direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Zandweg 44 Waardenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BP00056-1203

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van het bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
  • c. de voorgevel moet worden gesitueerd in de als zodanig aangeduide 'gevellijn' dan wel op een afstand van niet meer dan 2,5 meter daarachter;
  • d. de diepte bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is dan 160 m²;
    • 2. 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;
    • 3. 60 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;
    • 4. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m²;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning;
  • f. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de woning mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aangebouwd bijbehorend bouwwerk, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 meter mag bedragen.
3.2.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot maximaal:
    • 1. 55 m², indien het bouwperceel kleiner is van 160 m²;
    • 2. 35% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;
    • 3. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;
    • 4. 90 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m².
  • b. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor een goothoogte tot maximaal 5 meter, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • c. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor een afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw tot minder dan 3 meter, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. met het oog op bezonning van erf en tuin en voldoende lichtinval in de woning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
  • c. ter waarborging van sociale, brand- en verkeersveiligheid;
  • d. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.