Plan: | Kerkewaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0304.BPkerkewaard-1303 |
De gemeente Neerijnen is voornemens om voor alle bedrijventerreinen binnen haar grondgebied actuele bestemmingsplannen op te stellen.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft het bedrijventerrein Kerkewaard, één van de 5 bedrijventerreinen van de gemeente Neerijnen. Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen, die gedateerd zijn en van systematiek verschillen.
Om alle bestemmingsplannen in de toekomst uniform en digitaal aan te bieden is in maart 2009 een handboek vastgesteld. Doordat alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de kaders van het handboek worden opgesteld, zal deze aanpak leiden tot uniformiteit in verbeelding en regels, waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen wordt vergroot. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld volgens dit handboek. Daarnaast is de systematiek conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008.
Dit bestemmingsplan omvat de bestaande situatie van het bedrijventerrein Kerkewaard en de onderliggende groenstructuur.
Figuur 1.1: Luchtfoto met begrenzing plangebied.
Het bestemmingsplan 'Kerkewaard' is een integrale herziening van het vigerende bestemmingsplan 'Kerkewaard'.
Bestemmingsplan | Raadsbesluit | Goedkeuringsbesluit | |||
1 | Kerkewaard | 26 augustus 1982 | 19 december 1986 |
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen plankaart genoemd) waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, regels waarin de voorwaarden voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden onder andere de keuzes, die in het bestemmingsplan worden gemaakt, nader gemotiveerd en verantwoord. Hierin staat ook beschreven wat het vigerende beleid inhoudt en met welke milieuaspecten rekening is gehouden. Omdat zich nagenoeg geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, ligt de nadruk op beheer en behoud van de bestaande bebouwde omgeving.
Het eerste gedeelte betreft de toelichting op dit bestemmingsplan. Hierin wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in al haar facetten. Hoofdstuk 3 geeft de relevante beleidskaders weer en in hoofdstuk 4 worden de planologische en milieuhygiënische aspecten besproken. In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving van het plan gegeven en worden keuzes nader verantwoord.
De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet en in hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8 verslag gedaan van de gevoerde procedures.
De regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, de algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4.
In de gemeenteraadsvergadering van 13 maart 2014 is, in het kader van de behandeling van de ontwerp-structuurvisie Waalweelde West besloten om, conform de kaderstelling uit 2009, de ontwikkeling van Kerkewaard als watergebonden bedrijventerrein verder uit te werken. De aanleiding om die uitwerking nu op te pakken, is het initiatief van Van Uden Logistics Site Investments BV voor de uitbreiding van haar activiteiten. Deze behelzen met name een tweede warehouse en een loswal voor eigen gebruik. Andere ontwikkelingen die mogelijk gelijktijdig of later in de Kerkewaard worden gerealiseerd zijn de vestiging van watergebonden bedrijvigheid (b.v. een jachtwerf) of een combinatie van wonen en werken.
Gebiedsvisie Kerkewaard Haaften
Op 25 september 2014 heeft de gemeenteraad van Neerijnen ingestemd met het Plan van Aanpak (PvA) Gebiedsvisie Kerkewaard met het toevoegen van een tussentijdse terugkoppeling, uitbreiding van het aantal deelnemers naar 12 in de werkgroep en een voorstel met een afweging van keuzes bij de uitwerking van de randvoorwaarden inclusief draagvlak.
Het doel van het proces Gebiedsvisie is om een integrale visie voor de ontwikkeling van de Kerkewaard op te stellen op hoofdlijnen. Deze visie vormt het kader waarbinnen diverse initiatieven kunnen plaatsvinden. De gebiedsvisie wordt onderdeel van de Nota van Uitgangspunten voor de herziening van het bestemmingsplan voor verdere uitbreiding van activiteiten op het bedrijventerrein Kerkewaard.
Het doel van de gemeente Neerijnen is om te zorgen dat de belangen en de ideeën van de inwoners van de gemeente en andere belanghebbenden - bij de inpassing van de verschillende initiatieven – kunnen worden ingebracht middels een zorgvuldig proces. Daarvoor stelt zij voor een werkgroep Gebiedsvisie Kerkewaard te vormen. Het doel van de werkgroep is om een voorstel aan de raad uit te brengen waarmee de verschillende initiatieven in het plangebied optimaal worden ingepast.
Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
In het voorliggende vastgestelde bestemmingsplan Kerkewaard is de bestaande situatie vastgelegd. Indien na het bovenstaande geschetste proces de Gebiedsvisie gereed is en er randvoorwaarden voor het inpassen van nieuwe initiatieven zijn geformuleerd zal in een nieuw bestemmingsplan deze ontwikkelruimte worden vastgelegd. Dit nog op te stellen bestemmingsplan doorloopt de wettelijke voorgeschreven procedure waarbij een ieder kan reageren.
Voor het opstellen van een conserverend bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bestaande situatie.
In maart 1956 werd door de provincie Gelderland de Werkgroep Ontwikkeling Rivierengebied opgericht met onder andere als taak een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden tot aanleg van industrieterreinen aan vaarwater. Begonnen werd met een inventarisatie door Provinciale Wataterstaat van die terreinen, die geschikt zouden zijn voor aanleg tot haven- en industrieterreinen. Hierop volgde een selectie aan de hand van, met de betrokken rijkswaterstaatinstanties, gepleegd overleg.
Kort na de totstandkoming van deze inventarisatie, waarin de Kerkewaard was aangewezen als potentiële mogelijkheid tot vestiging van een zogenaamd "nat" industrieterrein; ondernam het aannemingsbedrijf Oisterwijk N.V. uit Rotterdam initiatieven om zich te vestigen op het bedrijventerrein Kerkewaard. In 1964 wordt duidelijk, dat de N.V. Oisterwijk zich niet in Haaften zal vestigen. De B.V. Kerkewaard koopt in de periode 1965-1968 alle in het gebied gelegen grond. In 1978 komt het totale industrieterrein, circa 32 ha, na aanleg van 850 meter lange kademuur, ophoging van zand dat ter plaatse is gegonnen en aanleg van infrastructuur gereed. In 1982 is het bestemmingsplan Kerkewaard vervolgens vastgesteld door de gemeente Neerijnen waarbij zowel "droge" als "natte" industrie is toegestaan.
Het plangebied maakt ruimtelijk onderdeel uit van de kern Haaften. Via de Hertog Karelweg is het bedrijventerrein met de kern verbonden. Dezelfde weg doorsnijdt door terrein in een noord- en zuidzijde. Het bedrijventerrein aan de noordzijde van deze weg is min of meer vol gebouwd. Aan de zuidzijde van deze weg bevinden zich nog diverse braakliggende bouwrijpe kavels. Het terrein wordt aan de noordzijde omsloten door de Waalbanddijk welke verhoogd is gelegen ten opzichte van het achterland. De Waal aan de zuidzijde vormt de ontsluitingsroute van het bedrijventerrein door middel van water. Geheel oostelijk in het plangebied is een horecagelegenheid gevestigd die thans buiten gebruik is.
Het bedrijventerrein heeft een lokaal karakter en wordt ontsloten door de Graaf Reinaldweg (N830), Waalbanddijk en de Hertog Karelweg.
Het plangebied bestaat voornamelijk uit bedrijven met bijbehorende infrastructuur en braakliggend terrein. Er is één bedrijfswoning gelegen in het plangebied.
Figuur 2.1: Luchtfoto plangebied met foto's van plangebied.
De bedrijven in het plangebied zijn gelegen aan de wegen Waalbanddijk en Hertog Karelweg. Het karakter van de bedrijven is divers. In het gebied zijn de volgende bedrijven geïnventariseerd:
Adres | Soort Bedrijf | ||
Hertog Karelweg | 15 | Transportbedrijf | |
Hertog Karelweg | 17 | Groothandel horecaproducten | |
Hertog Karelweg | 19 | Groothandel bakkerijgrondstoffen | |
Hertog Karelweg | 21 | Import, export en opslag van auto's en graafmachine's | |
Hertog Karelweg | 22 | Logistiek expeditiebedrijf | |
Hertog Karelweg | 23 | Logistiek expeditiebedrijf | |
Hertog Karelweg | 25 | Productie en opslag kunststof | |
Waalbanddijk | 60 | Kantoor |
Er is één bedrijfswoning aanwezig aan de Waalbanddijk 64 behorende bij het bedrijf aan de Hertog Karelweg 25.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt de Nota Ruimte (2006). In de Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio's die zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.
