direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bredeweg 35
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.WI01031-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel Bredeweg 35 in Hulshorst. Op dit perceel staan twee woningen met diverse agrarische bedrijfsgebouwen. Initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Op basis van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is deze ontwikkeling niet bij recht mogelijk.

Op 20 oktober 2020 heeft de initiatiefnemer bij de gemeente het verzoek ingediend om de agrarische bedrijfsgebouwen te slopen, één nieuwe woning terug te bouwen en activiteiten te kunnen uitoefenen die horen bij een hobbyboer. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 23 december 2020 besloten om medewerking te verlenen aan het verzoek.

Een aanpassing van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste wijziging mogelijk te maken. Dit rapport geeft hiervoor de ruimtelijke onderbouwing. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven hoe het te realiseren project past binnen de beleidskaders. Vervolgens wordt inzicht gegeven in de, bij de afweging betrokken, belangen en aspecten.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Bredeweg 35 bevindt zich aan de noordzijde van de kern Hulshorst. Het plangebied wordt aan alle zijden begrenst door agrarische weidegebied. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen (gedeeltelijk) 3712, 4234, 4338 en 4339.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging van het perceel Bredeweg 35 te Hulshorst.

1.3 Opbouw wijzigingsplan

Het wijzigingsplan/bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een wijzigingsplan/bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond, aangewezen. Ook geeft het wijzigingslan/bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het wijzigingsplan/bestemmingsplan. Een wijzigingsplan/bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens ingegaan op de ruimtelijke afweging, waarbij de uitkomsten van de inspraak is opgenomen. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de juridische planbeschrijving.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel Bredeweg 35 in Nunspeet. Op dit perceel staan twee woningen met diverse agrarische bedrijfsgebouwen. Initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Op 25 juni 2020 heeft de gemeenteraad van de gemeente Nunspeet het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' vastgesteld. In het bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf'. De aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid. Binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" zijn geen bouwvlakken opgenomen. De bestemmingsvlakken zijn beperkt tot de gronden waarop bebouwing mogelijk en gewenst is. Binnen het hele bestemmingsvlak is bebouwing derhalve mogelijk. Het bestemmingsvlak valt in wezen samen met het bouwvlak. Binnen het plangebied is één woning aangeduid als 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning'. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. De gebieden die in de archeologische waardenkaart zijn aangeduid als gebieden met een hoge verwachtingswaarde vallen onder de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. In deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m², waarbij grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden.

2.1 Bestaande situatie

Het perceel Bredeweg 35 bevindt zich aan de noordzijde van de kern Hulshorst. Het plangebied wordt aan alle zijden begrenst door agrarische weidegebied. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen (gedeeltelijk) 3712, 4234, 4338 en 4339. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 5300 m2. In het plangebied staan twee woningen: Bredeweg 35 en Bredeweg 35a. Daarnaast zijn er een drietal agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig binnen het plangebied. De agrarische bedrijfsgebouwen B, C en D hebben een gezamenlijke oppervlakte van 585 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0002.png"

Afbeelding 2.1 begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0003.png"

Afbeelding 2.2 uitsneede bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' met het perceel Bredeweg 35

In artikel 44.1.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is een wijzigingsbevoegdheid 'Wijziging naar bestemming Wonen met sloop bebouwing' opgenomen voor burgemeester en wethouders. Deze houdt in dat de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

1. bij sloop van alle maar minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, mag een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd;

2. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;

3. dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;

4. de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;

5. een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;

6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Conclusie

Om de nieuwbouw van een vrijstaande woning mogelijk te maken op het perceel Bredeweg 35 zal het bestemmingsplan gewijzigd moeten worden. In paragraaf 2.4 van deze onderbouwing wordt het initiatief getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

2.2 Gewenste situatie

De initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bedrijfsgebouwen te slopen, één nieuwe woning terug te bouwen en activiteiten op het perceel te kunnen uitoefenen die horen bij een hobbyboer.

De twee bestaande woningen op het perceel, Bredeweg 35 en 35a, blijven behouden. Gebouw B en D op het perceel worden volledig gesloopt, gebouw C wordt gedeeltelijk gesloopt. Het totaal aantal vierkante meters aan gebouwen dat gesloopt wordt bedraagt 440 m2. Een deel (160 m2) van een relatief nieuw gebouw (C) blijft behouden om de activiteiten horende bij een hobbyboer uit te kunnen oefenen. De nieuwe woning wordt aan de zuidkant van de bestaande bebouwing gesitueerd. De nieuwe woning heeft een maximale oppervlakte van 120 m2, of 140 m2 bij een lage goot (Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering).

Ontsluiting en parkeren

De ontsluiting van het perceel veranderd niet ten opzichte van de bestaande situatie. Het perceel blijft via één toegangsweg ontsloten op de Bredeweg. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, hier is meer dan genoeg ruimte om aan de gemeentelijke parkeernorm te voldoen.

Beeldkwaliteit

De bebouwing wordt in een landelijke stijl vormgeven met de kenmerken uit het gebied. Belangrijk is dat de nieuwe bebouwing in één geheel wordt ontworpen met de bestaande bebouwing. Dit geeft eenheid. De kleuren en materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving. De gevels zijn gebouwd in baksteen (pleisterwerk) of andere steenachtige materialen en de daken zijn gedekt met dakpannen en/of riet. De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving.

