Gemeente: | Nunspeet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Team: | |
Contact: |
Op landgoed Huize de Vennen aan de Mythsteelaan in Nunspeet, zijn enkele agrarische percelen aanwezig. De desbetreffende percelen zijn tot voor kort in agrarisch gebruik geweest. De ligging midden in een bosgebied en binnen het natura 2000-gebied de Veluwe, maakt dat de percelen uitermate geschikt zijn om te herontwikkelen naar natuur. Voorliggend plan heeft dan ook betrekking op het tot ontwikkeling brengen van kruiden- en faunarijk grasland. Daarnaast worden als onderdeel van het plan meerdere bossingels aangeplant en wordt er aan de bosranden mantel- en zoomvegetatie aangelegd. Middels voorliggend wijzigingsplan worden de desbetreffende percelen ook als natuurterrein bestemd, door middel van het wijzigen van de agrarische bestemming in de bestemming 'Natuur - Landschap'.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied, ten zuiden van de kern Nunspeet. Het plangebied (circa 9 hectare) wordt volledig omgeven door bos. In de omgeving zijn enkele vennen gelegen. Ten (zuid)oosten van het plangebied ligt het Roode Heksmeer. In de nabijheid van het plangebied zijn daarnaast meerdere vakantieparken/campings aanwezig.
Het plangebied is gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk en Natura 2000-gebied de Veluwe. Het betreft dan ook een omgeving met zeer hoge natuurwaarden.
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied ten opzichte van Nunspeet
Afbeelding 2: Begrenzing van het plangebied
De betreffende percelen zijn gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' van de gemeente Nunspeet, vastgesteld op 25 juni 2020. Aan de percelen zijn verscheidene bestemmingen en gebiedsaanduidingen toegekend. Alleerst kennen de percelen de enkelbestemming 'Agrarisch'. Daarnaast kennen de percelen de volgende dubbelbestemmingen:
Ook kennen de percelen verscheidene gebiedsaanduidingen, te weten:
Afbeelding 3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2019'
Gronden met de enkelbestemming 'Agrarisch' zijn met name bedoeld voor de uitoefening van agrarische bedrijven, het weiden van vee of bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare. Aangezien voorliggend plan betrekking heeft het op het realiseren van nieuwe natuur met een oppervlakte van circa 9 hectare, is een wijziging van de vigerende bestemming noodzakelijk.
Het wijzigingsplan 'Landgoed Huize de Vennen' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. Als onderdeel van de toelichting zijn in de bijlagen een aantal onderzoeksrapporten opgenomen.
De toelichting van dit wijzgingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het, van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die volgen uit het beleid. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het projectgebied en de directe omgeving aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu-aspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichtin gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit agrarische gronden, welke al jaren in gebruik zijn als grasland. De graslanden zijn tot voor enkele jaren geleden regulier bemest. Het betreffen dan ook redelijk soortenarme graslanden. De graslandpercelen worden volledig omgeven door bos. De percelen zijn gelegen in een omgeving welke rijk is aan vennen. Tussen de beide percelen bevindt zich eveneens een ven.
Afbeelding 4: Impressie van het plangebied; het ven gelegen tussen beide percelen, grasland en de bosrand.
De percelen hebben potentie om zich te ontwikkelen tot zeer soortenrijke graslanden. De komende jaren worden verschillende maatregelen genomen om een kruiden- en faunarijk grasland tot ontwikkeling te brengen. Het betreft met name verdere verschraling door middel van maaien en afvoeren op vaste tijdstippen in het jaar en het pleksgewijs frezen van enkele gedeelten in de zomer, zodat op deze plekken de graszode wordt opengebroken en waardevolle kruiden meer kans krijgen om zich hier te ontwikkelen. De gefreesde plekken bieden ook een geschikte nestlocatie voor in de bodem nestelende wilde bijen. Op deze plekken wordt, indien nodig, enkel de graszode weggefreesd. Dit betreft dan ook een ingreep van maximaal 15-20 centimeter diep.
Naast het ontwikkelen van een kruiden- en faunarijk grasland, worden ook enkele andere maatregelen genomen om de natuur- en landschapswaarden ter plaatse te verhogen. Zo worden er drie nieuwe bossingels aangelegd. Daarnaast wordt een oud dennen-, eiken- en beukenbosje weer in ere hersteld.