Het Rijk zet met de ontwerp structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Conclusie
Door het nationale karakter van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de kleine schaal van onderhavig conserverend bestemmingsplan, heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met dit nationaal beleid. Gelet op het bovenstaande kan, gelet het karakter van dit bestemmingsplan, worden geconcludeerd dat het onderhavige plan in overeenstemming is met de Structuurvisie. Voor wat betreft de bescherming van het rivierbed worden in de regels de bepalingen uit het Barro overgenomen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat de juridische kaders voor ondermeer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Rijksbelangen werken nu veel directer door in de ruimtelijke plannen van andere overheden, dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke druk.
Op grond van artikel 2.1.2 van het Barro dient rekening te worden gehouden met een vrijwaringszone langs de oever van de Waal van 25 meter. Deze zone is bedoeld om nadelige invloeden op het functioneren van de vaarweg te vermijden.
Daarnaast is artikel 2.4. Grote rivieren van het Barro van toepassing op dit bestemmingsplan. Het Barro schrijft voor welke nieuwe bestemmingen in het rivierbed mogen worden toegelaten.
Conclusie
Door het nationale karakter van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de situering van het plangebied waar de Waal onderdeel van uitmaakt zijn er raakvlakken met het Barro. In het bestemmingsplan wordt daarom aandacht besteed in de verbeelding en regels van het plan door middel van de dubbelbestemming Waterstaat - Uiterwaardgebied om het rivierbed en het stroomvoerend regime vast te leggen.
Voor het overige heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met dit nationale juridische kader. Er kan geconcludeerd worden dat het onderhavige plan in overeenstemming is met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Uitgangspunt is waterbeheer op het gebied van stroomgebieden. In 2009 dient voor ieder stroomgebieddistrict een stroomgebiedbeheersplan te zijn vastgesteld. In het stroomgebiedbeheersplan staan afspraken over de te behalen kwantitatieve en kwalitatieve waterdoelen.
De oppervlaktewateren dienen (in principe) in 2015 een goede ecologische en een goede chemische toestand te bereiken. In het grondwater moet in dat jaar sprake zijn van een goede chemische en een goede kwantitatieve toestand. De deadline 2015 geldt met name voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren en Natura 2000-gebieden).
De Vierde Nota Waterhuishouding gaat evenals de Derde Nota Waterhuishouding uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. De hoofddoelstelling van de nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Voor de langetermijnstrategie staan twee denklijnen centraal. In de eerste plaats wordt uitgegaan van het zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze omgaan met water en watersystemen. Als tweede gaat het er om vanuit het waterbeleid de watersysteem- en stroomgebiedbenadering te benadrukken.
Uit het advies Waterbeleid 21e eeuw volgt dat meer ruimte voor water centraal dient te staan voor het waterbeheer in de 21e eeuw. Het advies wordt door het Nationaal Bestuursakkoord Water omgezet in concrete afspraken tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, met als doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden. De verschillende overheden zijn derhalve aan de slag om de stedelijke en regionale wateropgaven verder uit te werken. In het verlengde van de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt gezocht naar ruimte voor water.
De PKB Ruimte voor de Rivier beschrijft het beleid voor de aanpak van hoogwaterbestrijding. De insteek is rivieren meer ruimte te geven, zodat in 2015 voldaan kan worden aan het vastgelegde beschermingsniveau. Hiervoor zijn een beperkt aantal gebieden gereserveerd voor rivierverruimde maatregelen. Deze gebieden dienen gevrijwaard te worden van (kapitaal) intensieve ontwikkelingen. De Beleidslijn Grote Rivieren betreft een herziening van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier. De doelstellingen van de beleidslijn zijn gericht op het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit en het voorkomen van feitelijke belemmeringen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. In de Beleidslijn Grote Rivieren is het afwegingskader voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed hernieuwd vastgelegd.
Voor het afwegingskader maakt de beleidslijn onderscheid in een 'stroomvoerend regime' en een 'bergend regime'. Het stroomvoerend regime dient bij hoogwater voor zowel waterberging als –afvoer. Het bergend regime dient bij hoogwater voornamelijk voor waterberging.
Een gedeelte van de uiterwaarden van de Waal ligt in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De uiterwaarden van de Waal maken deel uit van het 'stroomvoerend regime'. Het 'stroomvoerend' regime geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven 'riviergebonden' activiteiten zijn toegestaan. Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden. Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan. Alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk.
In paragraaf 4.7 staat vermeld wat de consequenties zijn voor het plangebied.
Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn de effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op een andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden aangevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daar waar ontwikkelingen plaatsvinden, geldt in dit kader een onderzoeksplicht.
In paragraaf 4.8 staat vermeld wat de consequenties zijn voor het plangebied.
Een deel van het culturele erfgoed wordt beschermd via de Monumentenwet (1988). Deze wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten met een leeftijd hoger dan 50 jaar aan te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via het vergunningenstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar. De 'Monumentenwet' geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. Onderstads- en dorpsgezicht worden groepen van onroerende zaken bedoeld die een bijzondere eigenschap hebben en in welke zich een of meer monumenten bevinden. De aanwijzing zorgt voor extra bescherming via aangepaste bestemmingsplannen en het daarbij horende vergunningenstelsel. De leeftijdsgrens van 50 jaar schuift steeds op, er komen daarom steeds meer gebouwen bij die rijksmonument kunnen worden.
De Monumentenwet richt zich voornamelijk op bescherming. Wanneer het gewenst is dat monumenten gebruikt worden voor het stimuleren van ontwikkelingen, zullen andere instrumenten een rol moeten spelen. De Monumentenwet geeft aan gemeenten de vrijheid om zelf monumenten aan te wijzen en een monumentenlijst op te stellen. Een gemeentelijk monument mag jonger zijn dat 50 jaar, maar kan geen gebruik maken van de middelen die het Rijk ter beschikking stelt.
In paragraaf 4.9 staat vermeld wat de consequenties zijn voor het plangebied.
In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed’, beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta’, ondertekend.
De wet tot goedkeuring van het verdrag is aangenomen door het Nederlands parlement en op 9 april 1998 in het Staatsblad gepubliceerd. Na enkele malen uitstel is het wetsvoorstel in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden.
In paragraaf 4.9 staat vermeld wat de consequenties zijn voor het plangebied.
De provincie Gelderland bepaalt op hoofdlijnen de verdeling en het gebruik van de ruimte in Gelderland. Waar wonen en werken mensen, en waar krijgt de natuur de ruimte?
Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Daarnaast kan de provincie voor bepaalde aspecten van het ruimtelijk beleid een sectorale structuurvisie opstellen.
Algemene structuurvisie (verplicht)
In de verplichte structuurvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid. In dit opzicht is de structuurvisie te vergelijken met het huidige Streekplan Gelderland 2005. In de structuurvisie moet staan hoe het ruimtelijk beleid wordt gerealiseerd. Ook staan in de structuurvisie de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die hiervoor worden ingezet.
Sectorale structuurvisie (vrijwillig)
Voor bepaalde aspecten van het ruimtelijke beleid kan de provincie Gelderland een vrijwillige structuurvisie vaststellen. Deze structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van die aspecten. Ook hierin moet weer staan op welke wijze die ontwikkeling wordt gerealiseerd. Sinds 1 januari 2010 zijn de volgende structuurvisies in voorbereiding of vastgesteld:
Conclusie
Het bestemmingsplan is niet in strijd met de structuurvisie van de provincie Gelderland.
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld.
De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:
Nieuw beleid
Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldigeormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
Figuur 3.1: Structuurvisie Bedrijventerreinen met Bedrijventerrein Kerkewaard omlijnd (bron: RO in Kaart, Provincie Gelderland)
Regionaal Programma Bedrijventerreinen
Het nieuwe beleid wordt in overleg met samenwerkende gemeenten op regionaal niveau uitgewerkt en tot uitvoering gebracht. In een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) moet de weerslag van het provinciale beleid zichtbaar worden.
In tabel 3.1 is de voorraad aan bedrijventerrein voor de regio Rivierenland weergegeven.
Voorraad bedrijventerrein in netto hectaren per 31-08-09 | |||||
Bron: IBIS | totaal | in harde plannen | in zachte plannen | ||
Rivierenland | 463 | 144 | 319 |
In tabel 3.2 is de herstructuringsopgave in bruto hectaren voor de regio Rivierenland weergegeven.