Duurzaamheid

Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woningen te realiseren. De ambitie is om een woning met een EPC 0,1 of lager te bouwen (BENG norm is 0,2). Deze woning is uitermate goed geïsoleerd, heeft een hoge kierdichtheid en is voorzien van WTW installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0004.png"

Afbeelding 2.3 overzicht te slopen bebouwing

2.3 Landschappelijke inpassing

Het landschapsplan voor de Bredeweg 35 wil een bijdrage leveren om de kwaliteit van het 'Coulisselandschap' te versterken. De voorgenomen ontwikkelingen bieden kansen om erf en landschap beter bij elkaar passend te maken. Hiervoor is er naast veldonderzoek ook gebruik gemaakt van de visie 'Bouwen Buiten Nunspeet. Bij landschappelijke inpassing gaat het om het inpassen van het veranderende erf in het landschap. De voorgestelde inpassing houdt rekening met de typische kenmerken en kwaliteiten van het landschapstype 'Coulisselandschap'. Bij het opstellen van dit landschappelijk plan is er aandacht voor het samenspel van vormgeving, plaatsing, materiaal- en kleurgebruik van bebouwing en andere materialen, de diverse vormen van beplantingen en de verdeling en verhoudingen op het erf als geheel.

Inspiratie voor passend landschap

Erven bepalen voor een belangrijk deel het landschap. Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappelijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0005.png"

Afbeelding 2.4 tekening met landschappelijke inpassing en beplantingslijst

2.4 Toets aan wijzigingsbevoegdheid

Het perceel Bredeweg 35 is bestemd voor agrarisch grondgebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf, daar is in de nieuwe situatie geen sprake meer van. In de nieuwe situatie wordt het perceel Bredeweg 35 gebruikt voor 'Wonen'. Het geldend bestemmingsplan dient hiervoor gewijzigd te worden. Het geldend bestemmingsplan bevat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid.

In artikel 44.1.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is een wijzigingsbevoegdheid

opgenomen voor burgemeester en wethouders. Deze houdt in dat de bestemming 'Agrarisch -

Agrarisch bedrijf' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

1. bij sloop van alle maar minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, mag een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd;

a. Hier wordt aan voldaan. Het totaal aantal vierkante meters aan schuren dat gesloopt wordt bedraagt 440 m2. De overige 60 m2 wordt gecompenseerd door artikel 23.2.3 uit het geldend bestemmingsplan omdat er sprake is van het hobbymatig houden van dieren.

2. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;

b. Hier wordt aan voldaan. Voor het perceel is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld.

3. dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;

c. Hier wordt aan voldaan. De milieuparagraaf toont aan dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden.

4. de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;

d. Hieraan wordt voldaan. Het agrarisch bouwvlak krijgt een woonbestemming, de omliggende gronden hebben een agrarische bestemming.

5. een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;

e. Hieraan wordt voldaan. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer.

6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

f. Hier wordt aan voldaan. Het landschappelijk inrichtingsplan toont aan dat de natuurlijke en landschappelijke waarden met deze ontwikkeling versterkt worden. De quickscan Natuur toont aan dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden. De milieuparagraaf toont aan dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden en dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De wetgeving in Nederland gaat ervanuit dat er bij ruimtelijke plannen rekening wordt gehouden met het beleid van hogere overheden, vooral daar waar het regionale belangen betreft. Een afwijking van dit beleid moet duidelijk gemotiveerd worden. Het project betreft een kleinschalige ontwikkeling, in dit hoofdstuk wordt dan ook alleen ingegaan op relevant provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie & Omgevingsverordening Gelderland

De provincie Gelderland heeft een integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. De Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien is de Omgevingsvisie meerdere malen geactualiseerd. De Provinciale Staten hebben op woensdag 19 december 2018 ingestemd met de nieuwe Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'. De Omgevingsvisie is opgesteld vanuit een sterk veranderende context waarin partijen en de provincie op dit moment werken en de komende jaren naar verwachting zullen werken. De overheid (en provincie) is slechts een van de vele spelers. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland.

In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening wordt vooruit gelopen op de aankomende Omgevingswet, die in 2022 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is worden onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening geactualiseerd om verder in lijn te brengen met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en het coalitieakkoord. Ook zal de Omgevingsverordening anticiperen op de eisen van de Omgevingswet. Op 1 januari 2022 is er dan een Omgevingsverordening die aansluit bij de Omgevingsvisie en -wet.

Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: "In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen". Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten.

De provincie heeft enkele wijzigingen van de Omgevingsvisie en -Verordening doorgevoerd. Doel van deze wijzigingen is dat de provincie een sterkere rol kan vervullen bij regionale programmering voor met name werken en winkelen. De belangrijkste wijzigingen in de verordening zijn:

- in elke regio moet binnen 4 jaar (na vaststelling Verordening) een Regionaal Programma Werklocaties (RPW) komen. Werklocaties betreffen bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel;

- er moet regionale afstemming zijn over het RPW;

- in het RPW moeten afspraken staan over deprogrammeren;

- uitwerkings- en wijzigingsplannen moeten passen in het RPW;

- supermarkten die mogelijk gemaakt kunnen worden als kruimelgeval, moeten voor goedkeuring langs de provincie;

- solitaire bedrijvigheid in buitengebied is uitsluitend onder voorwaarden toegestaan.

