direct naar inhoud van 4.7 Luchtkwaliteit
Plan: Zandweg 44 Waardenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BP00056-1203

4.7 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Deze voorwaarden zijn:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • een project is genoemd of past binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Het planvoornemen bestaat uit de herbouw van een woning. Hierdoor draagt het plan niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit.

Maatgevend voor het beoordelen van de luchtkwaliteit zijn de stikstof en fijnstof gehalten in de lucht. Het RIVM heeft de luchtkwaliteit in Nederland in inzichtelijk gemaakt en de achtergrond concentraties in een kaart opgenomen. Ter hoogte van het plangebied gelden voor het jaar 2020 de volgende waarden:

  • Stikstof 20-30 µg/m3             2015        grenswaarde 40 µg/m3 jaargemiddelde
  • Fijnstof   20-24 µg/m3           2015        grenswaarde 40 µg/m3 jaargemiddelde

Navolgende afbeeldingen geven een uitsnede van de achtergrond concentraties van stikstof en fijnstof in het jaar 2020 ter plaatse van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BP00056-1203_0004.jpg"

Afbeelding 4.2: Achtergrond concentratie stikstof (bron: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM).

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BP00056-1203_0005.jpg"

Afbeelding 4.3: Achtergrond concentratie fijnstof (bron: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM).

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de grenswaarden niet overschreden dreigen te worden. Een gedetailleerd onderzoek is voor het projectvoornemen dan ook niet van toepassing.

Doordat de achtergrondwaarden in een grof grind zijn ingedeeld, kan op lokaal niveau, door de aanwezigheid van puntbronnen, de werkelijke luchtkwaliteit mogelijk de grenswaarden overschrijden. Doordat er in de directe omgeving van het plangebied geen relevante bronnen zijn aangetroffen wordt dit uitgesloten.

Conclusie

Onderhavig plan kan, gezien de zeer beperkte omvang, aangemerkt worden als een project van 'niet in betekende mate'. Gelet hierop en het gegeven dat sprake is van een goed 'woon- en leefklimaat' is een verdere toetsing van het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk. Ook veranderd de situatie van de luchtkwaliteit ten gevolge van de planologische mutatie niet in die mate dat hierdoor grenswaarden worden overschreden. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.