direct naar inhoud van Regels
Plan: Kempersweg 49
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.WI01030-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Kempersweg 49 met identificatienummer NL.IMRO.0302.WI01030-vg01 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanlegsteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen;

1.7 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een hout- en/of fruitteeltbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;

1.10 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat gemechaniseerd loonwerk verricht ten behoeve van agrarische productie;

1.11 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.12 archeologische bufferzone

beschermingszone rondom de kern van de archeologische waarneming;

1.13 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.16 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.17 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsmatig

in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan;

1.23 bestaande splitsing

twee woningen die zijn toegestaan binnen de bestaande bouwmassa van een woonhuis;

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.26 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.28 boom- en/of sierkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 bufferzone archeologie

een zone rondom en ter bescherming van een archeologische vindplaats;

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.41 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;

1.42 erfbeplanting:

afschermende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning;

1.43 erfinrichtingsplan

juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen op een erf plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het erf. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;

1.44 extensief recreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.45 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.46 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.47 gastenverblijf

een aan de woonfunctie ondergeschikt tijdelijk verblijf voor gasten van de hoofdbewoner(s), waarin gasten niet permanent mogen verblijven, welke gasten elders hun hoofdverblijf hebben en waarbij het gastenverblijf niet met recreatief en/of commercieel oogmerk wordt aangeboden;

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden door het bedrijf zelf, het bieden van pensionstalling en/of een kunstmatig inseminatie bedrijf voor paarden of pony's, niet zijnde een manege;

1.50 geomorfologische waarde

de waarde van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.51 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.52 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarin een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.53 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 horeca(bedrijf)

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.55 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.56 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.57 intensieve veehouderij

een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, althans een varkens-, pluimvee-, kalveren-, stieren-, nertsen- of chinchillahouderij, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.58 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.59 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.60 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.61 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, dat in of bij een woonhuis of de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker, en waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.62 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein met ten hoogste 25 kampeermiddelen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein", in welk geval geen maximum aantal kampeermiddelen van toepassing is, uitgezonderd stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.63 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.64 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.65 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.66 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.67 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.68 mantelzorgunit

een tijdelijk bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg;

1.69 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.70 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.71 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.72 normaal bosbeheer

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;

1.73 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.74 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en non-alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.75 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.76 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.77 peil

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.78 plattelandswoning:

een al dan niet voormalige agrarische bedrijfswoning, die tevens bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort dan wel in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.79 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.80 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.81 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.82 recreatief verblijf

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.83 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.84 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op duurzame instandhouding van het bedrijf en dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;

1.85 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.86 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.87 routegebonden recreatie

een vorm van extensieve landrecreatie waarbij aan de hand van aangegeven routes een activiteit als fietsen, wandelen, paardrijden, skeeleren of skaten wordt ontplooid;

1.88 schuilstal

Een schuilstal is een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen;

1.89 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.90 sportvoorziening

voorziening ten behoeve van een lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn, respectievelijk bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden;

1.91 stacaravan

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en dat binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.92 statische goederen

goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven;

1.93 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen; of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.94 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.95 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf en niet is opgebouwd uit steenachtige materialen met uitzondering van fundering;

1.96 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee samenhangende artikelen worden aangeboden, ondergeschikt hieraan zijn toegestaan sfeer-, decoratie- en seizoensartikelen;

1.97 vakantieappartement

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde logiesgelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.98 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.99 verbeelding/plankaart

  • a. de digitale verbeelding van het wijzigingsplan Kempersweg 49;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het wijzigingsplan Kempersweg 49 met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.WI01030-vg01;

1.100 vissteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld als voorziening ten behoeve van de vissport;

1.101 volumineuze detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;

1.102 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu voldoende werk en inkomen kan opleveren voor ten minste één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf verbonden is;

1.103 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.104 volkstuincomplex

een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

1.105 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.106 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.107 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.108 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.109 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.110 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard en in de vorm van dagopvang, met overnachtingsgelegenheid voor de begeleiding, alsmede overnachtingsmogelijkheid voor cliënten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorgboerderij";

1.111 zorginstelling

een instelling die zorg(diensten) verleent in combinatie met huisvesting;

1.112 Groene Ontwikkelingszone

Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Wolfseinden worden hieronder niet begrepen.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een oversteek van meer dan 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend.