De omgevingsvisie en verordening zijn op 19 december 2018 door Provinciale Staten vastgesteld en is op 1 maart 2019 in werking getreden.

De voor het plangebied van toepassing zijnde thema's worden hierna behandeld:

Nationale landschappen

De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit. De provincie heeft met het toepassen van 'Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik' een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied voor ogen.

Plussenbeleid en Ammoniakbuffergebied

Het Plussenbeleid is van toepassing op niet-grondgebonden veehouderijbedrijven en -takken. Met het Plussenbeleid wordt het ontstaan van een niet-grondgebonden onderdeel van een bestaand bedrijf en uitbreiding van een niet-grondgebondenbedrijf of onderdeel van een bedrijf

groter dan 500 vierkante meter gebonden aan de kwalitatieve eisen van het Plussenbeleid. Ook een van oorsprong grondgebonden bedrijf dat met een niet-grondgebonden bedrijfsdeel uitbreidt, valt dus onder het Plussenbeleid. Bufferzones zijn stroken land tussen landbouw en natuurgebieden. Ze moeten vervuiling tegengaan. Nieuwvestiging en uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijtakken in Ammoniakbuffergebieden is aan regels gebonden.

Groene ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur die ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de GO initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van de dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, mits de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.

Natura 2000 gebieden

Natura 2000 richt zich op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. De Veluwe is een Natura 2000-gebied en is beschermd op basis van de Natuurbeschermingswet 1998.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0006.png"

Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000 gebied (bron: provincie Gelderland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0007.png"

Ligging plangebied t.o.v. GO en GNN (bron: provincie Gelderland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0008.png"

Ligging plangebied t.o.v. Nationaal landschap (bron: provincie Gelderland)

Toetsing aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om de 440 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een bestaande schuur van 160 m2 blijft behouden voor het uitoefenen van activiteiten behorend bij een hobbyboer. Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 van deze onderbouwing). Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappelijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

- Het plangebied is niet gelegen in het Gelders Natuurnetwerk en/of Natura 2000 gebied. De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000 gebied bedraagt circa 1060 meter. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. Er is een stikstofberekening uitgevoerd met Aerius 2020. Hieruit is zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase geen stikstofdepositie berekend hoger dan 0.00 mol/ha/jaar. Overigens levert op basis van het provinciale beleid een tijdelijke bijdrage (aanlegfase) van 0.05 mol/ha/jaar of lager en welke korter duurt dan 2 jaar geen significante bijdrage en is niet vergunningplichtig (zie ook BIJ12.nl). Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig

- Het plangebied is gelegen in het Nationaal landschap. Onderhavig plan betreft de functieverandering van 'Agrarisch' naar 'Wonen' en de ontwikkeling van één woning. De ontwikkeling wordt voorzien van een landschappelijke inpassing. In dit plan wordt nader ingegaan op de situering, invulling en maatvoering van de landschapselementen. De positionering van de nieuw te bouwen woning is afgestemd op de bestaande kavelstructuur, en de relatie met de omgeving. De kernkwaliteiten van het landschap worden niet aangetast maar versterkt.

- Onderhavig plan betreft de functieverandering van 'Agrarisch' naar 'Wonen' en de ontwikkeling van één woning. Het plangebied krijgt geen bestemming die een veehouderijtak mogelijk maakt. Het plussenbeleid is niet van toepassing.

- Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woningen te realiseren. De ambitie is om een woning met een EPC 0,1 of lager te bouwen (BENG norm is 0,2). Deze woning is uitermate goed geïsoleerd, heeft een hoge kierdichtheid en is voorzien van WTW installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.

- Het plangebied is niet gelegen in het Groene ontwikkelingszone, maar grenst wel aan de Groene ontwikkelingszone. Er is voor het perceel een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. De bestaande structuren worden versterkt en er wordt aansluiting gezocht bij het waardevolle coulisselandschap.

- De te realiseren woning in dit plangebied passen binnen dit meerjaren woningbouwprogramma van de regio.

Gezien de nieuwe situatie zorgt voor een kwaliteitsverbetering van de omgeving, dat er geen nadelige gevolgen zijn voor natuur en dat de woning energieneutraal wordt opgeleverd, voldoet het plan aan voornoemde provinciale ambitie.

3.1.2 Conclusie

Het provinciaal beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de omgevingsvisie en de omgevingsverordening

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Nunspeet

Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet wordt de gemeente verplicht een Omgevingsvisie vast te stellen. Dit is een strategische integrale visie op de gewenste ontwikkeling van de totale (fysieke) leefomgeving op de lange termijn, die de gemeenteraad bindt bij het uitoefenen van haar bevoegdheden. De visie gaat inhoudelijk over thema's als ruimtelijke ontwikkeling, milieu, gezonde leefomgeving, economische ontwikkeling, natuur, landschap, water, verkeer en cultuurhistorie. Deze Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan Nunspeet (de opvolger van de huidige bestemmingsplannen) en de Omgevingsprogramma's (voor bijvoorbeeld gemeentelijke milieunormen). In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. Ook het Rijk en de provincies moeten een omgevingsvisie opstellen. De gemeenteraad heeft op 29 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld.

