Plan: | Stakenbergweg 106 & Kleine Kolonieweg 160 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.WI01032-vg01 |
Het perceel Stakenbergweg 106 bevindt zich aan de noordwestzijde van de kern Elspeet. Het plangebied wordt aan de noordzijde, oostzijde en zuidzijde begrenst door agrarische weidegrond. Aan de westzijde wordt het perceel begrenst door de Stakenbergweg.
Afbeelding 1.1 Ligging en begrenzing plangebied Stakenbergweg 106
Op 25 juni 2020 heeft de gemeenteraad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' vastgesteld. In het bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf', de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3, de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.
De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd.
In artikel 44.1.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het toevoegen van een tweede bedrijfswoning. In dit artikel is opgenomen dat bij sloop van minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 350 m² geldt, een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning mag worden teruggebouwd.
Toets aan het geldend bestemmingsplan
Op het perceel Stakenbergweg 106 is een agrarisch bedrijf gevestigd met één bedrijfswoning. De eigenaar is voornemens om een tweede bedrijfswoning op zijn perceel te realiseren. Het geldend bestemmingsplan bevat bij recht geen mogelijkheden om een tweede bedrijfswoning te realiseren. Het geldend bestemmingsplan bevat wel een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid om een tweede bedrijfswoning te realiseren. Het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106 maakt gebruik van deze wijzigingsbevoegdheid door 600 m2 aan sloopmeters in te brengen. Om de realisatie van een tweede bedrijfswoning mogelijk te maken is het nodig dat er een wijziging van het bestemmingsplan plaatsvindt.
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2019 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het initiatief. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het beleidskader. De onderzoekaspecten zoals archeologie, milieu en externe veiligheid komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 6 volgt de afweging van het plan
Locatie Stakenbergweg 106
De initiatiefnemer is eigenaar van de kadastrale percelen behorend bij de Stakenbergweg 106. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen 2997, 2368 en 4006 (gedeeltelijk) en heeft een oppervlakte van circa 7370 m2. Het plangebied is gesitueerd aan een zijtak van de Stakenbergweg. Binnen het plangebied is een agrarisch bedrijf gevestigd, het betreft hier een kalverhouderij.
Het agrarisch bedrijf bestaat uit een bedrijfswoning (type boerderij) en diverse agrarische opstallen. De bebouwing staat aan de noordzijde van de Stakenbergweg op ruim 40 meter afstand. De ruimte tussen de bebouwing en de Stakenbergweg bestaat een agrarische weidegrond. De bebouwing is zichtbaar vanaf de Stakenbergweg, er is geen 'groene' afscheiding aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied zijn diverse houtsingels aanwezig, welke kenmerkend zijn voor het landschap in deze omgeving.
De bedrijfswoning heeft een oppervlakte van circa 100 m2, het bijgebouw bij de bedrijfswoning is circa 30 m2 en de agrarische opstallen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 1535 m2.
Ontsluiting van het perceel vindt plaats op de zijtak van de Stakenbergweg.
Afbeelding 2.1 Bestaande situatie Stakenbergweg 106
Afbeelding 2.2 Foto vanaf de Stakenbergweg naar plangebied (bron: google maps)
Locatie Kleine Kolonieweg 160
Het perceel Kleine Kolonieweg 160 is gelegen ten zuidwesten van de kern Elspeet. Het perceel aan de Kleine Kolonieweg 160 heeft de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Op dit perceel staan agrarische opstallen met een oppervlakte van 1215,56 m2.
Afbeelding 2.3 Bestaande situatie Kleine Kolonieweg 160
Locatie Stakenbergweg 106
De initiatiefnemer is voornemens om een tweede bedrijfswoning te realiseren bij zijn agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. De tweede bedrijfswoning wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van de 'Regeling functieverandering'. Elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160, is 1215,56 m2 aan agrarische opstallen gesloopt. 600 m2 van deze sloopmeters worden ingezet voor de realisatie van deze tweede bedrijfswoning.
Deze tweede bedrijfswoning wordt ten zuiden van de bestaande agrarische opstallen gesitueerd. Het bestemmingsvlak 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf,' uit het geldend bestemmingsplan, wordt hiervoor aangepast. Aan de oostzijde wordt er 515 m2 ingeleverd, aan de zuidzijde wordt er 515 m2 toegevoegd. Door deze nieuwe woning te positioneren aan de zuidzijde, op circa 35 meter van de Stakenbergweg, wordt deze opgenomen in de rooilijn van de Stakenbergweg. De gevel van de nieuwe woning komt in één lijn te staan met de woning op het perceel Stakenbergweg 108. Hiermee wordt de nieuwe woning stedenbouwkundig ingepast in het bebouwingslint van de Stakenbergweg en ontstaat er een evenredig straatbeeld. Door de nieuwe woning op deze plek te situeren en daarbij een houtsingel aan te leggen, zullen de agrarische opstallen aan het zicht onttrokken worden. Dit draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De houtsingel bestaat uit gebiedseigen beplanting.
De tweede bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 140 m2, een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 7 meter.
Voor de ontsluiting van de nieuwe woning wordt gebruik gemaakt van de bestaande in- en uitrit aan de zijtak van de Stakenbergweg. Het parkeren zal op eigen terrein plaats vinden, er is ruimte voor minimaal twee parkeerplekken.
Beeldkwaliteit
De bebouwing wordt in een landelijke stijl vormgeven met de kenmerken uit het gebied. De kleuren en materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving. De gevels zijn gebouwd in baksteen (pleisterwerk) of andere steenachtige materialen en de daken zijn gedekt met dakpannen en/of riet. De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving.