2.1.7 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.8 De vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van de ruimtes die in gebruik zijn voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteit.

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het 'agrarisch bedrijf';
  • b. intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als neventak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij geldt dat de oppervlakte die mag worden aangewend voor het houden van intensieve veehouderijdieren niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bestaande bebouwing gelegen binnen het aanduidingsvlak dan wel de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)', waarbij voor het bepalen van de oppervlakte geldt dat de oppervlakte van de stal wordt gemeten aan de buitenzijde van het gebouw (dus inclusief voerpaden, hygiënesluizen enz.);

en mede bestemd voor:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassing van en/of erfbeplanting op agrarische bouwpercelen;
  • d. een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", waarvoor dezelfde bouw- en gebruiksregels gelden als voor bedrijfswoningen en waarbij geldt dat het aantal woningen op het perceel niet mag toenemen;
  • e. opslag ten behoeve van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'opslag', met uitzondering van mestopslag;

met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder teeltondersteunende kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf en dat per bestemmingsvlak uitsluitend ten behoeve van één agrarisch bedrijf wordt gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de clustering van gebouwen als omschreven in Bijlage 4 Aanvullend welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarisch bedrijven in de gemeente Nunspeet bij de toelichting;
  • b. bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 300 m2 mogen uitsluitend worden gebouwd indien geen bedrijfswoning is toegestaan dan wel indien een bedrijfswoning is toegestaan en deze bedrijfswoning of een woning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering aanwezig is;
  • c. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen bedrijfsgebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen bedrijfsgebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een loop- of ligboxenstal mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een loop- of ligboxenstal grenzend aan grond met de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' mag een extra bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 300 m3;
  • d. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • h. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • i. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel an de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooibergen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m, daarachter 2 m;
  • c. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen en van sleufsilo's niet meer dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van omheiningen rond een paardenbak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
  • g. oppervlakte van een paardenbak mag maximaal 800 m2 bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 3.5, met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 3.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

3.3.2 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. de erfinrichting daar aanleiding toe geeft;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.3 Afwijking vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

3.3.4 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder g in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

3.3.5 Afwijking oppervlakte intensieve veehouderij

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' ten behoeve van het vergroten van de in 3.1 onder b en op de verbeelding opgenomen oppervlakte, waarbij geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' uitsluitend mag worden gebouwd indien dit een gunstig effect heeft op dierenwelzijn;
  • b. wordt voldaan aan de natuureisen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.6 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder i en 3.2.4 onder e in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.3.8 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 3.5.5.

3.3.9 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

3.3.10 Afwijking goothoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder e en 3.2.4 onder d ten behoeve van een afwijkende goothoogte bij bebouwing met historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

3.3.11 Afwijking bouwhoogte bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.12 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder g in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 40 Algemene bouwregels;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.13 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 40 Algemene bouwregels;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.14 Afwijking bouwhoogte mestsilo's

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.5 onder c in die zin dat de bouwhoogte van mestsilo's wordt vergroot tot niet meer dan 8 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

3.3.15 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.5 onder g in die zin dat een paardenbak is toegestaan tot 1200 m2, mits de paardenbak landschappelijk wordt ingepast.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan bedoeld in lid 3.1 onder f;
  • g. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een extra huishouden van twee of drie personen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van lichte horeca;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag van naar hun aard statische goederen;
  • l. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige woonwerkcombinaties;
  • m. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder afwijking paardenbak b;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.2 Afwijking paardenbak buiten het bestemmingsvlak