Het eerste deel van de omgevingsvisie omvat de gezamenlijke visie van de drie NEO gemeenten (Nunspeet, Elburg en Oldebroek). Deze visie is uitgewerkt in vijf overkoepelende thema's. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig is één van deze thema's.

De Omgevingsvisie Nunspeet geeft de koers, die voor een belangrijk deel samen met de samenleving uitgestippeld is en waar vervolgens ook samen mee aan de slag wordt gegaan. Deze koers is niet nieuw, er wordt voortgebouwd op documenten als de 'Integrale Toekomstvisie Nunspeet 2030' en de WMO-beleidsvisie en er wordt afstemming gezocht met in ontwikkeling zijnde beleidstrajecten zoals rondom het Wonen en Duurzame energie. In de omgevingsvisie zijn zeven thematische speerpunten uitgewerkt die door de gemeenteraad bij de start van het Omgevingsvisietraject zijn benoemd. Voor elk afzonderlijk speerpunt zijn de kernpunten samengevat, gevolgd door een uitwerking en motivatie.

De thema's 'Versterken sociaal-economische positionering', 'Een duurzame ontwikkeling van het (agrarisch) buitengebied' en 'Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet' zijn met name van toepassing op het voorliggend plan. Kernpunten binnen deze thema's zijn o.a. qua wonen een rustige uitvalsbasis en woonomgeving voor alle doelgroepen en opleidingsniveaus, versterken van de diversiteit in het buitengebied, aanhaken op identiteitsdragers binnen deelgebieden en aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van Nunspeet en de zichtbaarheid in het landschap.

IDee-kaarten

De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De IDee-kaarten hebben hierin een belangrijke rol. De deelgebieden waarvoor de IDee-kaarten opgesteld zijn, zijn afgebakend op basis van de gebiedsindeling op het regionale 'NEO-niveau' . Leidend daarvoor zijn de ontstaansgeschiedenis, de geomorfologische samenstelling, het functionele gebruik en de beleving van het gebied. Daarnaast is ook voor de kernen een IDee-kaart opgesteld.

Deelgebied 5 'Kern Hulshorst' is van toepassing op de planlocatie aan de Bredeweg 35. Uitgangspunten voor dit deelgebied zijn:

- Ruimtelijk versterken kern Hulshorst en aan recreatieve route Harderwijkerweg/Zuiderzeestraatweg

- Er dient met respect omgegaan te worden met de karakteristieke agrarische structuur, de monumenten, de beeldkwaliteit en belevingswaarde van aanwezige bebouwing en van de inrichting van de openbare ruimte en de aanwezige groene en blauwe elementen in het dorp en zorggedragen worden voor het behoud van een goede verweving met het omringende buitengebied.

- Het verbeteren van de toegankelijkheid van en zichtrelatie met landgoed Groeneveld

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0009.png"

Uitsnede omgevingsvisiekaart Nunspeet (bron: gemeente Nunspeet)

Toetsing aan de Omgevingsvisie Nunspeet 2030

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om de 440 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een bestaande schuur van 160 m2 blijft behouden voor het uitoefenen van activiteiten behorend bij een hobbyboer. Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 van deze onderbouwing). Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappelijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

Voor de nieuwe woning in dit plangebied is de ambitie om Beng+ woningen te realiseren. De ambitie is om een woning met een EPC 0,1 of lager te bouwen (BENG norm is 0,2). Deze woning is uitermate goed geïsoleerd, heeft een hoge kierdichtheid en is voorzien van WTW installatie vloerverwarming. De woning in dit plan is gasloos en alle apparatuur en het verwarmingssysteem werken op elektriciteit. De benodigde elektriciteit wordt in principe door het huis zelf opgewekt. Dat gebeurt door middel van zonnepanelen en een warmtepomp.

De ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en de (kern) kwaliteiten van het gebied veranderden niet. Het plan sluit daarmee aan op de omgevingsvisie van de gemeente Nunspeet.

3.2.2 Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering

De gemeente Nunspeet heeft de regeling voor functieverandering van agrarische bebouwing naar wonen opgenomen als wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Dat betekent dat wanneer de functieverandering voldoet aan de voorwaarden uit het bestemmingsplan, er geen apart bestemmingsplan hoeft worden opgesteld. Wanneer voldaan kan worden aan de voorwaarden, mogen er afhankelijk van de hoeveelheid te slopen vierkante meters maximaal twee extra woningen worden toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0010.png"

Tabel functieverandering Nunspeet (bron: gemeente Nunspeet)

Centraal uitgangspunt bij functieverandering is de versterking van ruimtelijke kwaliteit en het landschap. Een plan voor functieverandering wordt daarom beoordeeld op drie thema's:

- Het erf

o Een agrarisch erf heeft een karakteristiek die bepaald wordt door een aantal kenmerken. Deze karakteristiek maakt een erf tot een duidelijk herkenbare eenheid in het landschap. Deze kenmerken bieden aanknopingspunten voor functieverandering van een erf. Hoewel elke functieverandering van een erf maatwerk is.