Herstructuringsopgave in bruto hectaren medio 2009 | |||||
Bron: IBIS | ha. | periode | |||
Rivierenland | 175 | tot 2013 |
Conclusie
Het plangebied is een lokaal bedrijventerrein en wordt niet specifiek genoemd in de structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties. Het plan zal de bestaande ruimtelijk-juridische mogelijkheden overnemen en actualiseren.
Eventuele toekomstige ontwikkelingen op het terrein zelf sluiten aan op de provinciale visie om optimaal gebruik te maken van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe locaties worden ontwikkeld.
In de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:
Figuur 3.2: Verordening ruimte Provincie Gelderland, kaartbeeld Verstedelijking met het plangebied rood omlijnd.
Het plangebied Kerkewaard is volgens het kaartbeeld Verstedelijking uit de Ruimtelijke verordening gelegen binnen 'bestaand bebouwd gebied'. Dit houdt in dat binnen het 'bestaand bebouwd gebied' nieuwe bebouwing is toegestaan. Gedeelte van de gronden binnen het plangebied zijn gelegen buiten bestaand bebouwd gebied, hier mogen in beginsel dus geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Binnen het plangebied is geen zoekzone wonen en werken gelegen. De uitwerking van het voorliggende bestemmingsplan past binnen het bestaande beleid van de provincie.
Conclusie
Het vastleggen van de bestaande planologische situatie past binnen het beleid van de provincie Gelderland. De uitwerking van het voorliggende bestemmingsplan past derhalve binnen het bestaande beleid van de provincie.
De stroomgebiedvisies zijn ontwikkeld onder regie van de provincie, in nauwe samenwerking met het Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland.
Het algemene doel is om vanuit het beleidsveld water een (lange termijn) visie (2050) te geven op bescherming en herstel van het Gelderse regionale (grond)watersysteem, gericht op het 'op orde' brengen en houden van het watersysteem. Hierbij anticiperend op klimaatverandering en ruimtelijke ontwikkelingen. Gestreefd wordt naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem dat tegen een stootje kan. De sleutel om zover te komen, ligt bij een sterkere binding tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer (onder meer via de Watertoets).
De deelstroomgebiedsvisie reikt voor deze integratie vanuit water de benodigde informatie aan. Als eerste stap zijn de ambities tot 2015 uitgewerkt in een voorlopig maatregelenprogramma. Deze programma's per visie vormen de Gelderse bijdrage aan het Nationaal Bestuursakkoord Water. Hierin hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in juli 2003 afspraken gemaakt over de uitvoering van het nieuwe waterbeheer. Tot slot hebben de stroomgebiedvisies tot doel een doorkijk te geven naar wat de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water voor het Gelderse waterbeheer betekent.
Samengevat worden met de deelstroomgebiedsvisie de volgende doelen nagestreefd:
De stroomgebiedsvisie omvat alle ruimtelijk relevante wateropgaven, waarvoor het waterbeheer in Gelderland zich nu en de toekomst gesteld ziet. Het gaat daarbij om:
Conclusie
De belangrijkste wateropgaven uit de stroomgebiedsvisie , voor zover die relevant zijn voor het plangebied , worden hier nader toegelicht.
In deze paragraaf zijn een aantal algemene eisen en maatregelen opgesomd die door de provincie Gelderland in samenwerking met het waterschap Rivierenland zijn opgesteld. De gemeente heeft deze voorstellen, mede in samenwerking met het waterschap, uitgewerkt in de vorm van maatregelen die specifiek gericht zijn op de lokale situatie. Deze staan in het gemeentelijke rioleringsplan en het waterplan. Het daarin geformuleerde gemeentelijke beleid komt in paragraaf 3.4 aan de orde. Gelet op de buitendijkse ligging van het plangebied zijn er geen maatregelen voor het plangebied geformuleerd.
De waterkwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater schiet op veel plaatsen tekort. Een verbetering kan bereikt worden door het treffen van de volgende maatregelen.
Gelet op de buitendijkse ligging van het plangebied zijn er vanuit het beleid van het Waterschap geen directe maatregelen noodzakelijk die in dit bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
Het Waterplan Gelderland (vastgesteld op 11 november 2009) is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan van Gelderland. Het derde Waterhuishoudingsplan had een planperiode van 2005 t/m 2010. Het Waterhuishoudingsplan was gebaseerd op de Wet op Waterhuishouding. Ook het Waterplan is nog opgesteld onder deze wet, maar is na vaststelling onder het regime van de nieuwe Waterwet komen te vallen. In de Waterwet is opgenomen dat de provincies een of meerdere regionale Waterplannen opstellen met een looptijd van 6 jaar. Voor dit Waterplan Gelderland is dat de periode 2010 tot en met 2015.
Met het Waterplan wordt richting gegeven aan de inrichting en beheer van de waterhuishouding in Gelderland. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het Waterplan is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwater-bescherming. Voor deze thema's is er beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 liggen.
In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:
Conclusie
Het beleid dat in dit Waterplan Gelderland is beschreven is bindend voor de provincie, voor de waterschappen is het kaderstellend voor de doorvertaling van dit beleid naar hun waterbeheerplannen.
Het Gelders milieuplan is erop gericht om economische en maatschappelijke ontwikkelingen bij te sturen wanneer deze de omgevingskwaliteit bedreigen. Het milieubeleid treedt op tegen onaanvaardbare aantasting van het leefmilieu, maar keert zich niet tegen economische groei of tegen het gebruik van energie en grondstoffen. De aanpak in het landelijke en stedelijk gebied is gericht op het geven van bescherming waar het nodig is. Het milieubeleid richt zich meer dan voorheen op de kwaliteit van de leefomgeving als geheel.
Uitgangspunten van het Gelders Milieuplan zijn:
In hoofdstuk 4 worden de milieuthema's toegelicht die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. In ondermeer pragraaf 4.3, 4.4 en 4.6 worden thema's toegelicht die ook in het Geldersch Milieuplan zijn benoemd.
Provincie Gelderland heeft haar cultuurhistorisch beleid vastgelegd in de kadernota Belvoir (2000). De provincie kiest voor een actief beleid met als strategische hoofdlijn 'behoud in ontwikkeling’. De ruimtelijke, economische en cultuurhistorische belangen moeten elkaar daarbij inspireren en versterken. Belangrijke beleidsinzet is het volwaardig integreren van cultuurhistorie in de ruimtelijke planvorming.
Daarnaast biedt de provincie gemeenten de mogelijkheid voor cofinanciering bij het duurzaam in stand houden van cultuurhistorische waarden, waarbij vooral de recreatieve potenties en economische bruikbaarheid beter worden benut.
In paragraaf 4.9 staat vermeld wat de consequenties zijn voor het plangebied.
De gemeente Neerijnen maakt onderdeel uit van de regio Rivierenland. De Structuurvisie Rivierenland 2004-2015 (januari 2004) formuleert als hoofdopgave het behouden en versterken van het unieke karakter van de regio rond de ruimtelijke structuurdragers die de eigenheid van dit landschap bepalen. De ruimtelijke structuurdragers zijn de uiterwaarden, dijken, oeverwallen en kommen en het cultuurhistorische landschap (bijvoorbeeld de Nieuwe Hollandse Waterlinie). De ruimtelijke structuurdragers geven de richting aan waarin verstedelijking, de functies van het landelijk gebied, verkeer en vervoer,recreatie en toerisme zich in het Rivierenland mogen ontwikkelen, zodat het unieke landschap met haar contrasten behouden blijft dan wel wordt versterkt. De hoofdinfrastructuur wordt door de regio mede als leidend gezien voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor de hele regio geldt een kwalitatieve benadering van nieuwe verstedelijking, ruimtelijk geduid met de kwaliteitscontouren zoals deze voor de periode tot 2015 rond de kernen zijn getrokken in het kader van het Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland.
De kernen van de gemeente Neerijnen zijn woonkernen met, ondergeschikt, een aantal voorzieningen. Deze voorzieningen hebben geen regionale functie. Ook dienen de kernen niet als opvang voor de regionale woonvraag.
Het ruimtelijk beeld op basis van de eerder genoemde structuurdragers en de opgaven voor het gebied leiden tot de volgende koers voor ruimtelijke ontwikkelingen:
Conclusie
Vanuit de structuurvisie is er geen specifiek project benoemd voor het plangebied .
Met ingang van 1 januari 2012 is het nieuwe Regiocontract Regio Rivierenland (RRR) van start gegaan. Het Regiocontract Regio Rivierenland is de opvolger van wat in de wandelgangen ook wel het Regiocontract werd genoemd en liep tot en met 2015. Het RRR is ondertekend door de provincie Gelderland en de 10 gemeenten in de regio.