Duurzaamheid
Het streven is om de nieuwe woning te realiseren met aandacht voor energie en klimaat. Door te bouwen met de standaard van de toekomst zijn de woningen voorbereid op klimaatverandering en heeft het een hogere toekomstwaarde. Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woningen te realiseren. Deze woning is uitermate goed geïsoleerd en is voorzien van WTW-installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.
Afbeelding 2.4 Toekomstige situatie Stakenbergweg 106
Afbeelding 2.5 Gevelaanzichten nieuwe woning Stakenbergweg 106
Locatie Kleine Kolonieweg 160
De 1215,56 m2 aan agrarische opstallen, op het perceel Kleine Kolonieweg 160, worden gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Na de sloop van de opstallen zal het perceel Kleine Kolonieweg 160 voorzien worden van een landschappelijke inpassing, welke bestaat uit een bomenrij met streekeigen soorten, een vijver en een houtsingel met streekeigen soorten.
Afbeelding 2.6 Overzicht van de te slopen opstallen (gearceerd) op het perceel Kleine Kolonieweg 160
Afbeelding 2.7 Landschappelijke inpassing perceel Kleine Kolonieweg 160
Op het perceel Stakenbergweg 106 is een agrarisch bedrijf gevestigd met één bedrijfswoning. De eigenaar is voornemens om een tweede bedrijfswoning op zijn perceel te realiseren. Het geldend bestemmingsplan dient hiervoor gewijzigd te worden. Het geldend bestemmingsplan bevat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid. In artikel 44.1.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is een wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van een tweede bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
1. bij sloop van alle maar minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, mag een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd;
a. Hier wordt aan voldaan. Op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet wordt 1215,56 m2 aan agrarische opstallen gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet.
2. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
a. Hier wordt aan voldaan. Voor het perceel is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld.
3. dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;
a. Hier wordt aan voldaan. De milieuparagraaf toont aan dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden.
4. de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;
a. Hieraan wordt voldaan. De omliggende gronden van het perceel Kleine Kolonieweg 160 en het perceel Stakenbergweg 106 behouden de agrarische bestemming.
5. een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;
a. Hieraan wordt voldaan. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer.
6. in geval er sprake is van de bouw van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf er sprake moet zijn van een aantoonbare en overtuigende relatie met het volwaardige agrarische bedrijf;
a. Hieraan wordt voldaan. De zoon van de initiatiefnemer heeft het bedrijf overgenomen, maar blijft de aankomende jaren nog doorwerken als vrachtwagenchauffeur. Hierdoor is de initiatiefnemer de persoon welke de zorg van de dieren de aankomende jaren op zich neemt.
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
a. Hier wordt aan voldaan. Het landschappelijk inrichtingsplan toont aan dat de natuurlijke en landschappelijke waarden met deze ontwikkeling versterkt worden. De quickscan Natuur toont aan dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden. De milieuparagraaf toont aan dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden en dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
De wetgeving in Nederland gaat ervanuit dat er bij ruimtelijke plannen rekening wordt gehouden met het beleid van hogere overheden, vooral daar waar het regionale belangen betreft. Een afwijking van dit beleid moet duidelijk gemotiveerd worden. Het project betreft een kleinschalige ontwikkeling, in dit hoofdstuk wordt dan ook alleen ingegaan op relevant provinciaal en gemeentelijk beleid.
3.1.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben op woensdag 19 december 2018 de nieuwe Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. In deze omgevingsvisie wordt benoemd wat historisch en landschappelijk gezien van waarde is en wat beschermd moet worden. Daarnaast wordt beschreven wat 'cool', nieuw en vernieuwend is en daarmee juist aantrekkelijk is voor nieuwe generaties. De omgevingsvisie schetst het beeld op de toekomst en geeft hiermee richting aan wat gewenst is en wat veranderd en ontwikkeld moet worden.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dat is het streven en waaraan gewerkt moet worden. Dit wordt gedaan door bij de uitoefening van de provinciale taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt hier richting aan gegeven. Door vier 'spelregels' of 'Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – wordt hier vervolgens werking aan gegeven. Tezamen vormen zij het kader waar binnen de provincie Gelderland werkt en afwegingen maakt.
Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: "In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen". Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten.
In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening wordt vooruitgelopen op de aankomende Omgevingswet, die in 2022 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is worden onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening geactualiseerd om verder in lijn te brengen met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en het coalitieakkoord. Ook zal de Omgevingsverordening anticiperen op de eisen van de Omgevingswet. Op 1 juli 2022 is er dan een Omgevingsverordening die aansluit bij de Omgevingsvisie en -wet.
De provincie heeft enkele wijzigingen van de Omgevingsvisie en -Verordening doorgevoerd. Doel van deze wijzigingen is dat de provincie een sterkere rol kan vervullen bij regionale programmering voor met name werken en winkelen. De belangrijkste wijzigingen in de verordening zijn:
De omgevingsverordening wordt jaarlijks geactualiseerd. De voor het plangebied van toepassing zijnde thema's worden hierna behandeld.
Nationale landschappen
De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit. De provincie heeft met het toepassen van 'Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik' een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied voor ogen. Het plangebied ligt binnen het Nationaal landschap.
Afbeelding 3.1 Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland
Natura 2000
Natura 2000 omvat een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Alle Europese lidstaten dragen hieraan bij. Natura 2000 is gericht op het behoud van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vormen hiervoor de onderliggende basis. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied ligt buiten Natura2000 gebied Veluwe, maar deze bevindt zich wel in de nabijheid van het plangebied.
