betrekking tot de bescherming en instandhouding van de bijzondere bomen in de gemeente Amersfoort. Op dit moment moet voor alle bomen met een omtrek van 35 cm of meer een kapvergunning worden aangevraagd als de eigenaar de boom wil kappen. In 97% van de gevallen wordt die kapaanvraag goedgekeurd. De bomen waarvoor een kapvergunning niet wordt verleend, zijn monumentale en andere waardevolle bomen.

Nieuw bomenbeleid 

Momenteel werkt de gemeente aan nieuw bomenbeleid met minder regels voor inwoners van Amersfoort en meer gedeelde verantwoordelijkheid. Met die intentie heeft het college het nieuwe gemeentelijke bomenbeleid ontwikkeld. In het nieuwe bomenbeleid draait de gemeente de verplichting van een kapvergunning om. Van de ruim 63.500 bomen die in de straten, plantsoenen en parken van Amersfoort staan komt een nader te bepalen aantal waardevolle bomen op een lijst. Voor die bomen geldt een kapverbod, waarvoor alleen bij hoge uitzondering een ontheffing mogelijk is. Er komen ook particuliere bomen op de bomenlijst. Voor de andere bomen geldt geen kapverbod.

Het nieuwe bomenbeleid betekent dat van tevoren voor iedereen duidelijk is welke bomen niet mogen worden gekapt. De waardevolle bomen zijn in drie categorieën ingedeeld: monumentale bomen, belangrijke beeldbepalende bomen en bomen langs hoofdstructuren zoals het Valleikanaal en de invalswegen zoals de Utrechtseweg, Leusderweg en Arnhemseweg. De indeling is van belang bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. Monumentale bomen krijgen de grootste bescherming. Deze mogen in principe niet worden gekapt. Voor de overige categorieën geldt dat bij het kappen van een boom, een nieuwe boom van moet worden geplaatst.

Zodra de bomenlijst is vastgesteld door het college van B&W kan dit worden doorgevoerd in de Algemeen Plaatselijke Verordeningde (APV). Naar verwachting gebeurt dit in het voorjaar van 2013. Wanneer een boom van de lijst toch moet worden gekapt is daarvoor een ontheffing nodig op basis van de APV. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat er geen monumentale bomen meer worden opgenomen omdat de bescherming via andere regelgeving plaatsvindt.

3.2.1.16 Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 september 2010, geeft per gebied aan hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten.

De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden met hoge archeologische waarden en gebieden met een hoge, een middelmatige of een lage archeologische verwachting.

Regeling in bestemmingsplan

Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.

Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.

De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de andere voorkomende bestemming.

3.2.1.17 Welstandsnota

Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter te laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.


Welstandsvrije gebieden

In het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 staat het voornemen een experiment te doen met welstandsvrije gebieden om het effect ervan inzichtelijk te krijgen. Enkele gebieden in de gemeente zijn nu al welstandsvrij. Het betreft het Dierenpark en de Bernardkazerne. Daarnaast is in april 2008 besloten het nog te ontwikkelen deelgebied De Laak 2b in Vathorst aan te wijzen als welstandsvrij gebied.

In welstandsvrije gebieden vindt er bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een (ver)bouwplan geen toets aan de welstandscriteria plaats zoals die zijn vastgelegd in de Welstandsnota Amersfoort. De overige voorschriften zoals uit het bouwbesluit en de regels uit het bestemmingsplan (ook als daarin beeldkwaliteitseisen staan) blijven uiteraard wel gelden. Welstandsvrij bouwen betekent dus niet regelvrij of vergunningsvrij bouwen.

Er is nog weinig ervaring met welstandsvrije gebieden in Amersfoort. Met dit experiment in verschillende soorten gebieden (Bieshaar-noord in Hoogland, het Gein in Schothorst, de wijk Rustenburg, Van Bemmelstraat / Verhoevenstraat, delen van bedrijventerrein Isselt), wil de gemeente inzicht krijgen in de effecten van welstandsvrije gebieden. Kan met minder welstandsregels de kwaliteit van de wijk instand gehouden worden. De uitkomsten van het experiment kunnen mede bepalend zijn voor het aanwijzen van meer of minder welstandsvrije gebieden in Amersfoort.


