Slingerbos, Ophemert

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0304.BPOphSlingerbos-1703
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Artikel 4 Tuin

Artikel 5 Water

Artikel 6 Wonen

Artikel 7 Woongebied

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Artikel 10 Algemene bouwregels

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Artikel 16 Slotregel

 

 

 

 

Bijlage:

Staat van bedrijfsactiviteiten

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' met identificatienummer NL.IMRO.0304.BPOphSlingerbos-1703 van de gemeente Neerijnen.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

 

aanbouw:

een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag - gemeten vanaf het peil -, dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aan-huis-verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte productiegebonden detailhandel.

 

afgewerkt bouwterrein:

gronden die bouwrijp zijn gemaakt voor de realisering van bebouwing, inclusief ophogingen voor zover die noodzakelijk zijn voor de bouw van bouwwerken, bijvoorbeeld om te voorzien in voldoende drooglegging of in verband met een dijkversterking.

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

 

 
bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

bestaand:

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

 

evenement:

alle tot vermaak en recreatie bedoelde tijdelijke al dan niet periodiek terugkerende activiteiten op of aan de openbare weg, dan wel voor publiek toegankelijk, zoals feesten, markten, braderieën, sportwedstrijden, voorstellingen, optochten en dergelijke.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 
hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

 

kinderdagverblijf:

opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door.

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele en religieuze voorzieningen, alsmede een kinderdagverblijf en voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven.

 

maaiveld:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

 

mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

 

patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bouwwerken.

 

seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

woning:

een besloten ruimte, die al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de bewoning door één huishouden.

 

woonzorgvoorziening:

bebouwing bestaande uit zorgwoningen in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen, in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze zorgwoningen.

 

zorgwoning:

een woning bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal één van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning - op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem - is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil:

  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. fiets- en voetpaden;

  4. verhardingen voor in- en uitritten;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. erkers, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  3. verhardingen voor in- en uitritten;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend erkers worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

  3. De bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van:

  1. pergola’s waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;

  2. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

  1. Op de gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van:

  1. pergola’s waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;

  2. overig tuinmeubilair, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;

  3. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

 

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing en waterberging;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers en bruggen;

  3. verhardingen voor in- en uitritten;

 

alsmede daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.

  2. Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak te worden gebouwd.

  3. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  4. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

 

6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan:

  1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is dan 150 m²;

  2. 40 m2, vermeerderd met 25% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 150 m² en minder dan 350 m²;

  3. 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 350 m2 met een maximum van 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 350 m²;

  4. indien de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)' is opgenomen, de oppervlakte die ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;

met dien verstande, dat de bovengenoemde maten uitsluitend mogen worden overschreden door een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m².

  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.

 

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen;

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a ten behoeve van woningsplitsing en dus het realiseren van een andere bouwwijze, met dien verstande dat:

  1. de cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten intact blijven;

  2. het grondoppervlak niet wordt vergroot en de bestaande situering niet gewijzigd;

  3. het gebouw gesplitst wordt in maximaal twee woningen;

  4. het te splitsen gebouw een inhoud heeft van minimaal 700 m³ en de beide woningen na splitsing een inhoud hebben van minimaal 350 m³ per woning;

  5. de totstandkoming van een goed woonklimaat dient te zijn gegarandeerd c.q. er geen milieuhygiënische bezwaren bestaan tegen realisering van de extra woning;

  6. er geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving optreedt;

  7. de woningsplitsing past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

  1. van het bepaalde in lid 6.2.2 onder d voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 125 m2.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.4.2 Bed & breakfast

Binnen de bestemming 'Wonen' is ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' een bed & breakfast toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 125 m².

  2. De parkeerbehoefte van de bed & breakfast dient volledig op eigen perceel te worden opgevangen.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Vergroting oppervlakte aan-huis-verbonden beroepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.4.1 voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan aan-huis-verbonden beroepen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 300 m2.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.5.2 Lichte bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 300 m2.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

6.5.3 Maatschappelijke voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1 voor het toestaan van maatschappelijke voorzieningen bij een woning, mits:

  1. De woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen maximaal 300 m² bedraagt.

  2. De maatschappelijke voorzieningen binnen de vigerende bouwregeling wordt ingepast.

  3. De verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan de maatschappelijke voorzieningen zijn gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik de verkeersveiligheid niet in de weg staat.