Afbeelding 3.2 Uitsnede Natura 2000 gebieden Nederland
Gelders natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelzone (GO)
Met het beheer en de aanleg van nieuwe natuur zorgt de provincie voor het versterken van bestaande natuur. Die nieuwe natuur verbindt verschillende bestaande natuurgebieden met elkaar. Het netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden noemen de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Voor ontwikkelingen in het GNN geldt het nee, tenzij principe. Een ruimtelijk initiatief in het Gelders natuurnetwerk kan doorgaan als er geen negatieve gevolgen kunnen zijn voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het natuurnetwerk. De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de GO-initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van de dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO-ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, mits de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast. Het plangebied ligt buiten het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO).
Toetsing aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Het slopen van 1215,56 m2 aan agrarische opstallen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen. Om ook op gebiedsniveau een meerwaarde te behalen is zowel voor de Stakenbergweg 106 als voor de Kleine Kolonieweg 160 een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Het plangebied Stakenbergweg 106 is niet gelegen in het Gelders Natuurnetwerk, Groen ontwikkelzone en/of Natura 2000 gebied. De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000 gebied bedraagt circa 225 meter. De aanlegfase bestaat hier uit realisatie van een nieuwe woning. Voor wat betreft de aanlegfase zal door gebruik van elektrisch materieel geen bijdrage hoger dan 0.00 mol/ha/jaar verwacht worden. Voor de gebruiksfase kan uitgegaan worden van een verkeersgeneratie van 8,2 bewegingen per etmaal (weekdag). Ook in de gebruiksfase wordt geen bijdrage hoger dan 0.00 mol/ha/jaar verwacht. Dit betekent dat onder de huidige regels een vergunningaanvraag Wnb niet noodzakelijk is. Daarmee is voldoende aangetoond dat het plan realiseerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming. Overigens levert op basis van het provinciale beleid een tijdelijke bijdrage (aanlegfase) van 0.05 mol/ha/jaar of lager en welke korter duurt dan 2 jaar geen significante bijdrage en is niet vergunningplichtig (zie ook BIJ12.nl). Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig.
Het plangebied Stakenbergweg 106 is gelegen in het Nationaal landschap. Onderhavig plan betreft de realisatie van één woning. De positionering van de nieuw te bouwen woning is afgestemd op de bestaande kavelstructuur, en de relatie met de omgeving. De ontwikkeling wordt voorzien van een nieuw landschapselement (houtsingel). De houtsingel bestaat uit gebiedseigen beplanting en sluit aan bij de houtsingelstructuur van de omgeving. Daarnaast worden de bestaande agrarische opstallen hierdoor aan het zicht onttrokken, dit draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De kernkwaliteiten van het landschap worden niet aangetast maar versterkt.
Het streven is om de nieuwe woning te realiseren met aandacht voor energie en klimaat. Door te bouwen met de standaard van de toekomst zijn de woningen voorbereid op klimaatverandering en heeft het een hogere toekomstwaarde. Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woning te realiseren. Deze woning is uitermate goed geïsoleerd en is voorzien van WTW-installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.
De te realiseren woning in dit plangebied passen binnen het meerjaren woningbouw programma van de regio.
3.1.2 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de (kern) kwaliteiten van het gebied. Gezien de nieuwe situatie zorgt voor een kwaliteitsverbetering van de omgeving, dat er geen nadelige gevolgen zijn voor natuur en dat de nieuwe woning gerealiseerd wordt met aandacht voor energie en klimaat, voldoet het plan aan voornoemde provinciale ambitie. Het provinciaal beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de omgevingsvisie en de omgevingsverordening
3.2.1 Omgevingsvisie Nunspeet 2030
Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet wordt de gemeente verplicht een Omgevingsvisie vast te stellen. Dit is een strategische integrale visie op de gewenste ontwikkeling van de totale (fysieke) leefomgeving op de lange termijn, die de gemeenteraad bindt bij het uitoefenen van haar bevoegdheden. De visie gaat inhoudelijk over thema's als ruimtelijke ontwikkeling, milieu, gezonde leefomgeving, economische ontwikkeling, natuur, landschap, water, verkeer en cultuurhistorie. Deze Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan Nunspeet (de opvolger van de huidige bestemmingsplannen) en de Omgevingsprogramma's (voor bijvoorbeeld gemeentelijke milieunormen). In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. Ook het Rijk en de provincies moeten een omgevingsvisie opstellen. De gemeenteraad heeft op 29 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld.
Het eerste deel van de omgevingsvisie omvat de gezamenlijke visie van de drie NEO-gemeenten (Nunspeet, Elburg en Oldebroek). Deze visie is uitgewerkt in vijf overkoepelende thema's. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig is één van deze thema's.
De Omgevingsvisie Nunspeet geeft de koers, die voor een belangrijk deel samen met de samenleving uitgestippeld is en waar vervolgens ook samen mee aan de slag wordt gegaan. Deze koers is niet nieuw, er wordt voortgebouwd op documenten als de 'Integrale Toekomstvisie Nunspeet 2030' en de WMO-beleidsvisie en er wordt afstemming gezocht met in ontwikkeling zijnde beleidstrajecten zoals rondom het Wonen en Duurzame energie. In de omgevingsvisie zijn zeven thematische speerpunten uitgewerkt die door de gemeenteraad bij de start van het Omgevingsvisietraject zijn benoemd. Voor elk afzonderlijk speerpunt zijn de kernpunten samengevat, gevolgd door een uitwerking en motivatie. De thema's 'Een duurzame ontwikkeling van het (agrarisch) buitengebied', 'Versterken sociaal-economische positioneringen' en 'Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet' zijn met name van toepassing op het voorliggend plan aan de Stakenbergweg 106. Kernpunten binnen deze thema's zijn o.a:
IDee-kaarten
De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De IDee-kaarten hebben hierin een belangrijke rol. De deelgebieden waarvoor de IDee-kaarten opgesteld zijn, zijn afgebakend op basis van de gebiedsindeling op het regionale 'NEO-niveau'.