Welstandsbeleid voor Hooglanderveen en Vathorst

  • Hooglanderveen

De bebouwing van Hooglanderveen is op te delen in lintbebouwing enerzijds en de kleine naoorlogse woonbuurten anderzijds. Een stedenbouwkundige beschrijving van de wijk is te vinden in de bijlage van de Welstandsnota. Aan de Heideweg/van Tuijllstraat geven de kleinschaligheid en het rustige karakter van de bebouwing een dorpsgevoel. Hieraan draagt het rustige kleurgebruik in grote mate bij. De architectuur is van een gemiddelde kwaliteit. Met uitzondering van een enkele historische boerderij staat er geen bijzondere bebouwing. Voor ingrepen op perceelsniveau en van individuele aard kan de nodige welstandsruimte worden geboden.

De kwaliteit van de naoorlogse uitbreidingen is eveneens gemiddeld. Het belangrijkste kenmerk is de eenheid per bouwblok in architectuur, kleur- en materiaalgebruik. Ook hier geldt dat er ruimte wordt geboden voor individuele ingrepen, mits rekening wordt gehouden met het bestaande rustige karakter.

De route Heideweg/ van Tuijllstraat vormt als belangrijkste ontsluitingsweg een herkenbare structuurlijn waarop de bebouwing reageert. Voor bebouwing langs deze route gelden aanvullende criteria.

Het belangrijkste uitgangspunt bij bouwkundige toevoeging of verandering is dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk is. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

  • Vathorst

Het Ontwikkelingsplan Vathorst vormt het belangrijkste ruimtelijke, maar ook architectonische kader voor de ontwikkelingen in Vathorst. Daarnaast zijn enkele stedenbouwkundige uitgangspunten opgenomen in de Welstandsnota.

Het belangrijkste uitgangspunt bij toevoeging of verandering van bestaande bebouwing is dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

3.2.1.18 Prostitutiebeleid / Verbod op sexsinrichtingen

Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.

Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht.

In het facetbestemmingsplan 'Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen' van de gemeente Amersfoort is voor alle geldende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of voor een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd. De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1).

Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van een seksinrichting. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven.

Overige aspecten:

Naast het bovenstaande zijn de volgende aspecten bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant geacht:

  • geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied;
  • geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat;
  • ligging aan een doorgaande weg;
  • geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met half-steensmuren;
  • geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat;
  • voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving;
  • geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames;
  • geen seksinrichting in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies.
     
3.2.1.19 Horeca

Met de Nota horecabeleid 2006-2010 streeft de gemeente naar een horecaontwikkeling die de ruimtelijke en economische aantrekkingskracht en de kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Amersfoort versterkt.


Net als elders in Amersfoort is het uitgangspunt voor de horeca in Vathorst dat bewoners een passend aanbod krijgen. Voor wijkoverstijgende horeca (uitgaan, verblijven) kan men terecht in het centrum van Amersfoort. Uitgaande van op termijn 30.000 inwoners in Vathorst, is bepaald dat een heeft een passend aanbod voor Vathorst een gezamenlijke oppervlakte van 7.500 m2 vvo heeft. Hiervan is 2.500m2 vvo voor horeca C (= sportkantine, pension, hotel e.d.) en 5.000m2 voor horeca A en B (daghoreca en nachthoreca). Van deze 5.000 m2 wordt 3.000 m2 gesitueerd in centrumgebieden in Vathorst (winkelcentrum, ICO-cluster en stationsgebied) en het restant verspreid over Vathorst.

De als vanouds aanwezige dorpsfunctie van de horeca in Hooglanderveen is waardevol. Om die functie ook in de toekomst waar te maken wordt gestreefd naar behoud daarvan.

3.2.2 Provincie

3.2.2.1 Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht

Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008.

In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan de structuurvisie getoetst.

Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Er is een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). In totaal is er ruimte gereserveerd voor 72.000 nieuwe woningen in de structuurvisie. Voor bedrijventerreinen is er ongeveer 100 ha aan ruimte gereserveerd.