Op onderstaande afbeelding zijn de nieuwe beheertypen te zien die aan de percelen worden toegekend.
Afbeelding 5: Toekomstige natuurbeheertypen
De graslanden hebben in de toekomst een rijke structuur met een afwisseling in grassen, kruiden en plaatselijk struweel. Variatie in structuur is belangrijk voor diersoorten die in dit grasland voorkomen. Zo zorgt een afwisseling tussen korte en hoge vegetatie met plaatselijk ruigte en struweel voor verschil in microklimaat, hetgeen van belang is voor dagvlinders, andere insecten, reptielen, vogels en kleine zoogdieren. Deze variatie ontstaat deels door de verschillen in de huidige situatie en worden door inrichting en beheer versterkt. Zo wordt in de toekomst wellicht ingezet op de ontwikkeling van mantel- en zoom vegetatie aan de bosranden. Hiermee wordt een geleidelijke overgang gecreëerd van het bos (kernvegetatie) naar open grasland. Dit biedt onder andere voedsel en geschikte schuil- en nestelplekken voor verscheidene diersoorten.
Afbeelding 6: Weergave mantel- en zoomvegetatie (Bron: Landschapsbeheer Groningen)
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten:
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In het voorgenomen plan is er sprake van een relatief kleinschalige natuurontwikkeling waarmee geen rijksbelangen zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het rijksbeleid zoals verwoord in de Nationale Omgevingsvisie.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op de voorgenomen ontwikkeling. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd naar 'Natuurnetwerk Nederland' (NNN).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op een locatie die is aangemerkt als Natuurnetwerk Nederland (NNN). Aangezien wordt voorgenomen agrarische percelen om te vormen tot soortenrijke graslanden, past deze ontwikkeling binnen het de kaders van het NNN. Het voorgenomen plan past daarmee ook binnen het Barro en het Bro. Wel moet worden afgewogen of de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is op de voorgenomen ontwikkeling.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR (Structuurvisie infrastructuur en ruimte) wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe 'Laddersystematiek' wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.
De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het realiseren van nieuwe natuur (circa 9 hectare) kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de Bro. Daarmee is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op voorliggend plan.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskaders benoemd in de NOVI, Barro en de Bro. Vanuit deze beleidsdocumenten en regelgeving zijn geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld op 19 december 2018 en in werking getreden op 1 maart 2019. In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is beleid opgenomen over biodiversiteit en natuurbehoud en -ontwikkeling. De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk wordt behouden en versterken, waarbij robuuste verbindingen worden nagestreefd. Bovendien wil de provincie de variatie in planten- en diersoorten weer op peil krijgen door veehouderij, land- en tuinbouw en natuur slimmer te verbinden. Dit met als doel dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit en dat er natuurinclusief wordt gewerkt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen natuurontwikkeling past binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gaaf Nederland en de doelstelling om natuurgebieden en de kwaliteit van het landschap te versterken.
Natuur- en landschapsbeleid
Op Figuur 7 is te zien dat de locatie binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Natura 2000-gebied de Veluwe ligt.
Figuur 7: ligging van het plangebied in het Gelders Natuurnetwerk en Natura 2000
Daarnaast is het plangebied aangemerkt als zoekgebied voor nieuwe natuur, zoals weergegeven in de onderstaande figuur.
Figuur 8: ligging van het plangebied in het zoekgebied voor nieuwe natuur
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling doet geen afbreuk aan, maar draagt juist bij aan de versterking van de natuurwaarden binnen Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk. Bovendien draagt de voorgenomen herontwikkeling bij aan de provinciale doelstelling om op deze locatie nieuwe natuur te ontwikkelen.
Water
Het plangebied waarin de voorgenomen ontwikkeling plaatsvindt ligt in een intrekgebied (zie Figuur 9). Intrekgebieden zijn de gebieden waar het grondwater maximaal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereikt. De provincie heeft voor deze gebieden geen bijzonder beleid opgesteld.
Figuur 9: ligging van het plangebied in een intrekgebied
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Vanuit de provincie Gelderland gelden geen specifieke regels omtrent intrekgebieden. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan het functioneren van de locatie als intrekgebied. Het plan heeft enkel betrekking op het realiseren van nieuwe natuur. De reguliere agrarische activiteiten, waaronder bemesting, houden daarmee op te bestaan. Dat betekent dat de ontwikkeling juist een positieve invloed heeft op de kwaliteit van het grondwater.