  4. Ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien.

  5. Er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.

  6. Uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als maatschappelijke voorzieningen.

 

 

Artikel 7 Woongebied

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. een woonzorgvoorziening;

  3. aan-huis-verbonden beroepen;

  4. tuinen, erven en verhardingen;

  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen;

  8. speelvoorzieningen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

  1. Het totaal aantal woningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 65 stuks, met dien verstande dat in plaats van reguliere woningen ook zorgwoningen zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. in plaats van 1 reguliere woning zijn 2 zorgwoningen toegestaan;

  2. het totaal aantal zorgwoningen binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 24 stuks.

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, in de vorm van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen en patiowoningen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn geen gebouwen toegestaan.

 

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  2. De diepte van een hoofdgebouw mag voor:

  1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen niet meer bedragen dan 12 m;

  2. aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 10 m.

  1. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

  2. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor:

  1. vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

  2. halfvrijstaande woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 2,5 m;

  3. eindwoningen van een rij aaneengebouwde woningen niet minder bedragen dan 1 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder a, b en e gelden voor een woonzorgvoorziening geen minimale afstanden tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens en geen maximale diepte.

 

7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;

  3. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

  1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is dan 150 m²;

  2. 40 m2, vermeerderd met 25% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 150 m² en minder dan 350 m²;

  3. 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 350 m2 met een maximum van 150 m2, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 350 m²;

met dien verstande, dat de bovengenoemde maten uitsluitend mogen worden overschreden door een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m².

  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

  4. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 3 m.

  5. In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

  2. over ten hoogste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

7.2.4 Patiowoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2 en lid 7.2.3 gelden voor het bouwen van patiowoningen de volgende bepalingen voor het bouwen van gebouwen (hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen):

  1. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%.

  2. De afstand van gebouwen tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. De afstand van de eindwoningen van een rij patiowoningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m.

  4. De bouwhoogte van de voorste 10 meter van de bebouwing, gemeten vanaf de voorgevellijn, mag niet meer bedragen dan 6 meter; de bouwhoogte van het overige deel van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het voorste deel van de bebouwing;

  5. op de gronden behorende tot de voortuin mag per patiowoning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

  2. over ten hoogste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen gelden de volgende bepalingen:

  1. Overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de openbare ruimte gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a en 7.2.4 onder b, voor het verkleinen van de afstand van hoofdgebouwen tot de voorste perceelsgrens, met dien verstande dat:

  1. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 1,5 m;

  2. het verkleinen van de afstand past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;

 

  1. van het bepaalde in lid 7.2.2 onder b, voor het toestaan van een hoofdgebouw met een grotere diepte, met dien verstande dat:

  1. de diepte van het hoofdgebouw voor een vrijstaande of halfvrijstaande woning niet meer mag bedragen dan 15 m;

  2. de diepte van het hoofdgebouw voor een aaneengebouwde woning niet meer mag bedragen dan 12 m;

  3. de uitbreiding wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;

  1. van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a en 7.2.5 onder a, voor het bouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 1 m van de voorgevellijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevellijn, met dien verstande dat:

  1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;

  2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;

  3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;

  4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;

  5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw ten hoogste de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw bedraagt;

  6. de bouwhoogte van een overkapping ten hoogste 2,5 m bedraagt;

  7. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevellijn wordt gebouwd, geen (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;

  8. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 m bedraagt;

  1. van het bepaalde in lid 7.2.3 onder d voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;

  1. van het bepaalde in lid 7.2.3 onder g voor een afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw van minder dan 3 m, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

7.4.2 Parkeren

Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen en per zorgwoning minimaal 0,6 parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd.

 

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1 Lichte bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.6.1 Bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwing uitgesloten'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' gebouwen toe te staan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De gebouwen moeten inpasbaar zijn met het oog op de versterking en bescherming van de Waalbandijk en mogen dijkversterking/dijkverzwaring niet in de weg staan.

  2. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de gebouwen voor de waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit).

  3. Indien nodig mogen, met het oog op de waterbelangen en/of de ruimtelijke inpassing van de gebouwen, aanduidingen worden toegevoegd aan de bestemming 'Woongebied' of andere bestemmingen worden toegevoegd. Voor de op te richten bebouwing zijn de bouwregels zoals opgenomen in deze bestemming (lid 7.2 en 7.3) van toepassing.