Leidend daarvoor zijn de ontstaansgeschiedenis, de geomorfologische samenstelling, het functionele gebruik en de beleving van het gebied. Daarnaast is ook voor de kernen een IDee-kaart opgesteld.
Deelgebied 7 'Kern en agrarische enclave Elspeet' is van toepassing op de planlocatie aan de Stakenbergweg 106. Uitgangspunten zijn o.a. het behoud van de agrarische- en dorpse karakteristiek, zoals de ruimtelijke structuur van wegen, de beeldkwaliteit en belevingswaarde van aanwezige bebouwing en inrichting van openbare ruimte.
Afbeelding 3.3 Uitsnede omgevingsvisiekaart Nunspeet (bron: gemeente Nunspeet)
Toetsing aan de Omgevingsvisie Nunspeet 2030
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Het slopen van 1215,56 m2 aan agrarische opstallen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen. Om ook op gebiedsniveau een meerwaarde te behalen is zowel voor de Stakenbergweg 106 als voor de Kleine Kolonieweg 160 een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Het streven is om de nieuwe woning te realiseren met aandacht voor energie en klimaat. Door te bouwen met de standaard van de toekomst zijn de woningen voorbereid op klimaatverandering en heeft het een hogere toekomstwaarde. Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woning te realiseren. Deze woning is uitermate goed geïsoleerd en is voorzien van WTW-installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de (kern) kwaliteiten van het gebied. De sloop van de agrarische opstallen, de landschappelijke inpassing en de nieuw te bouwen duurzame woning dragen daarmee bij aan de thema's zoals benoemd de omgevingsvisie Nunspeet. Het plan sluit daarmee aan op de omgevingsvisie van de gemeente Nunspeet.
3.2.2 Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering
De gemeente Nunspeet heeft de regeling voor functieverandering van agrarische bebouwing naar wonen opgenomen als wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Dat betekent dat wanneer de functieverandering voldoet aan de voorwaarden uit het bestemmingsplan, er geen apart bestemmingsplan hoeft worden opgesteld. Wanneer voldaan kan worden aan de voorwaarden, mogen er afhankelijk van de hoeveelheid te slopen vierkante meters maximaal twee extra woningen worden toegevoegd.
Afbeelding 3.4 Tabel functieverandering Nunspeet (bron: gemeente Nunspeet)
Functieverandering naar wonen is één van de mogelijke alternatieven voor stoppende agrariërs. Na circa 15 jaar met deze beleidsregels voor functiewijziging naar wonen te hebben gewerkt, heeft de gemeenteraad gevraagd om het beleid en de regels voor functieverandering te evalueren en een herijking door te voeren. De actuele ontwikkelingen en de toekomstperspectieven in het landelijk gebied vragen om een passende regeling. De notitie Functieverandering 2020 bevat richtinggevende uitgangspunten voor een herijking van het beleid voor functieverandering naar wonen in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. In het bestemmingsplan buitengebied 2019 is het beleid voor functieverandering van agrarisch naar wonen via een wijzigingsbevoegdheid gereguleerd. Deze staffeling is in het nieuwe beleid aangepast, met de bedoeling om de mogelijkheden voor functieverandering voor grotere bedrijven (tijdelijk) te verruimen en tegelijk voor de kleinere bedrijven de sloop- en salderingsmogelijkheden te behouden. De volgende tabel geeft de nieuwe staffeling weer.
Afbeelding 3.5 Aangepaste tabel functieverandering Nunspeet (bron: gemeente Nunspeet)
Centraal uitgangspunt bij functieverandering is de versterking van ruimtelijke kwaliteit en het landschap. Een plan voor functieverandering wordt daarom beoordeeld op drie thema's:
Het erf
Het erf in het landschap
Uitgangspunten voor bebouwing
Toetsing aan de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning (oppervlakte maximaal 140 m2) bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Het slopen van 1215,56 m2 aan agrarische opstallen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen. Om ook op gebiedsniveau een meerwaarde te behalen is zowel voor de Stakenbergweg 106 als voor de Kleine Kolonieweg 160 een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, dient het geldend bestemmingsplan hiervoor gewijzigd te worden. Het geldend bestemmingsplan bevat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid. Het initiatief voldoet aan de gestelde voorwaarden. Het plan is daarmee passend binnen de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering.
3.2.3 Welstand Nunspeet 2015
In het welstandsbeleid Nunspeet 2015 (vastgesteld op 9 december 2015) worden de beleidsregels vastgelegd met daarbij welstandscriteria die worden gehanteerd bij de welstandsbeoordeling van de bouwplannen. Met deze welstandsnota wil de gemeente een gerichter welstandstoezicht uitoefenen: een uitgebreidere welstandstoets vindt alleen nog plaats in de beeldbepalende gebieden van Nunspeet en voor de markante gebouwen van de gemeente. Voor het overgrote deel van het gemeentelijk grondgebied volstaat een beperkte welstandtoets of is geen toets vooraf nodig. Het plangebied is gelegen in het toetsgebied 'beperkte toets' en deelgebied 'Centraal Veluws Natuurgebied'.
Beperkte toets
De gebieden met een beperkte toets zijn gebieden die kleine afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen kunnen verdragen zonder dat daarbij het beeld van de gemeente als geheel in het geding is. Het gaat hier om de woongebieden direct rond het centrum van Nunspeet en de planmatige woongebieden in de dorpen. Omdat de monumenten en karakteristieke panden als object voorzien zijn van een uitgebreide toets, kan met een beperkte toets worden volstaan voor de overige bouwwerken in het buitengebied. De beperkte toets is een ambtelijke toets. De criteria behorend bij de beperkte toets zijn helder en eenduidig uitlegbaar, zodat deze hanteerbaar zijn voor de betreffende ambtenaar. Indien plannen niet voldoen aan de deze criteria of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan kan alsnog besloten worden tot een uitgebreide toets.