Het RRR omvat 5 deelprogramma te weten:
Via deze deelprogramma's worden een groot aantal doelstellingen en ambities gerealiseerd door te uitvoering van projecten en andere activiteiten. Via de verschillende deelprogramma's worden ruimtelijke projecten uitgewerkt.
Conclusie
Voor het plangebied is er geen specifiek project benoemd vanuit het RRR.
Deze sociaaleconomische visie van Regio Rivierenland 2009-2020 is gemaakt voor en door de elf gemeenten in de regio, in samenwerking met de Kamer van Koophandel, het bedrijfsleven en overige maatschappelijke partijen.
Rivierenland kiest in de Sociaaleconomische visie voor een beleidsagenda met vier strategische beleidsthema's:
Deze thema's met bijbehorende uitwerkingen plus de bestaande sociaaleconomische activiteiten zijn onder de pijler Welvarend Rivierenland opgenomen in Eigen-Wijs Rivierenland, het Regionaal Ontwikkelingsprogramma 2008-2011.
De regio heeft gekozen voor deze vier sociaaleconomische beleidsthema's omdat ze effect hebben (inspanning op deze terreinen levert het meeste op ten opzichte van de investering) en stuurbaar zijn (dit beleid kan Rivierenland écht beïnvloeden). Bovendien sluiten deze beleidsthema's goed aan bij de Structuurvisie.
Conclusie
Voor het plangebied is er geen specifiek project benoemd vanuit de Sociaaleconomische Visie dat direct raakvlakken heeft met het bestemmingsplan.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren is in het plan vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:
Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.
Bij uitbreiding van het verhard oppervlak, dient er afhankelijk van de mate van toename van het verhard oppervlak compenserend oppervlak aan open water te worden gegraven. Zodoende kan de door toename verhard oppervlak veroorzaakte versnelde afvoer van het hemelwater naar het oppervlaktewater opgevangen worden, zodat niet elders in het peilgebied ongewenste peilstijgingen optreden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de drietapsstrategie 'Vasthouden, bergen en afvoeren’.
Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeente een waterplan opgesteld, waarin de visie en ambities, knelpunten en bijbehorende maatregelen worden vastgelegd. Overeenkomstig de ambities zoals opgenomen in het waterplan en de beslisboom omgang met hemelwater dient zoveel mogelijk hemelwater afgekoppeld te worden bij nieuwbouw en herbouw. Gezien de ondergrond van het plangebied zal dit uiteindelijk afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Conclusie
Het waterbeheerplan is van toepassing op de binnendijks gelegen gronden van de gemeente Neerijnen. Het plangebied van dit bestemmingsplan is in zijn geheel gelegen in buitendijks gebied. Het waterbeheerplan vermeld daarom geen maatregelen die voor dit bestemmmingsplan van toepassing zijn.
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 28 juni 2012 de Woonvisie 2012-2020 en het woningbehoefte onderzoek (2011) vastgesteld. De Woonvisie 2012-2020 is gebaseerd op het woningbehoefte onderzoek dat begin 2011 is uitgevoerd.
De woonvisie rust op vier uitgangspunten:
Centraal in de Woonvisie staat de vraag hoe wij tot een beter evenwicht kunnen komen tussen het huidige planaanbod en de verwachte vraag. Die verhouding is nu behoorlijk scheef, zowel in aantallen als in soorten woningen. Dat is uiteraard niet onbegrijpelijk. De huidige planvoorraad is in de loop van de afgelopen jaren opgebouwd en vertoont nog sterk de kenmerken van de woningmarkt uit de jaren van voor de crisis.
De gemeentelijke planvoorraad is qua aantal voldoende om de vraag, zoals die regionaal met de provincie is afgestemd (ruimte voor 730 woningen tot 2020) te accommoderen. Kwalitatief passen echter nogal wat plannen niet bij de huidige marktsituatie, terwijl bovendien op de verdeling over de dorpen nogal wat af te dingen valt. Uit onze analyse van het huidige planaanbod (900 woningen) blijkt dat ca. 440 woningen in de markt tot 2020 passen of vermoedelijk passend te maken zijn.
Het passend maken van plannen vraagt een grote inspanning die wij met marktpartijen zullen moeten bereiken. Onze inzet is alleen te bereiken door een grondig overleg met de marktpartijen, zowel met de commerciële ontwikkelaars als met de corporaties.
Het uitgangspunt van dit beleid omschreven in dit plan is continuering en actualisering van bestaand beleid zoals beschreven in de voorgaande economische nota "Economie op koers" uit 2005. In dit document wordt het economische beleid voor 2011-2015 beschreven. De belangrijkste doelstelling voor het economische beleid van gemeente Neerijnen voor deze periode is: Bevorderen van een passend ondernemersklimaat met behoud van het landelijke karakter. We willen hieraan sturing geven door voornamelijk voorwaardenscheppend beleid te formuleren.
Andere middelen die gemeente Neerijnen inzet, vallen binnen het programma "Welvarend Rivierenland" van regio Rivierenland (en gemeente Druten) en de Kamer van Koophandel. Neerijnen ondersteunt de doelstelling van Welvarend Rivierenland: In Rivierenland is sprake van een goede balans tussen duurzame economische groei en behoud en versterking van een goede leefomgeving, waardoor de inwoners, bezoekers en bedrijven graag in de regio (ver)blijven.
De bedrijventerreinen in Neerijnen zijn gericht op het huisvesten van lokale bedrijven. Als gevolg op provinciaal beleid heeft regio Rivierenland is in 2001 een Convenant Bedrijventerreinen opgesteld waarin afgesproken is om een gezamenlijk regionaal beleid voor bedrijventerreinen te voeren. Door samen te werken wordt voorkomen dat gemeenten met elkaar concurreren, waardoor er zorgvuldiger gebruik wordt gemaakt van de ruimte. Om leegstand in de toekomst te voorkomen, heeft gemeente Neerijnen in principe niet de wens nieuwe bedrijfsterreinen te ontwikkelen. Wel is er bij enkele bedrijventerreinen ruimte voor uitbreiding. Daarnaast zal er gericht worden op herstructurering van oude bedrijventerreinen. Gekeken zal worden of het mogelijk is herstructurering van bedrijventerreinen regionaal op te pakken en een regionaal herstructureringsfonds in te richten.
De gemeente Neerijnen werkt aan een ontwerp structuurvisie. Hierover zijn gesprekken gevoerd met de inwoners in de maanden november en december in 2011. De structuurvisie is zowel omwille van de gewijzigde wetgeving als beleidsinhoudelijke motieven opgesteld. Bij het opstellen van de structuurvisie is invulling gegeven aan twee opgaven:
In de structuurvisie wordt het ingezette beleid uit de Visie Wonen en Werken waarnodig aangevuld, aangescherpt en bijgesteld. Ieder kern binnen de gemeente wordt specifiek beschreven. Hierbij wordt het bestaande beleid ten aanzien van de verschillende sectorale aspecten weergegeven.
Conclusie
In de structuurvisie staat beschreven dat het bedrijventerrein Kerkewaard mogelijk onderdeel is van het project Waalweelde. Dit project behelst een onderzoek naar alternatieven voor de Planologische Kern Beslissing 'Ruimte voor de Rivier'.
In de gemeenteraadsvergadering van 13 maart 2014 is, in het kader van de behandeling van de ontwerp-structuurvisie Waalweelde West besloten om, conform de kaderstelling uit 2009, de ontwikkeling van Kerkewaard als watergebonden bedrijventerrein verder uit te werken. De aanleiding om die uitwerking nu op te pakken, is het initiatief van Van Uden Logistics Site Investments BV voor de uitbreiding van haar activiteiten. Deze behelzen met name een tweede warehouse en een loswal voor eigen gebruik. Andere ontwikkelingen die mogelijk gelijktijdig of later in de Kerkewaard worden gerealiseerd zijn de vestiging van watergebonden bedrijvigheid (b.v. een jachtwerf) of een combinatie van wonen en werken.
Gebiedsvisie Kerkewaard Haaften
Op 25 september 2014 heeft de gemeenteraad van Neerijnen ingestemd met het Plan van Aanpak (PvA) Gebiedsvisie Kerkewaard met het toevoegen van een tussentijdse terugkoppeling, uitbreiding van het aantal deelnemers naar 12 in de werkgroep en een voorstel met een afweging van keuzes bij de uitwerking van de randvoorwaarden inclusief draagvlak.