 

7.6.2 Toevoegen van woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om binnen de bestemming 'Woongebied' meer woningen toe te staan dan ingevolge lid 7.2.1 sub a is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er mogen maximaal vijf woningen extra worden toegestaan.

  2. De extra woningen moeten passen binnen het regionale en gemeentelijke woningbouwprogramma, zoals geldend ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan.

 

 

 

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2 om te bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.

  2. Het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

 

10.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

 

12.1 Milieuzone

 

12.1.1 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' mogen geen woningen worden opgericht.

 

12.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en de bouw van woningen toestaan, mits:

  1. door het treffen van driftbeperkende maatregelen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in relatie tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de boomgaard waarvoor de aanduiding 'milieuzone' is opgenomen.

  2. de afstand van woningen tot de grens van het perceel van de boomgaard waarvoor de daanduiding 'milieuzone' is opgenomen, niet minder bedraagt dan 2 meter.

 

12.1.3 Wijzigen of verwijderen aanduiding 'milieuzone'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de ligging van de aanduiding 'milieuzone' te wijzigingen of de aanduiding 'milieuzone' te verwijderen, mits is aangetoond dat handhaving van de milieuzone niet nodig is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat.

 

12.2 Vrijwaringszone - dijk 1

 

12.2.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de overige geldende bestemmingen, tevens bestemd voor de beschermingszone van de primaire waterkering.

 

12.2.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde in de overige geldende bestemmingen, mogen op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a om te bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:

  1. De bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.

  2. Het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

 

12.3 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden, naast de overige geldende bestemmingen, tevens bestemd voor de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

 

 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

  2. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:

  1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  1. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

  1. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;

  2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;

  3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

  1. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

13.2 Afwijking mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 11 onder b vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, dat gebruikt gaat worden als een afhankelijke woonruimte bij de woning, mits:

  1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;

  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;

  3. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast;

  5. er geen zelfstandige woning ontstaat. Na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden.

  6. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

 

13.3 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:

  1. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;

  2. de bed & breakfast binnen de bestaande woning wordt gerealiseerd;

  3. de bed & breakfast in parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden volledig op het eigen perceel voorziet;

  4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.

 

13.4 Afwijking evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:

  1. Het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.

  2. Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement.

  3. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.

  4. Er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op.

  5. De belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast.

  6. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

  7. Belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

  8. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden.

  9. De belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.

 

13.5 Afwijking kinderdagverblijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een woning, mits:

  1. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met een maximum van 50 m².

  2. het kinderdagverblijf binnen de vigerende bouwregeling wordt ingepast;

  3. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;

  4. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;

  5. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;

  6. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.

 

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

 

14.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de realisering van maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met de bestaande woonfunctie (één woning), waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De bouwmogelijkheden mogen niet worden vergroot.

  2. Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

  3. Uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken moet blijken dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als maatschappelijke voorzieningen.

  4. De verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan de maatschappelijke voorzieningen zijn gelegen, moeten van dien aard zijn dat het gebruik de verkeersveiligheid niet in de weg staat.

  5. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

 

14.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen door de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied', waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De de realiseren bebouwing moet inpasbaar zijn met het oog op de versterking en bescherming van de Waalbandijk en mag dijkversterking/dijkverzwaring niet in de weg staan.

  2. Het aantal woningen mag na vergroting van de bestemming 'Woongebied' niet meer bedragen dan ingevolge lid 7.2.1 sub a is toegestaan, tenzij gebruik is gemaakt of gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 7.6.2, in welk geval het aantal woningen in de totale bestemming 'Woongebied' niet meer mag bedragen dan op grond van die wijzigingsbevoegdheid is toegestaan.

  3. Indien nodig mogen, met het oog op de waterbelangen en/of de ruimtelijke inpassing van de bebouwing, aanduidingen worden toegevoegd aan de bestemming 'Woongebied'. Voor de op te richten bebouwing zijn de bouwregels zoals opgenomen in de bestemming 'Woongebied' (lid 7.2 en 7.3) van toepassing.

  4. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de bebouwing voor de waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit).

  5. Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

  6. Uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken moet blijken dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als woongebied.

  7. De wijziging moet aanvaardbaar zijn uit stedenbouwkundig oogpunt.

 

 

.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

15.2 Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 16 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

'Regels van het bestemmingsplan Slingerbos, Ophemert'.

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld: 21 september 2017