In de structuurvisie zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarmee moet worden voorkomen dat het hele land wordt dichtgebouwd. Om het gebied waar verstedelijking mag plaatsvinden is een ‘rode contour’ getrokken. Die rode contour markeert de grens tussen stedelijk gebied en landelijk gebied. Voor het landelijke gebied mag een gemeente geen bestemmingsplan vaststellen dat verstedelijking toestaat. Dat hoeft echter niet zonder meer te betekenen dat verstedelijking op die plek helemaal onmogelijk is. Onder omstandigheden kan een provincie ten behoeve van een bouwplan afwijken van de rode contour. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als blijkt dat voor een betere afstemming van woonmilieus meer ruimte nodig is. Provincies zullen daar echter gezien het doel van de rode contour terughoudend in zijn. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.

Het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst ligt voor het grootste deel binnen de rode bebouwingscontour. Op onderstaande afbeelding is de rode bebouwingscontour aangegeven. De delen buiten de rode contour zijn aangeduid als landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00066-0301_0013.jpg"
Rode contour uit de Ruimtelijke structuurvisie van de provincie Utrecht en de plangrens van

bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst (blauwe stippellijn)

3.2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het Streekplan en Handleiding vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op de Wroproof gemaakte Structuurvisie (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro).

De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.

3.2.2.3 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en Verordening

Naar verwachting worden begin 2013 het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 2013-2028 (PRS) en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling van dit bestemmingsplan is dan het nieuwe provinciale beleid van toepassing.

De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRS gaat daarom vergezeld gaan van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de PRV. Deze is wel bindend voor de gemeenten. De PRV beperkt zich tot onderwerpen die in de PRS zijn aangemerkt als provinciaal belang.

Het provinciaal ruimtelijk beleid in de PRS bestaat uit drie pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden in het provinciale beleid tot twee belangrijke beleidsopgaven. Opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Accent op de binnenstedelijke opgave en behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Bij het accent op de binnenstedelijke opgave wil de provincie tenminste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.

Op de visiekaart bij de PRS zijn de voor het stedelijk gebied belangrijkste ontwikkelingen in beeld gebracht. Het centrum van Amersfoort behoort tot het (groot)stedelijk vestigingsmilieu. In de PRS wordt voor Amersfoort uitgegaan van een woningbouwprogramma van 10.000 woningen, waarvan 7000 binnen de rode contour en 3000 buiten de rode contour. Een grote locatie in het stedelijk gebied is de VINEX-locatie Vathorst, waar in de PRS periode nog 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd. Andere mogelijkheden voor woningen binnen de rode contour zijn onder andere de locaties Bergkwartier, Hogeweg, Kop van Isselt en Schuilenburg. Uitbreiding buiten de rode contour wordt voorzien op de locatie Vathorst West, waar maximaal 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd.

Structuurvisiegebied Duurzaam bodemgebruik

Elk type bodem heeft zijn eigen kwaliteiten. Deze hebben een natuurlijke oorsprong of ze zijn in de loop van de tijd door menselijke activiteiten ontstaan. De provincie hanteert de lagenbenadering waarin ruimtelijke ontwikkelingen ontworpen worden vanaf de basis, het bodem- en watersysteem. Gebruiksfuncties en het bodem- en watersysteem hebben invloed op elkaar. Ook kunnen ondergrondse gebruiksfuncties elkaar beïnvloeden. Vooral in het stedelijk gebied komt dit vaak voor. De nadruk op binnenstedelijk bouwen kan dit versterken. Het is belangrijk dat de potentie van de ondergrond optimaal en duurzaam wordt gebruikt. Dit is te realiseren door hierop te anticiperen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Gemeenten moeten aandacht hebben voor optimaal en duurzaam gebruik van ondergrond. Om dit te faciliteren beschikt de provincie over een kaart met daarop de draagkracht van de bodem voor bouwwerken. Als na integrale afweging op een bodem een functie wordt ontwikkeld die risico’s oplevert dan dient de gemeenten aandacht te besteden aan de benodigde voorzorgsmaatregelen.