Het doel van het proces Gebiedsvisie is om een integrale visie voor de ontwikkeling van de Kerkewaard op te stellen op hoofdlijnen. Deze visie vormt het kader waarbinnen diverse initiatieven kunnen plaatsvinden. De gebiedsvisie wordt onderdeel van de Nota van Uitgangspunten voor de herziening van het bestemmingsplan voor verdere uitbreiding van activiteiten op het bedrijventerrein Kerkewaard.
Het doel van de gemeente Neerijnen is om te zorgen dat de belangen en de ideeën van de inwoners van de gemeente en andere belanghebbenden - bij de inpassing van de verschillende initiatieven – kunnen worden ingebracht middels een zorgvuldig proces. Daarvoor stelt zij voor een werkgroep Gebiedsvisie Kerkewaard te vormen. Het doel van de werkgroep is om een voorstel aan de raad uit te brengen waarmee de verschillende initiatieven in het plangebied optimaal worden ingepast.
Conclusie voor onderhavig bestemmingsplan
In het voorliggende vastgestelde bestemmingsplan Kerkewaard is de bestaande situatie vastgelegd. Indien na het bovenstaande geschetste proces de Gebiedsvisie gereed is en er randvoorwaarden voor het inpassen van nieuwe initiatieven zijn geformuleerd zal in een nieuw bestemmingsplan deze ontwikkelruimte worden vastgelegd. Dit nog op te stellen bestemmingsplan doorloopt de wettelijke voorgeschreven procedure waarbij een ieder kan reageren.
Sinds 1 juli 2004 kan welstandstoetsing van bouwplannen alleen nog maar plaatsvinden als de gemeente beschikt over een welstandsnota. De gemeente Neerijnen beschikt over een dergelijke nota.
In de welstandsnota worden per kern verschillende gebiedstypen onderscheiden. Per type zijn in de nota specifieke welstandscriteria geformuleerd. Het gaat om de gebiedstypen:
Figuur 3.3: Welstandsgebieden plangebied Kerkewaard
De gemeente heeft een archeologische inventarisatie voor het gehele Neerijnense grondgebied uitgevoerd en vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Met de vaststelling van het archeologische beleid door de gemeenteraad is er in de toekomst niet meer voor elk afzonderlijk bouwplan een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Gebieden met een lage verwachting zijn pas vanaf één hectare onderzoeksplichtig gesteld.
Bij toekomstige ontwikkelingen op plaatsen met een reeds bekende archeologische waarde (de zogenaamde AMK-terreinen) en de historische dorpskernen zal verstoring van de diepere ondergrond zoveel mogelijk moeten worden voorkomen of beperkt. Bij ingrepen vanaf 100 m² zullen deze waardevolle gebieden zelfs aan een (bureau)onderzoek en nadere afweging onderworpen moeten worden. Waar behoud in de bodem niet realiseerbaar is, zullen de consequenties voor wat betreft de aantasting van het bodemarchief in een zo vroeg mogelijk stadium inzichtelijk moeten worden gemaakt voor alle partijen die betrokken zijn bij de geplande ruimtelijke ontwikkeling.
In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op archeologische waarden en cultuurhistorie in het plangebied.
De gemeente Neerijnen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Neerijnen de beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.
De gemeente Neerijnen legt de nadruk op de uitbreiding van woonkernen, maar daarnaast wordt ook plaats geboden voor uitbreiding en vestiging van lokale ondernemingen. Op basis van de aard en de omvang van risicobronnen in de nabijheid van kwetsbare functies kan worden gesteld dat de gemeente momenteel een relatief laag risicoprofiel heeft. Dit wil de gemeente zo houden.
Het doel van de beleidsvisie is om een toetsingskader te bieden dat duidelijk maakt hoe met bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico's dient te worden omgegaan. De beleidsvisie focust op nieuwe situaties. De essentie van de visie is weergegeven aan de hand van beleidsuitspraken op verschillende niveaus; algemene uitgangspunten, generieke beleidsuitspraken, gebiedsspecifieke beleidsuitspraken voor de meest risicovolle bedrijven en beleidsuitspraken voor overige risicoveroorzakende activiteiten. De opbouw impliceert een steeds verdergaande uitwerking, waarbij ook voorgaande stappen van toepassing zijn. Voor de genoemde risicovolle bedrijven en de overige risicoveroorzakende activiteiten gelden bijvoorbeeld ook de algemene uitgangspunten en de generieke uitspraken.
In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op externe veiligheid in het plangebied.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de planologische en milieuhygiënische aspecten die van belang zijn bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden verantwoord dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de huidige planologische en milieuhygiënische situatie.
Er zal kort aandacht zijn voor de volgende planologische- en milieuhygiënische aspecten: geluid (wegverkeerslawaai, industrielawaai, enz.), hinderlijke bedrijvigheid (agrarische- en niet-agrarische bedrijven), externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, water, flora en fauna en cultuurhistorie en archeologie. Verder wordt aandacht geschonken aan de ligging van kabels en leidingen.
In het kader van de Wet geluidhinder dient voor de ontwikkeling van geluidsgevoelige functies een akoestisch onderzoek te worden verricht wanneer de locaties binnen de onderzoekszones van wegen en industrielawaai zijn gelegen. Wegen ingericht als 30 km-zones zijn uitgezonderd van deze verplichting.
Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande en vergunde situatie(s) vast. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten behoeve van geluidsgevoelige functies. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder hoeft daarom niet te worden uitgevoerd.
Bij (toekomstige) ontwikkelingen in het plangebied zal, indien er sprake is van het toevoegen van een geluidsgevoelige bestemming in het bedrijventerrein een akoestisch onderzoek moeten worden verricht naar de geluidbelasting ter plaatse van de ontwikkeling. Deze onderzoeksplicht voor (toekomstige) ontwikkelingen geldt uiteraard ook voor geluidbelasting veroorzaakt door een verandering aan de weg.
Beleidskader
Door middel van de Wet milieubeheer wordt milieuhinder in woonsituaties zoveel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen die hinder veroorzaken moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer of vallen onder één van de AMvB's op grond van deze wet. In aanvulling op de milieuvergunningen worden ook afstanden vastgelegd tussen bedrijven en woonbuurten (woningen). Deze afstanden zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving.
Regeling
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze zonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden.
Voor de milieuzonering in dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Deze is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.
Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde en landelijke gebieden.
Het bestemmingsplangebied kan door de aanwezigheid van een drukkere wegen, bedrijven en historische lintbebouwing gekarakteriseerd worden als een gemengd gebied. Kenmerkend voor een gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Een overschrijding van de wettelijke norm (qua geluidsbelasting, stof, geur en gevaar) is echter niet toelaatbaar.
Richtafstanden
De Staat van Bedrijfsactiviteiten onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via omgevingsvergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten hoeven te ontstaan.
Milieucategorie | richtafstand in meters | ||
gebiedstype | rustige woonwijk | gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 | |
2 | 30 | 10 | |
3.1 | 50 | 30 | |
3.2 | 100 | 50 | |
4.1 | 200 | 100 | |
4.2 | 300 | 200 | |
5.1 | 500 | 300 | |
5.2 | 700 | 500 | |
5.3 | 1.000 | 700 | |
6 | 1.500 | 1.000 |
N.B.: Deze afstandscontouren worden in bijna alle gevallen door het milieuaspect geluid bepaald.
De als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (Vereniging van Nederlandse gemeenten; editie 2009). Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Bedrijvenlijst (in de kolom “CATEGORIE”) aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfsactiviteit wordt gerekend, alsmede (in de kolom “GROOTSTE AFSTAND”) welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden.
Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 2, tot 30 meter en 50 meter bij milieucategorie 3.1 en 3.2 en 100 meter en 200 meter categorie 4.1 en 4.2.
Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd.
Voor het bedrijventerrein Kerkewaard is bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 4.1 toegestaan, met de mogelijkheid om bedrijven toe te staan in één categorie hoger dan ter plaatse toegestaan, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse geldende categorie. Bij de planopzet is uitgegaan van de bestaande bedrijvigheid. In het plangebied is een inwaartse milieuzonering toegepast. Vanuit de milieugevoelige bestemmingen in de omgeving is bepaald tot welke milieucategorie is toegestaan op het bedrijventerrein. In de nabijheid van woningen zijn bedrijven in een lagere categorie toegestaan. De toepassing van de milieuzonering brengt voor de bestaande bedrijvigheid op basis van het vigerende bestemmingsplan geen nadelen met zich mee, aangezien de bedrijven passen binnen de toegepaste milieucategorie.