Met een omgevingsvergunning kan, indien er goede landschappelijke inpassing mogelijk is, worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik buiten het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning;
  • b. het niet mogelijk is de paardenbak binnen het bestemmingsvlak te situeren overeenkomstig het bepaalde in 3.5.1 of vanwege bedrijfsvoering gemotiveerd wordt waarom de paardenbak binnen het bestemmingsvlak niet wenselijk is;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  • d. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • e. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m indien op niet minder dan 50 m een andere woning is gesitueerd;
  • f. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast middels een landschappelijk inpassingsplan;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.3 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder e ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.4 Afwijking bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder f ten behoeve van bed & breakfast met dien verstande dat:

  • a. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige bedrijfswoning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning en tevens niet meer dan 120 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
    • 1. slaapkamers;
    • 2. bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
    • 3. een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
  • c. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
  • d. een kookvoorziening niet is toegestaan;
  • e. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk dient te zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
  • f. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de bedrijfswoning;
  • g. in geval van een dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' mag bed and breakfast ook worden uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het straatbeeld, de verkeerssituatie, de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.5 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder g in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

3.5.6 Afwijking nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder h ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent, onderdeel dienen uit te maken van de algehele agrarische bedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de agrarische activiteiten;
  • b. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op het agrarisch bedrijf zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, tenzij een omgevingsvergunning in de zin van 3.3.1 onder a is verleend, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2, dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' een maximum van 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden;
  • d. buitenopslag niet is toegestaan;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.7 Afwijking lichte horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder i ten behoeve van lichte horeca, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een perceel dat gelegen is aan een door ANWB of VVV erkende en bewegwijzerde fiets- of wandelroute of bij een recreatief toeristische trekpleister;
  • b. de lichte horecavoorziening wordt ondergebracht in bestaande bebouwing;
  • c. de oppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. openstelling uitsluitend tot 20.00 uur en tussen 15 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • e. er geen alcoholische dranken worden geschonken en feesten en partijen worden georganiseerd;
  • f. er binnen een afstand van 2000 m geen regulier horecabedrijf aanwezig is;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.8 Afwijking inpandige stalling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder i ten behoeve van de inpandige stalling van caravans, campers en boten als nevenactiviteit, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.9 Afwijking inpandige opslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder k ten behoeve van de inpandige opslag van naar hun aard statische goederen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2, met dien verstande dat:

  • a. buitenopslag niet is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.10 Afwijking agrarisch hulpbedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder m ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, met dien verstande dat:

  • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' niet meer dan 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

  • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 3.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing van en/of erfbeplanting op agrarische bouwpercelen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging nieuw kwekerijbedrijf of nieuwe paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' of 'Agrarisch - Paardenhouderij', mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf en met dien verstande dat:

  • a. wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' uitsluitend wordt toegepast indien de grond grenst aan de dubbelbestemming 'Waarde - Overgangszone' of 'Waarde - Jonge heideontginning heeft;
  • b. het terrein landschappelijk wordt ingepast middels een inrichtingsplan welke wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer door een door de gemeente aan te wijzen deskundige;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de overige gronden van het voormalige bouwvlak worden voorzien van een agrarische of natuurbestemming;
  • e. er een anterieure-/planschadeovereenkomst wordt afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente.

3.7.2 Wijziging verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij', indien en voorzover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd, gedurende geruime tijd geen gebruik is gemaakt van een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van natuur en milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij.

 

3.7.3 Wijziging toevoegen aanduiding aantal bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toevoegen van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover is aangetoond dat een tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met de veebezetting en het vereiste continue toezicht op het vee, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke arbeidsbehoefte tenminste 2 volwaardige arbeidskrachten omvat;
  • b. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw niet meer dan 25 m bedraagt;
  • c. sprake blijft van één toegangsweg;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden

door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel

  • c. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodem verstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

dan wel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

5.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

5.2 Bedrijfswoningen

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlakgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

6.2 Geluidzones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

6.3 Geluidzones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 300 meter van de spoorlijn Harderwijk-Zwolle mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatieve overnachtingen;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.