Agrarische Enclaves
De agrarische enclaves Elspeet en Vierhouten liggen in het CVN en zijn ontstaan op de kruisingen van oude handelswegen. Het besloten karakter van de kernen Elspeet en Vierhouten wordt bepaald door de ligging als agrarische enclave in het dicht beboste natuurgebied. Kenmerken van een agrarisch enkdorp zijn nog aanwezig. Naast de grote enclave rond Elspeet wordt ook de kleine enclave rond Vierhouten tot de agrarische enclaves gerekend. Dit Kampen] en Essenlandschap bestaat uit een open complex van aaneengesloten akkers in een kleinschalige landschapsstructuur van bosschages, lijnvormige houtwallen en singels met een gemengde agrarische structuur, waarbij het accent geleidelijk verschuift van agrarisch productiegebied voor veelal kleine gemengde bedrijven, naar agrarisch landschapsbeheer. De hoofdfunctie hier is landbouw. Daarnaast bevinden zich diverse verblijfsrecreatieve voorzieningen in de agrarische enclave.
Voor de agrarische enclaves geldt behoud en herstel van het kleinschalige besloten en agrarische karakter. Het beleid is gericht op handhaving van de agrarische functies. Negatieve ontwikkelingen in de sfeer van landschappelijke verpaupering door leegstand en marginalisering van de landbouw worden tegengegaan. Het streven is om de agrarische bedrijven te concentreren door herstructurering en landschapsbeheer en verbetering van de beeldkwaliteit door aanleg en behoud van houtwallen en hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Het behoud van de economische vitaliteit kan gepaard gaan met ontwikkeling van in het landschap passende extensieve functies.
Artikel 2 Waarde – Welstand, beperkte toets
Voor bouwwerken, niet zijnde kleine bouwwerken (zie artikel 2.3) zijn de volgende criteria van toepassing:
1) massa en vorm:
a) de hoofdmassa is afgestemd op de hoofdmassa van de belendende percelen;
b) woningen zijn met een eigen entreegebied of met voordeuren georiënteerd op de openbare ruimte;
c) bijhorende bouwwerken blijven duidelijk ondergeschikt aan de hoofdmassa;
d) de bestaande kapvorm en kaprichting blijven gehandhaafd. Toevoegingen blijven ondergeschikt van aard;
2) gevels:
a) de hoofdindeling van de gevel blijft bij gevelwijziging in overeenstemming met de oorspronkelijke gevel;
b) gesloten gevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte zijn niet toegestaan;
3) materiaal en kleurgebruik:
a) het materiaal en kleurgebruik bij vervangende nieuwbouw sluit aan op die van de omliggende bebouwing of (bij renovatie) op die van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
b) het materiaal en kleurgebruik van- aan-, uit- en bijgebouwen dienen sluit aan op die van het hoofdgebouw;
4) gebiedsbeschrijving:
bij de toetsing aan de hand van het hiervoor onder sub 1 tot en met sub 3 bepaalde geldt tevens dat, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gebieden, de bijbehorende gebiedsbeschrijving betrokken dient te worden. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden:
a) Centrumgebied (zie par. 3.1);
b) Woongebied rond het centrum (zie par. 3.2);
c) Parkachtig woongebied (zie par. 3.3);
d) Planmatige Woongebieden, onder te verdelen in Noord, Oost en West (zie par. 3.4);
e) Bedrijventerreinen, onder te verdelen in Feithenhof, Lepelingen, Nestlé en De Kolk (zie par. 3.5);
f) Dorpen, onder te verdelen in Elspeet, Vierhouten en Hulshorst (zie par. 3.6);
g) Buitengebied Randmeren, onder te verdelen in Open weidegebied en Overgangszone (zie par. 3.7);
h) Buitengebied Veluwe, onder te verdelen in Centraal Veluws Natuurgebied, Agrarische enclaves en Spoorzone (zie par. 3.8);
i) Landgoederen, onder te verdelen in Huize Hulshorst, Groeneveld, De grote Bunte, Noorderheide en Staverden (zie par. 3.9).
5) hardheidsclausule:
Indien plannen niet voldoen aan de criteria onder artikel 2.1 sub 1 tot en met sub 4 of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan wordt getoetst aan de hand van de criteria uit artikel 1.1.
Toetsing aan Welstand Nunspeet 2015
Het plangebied is gelegen in het toetsgebied 'beperkte toets' en deelgebied 'Agrarische Enclaves'.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Het slopen van 1215,56 m2 aan agrarische opstallen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen. Om ook op gebiedsniveau een meerwaarde te behalen is zowel voor de Stakenbergweg 106 als voor de Kleine Kolonieweg 160 een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Beeldkwaliteit
De bebouwing wordt in een landelijke stijl vormgeven met de kenmerken uit het gebied. De kleuren en materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving. De gevels zijn gebouwd in baksteen (pleisterwerk) of andere steenachtige materialen en de daken zijn gedekt met dakpannen en/of riet. De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving.
Voor het voorgenomen bouwplan moet nog wel afstemming gezocht worden met de dorpsbouwmeester
3.2.3 Conclusie
Het gemeentelijk beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Omgevingsvisie Nunspeet 2030, Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering en de Welstand Nunspeet 2015.
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Een ruimtelijke ontwikkeling kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken.
