vastgesteld |
NL.IMRO.0302.PB00002-vg01 |
.Het van toepassing zijnde planologisch regime voor het projectgebied volgt uit meerdere bestemmingsplannen, te weten:
- bestemmingsplan De Kolk;
- bestemmingsplan Buitengebied (uit 1990, herzien in 1997);
- bestemmingsplan Molenbeek;
- bestemmingsplan Nunspeet Zuid Oost.
Daarnaast is de Ruimtelijke Verordening Gelderland 2010 (RVG) van toepassing.
De realisatie van een rondweg past niet binnen deze bestemmingplannen, zowel voor wat betreft de gebruiks- en bouwregels als de van toepassing zijnde vergunningenstelsels. Voorts is een mogelijke strijdigheid met het bepaalde in de artikelen 19.1 en 20.2 RVG aan de orde.
Op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3 van de Wabo bestaat voor ons de mogelijkheid om voor de geconstateerde strijdigheid, te weten de realisatie van een rondweg, van het bestemmingsplan af te wijken, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Uit de ingediende aanvraag om omgevingsvergunning en de daarbij behorende documenten blijkt dat de activiteiten niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij naar de ruimtelijke onderbouwing d.d. 8 april 2013, waarvan wij de conclusies aannemen als de onze, alsmede de Nota van Antwoord, die beiden deel uitmaken van dit besluit.
Op grond van artikel 6.5, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht wordt een omgevingsvergunning (Bor) waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente, waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
Nadat op 31 mei 2012 door de gemeenteraad van Nunspeet een ontwerpverklaring van geen bedenkingen is verleend, hebben wij op 30 mei 2013 van de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen ontvangen waaruit blijkt dat er, gelet op het belang van ruimtelijke ordening, geen bedenkingen zijn tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. De verleende verklaring is als bijlage III aangehecht aan dit besluit.
Op grond van artikel 6.6, lid 1 van het Bor wordt een omgevingsvergunning (Bor) waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo wordt afgeweken van regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, niet verleend dan nadat Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben.
Op 17 mei 2013 hebben wij Gedeputeerde Staten van Gelderland verzocht - voor zover vereist - op grond van artikel 25 van de RVG ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19 van die verordening. Op 18 juni 2013 hebben Gedeputeerde Staten op grond van artikel 25 ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 19.1 en 20.2 van de RVG. Op grond van artikel 4.1a, lid 2 Wro wordt de verleende ontheffing aangemerkt als verklaring van geen bedenkingen. De verleende verklaring is als bijlage IV aangehecht aan dit besluit.
Gelet op het voorgaande maken wij gebruik van onze bevoegdheid om ten behoeve van de aanleg en het gebruik van de Oostelijke rondweg af te wijken van de vigerende bestemmingsplannen.
Nu de aanvraag geen betrekking heeft op een bouwplan als genoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.