direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Snippergroen 2024 H22b
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.TAM0022b-vg01

Regels

(= Pre-ambule)

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van het wijzigen van de functie van (bijna) verkochte gronden snippergroen in de gemeente Nunspeet. Dit TAM-omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22b) van het omgevingsplan van de gemeente Nunspeet. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Nunspeet. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22b' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

het TAM - omgevingsplan Snippergroen 2024 H22b met identificatienummer TAM-omgevingsplan Snippergroen 2024 H22b-vg01 van de gemeente Nunspeet;

2.2 omgevingsplan

het omgevingsplan van de gemeente Nunspeet;

2.3 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

2.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw

2.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw of een bijbehorend bouwwerk zijnde.

2.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid.

2.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.10 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een functievlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

2.11 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

2.12 bedrijfsmatig

in de uitoefening van een beroep of bedrijf tegen vergoeding.

2.13 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

2.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

2.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

2.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

2.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

2.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

2.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.22 dak

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk.

2.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.24 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning.

2.25 functiegrens

de grens van een functievlak.

2.26 functievlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde gebruiksactiviteit.

2.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.28 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkste is.

2.29 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen.

2.30 kap

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

2.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.32 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

2.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

2.34 ondergeschikte bouwdelen

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken.

2.35 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de functie onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen

2.36 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort.

2.38 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

2.39 peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • c. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
2.40 praktijkruimte

een niet voor bewoning bedoeld gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar.

2.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar

2.42 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

2.43 verbeelding/plankaart

De verbeelding van het TAM-omgevingsplan 'TAM - omgevingsplan Snippergroen 2024 H22b';

2.44 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

2.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel

2.46 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing
  • 2. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de (bijna) verkochte snippergroen gronden, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.TAM0022b-vg01.
  • 3. De regels uit het Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten/Seizoenarbeiders e.a. (vastgesteld d.d. 2 juni 2022), het Parapluplan Bed en Breakfast (vastgesteld d.d. 13 mei 2022) en het Parapluplan Parkeren (vastgesteld d.d. 29 april 2021) zijn van overeenkomstige toepassing op de locaties zoals genoemd in het TAM-omgevingsplan Snippergroen 2024 H22b, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0302.TAM0022b-vg01.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

4.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

4.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.4 de dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden.

4.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locaties toegedeelde functies.

Hoofdstuk 2 Functies en gebiedsaanwijzingen

Artikel 7 Functieomschrijving Tuin

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Tuin.

7.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als Tuin heeft de volgende functies:

  • d. Tuinen met de daarbij behorende voorzieningen zoals in- en uitritten, paden, bermen, parkeervoorzieningen en andere bouwwerken
7.3 Beoordelingsregels - bouwen
7.3.1 Algemeen

Op de voor Tuin aangewezen gronden mogen uitsluitend uitbouwen zoals erkers, overkappingen, en andere bouwwerken ten dienste van de functie worden gebouwd.

7.3.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 7.3.1 gelden de volgende eisen:

Andere bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
Vlaggenmasten:   6 m  
Erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning   1 m  
Overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  
7.4 Specifieke beoordelingsregels - bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 7.3.1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning.

Voor het verlenen van de omgevingsvergunning gelden de volgende eisen:

  • a. De diepte van de erker en/of ingangspartij bedraagt ten hoogste 1,5 meter, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin, ten minste 2,5 meter bedragen;
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 20 m2 en een overkapping, met dien verstande dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 14 m2 en een overkapping is toegestaan;
  • c. De goothoogte en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 en 5 meter;
  • d. Het woongenot van de naaste buren mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. Het straatbeeld mag niet onevenredig worden aangetast;

Artikel 8 Functieomschrijving Wonen

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Wonen.

8.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als Wonen heeft de volgende functies:

  • a. Wonen en in samenhang daarmee voor met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. Met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame-, en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

8.3 Beoordelingsregels - bouwen
8.3.1 Algemeen

Op de voor wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.3.1 gelden de volgende eisen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. De afstand van de niet-aaneengebouwde zijden van vrijstaande en twee-onder-een-kap hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 meter;
  • c. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken moge niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte  
Bijbehorende bouwwerken:   3,5 m   5 m  
Pergola's:   -   3 m  
Vlaggenmasten   -   6 m  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning:     -   1 m  
overig erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken:     -   2 m  
  • d. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op ten minste 3 meter achter de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd;
  • e. Van de bij een hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in lid 8.2, niet meegerekend die binnen het bouwvlak, mag ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 60m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder f.