- Het erf in het landschap
o Naast de eigenschappen die algemeen gelden voor erven, zijn er ook kenmerken die karakteristiek zijn voor de plek die het erf in het landschap heeft. In het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nunspeet worden vier landschappelijke eenheden onderscheiden.

- Uitgangspunten voor bebouwing

o De nieuwe bebouwing moet voldoen aan de gestelde criteria

Toetsing aan de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om de 440 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning met een oppervlakte van maximaal 140 m2 te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een bestaande schuur van 160 m2 blijft behouden voor het uitoefenen van activiteiten behorend bij een hobbyboer. Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 van deze onderbouwing). Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappeHet plan is daarmee passend binnen de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering. lijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, dient het geldend bestemmingsplan hiervoor gewijzigd te worden. Het geldend bestemmingsplan bevat hiervoor een wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.4 van deze ruimtelijke onderbouwing is het initiatief getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het initiatief voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Het plan is daarmee passend binnen de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering.

3.2.3 Welstand Nunspeet 2015

In het welstandsbeleid Nunspeet 2015 (vastgesteld op 9 december 2015) worden de beleidsregels vastgelegd met daarbij welstandscriteria die worden gehanteerd bij de welstandsbeoordeling van de bouwplannen. Met deze welstandsnota wil de gemeente een gerichter welstandstoezicht uitoefenen: een uitgebreidere welstandstoets vindt alleen nog plaats in de beeldbepalende gebieden van Nunspeet en voor de markante gebouwen van de gemeente. Voor het overgrote deel van het gemeentelijk grondgebied volstaat een beperkte welstandtoets of is geen toets vooraf nodig. Het plangebied is gelegen in het toetsgebied 'eenvoudige toets' en deelgebied 'Buitengebied Randmeren'.

Eenvoudige toets

De gebieden met een beperkte toets zijn gebieden die kleine afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen kunnen verdragen zonder dat daarbij het beeld van de gemeente als geheel in het geding is. Het gaat hier om de woongebieden direct rond het centrum van Nunspeet en de planmatige woongebieden in de dorpen. Omdat de monumenten en karakteristieke panden als object voorzien zijn van een uitgebreide toets, kan met een beperkte toets worden volstaan voor de overige bouwwerken in het buitengebied. De beperkte toets is een ambtelijke toets. De criteria behorend bij de beperkte toets zijn helder en eenduidig uitlegbaar, zodat deze hanteerbaar zijn voor de betreffende ambtenaar. Indien plannen niet voldoen aan de deze criteria of wanneer sprake is van een bijzondere situatie waar twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, dan kan alsnog besloten worden tot een uitgebreide toets

Buitengebied Randmeren, deelgebied Open weidegebied

Dit deelgebied omvat het lager gelegen weidegebied. Dit is een overwegend open veenontginningslandschap, dat wordt gedomineerd door de aanwezigheid van grasland dat naast de agrarische functies ook wordt gebruikt door weide] en trekvogels als rust] en foerageergebied.

Buitengebied Randmeren, deelgebied overgangszone

Dit deelgebied wordt gevormd door het gebied dat gelegen is op de overgang van het hoger gelegen CVN en het lager gelegen weidegebied, het Overgangsgebied genoemd. Het halfopen gebied vormt de overgangszone van bos] naar weidegebied. Het is een kampenlandschap op de rand van de Veluwe, dat wordt gekenmerkt door een grote diversiteit van extensieve bewoning in de bosrand, grillige wegen en waterlopen. Ook hier is de landbouw nog altijd de belangrijkste vorm van grondgebruik.

Toetsing aan Welstand Nunspeet 2015

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om de 440 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een bestaande schuur van 160 m2 blijft behouden voor het uitoefenen van activiteiten behorend bij een hobbyboer. Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 van deze onderbouwing). Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappelijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

De bebouwing wordt in een landelijke stijl vormgeven met de kenmerken uit het gebied. Belangrijk is dat de bebouwing (hoofdgebouw en bijgebouw) in één geheel wordt ontworpen. Dit geeft eenheid. De kleuren en materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving. De gevels zijn gebouwd in baksteen (pleisterwerk) of andere steenachtige materialen en de daken zijn gedekt met dakpannen en/of riet. De nieuwe bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving.

De nieuw te bouwen woning is qua massa, vorm, kleur en materiaalgebruik in samenhang met de omgeving. Het plan sluit daarmee aan op het welstandsbeleid van de gemeente Nunspeet.

Het plan is daarmee passend binnen de Welstand Nunspeet 2015.

3.2.4 Conclusie

Het gemeentelijk beleid staat de planontwikkeling niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Omgevingsvisie Nunspeet 2030, de Notitie ruimtelijke kwaliteit Functieverandering en Welstand Nunspeet 2015.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Een ruimtelijke ontwikkeling kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

De zorg voor ons erfgoed is erop gericht zoveel mogelijk in de bodem te bewaren voor het nageslacht: behoud 'in situ'. Wie iets met de bodem wil, een "verstoorder", is verplicht de schade aan het erfgoed zoveel mogelijk te beperken. Dit streven naar behoud komt voort uit het Verdrag van Malta dat met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in 2007 in onze wetgeving geïmplementeerd is. Het is tevens een kernpunt van de herziene Monumentenwet 1988.

