direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Kern Haaften, herziening Dreef 16-18
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPhaaDreef16-1103

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding ’gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
  • b. Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak te worden gebouwd.
  • c. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2,5 meter daarachter.
  • d. De goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.

4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofgebouw te worden gebouwd.
  • c. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 40 m² per woonruimte.
  • e. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • f. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.
  • g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
  • h. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woonruimte één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
  • j. Voor zover de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, groter zijn dan deze regels maximaal toelaten, gelden de bestaande maten als maximale maten.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 meter mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b, voor herbouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 3 meter van de voorgevellijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevellijn, met dien verstande, dat:
    • 1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige gronden aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
    • 4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 2,75 meter bedraagt;
    • 6. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevellijn wordt gebouwd, (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
    • 7. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor een goothoogte tot maximaal 5 meter, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. Er mag geen tweede bouwlaag ontstaan.
    • 2. De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • c. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen tot maximaal 55 m² per woonruimte.
  • d. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder h voor een afstand van en vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw tot minder dan 3 meter, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.