Er bevindt zich één ander overige functie in het plangebied. Aan de Graaf Reinaldweg 20 is een horecagelegenheid gevestigd, welke thans buiten gebruik is. Tevens bevindt zicht ter plaatse van de Waalbanddijk 64 een bedrijfswoning.
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/of beheersing van de risico's voor de omgeving vanwege gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet in relevante situaties de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi) van belang. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Daarnaast is het toetsingskader voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgelegd in de "Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Naar verwachting zal eind 2014 de circulaire worden vervangen door het "Besluit transportroutes externe veiligheid". Verder geeft de EV-visie van de gemeente richtinggevende uitspraken over:
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi-bedrijf. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Om te voorkomen dat het risico voor nabijgelegen woongebieden toeneemt, is bovendien in de planregels opgenomen dat geen Bevi-bedrijven of vergelijkbare inrichtingen mogen worden gevestigd binnen de bestemming "Bedrijf".
Daarnaast liggen de bestemmingen voor (beperkt) kwetsbare objecten ook niet binnen de veiligheidsafstanden van bestaande stationaire risicobronnen, waarop het Bevi niet van toepassing is.
In het rapport "Definitief ontwerp Basisnet Water" (2008) is de uitwijkhaven van Haaften genoemd als kegelligplaats voor tankschepen met 1 kegel. De ligplaats voor dergelijke schepen is (nog) niet aangewezen in de uitwijkhaven van Haaften. Op grond van de vervoersregelgeving moet bij een ligplaats voor tankschepen met 1 kegel een veiligheidsafstand van 100 meter worden aangehouden tot 'gesloten woongebieden'. Bij het in de toekomst mogelijk aanwijzen van een kegelligplaats zal hieraan getoetst moeten worden. De kortste afstand van de dichtstbijzijnde aanlegsteiger tot de woningen in Haaften bedraagt ca. 235 meter.
Incidenteel zullen tankauto's met LPG rijden over de Graaf Reinaldweg om het nabij gelegen LPG-tankstation aan de Graaf Reinaldweg 14 te bevoorraden. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat tankauto's met propaan (ten behoeve van de bevoorrading van propaantanks in het buitengebied) incidenteel rijden over de Graaf Reinaldweg. Aangezien dergelijk vervoer niet leidt tot een relevante risicocontour buiten de weg of een relevant groepsrisico, wordt de Graaf Reinaldweg niet beschouwd als relevante risicobron.
Over de rivier de Waal worden stoffen vervoert door binnenvaartschepen. De Waal is opgenomen in het Basisnet Water van het Rijk. Het zogenaamde Basisnet Water vormt het kader voor de nieuwe regelgeving. Hierin zijn geactualiseerde prognoses opgenomen voor aantallen vervoersbewegingen en worden de vaarwegen geclassificeerd.
Op grond van gegevens van Rijkswaterstaat (Dienst Verkeer en Scheepvaart) kan de berekening van het plaatsgebonden risico langs vaarwegen, die deel uitmaken van het Basisnet Water, achterwege blijven. De risicocontour bereikt de oever namelijk niet. Ten aanzien van plasbranden op het water wordt aangegeven dat het plasbrandaandachtsgebied (voor nieuwe en bestaande functies) een zone van 25 meter langs de oever bedraagt. Binnen deze zone vinden geen ontwikkelingen plaats in dit bestemmingsplan.
Voor havenuitvaarten geldt dat binnen 300 meter vanuit een havenuitvaart de zone voor het plasbrandaandachtsgebied (voor nieuwe en bestaande functies) een zone van 50 meter is. Binnen deze zone rondom de havenuitvaart vinden geen ontwikkelingen plaats in dit bestemmingsplan.
De effecten van calamiteiten op de Waal kunnen het plangebied bereiken. Dit betekent dat een toename van de populatie bij kan dragen aan het groepsrisico. In het kader van het Basisnet Water (2008) is bepaald dat het groepsrisico in een aantal gevallen niet hoeft te worden berekend. Indien de bevolkingsdichtheid lager is dan 2.250 personen per hectare (enkelzijdig) danwel 1.500 personen per hectare (dubbelzijdig) is een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk. Gelet op het plangebied dat in gebruik is als bedrijventerrein wordt de bovengrens van de personendichtheid bij lange na niet gehaald waardoor het groepsrisico veel lager is. Daarnaast bedraagt de afstand vanaf de vaargeul tot de bebouwing van het plangebied minimaal 600 meter.
Op grond van het huidige toetsingskader, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is een berekening van het groepsrisico en kwalitatieve beschouwing van andere verantwoordingselementen nodig indien de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden of het groepsrisico (significant) toeneemt. Op grond van eerdere berekeningen is bekend dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in ieder geval niet wordt overschreden.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan is en de relevante delen van het plangebied op meer dan 200 meter (voor de bestemming Recreatie) en meer dan 300 meter (voor de bestemming Bedrijf) afstand vanaf de oeverlijn zijn gelegen, mag worden verwacht dat het groepsrisico niet (significant) zal toenemen.
Uit de risicokaart van de provincie Gelderland blijkt grenzend aan het plangebied een Defensieleiding van Defensie Pijpleiding Organisatie is gelegen. Voor deze leiding is een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding van toepassing. De leiding, inclusief belemmeringenstrook, is gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Neerijnen.
Door een goede aansluiting van het bestemmingsplan Kerkewaard op het bestemmingsplan Buitengebied is over een lengte van ca. 25 meter aan de oostzijde van het plangebied de bestemming 'Leiding - Brandstof' opgenomen. Een deel van de leiding van de Defensie Pijpleiding Organisatie ligt in het plangebied van het bestemmingsplan Kerkewaard.
Naast de hartlijn is ook de belemmeringenstrook opgenomen in de bestemming Leiding - Brandstof. De informatie over de leiding is overgenomen uit het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Neerijnen.
De PR 10-6 contour van de leiding ligt niet buiten de hartlijn van de leiding. Hierdoor wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het PR. Overeenkomstig het gestelde Bevb is op de verbeelding een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding opgenomen waarbinnen bouw- en gebruiksbeperkingen gelden.
Een beperkt gebied van de defensie leiding ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Kerkewaard. De rest van het tracé van deze leiding ligt in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Neerijnen. Binnen het invloedsgebied van de buisleiding, voor zover gelegen in dit bestemmingsplan, worden geen (beperkt) kwetsbare objecten toegelaten. Er is daarom geen aanleiding om het groepsrisico te verantwoorden.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen. Wel grens het plangebied aan de Waal en de buiten het plangebied gelegen vaargeul waarvoor een zone van 200 meter geldt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gelet op de afstand tussen vaargeul en bebouwing (minimaal 600 meter), de geringe personendichtheid op het bedrijventerrein (fors lager dan 2.250 c.q. 1.500 personen per hectare) en het plasbrandaandachtsgebied waarbinnen geen gebouwen zijn toegestaan is er geen nader onderzoek danwel berekeningen noodzakelijk.
Op grond van het huidige toetsingskader, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is een verantwoording van het groepsrisico (inclusief een berekening van het groepsrisico) dus niet nodig.
Om te voorkomen dat het risico voor nabijgelegen woongebieden toeneemt, is bovendien in de planregels opgenomen dat geen Bevi-bedrijven mogen worden gevestigd binnen de bestemming "Bedrijf".
Het bedrijventerrein is buitendijks gelegen. Door ophoging is het terrein op eenzelfde hoogte als de Waalbanddijk gelegen, waardoor het overstromingsrisico fors beperkt is.
Daarnaast liggen de bestemmingen voor (beperkt) kwetsbare objecten ook niet binnen de veiligheidsafstanden van bestaande stationaire risicobronnen, waarop het Bevi niet van toepassing is.
Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de bestemmingen binnen het plangebied.
Op 15 november 2007 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)’ in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een beheersplan; het plan legt de bestaande situatie vast en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Voor dat gedeelte van het bestemmingsplan is dus sprake van het gelijk blijven van de concentraties van de betreffende stoffen (ad b). Hierdoor leidt het bestemmingsplan niet tot de uitstoot van meer luchtverontreinigende stoffen dan op grond van de vigerende regeling mogelijk was. Een onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het zinvol de heersende luchtkwaliteit in ogenschouw te nemen. Op basis van de landelijk beschikbare GCN-waarden (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland) kan gesteld worden dat de jaargemiddelde achtergrondconcentratie in 2011 voor stikstofdioxide ca 22,9 microgram per kubieke meter lucht bedraagt en voor fijnstof is dit 26,3 microgram per kubieke meter. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de luchtconcentraties ruim voldoen aan de normering Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteit (grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 microgram per kubieke meter, te bereiken in 2015 resp. in 2012).