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

De gemeente Nunspeet heeft een archeologische kaart op laten stellen voor het grondgebied. Hieruit blijkt dat een deel van het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het geldend bestemmingsplan heeft een deel van het plangebied dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2': Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0011.png"

Fragment Archeologische beleidskaart

De regio-archeoloog heeft op 8 maart 2021 advies uitgebracht over de archeologische verwachtingswaarde:

Al in 1832 stond hier de (voorloper van) een boerderij. De beoogde nieuwbouw ligt destijds in 1832 in een perceel dat in gebruik is als bouwland. De planlocatie bevindt zich op een dekzandvlakte. Het ligt een stuk lager dan het oudere bewoningslint langs de Zuiderzeestraatweg. De dekzandvlakte was van oorsprong vrij nat door de lage ligging en leende zich niet goed voor bewoning. Vanaf de late middeleeuwen verschijnen in het gebied wel wat solitaire boerderijen.

De dekzandvlakte kent zelf een lage archeologische verwachting. De hoge verwachting heeft de plek van de boerderij te danken aan de historische boerderij. Eventuele voorgangers zouden hier gevonden kunnen worden. Maar omdat rond 1800 hier geen boerderij aanwezig was, getuige de kaart van De Man uit 1806 is er ook geen voorloper te verwachten. Daarom is de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden laag en wordt archeologisch onderzoek niet aanbevolen.

Cultuurhistorie

Het plangebied is gelegen in de 'overgangszone'. In de zone tussen laag- en hoogland ligt het slagenlandschap en de gordel van oude bouwlanden. De oude bouwlanden zijn weer onder te verdelen in strookkampen, blokkampen en enken.

Het plan is voorzien van een landschappelijke inpassing (zie bijlage 1 van deze onderbouwing). Bij de ontwikkeling van dit erf is het landschappelijk raamwerk erg bepalend. Hieronder valt het erfsilhouet, de compositie van gebouwen en beplanting en de wijze waarop het erf aan zijn omgeving is verknoopt. Het erf van Bredeweg 35 is een compact ensemble van bebouwing en beplanting. Het is de kleinste nederzettingsvorm in het coulisselandschap. De voorgestelde landschappelijke inpassing houd het erf stoer met robuuste gebiedseigen beplanting. Hoge beplantingen zijn bepalend voor het silhouet. Daarom krijgt elk gebouw een inheemse singel of een boom. Daarmee wordt het erf verknoopt met zijn omgeving en houden we het waardevolle coulisselandschap halfopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0012.png"

In het plangebied of in de nabijheid daarvan zijn geen monumentale gebouwen en/of cultuurhistorische elementen aanwezig.

Conclusie

Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie, nader onderzoek op het gebied van archeologie en cultuurhistorie is daarom ook niet nodig.

4.2 Ecologie

Wettelijk kader

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura2000-gebied kunnen aantasten.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling:

- een algemene vrijstelling voor algemene soorten;

- een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.

Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. In maart 2021 is er een ecologisch onderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling op dit perceel (zie bijlage 2 van deze onderbouwing).

Beschermde soorten

In de te slopen opstallen of op de locatie van de nieuwe woning zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van vleermuizen, marters, uilen en eventuele jaarrond beschermde nesten van vogels. Deze zijn niet gevonden en met zekerheid uit te sluiten. De huismus is wel op het perceel aanwezig maar broedt in de woning en de paardenstal. Beide blijven behouden. De te slopen opstallen zijn ongeschikt als nestlocatie. Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Gelderland). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in Nunspeet op ca. 1.060m van Natura2000 gebied Veluwe. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. Er is een stikstofberekening uitgevoerd met Aerius 2020. Hieruit is zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase geen stikstofdepositie berekend hoger dan 0.00 mol/ha/jaar. Overigens levert op basis van het provinciale beleid een tijdelijke bijdrage (aanlegfase) van 0.05 mol/ha/jaar of lager en welke korter duurt dan 2 jaar geen significante bijdrage en is niet vergunningplichtig (zie ook BIJ12.nl). Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig.

Gelders natuurnetwerk (GNN) / Groene Ontwikkelzone (GO)

Het plan ligt buiten de begrenzing van het GNN en de GO. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzingen mag worden aangenomen dat er geen significante effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN en de GO. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek zijn niet nodig.

Conclusie

Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect ecologie, nader ecologisch onderzoek is daarom ook niet nodig.

4.3 Bodem

Wettelijk kader

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Een bodemonderzoek is niet nodig als:

- Er geen bodemwerkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld het bouwen van een dakkapel of het plaatsen van een extra verdieping op een gebouw);

- Het gaat om een verandering of vergroting waarbij geen grond wordt verzet en het gebruik hetzelfde blijft;

- Er al voldoende actuele en bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente beschikbaar zijn, waarop de bodemtoets kan worden gebaseerd.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. In mei 2021 is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling op dit perceel (zie bijlage 3 van deze onderbouwing). Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of er sprake is van bodemverontreiniging.

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Het grondwater t.p.v. peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte zink (zware metalen) verhoogd t.o.v. de streefwaarde. De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" dient formeel verworpen te worden. Deze lichte verontreiniging overschrijdt de tussenwaarde/bodemindex-waarde (>0.5) niet en geeft daardoor geen formele aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Conclusie

Voorliggend plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bodem, nader bodemonderzoek is daarom ook niet nodig.