Structuurvisiegebied Gevoelig voor bodemdaling

De provincie Utrecht heeft een aanzienlijk areaal veenbodem. Afhankelijk van het aandeel veen of klei in de bodem daalt het maaiveld met een bepaalde snelheid. Ook wateronttrekking, grondwaterpeil, verbranding van veen en druk van buitenaf beïnvloeden de snelheid van bodemdaling. Door de daling en de ongelijke maaiveldhoogte die hierdoor ontstaat, ontstaan er knelpunten zoals versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit, wateroverlast en verzilting door zoute kwel uit de ondergrond. De provincie werkt aan het beperken van bodemdaling en een robuuster watersysteem via een gebiedsgerichte aanpak in grotere eenheden (polders, meerdere peilvlakken) en met een mix aan maatregelen. De provincie vraagt gemeenten om voor veengebieden die kwetsbaar zijn voor oxidatie in hun bestemmingsplannen een verbod op het uitvoeren van bodembewerking op te nemen. Het scheuren voor graslandverbetering is wel toegestaan.

In Vathorst Noord en West bevindt zich een gebied dat gevoelig is voor bodemdaling en tevens een klein gebied dat kwetsbaar is voor oxidatie bij bodembewerking.

Structuurvisiegebied Vrijwaringszone versterking regionale waterkering

Regionale keringen bieden bescherming tegen overstromingen vanuit boezemwater en andere regionale wateren. Ook dienen ze soms als tweede beschermingslijn bij overstromingen vanuit buitenwater. De waterbeheerders nemen deze op in hun Keur en Leggers. De regionale keringen kennen ruimtereserveringen of een ‘profiel van vrije ruimte’ voor eventuele dijkversterkingen.

In het noordelijk deel van het voorliggende plangebied ligt een regionale waterkering.

Structuurvisiegebied Overstroombaar gebied

Een groot deel van voorliggend bestemmingsplan ligt in overstroombaar gebied van het Eemmeer. Het is belangrijk dat kwetsbare en vitale objecten en grootschalige woonwijken en bedrijventerreinen bestand zijn tegen overstromingen. Voor buitendijkse gebieden geldt dit ook voor kleinschalige woonwijken en bedrijventerreinen. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden.

Aangezien voorliggend bestemmingsplan verstedelijking en uitbreiding mogelijk maakt is in de waterparagraaf een beschrijving opgenomen over de wijze waarop het plan rekening houdt met overstromingsgevaar.

Structuurvisiegebied Toekomstige woonlocatie

Voor de gemeente Amersfoort wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 10.000 woningen, waarvan 7000 binnen de rode contour en 3000 buiten de rode contour. Een grote locatie in het stedelijk gebied is de VINEX-locatie Vathorst, waar in de PRS periode nog 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd. Uitbreiding buiten de rode contour wordt voorzien op de locatie Vathorst West, waar maximaal 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd. Bij de stedenbouwkundige uitwerking en bij de vormgeving van de ontsluiting van deze locatie zal nadrukkelijk aandacht moeten worden besteed aan het behoud van de openheid en overige kernkwaliteiten van het gebied tussen de polder Arkemheen en Polder de Haar ten zuiden van Bunschoten. Bovendien moet de stedenbouwkundige uitwerking voorzien in voldoende waterberging.

Structuurvisiegebied Toekomstig bedrijventerrein

Voor de gemeente Amersfoort worden geen nieuwe bedrijventerreinen opgenomen. De in het stedelijk gebied gelegen locatie Nijkerkerstraat (ten noorden van de A1 en ten oosten van de A28) en het toekomstig bedrijventerrein Vathorst-West kunnen bij de vierjaarlijkse herijking van de structuurvisie aan de orde komen. Vathorst West kan uitsluitend in samenhang met de toekomstige woningbouwlocatie ter plaatse worden ontwikkeld.