8.4 Specifieke beoordelingsregels - bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. Sublid 8.3.2 onder c ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits;
  • 1. Het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
  • 2. Het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. Sublid 8.3.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan hoofdgebouwen tot de goothoogte van het betreffenden hoofdgebouw, mits;
  • 1. Het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
  • 2. Het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. Sublid 8.3.2 onder f en g ten behoeve van bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van 75m2, mits de oppervlakte van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende gronden meer dan 600m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van het oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.
8.5 Specifieke functieregels

Tot een met het TAM-omgevingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. Het gebruik van een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
  • 1. Ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
  • 2. De uitstraling als woning intact blijft;
  • 3. Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • 4. Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • 5. Geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • 6. Geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de recreatiewoningen voorover aangeduid;
  • e. Het gebruik van een woning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
8.6 Specifieke beoordelingsregels - functieregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. Lid 8.5 onder c ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:
  • 1. De zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • 2. Verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • 3. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. Lid 8.5 onder e in die zin dat een woning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van

inwoning, met dien verstande dat:

  • 1. Deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden) persoon;
  • 2. De bestaande bouwmassa van de woning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
  • 3. Er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
  • 4. Er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

Artikel 9 Functieomschrijving Bedrijventerrein

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Bedrijventerrein.

9.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als Bedrijventerrein heeft de volgende functies:

  • 5. bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 t/m 3.1 ter plaatse van de aanduiding: bedrijf tot en met categorie 3.1
  • 6. wegen met bijbehorende paden en bermen.
  • 7. groen- en parkeervoorzieningen
  • 8. water;
  • 9. opvang en retentie van regenwater.
  • 10. Met bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en terreinafscheidingen.
9.3 Beoordelingsregels - bouwen
9.3.1 Algemeen

Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functie worden gebouwd.

9.3.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.3.1 gelden de volgende eisen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. Het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als is aangeduid;
  • c. De oppervlakte van een bouwperceel mag bij eenzelfde bedrijfsvestiging maximaal 0,5 hectare, tenzij het bestaande bouwperceel groter is dan 0,5 hectare in welk geval de bestaande oppervlakte is toegestaan;
  • d. Binnen een afstand van 6 meter tot wegen bijbehorende paden en bermen als bedoeld in lid 9.2, onder b, mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • e. De goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • f. De goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen, dan hierna is aangegeven:
bouwwerken   Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte  
Terreinafscheidingen:   -   2 meter  
Overige andere bouwwerken zoals palen, masten, verkeerstekens:   -   12 meter  
Bijgebouwen   3 meter   5 meter  
  • 11. In uitzondering van het bepaalde als bedoeld in sublid 9.3.2 onder a, mag buiten het bouwvlak een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd.
9.4 Specifieke beoordelingsregels - bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. Sublid 9.3.2 onder e voor het bouwen van gebouwen tot een hoogte van maximaal 15 meter over maximaal 50% van de bij het bedrijf behorende gebouwen, mits:
  • 1. De economische noodzaak van de bepaalde bedrijfstype of branche wordt aangetoond voor de vitaliteit van de lokale economie;
  • 2. Één of meerdere bedrijfstypen een dermate grote bijdrage aan de lokale werkgelegenheid leveren dat deze als economisch ''onvervangbaar'' mogen worden beschouwd;
  • 3. De bouwhoogte vanwege specifieke technische eisen die door de branche aan het bedrijfsgebouw worden gesteld voor een bepaald, beperkt deel van het terrein noodzakelijk is;
  • 4. Geen alternatieve locatie in Nunspeet voorhanden is.
  • b. Sublid 9.3.2 onder c voor het hebben van een groter bouwperceel tot maximaal 1 hectare, mits:
    • 1. De noodzaak daarvan voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.

Artikel 10 Functieomschrijving Verkeer

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Verkeer.

10.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als Verkeer heeft de volgende functies:

  • a. Verkeer en het vervoer over de weg;
  • b. Bermen;
  • c. Watergangen
  • d. Met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, en andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen.
10.3 Beoordelingsregels - bouwen
10.3.1 Algemeen

Op de voor Verkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functie worden gebouwd.