Wettelijk kader
De zorg voor ons erfgoed is erop gericht zoveel mogelijk in de bodem te bewaren voor het nageslacht: behoud 'in situ'. Wie iets met de bodem wil, een "verstoorder", is verplicht de schade aan het erfgoed zoveel mogelijk te beperken. Dit streven naar behoud komt voort uit het Verdrag van Malta dat met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in 2007 in onze wetgeving geïmplementeerd is. Het is tevens een kernpunt van de herziene Monumentenwet 1988.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
Onderzoek plangebied
De gemeente Nunspeet heeft een archeologische beleidskaart opgesteld voor het grondgebied. Hieruit blijkt dat de kern Elspeet ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde (Waarde – Archeologie 2) en het buitengebied met name in een gebied met een middelmatige archeologische verwachtingswaarde (Waarde – Archeologie 3).
Afbeelding 4.1 Fragment Archeologische beleidskaart
In het bestemmingsplan Buitengebied zijn de archeologisch waardevolle gebieden door middel van dubbelbestemmingen aangegeven. De waardering van de archeologische waarden is als volgt:
Voor bodemingrepen op archeologische monumenten is altijd toestemming nodig om te mogen bouwen. Deze komen in het plangebied niet voor;
Afhankelijk van de waardering van de archeologische vindplaats is er een buffer opgenomen rondom bekende vindplaatsen. Deze zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 wat inhoudt dat archeologisch onderzoek nodig is als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken. Deze gebieden zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken. Deze zijn bestemd met de bestemming Waarde - Archeologie 3;
In het bestemmingsplan Buitengebied hebben de gronden in het plangebied de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. De bedrijfswoning heeft een maximale oppervlakte van 140 m2. Dit blijft ruim onder de grens van 500 m2. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De gemeente Nunspeet heeft voor het buitengebied een quickscan Cultuurhistorie laten opstellen. Hierin is een beschrijving opgenomen van de te onderscheiden gebieden. De typische kenmerken van de verschillende gebieden hebben een rol gespeeld in de cultuurhistorie van het totale gebied. Het gebruik van het land heeft het gebied een eigen karakter gegeven. In onderstaand kaartje, afkomstig uit de quickscan, zijn de gebieden weergegeven.
In het plangebied zijn geen beschermde rijks- en/of gemeentelijke monumenten aanwezig. Vanuit de quickscan Cultuurhistorie bevinden zich binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. De realisatie van de nieuwe bebouwing levert een positieve bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het landschappelijk beeld wordt hierdoor verbeterd en heeft hierdoor een positieve invloed op de (kern) kwaliteiten van het gebied. De nieuw te bouwen woning is qua massa, vorm, kleur en materiaalgebruik in samenhang met de omgeving. Onderhavig plan zal dus geen cultuurhistorische waarden schaden.
Conclusie
Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie, nader onderzoek op het gebied van archeologie en cultuurhistorie is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura2000-gebied kunnen aantasten.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:
een algemene vrijstelling voor algemene soorten;
een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden,
dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast.
Voor de gewenste planontwikkeling is een quickscan natuur uitgevoerd (zie bijlage 1 van deze onderbouwing).
Soortbescherming
Op 27 oktober 2021 is het plangebied aan de Stakenbergweg 106 bezocht. Daarbij werden de, in het plangebied aanwezige, natuurwaarden geïnventariseerd en beoordeeld. Er zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen gevonden of te verwachten. Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Gelderland). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht. Een ontheffing Wnb voor soorten is niet nodig.
Natura 2000
Op een afstand van circa 225 m ligt de Natura 2000-gebied 'De Veluwe'. Ondanks dat de beoogde ontwikkeling buiten een beschermd gebied uitgevoerd wordt, kunnen er nog steeds effecten optreden. Voor een aantal effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) geldt dat eventuele negatieve effecten op de omliggende Natura- 2000 gebieden niet uitgesloten kunnen worden. Gezien de aard van de werkzaamheden, de projectlocatie en de (effect)afstanden tot de Natura2000 gebieden wordt mogelijk verstoring of negatieve effecten verwacht op genoemde gebieden.
Afbeelding 4.2 Uitsnede Natura 2000 gebieden Nederland
Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO)
Met het beheer en de aanleg van nieuwe natuur zorgt de provincie voor het versterken van bestaande natuur. Die nieuwe natuur verbindt verschillende bestaande natuurgebieden met elkaar. Het netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden noemen de provincie het Gelders Natuurnetwerk. De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Het plangebied ligt buiten het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelzone (GO). Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzingen mag worden aangenomen dat er geen significante effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN en de GO. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek zijn niet nodig.
Stikstofdepositie
De aanlegfase bestaat hier uit realisatie van een nieuwe woning. Voor wat betreft de aanlegfase zal door gebruik van elektrisch materieel geen bijdrage hoger dan 0.00 mol/ha/jaar verwacht worden. Voor de gebruiksfase kan uitgegaan worden van een verkeersgeneratie van 8,2 bewegingen per etmaal (weekdag). Ook in de gebruiksfase wordt geen bijdrage hoger dan 0.00 mol/ha/jaar verwacht. Dit betekent dat onder de huidige regels een vergunningaanvraag Wnb niet noodzakelijk is. De gebruiks- als de aanlegfase van de voorgenomen ontwikkeling onder de drempelwaarde van 0.00 mol/ha/jaar zal blijven. Daarmee is voldoende aangetoond dat het plan realiseerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming. Overigens levert op basis van het provinciale beleid een tijdelijke bijdrage (aanlegfase) van 0.05 mol/ha/jaar of lager en welke korter duurt dan 2 jaar geen significante bijdrage en is niet vergunningplichtig (zie ook BIJ12.nl). Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig.