Structuurvisiegebied (inpassing) Planstudieprojecten

Om de te verwachten verkeergroei in de provincie op te vangen is op het rijkswegennet, naast het aanleggen van spits- en plusstroken, ook capaciteitsvergroting in de vorm van wegverbreding noodzakelijk. Momenteel worden daarvoor de planstudies Ring Utrecht en de Driehoek A1/A28/A27 en Knooppunt Hoevelaken uitgewerkt. De planstudies voor de aanpassing van het Rijkswegennet worden uitgevoerd door Rijkswaterstaat. De provincie streeft daarbij naar een optimale inpassing in het landschap, met aandacht voor een veilige en gezonde leefomgevingskwaliteit. Daar waar mogelijk wil de provincie de kansen benutten om de stad-landrelatie te verbeteren.

Structuurvisiegebied Landschap Eemland

De bodem van de provincie Utrecht is ontstaan in een periode van vele tienduizenden jaren. Landijs, de wind, rivieren en de zee hebben hun sporen nagelaten. Daar waar deze sporen nog duidelijk zichtbaar zijn wordt gesproken over aardkundige waarden. Deze waarden zijn soms opvallend, de Grebbeberg bij Rhenen en de Lange en Korte Duinen bij Soest zijn er voorbeelden van. Bij andere aardkundige waarden is het reliëf en de omvang beperkter.

De processen die de Utrechtse bodem hebben gevormd zijn in de meeste gevallen al lang niet meer actief. Het bodemreliëf en de bodemopbouw die aan deze gebeurtenissen herinneren geven informatie over hoe het landschap in het verre verleden is gevormd. Ze zijn kwetsbaar en onvervangbaar en leiden tot een versterking van landschappelijke en natuurkwaliteiten. Aantasting van deze informatiebronnen in de bodem betekent een onomkeerbaar verlies van ons natuurhistorisch erfgoed.

Structuurvisiegebied Landbouwgebied

In de landbouwgebieden is landbouw de hoofdgebruiker, maar vindt ook menging met andere functies plaats. Het beleid voor andere dan agrarische functies is vooral gericht op landschappelijke en recreatieve kwaliteit van deze gebieden en op het realiseren van natuur in groene contourgebieden en van recreatie in recreatiezones. De blijvende landbouw mag in haar functioneren geen hinder ondervinden van de natuur- en recreatieontwikkeling in deze gebieden.

De landbouw heeft in de provincie Utrecht een goede uitgangspositie om duurzaam te produceren voor de wereldmarkt en/of de regionale markt. De provincie biedt waar mogelijk voorwaarden voor boeren om een goed inkomen te kunnen blijven verdienen. Dit gebeurt door het bieden van groeiruimte, het onderscheiden van landbouwkerngebieden, het versterken van de landbouwstructuur en het ondersteunen van een grotere focus op de lokale en regionale afzetmarkt. Ook verbreding, recreatief medegebruik van agrarisch gebied en agrarisch natuurbeheer kunnen extra mogelijkheden voor inkomensvorming en inkomenszekerheid bieden. Verbreding en innovatie geven daarnaast invulling aan de behoefte van de inwoners van de provincie aan rust, ruimte en beleving. Zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderij-educatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop van streekproducten, zijn activiteiten die de provincie ziet als verbreding (nevenfuncties).

Structuurvisiegebied Landbouwkerngebied

De ligging van de landbouwkerngebieden is gebaseerd op de productieomstandigheden, grondsoort, waterhuishouding, ligging of beheerfunctie. Door de landbouwkerngebieden te vrijwaren van andere functies wil de provincie bereiken dat de grondprijs op een redelijk peil blijft en dat vrijkomende gronden zo veel mogelijk ten goede komen aan de landbouw. In deze gebieden zet de provincie in op landbouwstructuurversterking rekening houdend met natuur, landschap en het bodem- en watersysteem. De landbouwkerngebieden zijn in veel gevallen waardevolle landschappen. Daarnaast herbergen ze vaak ook natuurwaarden, zoals weidevogels. Ook kunnen het gebieden zijn die kwetsbaar zijn voor bodemdaling. Deze gegevenheden hebben geen directe ruimtelijke gevolgen voor de landbouw. Het landbouwbeleid is er op gericht om eventueel agrarisch natuurbeheer in te passen in de bedrijfsvoering en door middel van innovatie te bevorderen dat landbouw mogelijk blijft in kwetsbare gebieden.