4.4 Water

Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.

Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkeling

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken /draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoonhouden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om de 440 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning van maximaal 120 m2 te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een bestaande schuur van 160 m2 blijft behouden voor het uitoefenen van activiteiten behorend bij een hobbyboer. In het plangebied is er geen toename van verharding, waardoor er geen nadelige effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Het hemelwater wordt niet op de riolering geloosd, het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem van het plangebied. De nieuwe te bouwen woning wordt aangesloten op de riolering voor het vuilwater.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Met het in acht nemen van de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoet het plan aan de eisen die het waterschap stelt aan de voorgenomen ontwikkeling en is er een positief wateradvies gegeven (zie bijlage 4 van deze toelichting: watertoets).

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect water, nader onderzoek op het gebied van water is daarom ook niet nodig.

4.5 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden ingesteld.

Wegverkeerslawaai: Geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;

- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

In binnen stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes:

- wegen met een of twee rijstroken: 200 meter;

- wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter.

Voor een weg buiten de bebouwde kom én voor een auto(snel)weg:

- voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter

- voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of meer sporen: 400 meter

- voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 250 meter

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren.

Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief afstrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Het plangebied ligt in de nabijheid van de Bredeweg, op deze weg geldt een de wettelijke snelheid van ten hoogste 60 kilometer per uur. Deze weg heeft een geluidzone van 250 meter, de nieuw te bouwen woning wordt gesitueerd binnen deze geluidzone. Er is dan ook sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object (wooneenheid) binnen een geluidszone van weg en/of spoorweg. Uit de geluidcontourenkaart, van gemeentelijke wegen rond Bredeweg 35, blijkt dat het perceel ligt in de 'groene zone' en groen betekent dat de geluidsbelasting in deze zone lager is dan de voorkeursgrenswaarde. Op basis van deze geluidberekening van de ODNV is een gedetailleerder verkeersonderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect geluid, nader onderzoek op het gebied van geluid is daarom ook niet nodig.

4.6 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als lpg-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Onderzoek Plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. In het plangebied is er geen sprake van het toevoegen van gevaarlijke functies, er is wel sprake van de toevoeging van een kwetsbaar object (woning).De risicokaart geeft aan dat er in de omgeving gevaarlijke functies voorkomen.

Op het perceel Potbrummel 41 is een propaantank aanwezig, waarbij een veiligheidscontour hoort. In het geldend bestemmingsplan is ter plaatse van de bovengrondse tank een aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Binnen deze aanduiding mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waarvoor de veiligheidszone is opgenomen. Het perceel Bredeweg 35 en de nieuw te bouwen woning ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico en buiten de 'veiligheidszone – lpg', de nieuwe woning wordt op voldoende afstand van de bovengrondse tank gesitueerd. Er is geen knelpunt in verband met het plaatsgebonden of groepsrisico.

In de nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen of wegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0013.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect externe veiligheid, nader onderzoek op het gebied van externe veiligheid is daarom ook niet nodig.

4.7 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek Plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Een agrarisch bedrijf heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 11 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Een vrijstaande woning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Door het stoppen van de agrarische bedrijvigheid op het perceel Bredeweg 35 zullen de verkeerbewegingen iets afnemen. Door het toevoegen van een extra woning zullen deze echter weer wat toenemen. Per saldo zal de totale verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling (drie woningen in totaal) 24,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedragen. De bijdrage van het verkeer is bij het voorliggend plan in 'niet betekende mate'.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere:

• woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;

• woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;

• kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals hiervoor beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Wat betreft de toets ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden bij woningen, op grond van de regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007, mensen blootgesteld aan luchtverontreiniging gedurende een significante periode ten opzichte van een etmaal. De Atlas Leefomgeving geeft een goede indicatie van de achtergrondconcentraties ter plekke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0014.png"

Achtergrondconcentratie PM2,5 in 2019 (bron: AtlasLeefomgeving.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0015.png"

Achtergrondconcentratie PM10 in 2019 (bron: AtlasLeefomgeving.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0016.png"

Achtergrondconcentratie Stikstofdioxide in 2019 (bron: AtlasLeefomgeving.nl)

Uit de kaarten blijkt dat de achtergrondconcentraties luchtvervuilende stoffen ter plaatse van het plangebied relatief laag te zijn. Ook liggen ze ver onder de grenswaarden. De cijfers zijn van 2019.

Achtergrondconcentratie 2019   Grenswaarde  
Fijnstof PM 2,5   8-10 ug/m3   25 ug/m3  
Fijnstof PM 10   15-17 ug.m3   40 ug/m3  
Stikstofdioxide   12-14 ug/m3   40 ug/m3  

Een algemene trend is evenwel dat de emissiefactoren van wegverkeer en de concentraties stikstofdioxide en fijn stof al jaren afnemen. Het RIVM verwacht dat dit ook in de komende jaren het geval zal zijn. Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. Er worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die in betekenende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect luchtkwaliteit, nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;

- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.