Bescherming houtopstanden
Op de planlocatie worden geen bomen gekapt zoals bedoeld in de wet. Overtreding op dit onderdeel Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Conclusie
Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect ecologie, nader ecologisch onderzoek is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Een bodemonderzoek is niet nodig als:
Er geen bodemwerkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld het bouwen van een dakkapel of het plaatsen van een extra verdieping op een gebouw);
Het gaat om een verandering of vergroting waarbij geen grond wordt verzet en het gebruik hetzelfde blijft;
Er al voldoende actuele en bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente beschikbaar zijn, waarop de bodemtoets kan worden gebaseerd.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Voor de gewenste planontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2 van deze onderbouwing). Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging in de grond en het freatisch grondwater.
Het historisch vooronderzoek is uitgevoerd conform NEN 5725. Op grond van het uitgevoerde historisch onderzoek is de hypothese voor het te onderzoeken terrein "onverdachte locatie". Uit de tijdens het vooronderzoek verkregen informatie zijn geen concrete aanwijzingen voor een bodemverontreiniging binnen de onderzoekslocatie of directe omgeving bekend geworden.
Uitvoering van het onderzoek heeft plaatsgevonden overeenkomstig NEN 5740 ONV-NL (onverdachte niet-lijnvormige locatie) en aanverwante normen en richtlijnen m.b.t. het nemen van de monsters en de behandeling daarvan. Het veldwerk is uitgevoerd op 9 en 16 november 2021.
De onderzoekshypothese "onverdacht" kan op grond van de analyseresultaten van de grondwatermonsters heel strikt genomen niet worden gehandhaafd. Formeel gesproken is de
kwalificatie verdacht van toepassing. De aangetroffen concentraties zijn echter van lichte aard en geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is nihil. Uit de analyseresultaten blijkt dat op de onderzoekslocatie een licht verhoogde concentratie PFAS is aangetroffen. De aangetroffen waarden voldoen echter nog wel voor de functieklasse landbouw en natuur.
Met betrekking tot de voorgenomen bouwactiviteiten op de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen belemmeringen aan te geven. Aanbevolen wordt dit rapport in te dienen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.
Tijdens de terreininspectie en de monstername van de grond zijn geen asbestverdachte materialen op of in de bodem aangetroffen.
Conclusie
Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bodem, nader bodemonderzoek is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.
Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken /draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoonhouden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. De bedrijfswoning heeft een maximale oppervlakte van 140 m2. Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen.
Het initiatief bevat een afname van verharding, waardoor er geen nadelige effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Het hemelwater wordt niet op de riolering geloosd, het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem van het plangebied. In de nieuwe situatie wordt de nieuw te bouwen bedrijfswoning aangesloten op de riolering. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Met het in acht nemen van de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoet het plan aan de eisen die het waterschap stelt aan de voorgenomen ontwikkeling en is er een positief wateradvies gegeven (zie bijlage 3 van deze toelichting: watertoets).
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect water, nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden ingesteld.
Industrie
Voor een zoneringsplichtig industrieterrein wordt de geluidszone voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgesteld. Deze geluidszone wordt vastgesteld door middel van zonebesluit en vastgelegd op een zonekaart of door middel van een bestemmingsplan, waarbij de zone wordt vastgelegd op de bestemmingsplankaart. Niet ieder industrieterrein is zoneplichtig. Zoneringsplichtig zijn alleen dié industrieterreinen waarop bepaalde soorten bedrijven die veel lawaai veroorzaken aanwezig zijn of zich kunnen vestigen. Deze categorieën zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit Wet milieubeheer.
Wegverkeerslawaai: Geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. In binnen stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
In buiten stedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren.
Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 58 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Stakenbergweg, op deze weg geldt een de wettelijke snelheid van ten hoogste 60 kilometer per uur. Deze weg heeft dan ook een geluidzone van 250 meter. Er is dan ook sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object (wooneenheid) binnen een geluidszone van weg en/of spoorweg, akoestisch onderzoek is noodzakelijk.
In augustus 2020 is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd betreffende het bepalen van de geluidbelasting ter plaatse van de gevels van het bijgebouw gelegen aan de Stakenbergweg 80 en 80a te Elspeet. Uit dat onderzoek is de volgende conclusies getrokken:
De wooneenheid op het perceel Stakenbergweg 80 en 80a staat op een afstand van 23 meter uit de rand van de Stakenbergweg. De nieuw te bouwen bedrijfswoning op het perceel Stakenbergweg 106 staat op een afstand van 35 meter uit de rand van de Stakenbergweg. De geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woning zal dan ook onder de voorkeursgrenswaarde blijven.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect geluid, nader onderzoek op het gebied van geluid is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als lpg-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Onderzoek Plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. In het plangebied is er geen sprake van het toevoegen van gevaarlijke functies en er is geen sprake van de toevoeging van een kwetsbaar object. De risicokaart geeft aan dat er in de omgeving gevaarlijke functies voorkomen.
Nabij het plangebied zijn (geprojecteerde) stationaire risicobronnen aanwezig die een belemmering kunnen opleveren voor de ontwikkeling van het plangebied. Op het perceel Stakenbergweg 62 is camping 't Lochtendveld gevestigd. Ter plaatse is sprake van een installatie voor de opslag van propaan in een bovengrondse tank met een capaciteit van 5000 liter. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6) is bepaald op 20 meter. De afstand tussen de bovengrondse tank en de nieuw te bouwen woning op het perceel Stakenbergweg 106 bedraagt meer dan 400 meter. In het geldend bestemmingsplan is ter plaatse van de bovengrondse tank een aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Binnen deze aanduiding mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waarvoor de veiligheidszone is opgenomen. De nieuw te bouwen woning ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico en buiten de 'veiligheidszone – lpg', de woning is op voldoende afstand van de bovengrondse tank gesitueerd.