Structuurvisiegebied Verwevingsgebied

Verwevingsgebieden zijn gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Uitbreiding van de intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. Een éénmalige vergroting van het bouwperceel met 30% voor uitbreiding van intensieve veehouderij is toegestaan mits deze uitbreiding niet op gespannen voet staat met lokale omgevingskwaliteiten. Dit wordt getoetst door de gemeenten. Net als in de rest van de provincie, met uitzondering van het landbouwontwikkelingsgebied, is nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet toegestaan. Omschakeling naar intensieve veehouderij is, binnen de ter plekke beschikbare milieuruimte, toegestaan.

In 2010 hebben PS het Reconstructieplan geactualiseerd. Naar aanleiding van de actualisatie hebben Provinciale Staten besloten om de bedrijven in de verwevingsgebieden onder strikte voorwaarden naast de bestaande uitbreidingsmogelijkheid van 30% de mogelijkheid te geven om het bouwblok van intensieve veehouderijen met nogmaals maximaal 30% uit te breiden. Daarbij is indien aan strikte voorwaarden wordt voldaan (nee, tenzij) een groter bouwblok dan 1,5 ha toegestaan, met een maximum van 2,5 ha.

Structuurvisiegebied Recreatiezone

Als een terrein aantoonbaar voorziet in een dagrecreatieve behoefte van meer dan de aanliggende kernen beschouwt de provincie dit terrein als een bovenlokaal recreatieterrein. Voor het exploitabel houden van bovenlokale dagrecreatieterreinen kan het nodig zijn voorzieningen toe te staan die inkomsten kunnen genereren. De provincie denkt daarbij aan horeca, groepsaccommodatie, verblijfsrecreatie, leisurevoorzieningen en andere commerciële activiteiten voor zover passend bij de aard en de kwaliteit van de terreinen.

De beste kansen voor nieuwe ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen (golfbanen, openlucht zwemwater, verblijfsrecreatie, wandelgebieden) liggen in de nabijheid van stedelijk gebied, in de recreatiezones in de regio’s Utrecht en Amersfoort. Deze voorzieningen kunnen dan ook bijdragen aan de verbetering van de recreatieve routestructuren en mogen deze niet in de weg staan.

De ontwikkeling van golfbanen en andere ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen mag niet ten koste gaan van de kernkwaliteiten van het landschap. In gebieden met de kernkwaliteit openheid en veenweidekarakter acht de provincie de ontwikkeling van golfbanen en andere ruimte vragende bovenlokale recreatievoorzieningen in beginsel niet verenigbaar met deze kernkwaliteiten.

De uitbreiding van bestaande golfbanen kan bijdragen aan beperking van de noodzaak om nieuwe banen aan te leggen. Bij uitbreiding verwacht de provincie dat deze optimaal wordt gesitueerd en ingepast en dat met de belangen van omliggende agrarische bedrijven voldoende rekening wordt gehouden.

3.2.3 Rijk

3.2.3.1 De Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.

Recreatie
De kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad zijn de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een groot tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is echter belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwingen groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor de loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare perken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.

3.2.3.2 Nationaal Verkeeers- en Vervoersplan 2001-2020, van A naar Beter

De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid .

Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport

Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.

Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller

Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.

Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen moet in ieder geval op het huidige niveau blijven.

3.2.3.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het landelijk mobiliteitsbeleid is sinds maart 2012 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op het gebied van mobiliteit is als doelstelling een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem beoogd, met meer keuzemogelijkheden en voldoende capaciteit om de mobiliteitsgroei op de middellange en lange termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn het zoveel mogelijk scheiden van doorgaand en bestemmingsverkeer op het hoofdwegennet en het spoorboekloos rijden tussen de belangrijkste bestemmingen. Daarnaast wordt ingezet op betere benutting van de capaciteit van bestaande mobiliteitssystemen. Hiervoor is het programma Beter Benutten gestart.

3.2.3.4 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.

Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen.

Binnen het plangebied bevindt zich geen wettelijk beschermde archeologische monument.