De onderdelen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 vastgesteld door de Provinciale Staten van Gelderland. Op 14 januari 2023 zijn de meest recente wijzigingen vastgesteld, zoals het laatste actualisatieplan. Vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
Artikel 2.38 Instructieregel bestemmingsplan intrekgebied
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Binnen de voorgenomen ontwikkeling vindt geen winning van fossiele energie plaats. Op dit gebied is er dan ook geen sprake van een strijdigheid.
Artikel 2.39 Bescherming kwaliteit Gelders natuurnetwerk
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige, maar juist positieve gevolgen voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het Gelders natuurnetwerk. In de huidige situatie is er sprake van gronden met een agrarische bestemming, die ook als zodanig in gebruik zijn. In de toekomstige situatie vervalt de agrarische functie en wordt op de percelen nieuwe natuur ontwikkeld. Dit wordt gedaan door middel van het tot ontwikkeling brengen van kruiden- en faunarijk grasland (door juist beheer), het aanleggen van bossingels en waar mogelijk het ontwikkelen van meer mantel- en zoomvegetatie. Met deze ontwikkeling wordt de oppervlakte van het Gelders Natuurnetwerk met 9 hectare vergroot. Daarnaast heeft voorliggend plan als doel om de kwaliteit en samenhang van het Gelders Natuurnetwerk te verbeteren, door middels voorgenoemde maatregelen nieuwe natuurwaarden te ontwikkelen.
Voorliggend plan is in lijn met de ambities en het beleid van de provincie Gelderland.
De Omgevingsvisie Nunspeet is vastgesteld op 29 november 2018. Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Natura 2000 gebied Veluwe'. De Veluwe is een beschermd natuurgebied van nationaal en internationaal niveau, waar de gemeente zorgvuldig mee om wil gaan. De hoofdfunctie is natuur, maar er zijn ook andere functies aanwezig, zoals landgoederen. De ambitie voor dit gebied is met name het behouden en versterken van de natuurfunctie conform het beheerplan van Natura 2000-gebied Veluwe. Daarbij is er ook ruimte voor andere functies, in samenhang met de natuur, zoals:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft betrekking op het ontwikkelen van natuur ter plaatse van twee graspercelen op een bestaand landgoed, gelegen in Natura 2000-gebied de Veluwe. Het plan doet geen afbreuk aan de bestaande natuurfunctie. Integendeel, voorliggend plan is opgesteld om de natuur- en landschapswaarden ter plaatse te versterken. Door middel van een passend beheer wordt op het perceel kruiden- en faunarijk grasland tot ontwikkeling gebracht. Ook wordt ingezet op het ontwikkelen van mantel- en zoomvegetatie om een geleidelijkere overgang te creëeren van de bosrand naar het kruiden- en faunarijk grasland. Daarnaast worden er nieuwe bossingels aangeplant. De ontwikkeling past dan ook goed binnen de doelstellingen voor het deelgebied 'Natura 2000 gebied Veluwe'.
Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld op basis van artikel 3.6.5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019'. Hierin is bepaald dat burgemeester en wethouders kunnen besluiten de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur - Landschap' ten behoeve van natuurontwikkeling in het kader van de ecologische hoofdstructuur, met dien verstande dat:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft betrekking op twee (vrijwel naast elkaar gelegen) graslandpercelen van 2 hectare en 7 hectare groot. Daarmee vormen beide graslandpercelen op zichzelf een aaneengesloten gebied van minimaal 2 hecatere. De percelen worden geheel omgeven door het bestaande bosgebied van Natura 2000-gebied de Veluwe. In de directe omgeving zijn geen agrarische bedrijven of andersoortige bedrijven aanwezig. De dichtstbijzijnde woningen zijn deze aan de Mythsteelaan 26 en 28/28a. Dit betreffen de woningen van de landgoedeigenaar en landgoedbeheerder. Overige woningen in de omgeving zijn gelegen op een afstand van minimaal 500 meter. De ontwikkeling van natuur doet echter in beginsel al geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van deze woonpercelen. Het plan heeft met name betrekking op het tot ontwikkeling laten komen van de potentiële natuurwaarden, onder andere door middel van verschralingsbeheer. Binnen het plangebied worden geen dusdanige fysieke ingrepen gedaan dat eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden worden geschaadt.