Afbeelding 4.3 Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect externe veiligheid, nader onderzoek op het gebied van externe veiligheid is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek Plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Een vrijstaande woning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De bijdrage van het verkeer is bij het voorliggend plan in 'niet betekende mate'.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere:
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals hiervoor beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Wat betreft de toets ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden bij verblijfsgebouwen, op grond van de regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007, mensen blootgesteld aan luchtverontreiniging gedurende een significante periode ten opzichte van een etmaal. De Atlas Leefomgeving geeft een goede indicatie van de achtergrondconcentraties ter plekke. Uit de kaarten blijkt dat de achtergrondconcentraties luchtvervuilende stoffen ter plaatse van het plangebied relatief laag te zijn. Ook liggen ze ver onder de grenswaarden. De cijfers zijn van 2019.
Een algemene trend is evenwel dat de emissiefactoren van wegverkeer en de concentraties stikstofdioxide en fijn stof al jaren afnemen. Het RIVM verwacht dat dit ook in de komende jaren het geval zal zijn. De blootstelling aan luchtverontreiniging in het plangebied is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect luchtkwaliteit, nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Wettelijk kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Het feitelijk gebruik van het perceel veranderd niet. Het plan voegt geen milieubelastende activiteiten toe. Het dichtstbijzijnde bedrijf is gevestigd op het perceel Stakenbergweg 103. Het betreft een hoveniersbedrijf. Een hoveniersbedrijf met een oppervlakte groter dan 500 m2 heeft een hindercontour van 50 meter, een hoveniersbedrijf met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 heeft een hindercontour van 30 meter. De nieuw te bouwen woning op het perceel Stakenbergweg 106 bevindt zich op een afstand van meer dan 50 meter van het hoveniersbedrijf. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende activiteiten die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plan. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering, nader onderzoek op het gebied van bedrijven en milieuzonering is daarom ook niet nodig.
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofd transportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek plangebied
In en nabij het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of verbindingen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten. Bij eventuele graafwerkzaamheden op het terrein dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet-planologische leidingen
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect kabels en leidingen, nader onderzoek op het gebied van kabels en leidingen is daarom ook niet nodig.
Bij de aspecten verkeer en parkeren gaat erom dat het plangebied goed bereikbaar is, er geen onveilige verkeerskundige situaties ontstaan en er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is.
Onderzoek plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Een vrijstaande woning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Ontsluiting van het perceel vindt plaats via de bestaande in- en uitrit op de zijtak van de Stakenbergweg. De bijdrage van het verkeer zal geen verkeersproblemen geven op de Stakenbergweg.
Parkeren
Er is minimaal ruimte voor twee parkeerplekken per woning op eigen terrein, overeenkomstig het parkeerbeleid van de gemeente.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en parkeren, nader onderzoek op het gebied van verkeer en parkeren is daarom ook niet nodig.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van aanzienlijke gevolgen voor het milieu. Het besluit is aangepast en de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project onder de richtwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De toetsing vindt plaats aan de hand van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. Getoetst moet worden op:
• de kenmerken van het project;
• de plaats van het project;
• de kenmerken van de mogelijke gevolgen.
Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Onderzoek Plangebied
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106. Deze onderbouwing voorziet in de planologische kaders voor een nieuw te bouwen woning en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich ervan te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de verwachte milieuhinder en cumulatie met andere projecten), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.- toets.
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect milieu, nader onderzoek op het gebied van milieu is daarom ook niet nodig.
De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het plan zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de gemeente zijn geen uitvoeringskosten aan het plan verbonden. Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. De kosten voor van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van een anterieure overeenkomst worden verrekend met de initiatiefnemer.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf aan de Stakenbergweg 106.
Op basis van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is deze ontwikkeling niet bij recht mogelijk. Het bestemmingsplan dient hiervoor gewijzigd te worden. In artikel 44.1.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is een wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van een tweede bedrijfswoning. In dit artikel is opgenomen dat bij sloop van minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 350 m² geldt, een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning mag worden teruggebouwd. De voorgenomen ontwikkeling op het perceel Stakenbergweg 106 voldoet aan de gestelde voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheid.
Deze ontwikkeling is mogelijk doordat er elders binnen de gemeente Nunspeet, op het perceel Kleine Kolonieweg 160 in Elspeet, 1215,56 m2 aan agrarische opstallen wordt gesloopt. Van deze sloopmeters wordt 600 m2 gebruikt om de tweede bedrijfswoning aan de Stakenbergweg 106 mogelijk te maken. De overige sloopmeters zullen worden ingezet op een andere locatie binnen de gemeente Nunspeet. Het slopen van 1215,56 m2 aan agrarische opstallen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De oppervlakte van bebouwing en bestrating neemt af en er ontstaat meer ruimte voor groen. Om ook op gebiedsniveau een meerwaarde te behalen is zowel voor de Stakenbergweg 106 als voor de Kleine Kolonieweg 160 een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het beleid van de verschillende overheden. De ontwikkeling sluit aan bij het opgestelde beleid van de provincie Gelderland en de gemeente Nunspeet.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de onderzoekaspecten van het plan beschreven. Het project levert geen problemen op ten aanzien van de onderzochte milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten (ecologie, water, bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, verkeer, archeologie en milieuzonering).
Tenslotte is geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling ook economisch uitvoerbaar wordt geacht, doordat de kosten volledig voor de initiatiefnemer zijn. De kosten voor van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.
Concluderend kan worden gesteld dat het plan mogelijk is binnen het toekomstige beleid en er geen belemmeringen zijn ten aanzien van de uitvoering.
Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.