direct naar inhoud van Regels
Plan: BUITENGEBIED 2023
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01207-vg03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan BUITENGEBIED 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01207-vg03 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanlegsteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen;

1.7 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een hout- en/of fruitteeltbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;

1.10 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat gemechaniseerd loonwerk verricht ten behoeve van agrarische productie;

1.11 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.12 archeologische bufferzone

beschermingszone rondom de kern van de archeologische waarneming;

1.13 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.16 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.17 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsmatig

in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;

1.20 bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.22 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.23 bestaande splitsing

twee woningen die zijn toegestaan binnen de bestaande bouwmassa van een woonhuis;

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.26 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.28 boom- en/of sierkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 bufferzone archeologie

een zone rondom en ter bescherming van een archeologische vindplaats;

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.41 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;

1.42 erfbeplanting:

afschermende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning;

1.43 erfinrichtingsplan

juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen op een erf plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het erf. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;

1.44 extensief recreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.45 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.46 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.47 gastenverblijf

een aan de woonfunctie ondergeschikt tijdelijk verblijf voor gasten van de hoofdbewoner(s), waarin gasten niet permanent mogen verblijven, welke gasten elders hun hoofdverblijf hebben en waarbij het gastenverblijf niet met recreatief en/of commercieel oogmerk wordt aangeboden;

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden door het bedrijf zelf, het bieden van pensionstalling en/of een kunstmatig inseminatie bedrijf voor paarden of pony's, niet zijnde een manege;

1.50 geomorfologische waarde

de waarde van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.51 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen en/of bestrijdingsmiddelen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.52 Groene Ontwikkelingszone

Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

1.53 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarin een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.54 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.55 horeca(bedrijf)

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.56 horizontale as-turbine (HAT)

een kleinschalige windturbine waarbij de as evenwijdig aan de richting van de wind ligt, terwijl de wieken loodrecht op de richting van de wind staan;

1.57 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.58 huishouden

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandig huishouden vormen dat zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.59 intensieve veehouderij

een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer, althans een varkens-, pluimvee-, kalveren-, stieren-, nertsen- of chinchillahouderij, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.60 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.61 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.62 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.63 kleine windturbine

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind;

1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, dat in of bij een woonhuis of de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker, en waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.65 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein met ten hoogste 25 kampeermiddelen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein", in welk geval geen maximum aantal kampeermiddelen van toepassing is, uitgezonderd stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.66 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.67 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.68 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.69 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden/pony's en/of het berijden van paarden/pony's, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.70 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.71 mantelzorgunit

een tijdelijk bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg;

1.72 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.73 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.74 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.75 normaal bosbeheer

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;

1.76 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.77 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en non-alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.78 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.79 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.80 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.81 plattelandswoning:

een al dan niet voormalige agrarische bedrijfswoning, die tevens bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe de bedrijfswoning behoort dan wel in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.82 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.83 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.84 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.85 recreatief verblijf

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.86 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.87 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op duurzame instandhouding van het bedrijf en dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;

1.88 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.89 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.90 routegebonden recreatie

een vorm van extensieve landrecreatie waarbij aan de hand van aangegeven routes een activiteit als fietsen, wandelen, paardrijden, skeeleren of skaten wordt ontplooid;

1.91 schuilstal

Een schuilstal is een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen;

1.92 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.93 sportvoorziening

voorziening ten behoeve van een lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn, respectievelijk bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden;

1.94 stacaravan

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en dat binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.95 statische goederen

goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven;

1.96 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen; of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.97 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.98 theetuin

een gelegenheid al dan niet met zitplaatsen in de tuin waar thee en andere verfrissingen, niet zijnde alcoholische dranken, alsmede ter plaatse bereide kleine etenswaren, niet zijnde volledige maaltijden en/of diners, kunnen worden genuttigd, waarbij openstelling toegestaan is tijdens de periode van 15 maart t/m 31 oktober als dagactiviteit tot maximaal 20.00 uur, en waarbij het niet toegestaan is om feesten en partijen te organiseren en/of te faciliteren;

1.99 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf en niet is opgebouwd uit steenachtige materialen met uitzondering van fundering;

1.100 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee samenhangende artikelen worden aangeboden, ondergeschikt hieraan zijn toegestaan sfeer-, decoratie- en seizoensartikelen;

1.101 vakantieappartement

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde logiesgelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.102 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.103 verbeelding/plankaart
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan BUITENGEBIED 2023;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan BUITENGEBIED 2023 met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01207-vg03;
1.104 verticale as-turbine (VAT)

een kleinschalige windturbine waarbij de as loodrecht op de richting van de wind staat, terwijl de wieken evenwijdig aan de as zijn bevestigd;

1.105 vissteiger

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiingen, kennelijk bedoeld als voorziening ten behoeve van de vissport;