Voorliggend plan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Nunspeet en voorwaarden in artikel 3.6.5 (wijzigingsbevoegdheid) van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2019'.
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden in het gebied beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met de gevolgen van deze ontwikkeling op de waarden in het gebied.
De ontwikkeling van natuur wordt op beide percelen tot stand gebracht door middel van het toepassen van passende beheermaatregelen. Dat betekent dat voor het kruiden- en faunarijk grasland op een aantal vaste tijdstippen in het jaar wordt gemaaid en afgevoerd, om het grasland te verschralen en de gewenste kruidensoorten tot ontwikkeling te laten komen. Mogelijk is het plaatselijk nodig om het huidige soortenarme grasland te frezen. Dit betreft echter geen impactvolle ingreep, die maximaal tot een diepte van 15-20 centimeter gaat. Hierdoor wordt op termijn een grasland ontwikkeld dat een diversiteit aan soorten bevat. Het bestaande grasland vormt dus het beginpunt voor de ontwikkeling van een kruiden- en faunarijk grasland, wat door middel van een juist beheer tot stand wordt gebracht.
Daarnaast heeft het plan betrekking op het aanplanten van enkele bossingels, welke op het huidige soortenarme grasland worden ingeplant. Daarmee zijn negatieve effecten op de huidige in het plangebied levende soorten uitgesloten. Aangezien het grasland enkele keren per jaar wordt gemaaid, wordt in het broedseizoen rekening gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Verder zijn er geen specifieke maatregelen nodig gedurende de werkzaamheden.
Het plan heeft juist een zeer positief effect op de in de omgeving voorkomende soorten. In de omgeving van het plangebied komen diverse soorten dieren en planten voor die profiteren van structuurrijke, kruidenrijke graslanden zoals de levendbarende hagedis, hazelworm, ringslang, bruin zandoogje, groot dikkopje, hooibeestje, kleine vuurvlinder en zwartspriet dikkopje. Ook komen diverse broedvogels van graslanden met struweel in de omgeving voor als grasmus, roodborsttapuit en grauwe klauwier. Daarnaast draagt goed ontwikkeld kruidenrijk grasland bij aan de insectenrijkdom waar ook diverse bosvogels en vleermuizen van profiteren.
Niet stikstof-gerelateerde effecten
Het plangebied is gelegen in Natura 2000-gebied 'de Veluwe'. De ontwikkeling heeft echter geen negatief, maar juist positief effect op de instandhouding van de natuurwaarden. Met de ontwikkeling wordt nieuwe natuur ontwikkeld, wat een positief effect heeft op de in de omgeving voorkomende soorten (zie ook 4.2.1 Soortenbescherming).
Stikstof-gerelateerde effecten
De ontwikkeling van het kruiden- en faunarijk grasland vindt plaats door het huidige grasland te verschralen middels een juist maaibeleid. De graslanden worden circa 3 keer per jaar machinaal gemaaid. Daarnaast is er in de toekomst geen sprake meer van landbouwverkeer, bijvoorbeeld voor de bemesting van de percelen, zoals in de huidige situatie wel het geval is. De aanplant van de bossingels vindt handmatig plaats. Daarmee is er juist sprake van een flinke afname aan stikstofemissie. Dit heeft een positief effect op de instandhouding van het Natura 2000-gebied 'de Veluwe'.
Gelders natuurnetwerk
De voorgenomen ontwikkeling heeft positieve gevolgen voor de kernkwalitieiten, oppervlakte of samenhang van het Gelders natuurnetwerk. In de huidige situatie is er sprake van gronden met een agrarische bestemming, die ook als zodanig in gebruik zijn. In de toekomstige situatie vervalt de agrarische functie en wordt op de percelen nieuwe natuur ontwikkelt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteit en samenhang van het Gelders Natuurnetwerk.
Er worden geen bomen gekapt ten behoeve van het plan.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologische onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De percelen kennen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' (vastgesteld op 25 juni 2020) de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Bij bodemingrepen ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden, geldt een uitzondering op de vergunningsplicht bij werkzaamheden niet dieper van 0,50 meter onder het maaiveld, of bij werkzaamheden dieper dan 0,50 meter maar met een kleinere oppervlakte dan 2500m2. De werkzaamheden ten behoeve van de natuurontwikkeling bij Landgoed Huize de Vennen hebben betrekking op het verschralen van het grasland (door middel van maaien en afvoeren) en het aanplanten van bossingels en mantel- en zoomvegetatie. Bij de ontwikkeling van het kruiden- en faunarijk grasland zijn geen bodemingrepen gemoeid. Voor het planten van de bomen worden plantgaten van maximaal 30 centimeter diep aangehouden. Daarnaast valt alle aanplant binnen de voorgenoemde grens van 2500m2. Het 'aspect' archeologie vormt daarmee geen belemmering voor voorliggend plan.