Voor bouwontwikkelingen dient onderzoek te worden verricht naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Er kan niet worden gebouwd alvorens vaststaat dat de grond in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de desbetreffende ontwikkeling. In voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bodemonderzoek is daarom op dit moment niet noodzakelijk.
Bij (toekomstige) ontwikkelingen in het plangebied zal een historische toets en een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd om aan te tonen dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik.
Indien bij een eventuele ontwikkeling van een locatie grond moet worden afgevoerd, dient hierbij rekening te worden gehouden met de hergebruikmogelijkheden op basis van de kwalificatie volgens het Besluit bodemkwaliteit.
Vooralsnog is er geen sprake van een ontwikkeling. Er is derhalve geen bodemonderzoek uitgevoerd.
In het plangebied is Waterschap Rivierenland de waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerder, de vaarwegbeheerder, de beheerder van de primaire en secundaire waterkeringen én beheerder van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het beleid ten aanzien van water is beschreven in paragraaf 3.2.1.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1. Bro overleg contact gezocht met het Waterschap Rivierenland.
Keur
Het Waterschap kent naast zijn beleid de Keur als regelgeving. Deze regelgeving is bedoeld om watergangen, wateren, onderhoudspaden, kaden en dijken te beschermen tegen beschadiging. Volgens de Keur van het waterschap mogen in de beschermingszones langs watergangen geen obstakels worden aangebracht die het uitvoeren van het onderhoud kunnen belemmeren of de stabiliteit van de oevers kunnen aantasten. De beschermingszones zijn/worden in de legger vastgelegd. Voor watergangen met de A-status is deze beschermingszone doorgaans 4 meter breed.
Watergangen
De watergangen die van belang zijn voor de afvoer en berging van water in het plangebied zijn op de bestemmingsplanverbeelding opgenomen.
Waterkeriningen
De Waalbandijk is een primaire waterkering die bescherming biedt tegen het Waalwater.
Huidige en toekomstige situatie
Het gehele plangebied van het bestemmingsplan is buitendijks gelegen.
Waterkering
Ter bescherming van de primaire waterkering zijn door het Waterschap Rivierenland in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro de relevante gegevens aangeleverd. Dit heeft geleid tot het opnemen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' voor de kernzone van de Waalbandijk en een 'vrijwaringszone - dijk - 1' voor de beschermingszone van de dijk. Als attentiegebied is daarnaast de 'vrijwaringszone - dijk - 2' opgenomen.
Water
In het plangebied is de haven die in verbinding staat met de rivier de Waal bestemd als 'Water'. In het plangebied is het daarnaast binnen de overige bestemmingen toegestaan om water en waterhuishoudkundige voorzieningen te realiseren. Hiermee worden de waterbelangen voldoende beschermd en bestaat er de mogelijkheid, indien dit door toekomstig beleid noodzakelijk wordt geacht, om extra water te realiseren in overleg met de grondeigenaren in het plangebied.
Wettelijke kader
Gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet moet aannemelijk worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is.
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden.
Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Natuurbeschermingswet 1998
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV).
De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. Bij de voorbereiding van de het project moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Kenmerken plangebied
Het plangebied is verweven met de EHS aanduiding langs de rivier de Waal. Het bedrijventerrein zelf ligt niet binnen de begrenzing van het EHS-gebied. Ten oosten van het plangebied, op ca. 900 meter is het Natura2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' gelegen.
Figuur 4.1: uitsnede EHS-zone langs de rivier De Waal (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Conclusie
Zoals vermeld in paragraaf 3.1.4 geldt op basis van de Flora- en faunawet een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen. In het voorliggend bestemmingsplan is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Vanuit de Flora- en faunawet zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beschermde monumenten zijn aangewezen vanuit het Rijk en/of gemeente. In het plangebied zijn geen beschermde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig.
Zoals beschreven is in paragraaf 3.4.5 is in Neerijnen een archeologische beleid opgesteld. Op de Kaart Waarden en verwachtingen van de gemeente zijn alle thans bekende terreinen aangegeven die archeologisch van belang zijn. Voorts is op de kaart de trefkans of verwachtingswaarde op aanwezigheid van archeologische resten in de bodem aangegeven. Uitgangspunt is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen de eventuele archeologische waarden door middel van een onderzoek in kaart worden gebracht. In de onderstaande figuur is het plangebied ingetekend op de archeologische maatregelenkaart. Op de verbeelding en in de regels is een beschermende regeling, in de vorm van dubbelbestemmingen, opgenomen voor de (eventueel) aanwezige archeologische waarden.
Figuur 4.1: Plangebied ingetekend op archeologische maatregelenkaart.
Ten aanzien van de te verwachte archeologische waarden geldt voor het plangebied:
Bij de lage archeologische waarden is het overigens niet uitgesloten dat ondanks deze verwachting toch archeologische vondsten worden aangetroffen. In dit geval geldt, conform artikel 53 van de Monumentenwet, de verplichting om dit te melden aan het bevoegd gezag.
Conclusie
De (kleinere) nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, kabelkasten en rioolinstallaties zijn niet afzonderlijk geïnventariseerd en bestemd, maar algemeen geregeld door het opnemen van nutsvoorzieningen in de bestemmingsomschrijving van de toegekende bestemmingen en de omvang ervan te beperken in de bouwregels.
Binnen het plangebied zijn met uitzondering van de Defensie pijpleiding , zoals genoemd in de paragraaf externe veiligheid Externe veiligheid geen kabels, leidingen en straalpaden van zodanige importantie aanwezig, dat deze bij de planvorm betrokken dienen te worden c.q. afzonderlijk in het plan opgenomen dienen te worden.
Voorliggend bestemmingsplan is gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan (vastgesteld op 26 augustus 1982), de sinds die tijd verleende vergunningen en de feitelijke situatie op basis van een inventarisatie en informatie van gemeente en milieudienst.
In het bestemmingsplan zijn bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden overgenomen. Gelet op het voorheen geldende bestemmingsplan is er op enkele bedrijfspercelen nog een beperkte ruimte voor het uitbreiden van de bestaande gebouwen.
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de diverse bestemmingen die van toepassing zijn voor het bestemmingsplan Kerkewaard.
De aanwezige functies binnen het bedrijventerrein zijn vertaald in bestemmingen. Per bestemming wordt aangegeven waarom hiervoor is gekozen. Een beschrijving van de opzet en inhoud van de bestemmingen is weergegeven in hoofdstuk 6 'Juridische aspecten’.
Daar waar wordt gesproken over 'positief' bestemmen wordt bedoeld dat de huidige functie als zodanig in het voorliggend bestemmingsplan is bestemd en dat de huidige functie ook in de nieuwe planologische situatie kan blijven bestaan.
De percelen gelegen uiterwaarden van de Waal zijn agrarisch bestemd, overeenkomstig het eerder vastgesteld bestemmingsplan. Binnen de bestemming is geen bebouwing toegestaan.
De bestaande bedrijven op het bedrijventerrein zijn positief bestemd binnen het nieuwe bestemmingsplan. In het kader van milieubeheer zijn verschillende milieucategorieën opgenomen, overeenkomstig het eerder vastgesteld bestemmingsplan zoals is toegelicht in paragraaf 4.3.
Kleine algemene nutsvoorzieningen zijn op basis van de Wabo mogelijk binnen de bestemming.
De inrichting van het openbaar gebied bestaat uit verkeersruimten, groen en water. Deze zijn als zodanig bestemd.
Aanwezige groenelementen, bijvoorbeeld bermen, zijn bestemd als ‘Groen’. Het meer ondergeschikte groen dat zich langs wegen bevindt, is geregeld binnen de bestemming ‘Verkeer’. Op een aantal locaties is ervoor gekozen het groen binnen het straatprofiel specifiek als groen te bestemmen. De reden hiervoor is dat dit groen beeldbepalend is.
Het bestaande horecabedrijf binnen het plangebied is positief bestemd. `
Het in het plangebied gelegen horecabedrijf is bestemd als ‘horeca’. Horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
categorie I: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
categorie II: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek;
categorie III: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bardancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;
Ter plaatse is categorie II toegestaan. Dit is in overeenstemming met de bestaande situatie. Niet toegestaan in Haaften is horeca in categorie III.
Binnen de bestemming recreatie is de realisatie van groothandelsbedrijf ten behoeve van recreatieve doeleinden positief bestemd.