1.106 volumineuze detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;

1.107 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat nu voldoende werk en inkomen kan opleveren voor ten minste één volwaardige arbeidskracht die in duurzaam hoofdberoep aan het bedrijf verbonden is;

1.108 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.109 volkstuincomplex

een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

1.110 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.111 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.112 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.113 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.114 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.115 zomerhuis

een gebouw uitsluitend bestemd om voor een persoon, gezin of andere groep van personen die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, tot recreatief verblijf te dienen;

1.116 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard en in de vorm van dagopvang, met overnachtingsgelegenheid voor de begeleiding, alsmede overnachtingsmogelijkheid voor cliënten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorgboerderij";

1.117 zorginstelling

een instelling die zorg(diensten) verleent in combinatie met huisvesting.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Wolfseinden worden hieronder niet begrepen.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een oversteek van meer dan 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend.

2.1.7 De hoogte van een windturbine:

De hoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan:

  • 13. bij een horizontale as-turbine: de (wieken)as van de windturbine;
  • 14. bij een verticale as-turbine: de bovenzijde van de rotor;
2.1.8 De vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van de ruimtes die in gebruik zijn voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteit.

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.1 Agrarisch en agrarische functies in de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

aa. een schuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur';

  • b. het weiden van vee, anders dan in het kader van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van minder dan 2 hectare;
  • d. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden, toegangswegen;
  • e. paden en ontsluitingswegen zoals weergegeven op de inrichtingsschets in Bijlage 11 Inrichtingsplan De Grote Wiede;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • g. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. een paardenbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • i. een mestsilo, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo';
  • j. een kleinschalig kampeerterrein, landschappelijk ingepast, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • k. teeltondersteunende voorzieningen;
  • l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde van de gronden;
  • m. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • n. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • o. opslag ten behoeve van een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
  • p. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
  • q. houtopslag uitsluitend ten behoeve van het naastgelegen houthandelsbedrijf op het perceel Bergweg 109, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - houtopslag";
  • r. een boogschietbaan inclusief kantine, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - boogschietbaan";
  • s. opslag van hout, hooi en stro ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1', waarbij geldt dat de oppervlakte die mag worden aangewend voor opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • t. parkeren van landbouwvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - parkeren ten behoeve van landbouwvoertuigen' ;
  • u. uitsluitend de ontwikkeling van landschapswaarden en/of een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • v. een pensionstalling ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij', met dien verstande dat:
    • 1. de pensionstalling ondergeschikt is aan de agrarische activiteit;
    • 2. er geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 3. de maximale oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de pensionstalling niet meer dan 350 m2 bedraagt, waarbij maximaal 200 m2 nieuwbouw is toegestaan;
  • w. de bescherming van natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • x. een begraafplaats/grafkelder, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • y. stalling van maximaal 10 vrachtwagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling 10 vrachtwagens';
  • z. de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 5 Landschappelijke inpassing Maatweg 47 Elspeet;

met daarbijbehorende veldschuren, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Er mogen, behoudens veldschuren, gebouwen ten behoeve van een ijsbaan, gebouwen ten behoeve van een boogschietbaan, en gebouwen ten behoeve van een begraafplaats/grafkelder geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  • a. een veldschuur mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • b. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een veldschuur mag ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte bedragen.

3.2.3 Gebouwen ten behoeve van een ijsbaan

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" op het perceel Stakenbergweg 70 te Elspeet;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" ten hoogste 115 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
3.2.4 Gebouwen ten behoeve van een boogschietbaan

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een boogschietbaan gelden de volgende regels:

  • de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf - boogschietbaan';
  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf – boogschietbaan' mag ten hoogste 400 m2 bedragen;
  • de goothoogte van een gebouw mag ten hoogte 3 meter bedragen;
  • de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 6 meter bedragen.”
3.2.5 Gebouwen ten behoeve van een begraafplaats/grafkelder

Ter plaatse van de gronden die zijn aangeduid met 'begraafplaats' mag een grafkelder met bijbehorende voorzieningen (zoals hek en trap) worden opgericht, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  • b. de hoogte van de bouwwerken maximaal 2 meter en de bouwdiepte maximaal 3,5 meter bedraagt.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer dan 0,3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een ijsbaan mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. een mestsilo mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestsilo";
  • d. de bouwhoogte van een mestsilo mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking nieuwe schuilgelegenheden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1, in die zin dat nieuwe schuilgelegenheden voor het bieden van schuilgelegenheid voor dieren worden gebouwd en gebruikt, met dien verstande dat:

  • a. de schuilgelegenheid alleen wordt gebouwd en gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren; behoudens de gevallen zoals bedoeld in artikel 3, lid 3.3.1 onder c;
  • b. de omgevingsvergunning voor het afwijken van artikel 3.2.1 alleen wordt verleend voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan, voor een periode van maximaal 5 jaar; na de periode van 5 jaar kan na een nieuwe beoordeling eventueel een verlenging plaatsvinden;
  • c. in afwijking van artikel 3, lid 3.3.1, onder a, kan een omgevingsvergunning voor een tijdelijke schuilgelegenheid worden verleend wanneer het gaat om het bedrijfsmatig houden van dieren, waarbij deze vergunning dan alleen seizoensgebonden wordt verleend voor de periode tussen 1 maart en 1 november;
  • d. de schuilgelegenheid aantoonbaar noodzakelijk en doelmatig is in het kader van dierenwelzijn;
  • e. aanvrager niet in de nabijheid woont van het weiland waar het vee loopt/graast waardoor er niet aangehaakt kan worden bij bestaande bebouwing en er een behoefte bestaat aan een solitaire schuilgelegenheid;
  • f. de oppervlakte van de schuilgelegenheid niet meer dan 30 m2 bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid niet meer dan 3 m bedraagt;
  • h. de goothoogte van de schuilgelegenheid niet meer dan 2 m bedraagt;
  • i. de schuilgelegenheid enkel uit houten wanden bestaat of eventueel uit wanden met een houtachtige uitstraling;
  • j. de schuilgelegenheid ten minste één zijde heeft die voor tweederde open moet zijn;
  • k. de schuilgelegenheid niet zodanig mag worden uitgerust waardoor permanent verblijf van dieren mogelijk is;
  • l. er geen buitenopslag mag plaatsvinden;
  • m. de aanvrager van een schuilgelegenheid minimaal 2.000 m2 aaneengesloten agrarische percelen in eigendom dan wel in gebruikt heeft;
  • n. per aanvrager maximaal 1 schuilgelegenheid is toegestaan;
  • o. voorafgaand aan de aanvraag een onderzoek dient plaats te vinden of geen gebruikgemaakt kan worden van bestaande bebouwing;
  • p. de schuilgelegenheid landschappelijk ingepast dient te worden, waarbij aansluiting wordt gezocht bij het bestaande landschap en/of bestaande landschapselementen en/of aangrenzende bebouwing;
  • q. binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden Hulshorster Enk' aanvragen om omgevingsvergunning voor schuilgelegenheden niet in behandeling worden genomen en derhalve niet worden verleend;
  • r. alle aanvragen om een schuilgelegenheid dienen getoetst te worden aan de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.
3.3.2 Afwijking teeltondersteunende voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.6 onder e juncto artikel ten behoeve van de bouw van teeltondersteunende voorzieningen tot een bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat:

  • a. de gronden niet de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en of de aanduiding 'overige zone - GNN' hebben;
  • b. de noodzaak aannemelijk is gemaakt;
  • c. de tijdelijkheid van twee maanden is verzekerd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.3.3 Afwijking afrasteringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.6 onder e ten behoeve van de bouw van afrasteringen met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m ter voorkoming van wildschade, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.3.4 Opwekking zonne-energie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.6 onder e ten behoeve van de bouw van zonnepanelen en de bijbehorende constructies en installaties met een bouwhoogte van niet meer dan 4 m op of boven het maaiveld, met dien verstande dat:

  • a. de bouwwerken landschappelijk worden ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij aanvragen in de directe nabijheid van de Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren, kan alleen een omgevingsvergunning worden verleend als aangetoond is dat er geen significant negatieve effecten op de wettelijke instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden zullen optreden;
  • d. de oppervlakte van zon op land (zonnevelden) mag maximaal 200 m2 bedragen, en dienen op of aansluitend aan een erf te worden aangelegd, waarbij aanvragen worden getoetst aan het Beleidskader Zonne-energie gemeente Nunspeet;
  • e. aanvragen getoetst dienen te worden aan de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan bedoeld in lid 3.1 onder j;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor opslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor verharding, anders dan bedoeld in lid 3.1 onder d, met uitzondering van koepaden met een oppervlakte van niet meer dan 200 m²;
  • d. het aanleggen en/of bouwen van kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest en/of voer;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de opwekking van zonne-energie.
3.4.2 Instandhoudingsbepaling

De gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - instandhouding' mogen instand worden gehouden.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting

De gebouwen en de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - instandhouding', mogen alleen ten behoeve van de op dat terrein toegelaten doeleinden in gebruik worden genomen en als zodanig in gebruik zijn als de inrichting en landschappelijke inpassing van het terrein in overeenstemming is met het in de desbetreffende bijlage opgenomen inrichtingsplan.

