direct naar inhoud van Artikel 32 Wonen - 6
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

Artikel 32 Wonen - 6

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen, halfvrijstaande woningen, vrijstaande woningen en woningen voor bijzondere woonvormen, met bijbehorende bouwwerken;
  • b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage [ga];
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

32.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

32.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • c. het maximum aantal woningen op alle gronden met de bestemming Wonen - 6 mag niet meer bedragen dan 40;
  • d. wanneer op de verbeelding een bouwhoogte staat aangegeven, mag deze bouwhoogte niet worden overschreden;
  • e. wanneer op de verbeelding het aantal bouwlagen staat aangegeven, mag dit aantal bouwlagen niet worden overschreden;
  • f. de afstand van een achtergevel van een woning tot de achtergevel van een achterliggende woning bedraagt ten minste 15 meter, met dien verstande dat dit niet van toepassing is bij hoekoplossingen, patiowoningen en clusterwoningen;
  • g. de afstand tussen de voorgevels van de woningen onderling, dan wel de voorgevels en de achtergevels van woningen onderling, mag niet minder dan 10 meter bedragen, tenzij de bestaande afstand al minder bedraagt, met dien verstande dat dit niet van toepassing is bij hoekoplossingen, patiowoningen en clusterwoningen;
  • h. de voor-, achter- en zijgevels zoals deze bij realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan worden, onverminderd het bepaalde in 32.2.2, aangemerkt als bebouwingsgrens waarbinnen de hoofgebouwen dienen te woren gebouwd, met dien verstande dat de bouwdiepte in ieder geval mag bedragen:
  • voor aaneengebouwde woningen: 9 meter;
  • voor halfvrijstaande woningen: 10 meter;
  • voor vijrstaande woningen: 12 meter;
  • i. de goothoogte en de hoogte zoals deze bij de realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan, worden aangemerkt als maximale goothoogte en hoogte waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd;
  • j. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden.

32.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag:
    • 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
    • 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
    • 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
  • f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

32.2.3 Bijbehorende bouwwerken (erkers en ingangspartijen)

In afwijking van het bepaalde in artikel 32.2.2, onder a mag een bijbehorend bouwwerk, zoals een erker en een ingangspartij voor de voorgevel van de woning worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de diepte van het bijbehorende bouwwerk mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. het bijbehorend bouwwerk mag minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. het bijbehorend bouwwerk mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. het bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

32.2.4 Bijbehorende bouwwerken (bergingen in de voortuin)

In afwijking van het bepaalde in artikel 32.2.2, onder a mag een bijbehorend bouwwerk in de voortuin worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het is feitelijk onmogelijk om een vanaf de openbare weg toegankelijke berging op het achter- of zijerf te realiseren;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1,40 m;
  • c. de berging is slechts toegankelijk vanaf het eigen erf en wordt gebouwd op een afstand van niet minder dan 0,5 m vanuit de erfgrenzen met het openbaar gebied;
  • d. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 m2, mits de oppervlakte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2/3 van de voortuin bedraagt;
  • e. er is geen sprake van een gemeentelijk- of rijksmonument en/of een beschermd stadsgezicht.

32.2.5 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het plaatsen van hekwerken op het hoofdgebouw ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk op het dakterras dient terug te liggen ten opzichte van de dakrand;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
    • 4. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 5. het hekwerk mag niet leiden tot een overschrijding van de maximale bouwhoogte;
  • b. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
    • 2. het hekwerk dient transparant te zijn;
    • 3. het hekwerk mag maximaal 1,20 meter hoog zijn;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk waarop het hekwerk wordt geplaatst bevindt zich direct aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. het plaatsen van een trap van de tuin naar een balkon of dakterras is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn dan de hoogte van het hekwerk op het balkon of dakterras;
    • 2. de trap dient minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;
    • 4. het balkon of dakterras bevindt zich aan de achtergevel.
  • d. voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten, zoals licht- en vlaggenmasten   9 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
overkappingenmet een open constructie, waaronder pergola's   3 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

32.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • a. lid 32.2.1 onder f en g en toestaan dat de onderlinge afstand tussen voorgevels en/of achtergevels van bedoelde hoofdgebouwen wordt verkleind tot een afstand van 7 meter;
    • b. lid 32.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • c. het bepaalde in 32.2.3 onder b en erkers en/of ingangspartijen of daarmee vergelijkbare bouwdelen toestaan met een hogere goothoogte, mits deze niet meer dan 0,5 m voor de voorgevel worden gerealiseerd, maximaal de helft van de gevel beslaan en de hoogte van het hoofdgebouw niet wordt overschreden.
    • d. lid 32.2.5 onder d voor het bouwen van erfafscheidingen op het achtererf tot een hoogte van maximaal 3 meter;
    • e. lid 32.2.5 onder d voor van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
  • 2. Afwijkingen als bedoeld in 32.4 onder 1 kunnen slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

32.5 Specifieke gebruiksregels

32.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor de regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

32.5.2 Kamerverhuur

Burmeester en wethouders kunnen bij een omgevingvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

32.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande gebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
32.6 Afwijken van de gebruiksregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.1 en de volgende functies toestaan:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen, waaronder opvang;
    • 2. culturele voorzieningen;
    • 3. dienstverlening;
    • 4. horeca-A;
    • 5. kleinschalige bedrijven en werkplaatsen die in de van de regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat btreft de gevolgen voor de omgeving.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 32.6 onder a van dit artikel kan worden verleend, mits:
    • 1. het bebouwde oppervlak van de bouwpercelen niet meer bedraagt dan 50%;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkhede van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
    • 3. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
    • 4. wordt voldaan aan de van toepassing zijnde wettelijke milieubepalingen.

32.6.1 Kamerverhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

32.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 32.7 onder a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alsvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 32.7 onder a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen de gemeentelijke monumentencommissie).