De verkeersbestemming is ruim opgezet (zoveel mogelijk van erfgrens tot erfgrens) om op die manier de herinrichting van wegen ook in de toekomst mogelijk te maken.
Ook het meer ondergeschikte groen dat zich langs wegen bevindt, is geregeld binnen deze bestemming.
De haven en de Waal hebben de bestemming ‘Water’ gekregen. Water is ook mogelijk binnen de bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer’.
De bijbehorende bouwwerken regeling betreft een uitwerking die zowel voor- als achtergevelrooilijnen, zowel oppervlaktematen als bebouwingspercentages, zowel bouwhoogten als goothoogten alsmede erkers regelt.
Voor de woningen in het plangebied is de toelaatbaarheid en de omvang van bijbehorende bouwwerken onder andere afhankelijk van de ligging en de grootte van het perceel, de relatie met de omgeving en de omliggende woonbebouwing. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld een maximaal toelaatbare maatvoering van bijbehorende bouwwerken en een afwijking om hogere bijbehorende bouwwerken toe te laten.
Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding (plankaart). Voor wat betreft de systematiek van de regels en de verbeelding (plankaart). is aansluiting gezocht bij het handboek van de gemeente Neerijnen en de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) 2008. Hieronder worden de in het plangebied voorkomende bestemmingen beschreven.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. Hierdoor is voor één project nog maar één omgevingsvergunning nodig, die toestemming geeft voor alle benodigde activiteiten. Een aantal vergunningen/toestemmingen die zijn opgegaan in de omgevingsvergunning zijn de bouwvergunning, binnenplanse ontheffing, sloopvergunning en aanlegvergunning. De inhoudelijke toetsingskaders voor deze vergunningen/toestemmingen zijn niet gewijzigd.
In de regels is de terminologie aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken’. De bouwvergunning heet 'omgevingsvergunning voor het bouwen’. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in 'omgevingsvergunning voor het slopen' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden'.
In het bestemmingsplan zijn geen procedureregels opgenomen. De procedure voor een wijzigingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening, en de Wabo bevat een procedureregeling voor de omgevingsvergunning.
Met de Wabo is ook het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) in werking getreden. Dit Besluit vervangt grofweg het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb). Wel zijn er een aantal belangrijke wijzigingen in het vergunningvrij bouwen.
Er zijn nu twee categorieën van omgevingsvergunningvrij bouwen. De eerste categorie is een voortzetting van het Bblb. Deze bouwwerken zijn vergunningvrij, het bestemmingsplan kan hier geen beperkingen aan opleggen. De tweede categorie is nieuw. Deze bouwwerken zijn vergunningvrij voor zover ze conform het bestemmingsplan zijn. Hier is het bestemmingsplan bepalend voor wat zonder omgevingsvergunning gebouwd mag worden. Indien er strijd is met het bestemmingsplan mag niet gebouwd worden, tenzij er een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend kan worden.
Artikel 3: Agrarisch
De gronden met de bestemming Agrarisch zijn aangeduid ter plaatse van de uiterwaarden. Binnen de bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan.
Artikel 4: Bedrijf
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 2 tot en met 4.1. Bouwwerken binnen de bestemming bedrijf zijn toegestaan binnen het bouwvlak binnen de maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte maat.
Per bedrijfs is één bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 5: Groen
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen, afgezien van een nutsvoorziening, geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 6: Horeca
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca. Ter plaatse is één bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 7: Recreatie
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor groothandelsbedrijven in recreatieve doeleinden. Bouwwerken binnen de bestemming recreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak binnen de maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte maat.
Artikel 8: Verkeer
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn met name bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bebouwingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
Artikel 9: Water
De voor Water aangewezen gronden zijn met name bestemd voor waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing en waterberging.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bebouwingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
Artikel 10: Leiding - Brandstof
De voor leiding - brandstof aangewezen gronden zijn bestemd voor de defensie transport leiding ter plaatse.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bebouwingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
Artikels 11 tot en met 13: Waarde - Archeologie 1, 3 en 4
De beleidsnota archeologie is in het bestemmingsplan Kerkewaard doorvertaald door de verschillende archeologische gebieden te bestemmen. Hierbij is gebruik gemaakt van de diepte- en oppervlakte maten uit de beleidsnota.
Artiekel 14: Waterstaat – Uiterwaardgebied
De voor Waterstaat - Uiterwaardgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater.
In of op deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in de planregels genoemde riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd. In de planregels bij deze bestemming zijn voorwaarden opgenomen waaraan in dat geval voldaan moet worden.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de grenzen van deze dubbelbestemming te wijzigen dan wel de dubbelbestemming in zijn geheel op te heffen.
Artikel 15: Waterstaat - Waterkering
De Waalbandijk heeft de functie van waterkering. Ter bescherming dient rond deze waterkering een zone te liggen die de functie waarborgt. De zone van 40 m aan weerszijde van de dijk heeft de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’.
Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het voorliggende bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidige gebruik, het vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang dat invulling wordt gegeven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied. Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.
Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving kan ook worden gezien als:
Het ruimtelijke beleid, zoals de gemeente Neerijnen dat voor haar grondgebied heeft vastgelegd, vindt voor het belangrijkste deel haar weerslag in de vastgestelde bestemmingsplannen. Aan het vaststellen van een bestemmingsplan gaat een uitgebreide en zorgvuldige voorbereiding vooraf. Er wordt een 'uitgebreide' inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie binnen het plangebied teneinde deze op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Bovendien vindt er overleg plaats met belanghebbenden door middel van inspraakrondes en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan.
Deze uitgebreide voorbereidingen hebben een duidelijk doel. Het bestemmingsplan dient een zorgvuldig opgesteld plan te zijn, waarin de verworvenheden van de democratische rechtsstaat doorklinken. Het bestemmingsplan heeft immers, zodra het rechtskracht heeft, een enorme impact op het gemeentelijk grondgebied. Deze werking wordt, met name door burgers, nogal eens onderschat. Het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld het gebruik van in eigendom zijnde onroerende zaken zowel beperken als verruimen. Bovendien is het bestemmingsplan een criterium waaraan bouwplannen moeten worden getoetst en kan het een grondslag zijn voor het toepassen van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke dwangmiddelen waarvan de kosten veelal verhaald kunnen worden op de overtreder. De juridische status van het bestemmingsplan kan dan ook het best verduidelijkt worden met de lekenterm: 'gemeentelijke wet’.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie (hoofdgebouwen en gebruik van deze hoofdgebouwen) geïnventariseerd. Er is bekeken of er sprake is van illegale situaties.
De uitkomsten van de inventarisatie zijn verwerkt in een lijst met illegale situaties, welke vervolgens is gecontroleerd. De illegale zaken die nog niet waren gewraakt, zijn alsnog gewraakt dan wel gelegaliseerd door een positieve bestemming in het onderhavige bestemmingsplan. Daarmee zijn de bij de gemeente bekende illegale situaties opgeheven.
De thans opgenomen bestemmingsregeling past in de ruimtelijk-functionele visie van de gemeente ten aanzien van dit gebied.
Op 26 september 2011 zijn alle ondernemers binnen de gemeente Neerijnen uitgenodigd om kennis te nemen van het voornemen om voor alle bedrijventerreinen in de gemeente een actueel bestemmingsplan op te stellen.
Op deze avond en ook daarna bestond de mogelijkheid om wensen kenbaar te maken aan de gemeente Neerijnen die betrokken konden worden bij het opstellen van de bestemmingsplannen.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Kerkewaard' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast is het plan conform de inspraakverordening voor een ieder ter inzage gelegd.
Het voorontwerpbestemmingsplan Kerkewaard heeft voor de duur van zes weken (7 juni 2013 tot en met 19 juli 2013) ter inzage gelegen. In de inspraaknota, zie Bijlage 2, zijn de ingekomen reacties op het voorontwerpbestemmingsplan samengevat.
Dit betekent niet dat die onderdelen van de reacties, die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zijn betrokken. Alle reacties zijn in hun geheel beoordeeld. Bij de beoordeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met de volledige inhoud van de ingezonden reacties. Alle tijdig ontvangen reacties zijn ontvankelijk. In de nota zijn alle ontvangen reacties beantwoord en voor zover van toepassing is aangegeven welke aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan worden doorgevoerd.
Na inspraak en vooroverleg heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. In dit kader heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Kerkewaard' voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn er een aantal zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen en voor zover van toepassing de aanpassingen die in het vastgestelde bestemmingsplan zijn verwerkt zijn opgenomen als bijlage bij het Vaststellingsbesluit.