10.3.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.3.1 gelden de volgende eisen:

  • a. Als gebouwen mogen uitsluitend bushaltes en andere wachtruimtes worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. De oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 30m2;
  • d. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Andere bouwwerken   Maximale bouwhoogte  
Palen, masten en verkeerstekens:   10 meter  
Overige andere bouwwerken:   2,5 meter  
10.4 Specifieke functieregels

Tot een met het TAM-omgevingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 11 Functieomschrijving Waarde - Archeologie 2

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde – Archeologie 2.

11.2 Functieomschrijving

De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

11.3 Beoordelingsregels - bouwen
11.3.1 Algemeen

Op de voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden mogen bouwwerken tot een oppervlakte van ten hoogste 120 m2 worden gebouwd.

11.4 Specifieke beoordelingsregels - bouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 11.3.1 met inachtneming van het bepaalde in de basisfunctie, mits:

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat het in lid 11.4 bedoelde bouwwerk dan wel de directe of indirecte van dit bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

danwel

  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
  • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijn-de, of van werkzaamheden
11.5.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 4. Grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • 5. Het verlagen van het waterpeil;
  • 6. Het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • 7. Het aanleggen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in sublid 11.5.1 is niet van toepassing indien:

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat de in sublid 11.5.1 genoemde werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

Danwel

  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
  • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • 2. De verplichting tot het doen van opgraving, of
  • 3. De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • c. Het werken betreft met een oppervlakte geringer dan 2500m2 danwel het werken betreft op een diepte geringer dan 50 centimeter onder het maaiveld.

Artikel 12 Functieomschrijving Waarde - Archeologie 3

12.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde – Archeologie 3.

12.2 Functieomschrijving

De voor Waarde – Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

12.3 Beoordelingsregels - bouwen
12.3.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden mogen bouwwerken tot een oppervlakte van ten hoogste 500 m2 worden gebouwd.

12.4 Specifieke bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 12.3.1 met inachtneming van het bepaalde in de basisfunctie, indien:

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat het in 12.4 bedoelde bouwwerk dan wel de directe of indirecte gevolgen van dit bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Danwel

  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
  • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijn-de, of van werkzaamheden
12.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. Grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. Het verlagen van het waterpeil;
  • c. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.5.2 Uitzondering

  • a. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat de in 12.5.1 genoemde werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

Danwel

  • b. Op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
  • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • 2. De verplichting tot het doen van opgraving, of;
  • 3. De verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • c. Het werken betreft met een geringere oppervlakte dan 2500 m2 danwel het werken betreft op een diepte geringer dan 50 centimeter onder het maaiveld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of functiegrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

14.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlakten en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het TAM-omgevingsplan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels van hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

14.3 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een noodzakelijke maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het TAM-omgevingsplan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 15 Strijdig gebruik

15.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting:
  • b. Het gebruik van onbebouwde gronden;
  • 1. Als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • 2. Als opslag-, start-, of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

Een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

c. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een

oppervlakte van meer dan 40m2;

d. Het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak tenzij het specifiek wordt

toegestaan.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Overige zone - motorcrossterreinen
16.1.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Overige zone – motorcrossterreinen'.

16.1.2 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone – motorcrossterreinen' geldt dat die gronden – naast de andere aangewezen functie(s) – mede dienen voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige gebouwen vanwege een motorcrossterrein.

16.1.3 Beoordelingsregels bouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • Een op grond van de daar voorkomende functie(s) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het motorcrossterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
16.1.4 Specifieke functieregels

Tot een met TAM-omgevingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • Het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig gebouw.
16.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
16.2.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als 'vrijwaringszone – molenbiotoop'.

16.2.2 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' geldt dat die gronden – naast de aangewezen functie(s) – mede aangeduid zijn voor het behoud, herstel en de bescherming van de windvang van de molen.

16.2.3 Beoordelingsregels bouwen

Op de voor 'vrijwaringszone – molenbiotoop' aangewezen gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet meer bedragen dan:

  • c. Bij een afstand tot 100 meter van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • d. Bij een afstand tussen 100 en 500 meter van de molen: 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; vermeerderd met 3 meter.
16.2.4 Specifieke beoordelingsregels bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 16.2.3 in die zin dat bouwhoogte van bouwwerken wordt verhoogd, mits:

  • De windgang van de molen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
16.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • 2. Het ophogen van gronden.

b. Uitzondering

Het bepaalde in a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die;

1. Werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud;

2. Werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van

het plan.

  • e. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. Ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  • b. Ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassins met een maximale oppervlakte van 2500 m2, maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 m2;
  • c. Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. Voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.

 

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkintreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-Omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.