Afbeelding 10: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' met
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen die met een nieuw bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft betrekking op het tot ontwikkeling laten komen van natuur op de desbetreffende percelen. In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische elementen aanwezig. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt dan ook geen afbreuk gedaan aan cultuurhistrische kenmerken die in of rondom het plangebied aanwezg zijn.
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Europees beleid
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbeterd zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt. Alle waterbeheerders moeten ervoor zorgen dat de waterkwaliteit in 2015 op orde is. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op stroomgebied niveau plannen opgesteld. In deze stroomgebiedplannen staan de concrete doelstellingen en maatregelen beschreven voor de verschillende stroomgebieden.
Rijksbeleid
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Er wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Er liggen grote opgaven voor het waterdomein:
Daarnaast zijn allerlei functies afhankelijk van water, zoals de scheepvaart, de landbouw en de natuur. Op de Noordzee moeten vele functies, waaronder de opgaven voor windenergie, natuurontwikkeling, duurzame visserij, scheepvaart en zandwinning, in balans met elkaar een plek krijgen. Om aan te geven hoe we omgaan met de uitdagingen van ons water, ontwikkelde de Rijksoverheid het Nationaal Water Programma 2022-2027.
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In hetNationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen
Waterschap Vallei en Veluwe
Blauw omgevingsprogramma (BOP) 2022-2027
Het BOP is in november 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe. Het BOP bevat vier gebiedsprogramma's. Het plangebied aan de Mythsteelaan is gelegen in het gebied 'Noord-Veluwe'.
De Noord-Veluwe(flank) is gevoelig voor verdroging. Diverse beken voeren het water snel af naar de randmeren. Vallei en Veluwe wil dit water langer vasthouden op de hogere gronden. Dat kan door ander bos- en natuurbeheer, vergroting van infiltratie en langer water vasthouden in agrarische bodems.
Keur en Legger
Keur
De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De keur is verder uitgewerkt in beleids- en algemene regels.
Legger
De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen, behorende bij de regels van de Keur, vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op onderstaande afbeelding is de legger voor oppervlaktewateren weergegeven. Hierop is het ven, gelegen tussen beide percelen, zichtbaar. Het desbetreffende ven is aangemerkt als C-water. Het onderhoud hiervan is toegewezen op de landgoedeigenaar. De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatief effect op de instandhouding van het ven. In combinatie met het verhogen van de natuurwaarden op de twee naastliggende percelen, kan de ontwikkeling juist een positieve bijdrage leveren aan de instandhouding van het ven. Zo stopt bijvoorbeeld de reguliere bemesting van het perceel.
Afbeelding 11: Uitsnede legger oppervlaktewateren waterschap Vallei en Veluwe
Digitale watertoets
Waterschap Vallei en Veluwe is geïnformeerd over het onderhavige plan via de Digitale Watertoets (zie Bijlage 1 Watertoets). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Verder overleg met het waterschap is niet daarom nodig. Het Waterschap Vallei en Veluwe geeft een positief wateradvies.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op natuur- en archeologische waarden en past binnen de uitgangspunten van een goede waterhuishouding.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In de huidige situatie kent het plangebied een agrarische bestemming en worden de percelen ook als zodanig gebruikt. De natuurontwikkeling vindt grotendeels plaats door middel van een aanpassing in het beheer. In principe zijn er geen bodemingrepen benodigd, behalve wellicht het plaatselijk frezen van de graszoden op enkele specifieke locaties. Dit gebeurd echter op een maximale diepte van 15-20 centimeter.
Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij het vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft geen betrekking op het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige functie in het kader van de Wgh. Daarnaast wordt er in de nabije toekomst juist minder geluid geproduceert als gevolg van de nieuwe functie als natuurterrein, aangezien er slechts een aantal keer per jaar beheer nodig is in de vorm van maaien en afvoeren. Geluid ten aanzien van zwaar landbouwverkeer neemt dan ook juist af. Het aspect 'geluid' vormt dan ook geen belemmeringen voor voorliggend plan.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Zoals reeds aangegeven heeft de ontwikkeling betrekking op de realisatie van natuur, waardoor het aantal vervoerbewegingen van zwaar landbouwverkeer op termijn afneemt ten opzichte van de huidige situatie (agrarische gronden). Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit, waardoor het plan ook op dit vlak uitvoerbaar is.
Externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door onder andere productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water, en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Er wordt gewerkt met een plaatsgebonden risicocontour (PR) en een groepsgebonden risico (GR):
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft geen betrekking op het toevoegen van een nieuwe gevoelige functie, maar enkel op het omvormen van twee agrarische percelen naar een nieuw natuurterrein. Hoewel er in de omgeving van de percelen geen externe risico's aanwezig zijn, zouden deze ook geen risico vormen voor de voorgenomen natuurontwikkeling. Daarnaast wordt met de ontwikkeling van natuur geen risico toegevoegd voor gevoelige functies in de omgeving, zoals woningen. Op het gebied van externe veiligheid is het plangebied volledig uitvoerbaar.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het plangebied is gelegen midden in het Natura 2000-gebied 'de Veluwe'. In de omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt als gevolg van de voorgenomen natuurontwikkeling.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling kan worden geschaard onder onderdeel 9 van de D lijst (een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan). Het plan blijf met een totale oppervlakte van circa 9 hectare echter ruimschoots onder de drempelwaarde van 125 hectare. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling is het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet benodigd.
Ten behoeve van het plan is een KLIC-melding gedaan. Daarmee is de ligging van eventuele kabels en/of leidingen in kaart gebracht. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de ligging van eventuele kabels en/of leidingen.
Ten opzichte van de huidige situatie, waarin de percelen nog in gebruik zijn als reguliere graslanden voor de conventionele landbouw, wordt er in de toekomst een afname aan verkeersbewegingen verwacht. De percelen met kruid- en faunarijk grasland hoeven slechts enkele keren per jaar te worden gemaaid en worden niet meer regulier bemest. Tijdens de werkzaamheden is het, waar nodig, tijdelijk mogelijk om langs de (doodlopende) Mythsteelaan te parkeren. Daarna is er geen sprake meer van een toenemende parkeerbehoefte.
Uit de toetsing van het plan aan relevante milieuhygiënische aspecten, blijkt dat de gewenste ontwikkeling niet belemmerd wordt door milieu-aspecten afkomstig vanuit de directe omgeving. Tegelijkertijd levert de ontwikkeling geen onevenredig negatieve milieutechnische hinder voor de directe omgeving.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij is waar mogelijk aangesloten op de systematiek en regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019".
Natuur - Landschap
Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd naar 'Natuur - landschap'. Daarmee vervalt de agrarische functie van de gronden en zijn de gronden in de toekomst bedoeld voor het behouden, herstellen en ontwikkelen van de natuurlijke en landschappelijke waarden als: bos, houtwallen, vennen en natuurlijke beheerde graslanden.
Met dit wijzigingsplan blijven verder de bestemmingsregels behorende bij de volgende bestemmingsplannen onverkort van toepassing:
In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een wijzigingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken.
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe de voorgenomen ontwikkeling past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid en wet- en regelgeving op verschillende niveaus. Er is ook geconstateerd dat er geen milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
Het Rijk en provincie Gelderland
Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk. In het kader van vooroverleg wordt het plan toegezonden aan de provincie Gelderland.
Waterschap Vallei en Veluwe
Middels een watertoets die is uitgevoerd op 7 juli 2023 is waterschap Vallei en Veluwe op de hoogte gebracht van de voorgenomen ontwikkeling. Hieruit blijkt dat het plan geen gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Het waterschap geeft een positief wateradvies.
Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft voor de duur van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
Met de initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal inclusief planschade en leges is geregeld. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd.
Voor de activiteiten die worden uitgevoerd geldt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de financiering van deze ontwikkelingen.
Het wijzigingsplan leidt niet tot kosten voor de gemeente die via een exploitatieplan verhaald zouden moeten worden. Voor de benodigde procedure worden leges geïnd en via een overeenkomst is geregeld dat alle eventuele planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.
Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd. Het financiële risico van het project ligt bij de initiatiefnemer.
Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling zowel ruimtelijk, maatschappelijk als economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan worden gerealiseerd.