7.2 Verbod nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij

1. Het is niet toegestaan om

  • a. een geitenhouderij te vestigen;
  • b. een veehouderij of veehouderijtak met andere landbouwhuisdieren geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een geitenhouderij;
  • c. het aantal geiten dat op een bestaande geitenhouderij wordt gehouden te vergroten;
  • d. de oppervlakte van een dierenverblijf voor geiten te vergroten, tenzij het vergunde, dan wel gemelde aantal geiten aantoonbaar niet groeit;
  • e. een dierenverblijf voor een geitenhouderij op te richten en een gebouw of gronden voor het houden van geiten in gebruik te nemen;
  • f. bouwwerken of gronden tijdelijk te gebruiken voor een geitenhouderij;

2. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing voor zover die activiteit op 30 augustus 2017:

  • a. een ontvankelijke melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit bij het bevoegd gezag is ingediend, of
  • b. een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning bij het bevoegd gezag is ingediend, tenzij de aanvraag ziet op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
7.3 Toegestaan gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

7.4 Parkeren
7.4.1 Parkeerregels

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en / of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
    • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
    • 2. het laden of lossen van goederen;
    • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.
  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

7.4.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. of voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

7.4.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in lid 7.4.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.4.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in lid 7.4.1 kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).

7.4.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 7.4.1, 7.4.2, 7.4.3, en 7.4.4, wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.

  • het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.4.1 Afwijking bouw zwembaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 onder g in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² en met villa-achtige bebouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' moeten de regels van de omgevingsverordening van de provincie Gelderland in acht worden genomen.

8.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ' reconstructiewetzone - extensiveringsgebied ' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij artikel 3.7.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

9.1.1 Afwijking gegeven maten, afmetingen, percentages

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natura 2000'.

9.1.2 Afwijking beloop, profiel of aansluiting wegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

9.1.3 Afwijking werkelijke afmetingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.

9.1.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

9.1.5 Afwijking bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2.

9.1.6 Afwijking plaatselijke verhogingen gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

9.1.7 Afwijking evenementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van evenementen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

9.1.8 Afwijken natuurijsbaan

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van een natuurijsbaan.

9.1.9 Afwijking bijenstallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van bijenstallen.

9.1.10 Afwijking ontsluitingswegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van de aanleg van ontsluitingswegen van percelen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

10.1.1. Wijziging verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" verwijderen, met dien verstande dat:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast indien de nabijgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf is gewijzigd, dan wel een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.1.2 Wijziging aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" aanbrengen, met dien verstande dat:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. voor plattelandswoningen dezelfde bouw- en gebruiksregels gelden als voor bedrijfswoningen;
  • c. er sprake is van een daadwerkelijk functionerend agrarisch bedrijf;
  • d. er sprake is van een historische situatie die blijkt uit het feit dat de bedrijfswoning voor 1 januari 2010 vervreemd is van het agrarisch bedrijf;
  • e. er sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat, waarvan in ieder geval sprake is als een minimale afstand van 25 m wordt aangehouden tussen agrarische bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.1.3 Wijziging naar bestemming Wonen met sloop bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en) dan wel binnen het desbetreffende bestemmingsvlak een agrarische bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf toelaten en:

  • a. daarbij bij sloop van bestaande bedrijfsgebouwen de volgende regeling hanteren, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering
    • 1. bij sloop van alle maar minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 350 m² geldt, mag een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd;
    • 2. bij sloop van alle maar minimaal 1.000 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 700 m² geldt, mag een twee aaneen gebouwd woonhuis worden teruggebouwd;
    • 3. bij sloop van alle maar minimaal 1.500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 1.050 m² geldt, mogen twee woonhuizen worden teruggebouwd;
    • 4. bij sloop van alle maar minimaal 2.500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 2.000 m² geldt, mogen twee woonhuizen van 180 m² met bijbehorende bouwwerken van 125 m² worden teruggebouwd;
    • 5. bij sloop van meer dan 2.500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nunspeet mag ten hoogste 2/3 van hetgeen boven de 2.500 m² wordt gesloopt worden gebruikt en ingezet voor een tweede functieveranderingslocatie. Op deze tweede functieveranderingslocatie wordt de daar beschikbare sloopoppervlakte vermeerderd met het 2/3 deel van het overschot op de eerste locatie teneinde de mogelijkheden voor woningbouw te bepalen;
    • 6. de oppervlakte te slopen gebouwen afkomstig is van ten hoogste twee locaties binnen de gemeente Nunspeet;
    • 7. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
    • 8. dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;
    • 9. de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;
    • 10. een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;
  • a. in geval er sprake is van de bouw van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf er sprake moet zijn van een aantoonbare en overtuigende relatie met het volwaardige agrarische bedrijf;
  • b. indien niet kan worden voldaan aan de voorwaarden opgenomen onder 1., kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemming Wonen en aansluitende gebiedsbestemmingen zonder daarbij extra woningen toe te staan;
  • c. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet", zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de toelichting als toetsingskader van toepassing is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.4 Wijziging ten behoeve van de vestiging van kleinschalige woonwerkcombinaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen ten behoeve van de vestiging van kleinschalige woonwerkcombinaties, zoals kantoor aan huis, kleinschalige vormen van natuur- en landschapsbeheer en -educatie, met dien verstande dat:

  • a. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen en waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.5 Wijziging ten behoeve van andere functies

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen ten behoeve van aan het buitengebied gerelateerde recreatieve functies, maatschappelijke functies, agrarisch aanverwante bedrijvigheid en opslagbedrijven, met dien verstande dat:

  • a. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing op een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2, waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 1 bij landschappelijke verbetering - hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan - vervangende nieuwbouw mag plaatsvinden voor een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • c. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien het bestemmingsvlak grenst aan de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.6 Wijziging ten behoeve van bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen ten behoeve van niet-agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2, als ook bedrijven in categorie 3 indien het bedrijf ondersteunend en/of complementerend is aan het buitengebied, zoals genoemd in Bijlage 1 worden toegelaten;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer dan 2.500 m² bedraagt;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
  • e. de bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend binnen één bedrijfsgebouw met een oppervlakte van niet meer dan 50% van het totaal aantal aanwezige te slopen opstallen met een maximum van 1.000 m2. Deze oppervlakte mag niet meer dan 1.500 m² bedragen ter plaatse van de ontwikkelzone 'Agrarisch aanverwante bedrijvigheid Vreeweg';
  • f. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien het bestemmingsvlak grenst aan de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.7 Wijziging naar bestemming Natuur - Landschap

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Natuur - Landschap', met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • b. de ontwikkeling niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.8 Wijziging ten behoeve van kleinschalig kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' de aanduiding 'kampeerterrein' opnemen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een reële of volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • c. het kleinschalig kampeerterrein is gelegen op een afstand van niet minder dan:
    • 1. 50 m van een woning van derden;
    • 2. 75 m van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' van een ander agrarisch bedrijf;
    • 3. 500 m van een ander kleinschalig kampeerterrein;
  • d. de oppervlakte van de aanduiding 'kampeerterrein' niet meer bedraagt dan 1 ha;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.1.9 Wijziging bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen uit een oogpunt van het leveren van maatwerk de aanduiding "bouwvlak" qua omvang en situering wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwgrenzen van een bouwvlak met ten hoogste 3,00 m worden gewijzigd;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan. Deze zijn niet leesbaar op ruimtelijke plannen.

11.3 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en de vormgeving van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota" en het "Aanvullend welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarische bedrijven in de gemeente Nunspeet".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
12.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

12.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 12.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Kempersweg 49

van de gemeente Nunspeet.

Verbeelding