De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.WI01031-vg01_0017.png"

Richtafstandentabel (bron: VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering)

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35. Het plan voegt geen milieubelastende activiteiten toe.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende activiteiten die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plan. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf aan de Bredeweg 65 ligt op een afstand van meer dan 260 meter, er wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' voor dit agrarisch bedrijf. De functieverandering op het perceel Bredeweg 35 geeft geen beperking voor dit agrarisch bedrijf. In de omgeving van het plangebied zijn geen andere (agrarische) bedrijven die door deze ontwikkeling belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering, nader onderzoek op het gebied van bedrijven en milieuzonering is daarom ook niet nodig.

4.9 Kabels en leidingen

In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofd transportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Op korte afstand van het plangebied loopt een de 50 kV Hoogspanningsverbinding Harderwijk – Nunspeet. In het geldend bestemmingsplan heeft deze verbinding een dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding", binnen deze zone van 50 meter breed mag niet worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming. De bestaande en nieuwe bebouwing in het plangebied vallen buiten deze zone. De stroom in de hoogspanningslijnen zorgt voor een magnetisch veld rondom de lijnen. Dit kan effecten hebben op het functioneren van het menselijk lichaam. Deze magneetveldzone bedraagt aan weerszijden van de lijn 25 meter, gerekend vanuit het hart van de bovengrondse lijn. De bestaande en nieuwe bebouwing in het plangebied vallen buiten deze zone.

In en nabij het projectgebied zijn geen overige planologisch relevante leidingen en/of verbindingen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect kabels en leidingen, nader onderzoek op het gebied van kabels en leidingen is daarom ook niet nodig.

4.10 Verkeer en parkeren

Bij de aspecten verkeer en parkeren gaat erom dat het plangebied goed bereikbaar is, er geen onveilige verkeerskundige situaties ontstaan en er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is.

Onderzoek plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Verkeer

Een agrarisch bedrijf heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 11 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Een vrijstaande woning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Door het stoppen van de agrarische bedrijvigheid op het perceel Bredeweg 35 zullen de verkeerbewegingen iets afnemen. Door het toevoegen van een extra woning zullen deze echter weer wat toenemen. Per saldo zal de totale verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling (drie woningen in totaal) 24,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedragen. Ontsluiting van het perceel vindt plaats via de bestaande in- en uitrit op de Bredeweg. De bijdrage van het verkeer zal geen verkeersproblemen geven op de Bredeweg.

Parkeren

Er is minimaal ruimte voor twee parkeerplekken per woning op eigen terrein, overeenkomstig het parkeerbeleid van de gemeente.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en parkeren, nader onderzoek op het gebied van verkeer en parkeren is daarom ook niet nodig.

4.11 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van aanzienlijke gevolgen voor het milieu. Het besluit is aangepast en de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project onder de richtwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De toetsing vindt plaats aan de hand van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. Getoetst moet worden op:

• de kenmerken van het project;

• de plaats van het project;

• de kenmerken van de mogelijke gevolgen.

Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

• belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;

• belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r. en het plan is daarmee m.e.r.-plichtig.

Onderzoek Plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Deze onderbouwing voorziet in de planologische kaders voor een nieuw te bouwen woning en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of

3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de verwachte milieuhinder en cumulatie met andere projecten), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.- toets.

Conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect milieu, nader onderzoek op het gebied van milieu is daarom ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het plan zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Voor de gemeente zijn geen uitvoeringskosten aan het plan verbonden. Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. De kosten voor de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van een anterieure overeenkomst worden verrekend met de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Ruimtelijke afweging

6.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkeling betreft de functieverandering van het perceel Bredeweg 35 van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Initiatiefnemer is voornemens om agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en daarvoor in plaats een nieuwe woning te realiseren op het perceel Bredeweg 35.

Op basis van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is deze ontwikkeling niet bij recht mogelijk. Het bestemmingsplan dient hiervoor gewijzigd te worden. In artikel 44.1.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' is een wijzigingsbevoegdheid 'Wijziging naar bestemming Wonen met sloop bebouwing' opgenomen voor burgemeester en wethouders. Deze houdt in dat de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'. De voorgenomen ontwikkeling op het perceel Bredeweg 35 voldoet aan de gestelde voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheid.

In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is aangegeven hoe de planologische wijziging past binnen de beleidskaders en de omgevingsaspecten. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het beleid van de verschillende overheden. De ontwikkeling sluit aan bij het opgestelde beleid van de provincie Gelderland en de gemeente Nunspeet.

In het voorgaande hoofdstuk zijn de onderzoekaspecten van het plan beschreven. Het project levert geen problemen op ten aanzien van de onderzochte milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten (ecologie, water, bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, verkeer, archeologie en milieuzonering).

Tenslotte is geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling ook economisch uitvoerbaar wordt

geacht, doordat de kosten volledig voor de initiatiefnemer zijn. De kosten voor van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.

Concluderend kan worden gesteld dat het plan mogelijk is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleidskader en er geen belemmeringen zijn ten aanzien van de uitvoering.

6.2 Verslag zienswijzen

Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Algemeen

Voor het wijzigingsplan Bredeweg 35 is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk deel uit van het wijzigingsplan.

7.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

7.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

7.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • Natuur - Landschap
  • Wonen
  • Agrarisch