3.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing bij aanduiding stalling 10 vrachtwagens

De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling 10 vrachtwagens' mogen niet voor de stalling van één of meer vrachtwagens in gebruik worden genomen en als zodanig worden gebruikt, indien de landschappelijke inpassing zoals is overeengekomen met eigenaren niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.4.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Binnen een jaar nadat de omgevingsvergunning voor het woonzorggebouw voor Landgoed De Grote Wiede is verleend, dienen er ter plaatse vna de aanduiding 'parkeerterrein' voldoende parkeerplaatsen te zijn aangelegd en in stand te worden gehouen conform de Parkeernota van de gemeente Nunspeet.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking wandel-, fiets- en ruiterpaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 3.4.1 onder b ten behoeve van de aanleg van nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden dan wel het wijzigen van de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
3.5.2 Afwijking koepaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 3.4.1 onder c ten behoeve van het vergroten van koepaden tot een oppervlakte groten dan 200 m², mits:

  • a. de oppervlakte noodzakelijk is voor een goed agrarisch gebruik;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
3.5.3 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een woonhuis of bedrijfswoning gelegen binnen een bestemmingsvlak, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin het woonhuis of de bedrijfswoning is gelegen en niet meer dan 80% is gelegen binnen de bestemming Agrarisch;
  • b. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in combinatie en qua criteria passend met de afwijking voor de aanleg van een paardenbak binnen de van toepassing zijnde bestemming;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5.4 Afwijking zonne-energie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder f ten behoeve van het gebruik van gronden voor de opwekking van zonne-energie, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend in combinatie met de afwijking genoemd in 3.3.4 wordt toegepast.

3.5.5 Afwijking paardenbak buiten het bestemmingsvlak

Met een omgevingsvergunning kan, indien er een goede landschappelijke inpassing mogelijk is, worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.1 onder e ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik buiten het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:

  • a. het niet mogelijk is de paardenbak binnen het bestemmingsvlak te situeren overeenkomstig het bepaalde in 3.5.3 of gemotiveerd wordt waarom de paardenbak binnen het bestemmingsvlak niet wenselijk is;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m2;
  • c. de afstand tot een andere woning:
  • 1. niet minder dan 50 meter mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • 2. niet minder dan 30 meter mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;

d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer

dan 6 meter indien op niet minder dan 50 meter een andere woning is gesitueerd;

e. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast middels een landschappelijk inpassingsplan;

f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische

waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging vorm bestemmingsvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderij', met dien verstande dat:

  • a. de gronden grenzen aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderij';
  • b. gelijktijdig een deel van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' of ' Agrarisch - Paardenhouderij ' wordt gewijzigd in een aansluitende agrarische gebiedsbestemming;
  • c. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6.2 Wijziging vergroten bestemmingsvlakken agrarisch bedrijf, kwekerijbedrijf of paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ', 'Agrarisch - Kwekerij' of ' Agrarisch - Paardenhouderij ' ten behoeve van vergroting van het bestemmingsvlak van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ', 'Agrarisch - Kwekerij' of ' Agrarisch - Paardenhouderij ', met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak voor vergroting is aangetoond;
  • b. de landschappelijke inpassing is aangetoond;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • e. het bestemmingsvlak ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' of ' Agrarisch - Paardenhouderij ' na wijziging niet meer bedraagt dan 110% van de oppervlakte van het oorspronkelijke bestemmingsvlak van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' of ' Agrarisch - Paardenhouderij ';
  • f. indien de vergroting plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij en dan uitsluitend:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tot 1 ha en in het kader van dierenwelzijn tot 1,5 ha, waarbij wordt voldaan aan de natuureisen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ten behoeve van dierenwelzijn, waarbij wordt voldaan aan de natuureisen en waarbij in afwijking van het bepaalde onder 5 geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1 ha;
  • g. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien het bestemmingsvlak is gelegen in of grenst aan gronden met de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • h. bij toepassing naar ' Agrarisch - Kwekerij' de grond de dubbelbestemming 'Waarde - Jonge heideontginning' of 'Waarde - Overgangszone' heeft;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak ' Agrarisch - Kwekerij ' na de vergroting niet meer bedraagt dan 1 ha;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

 

3.6.3 Wijziging nieuw kwekerijbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij', mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf en met dien verstande dat:

  • a. de grond de dubbelbestemming 'Waarde - Overgangszone' of 'Waarde - Jonge heideontginning' heeft;
  • b. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.6.4 Wijziging aanduiding kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het aanbrengen van de aanduiding 'kampeerterrein' toevoegen, met dien verstande dat:

  • a. de maximale afstand tot de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' waar het kleinschalig kampeerterrein is gevestigd niet meer bedraagt dan 75 m;
  • b. het kleinschalig kampeerterrein is gelegen op een afstand van niet minder dan:
    • 1. 50 m van een woning van derden;
    • 2. 75 m van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' van een ander agrarisch bedrijf;
    • 3. 500 m van een ander kleinschalig kampeerterrein;
  • c. de oppervlakte van de aanduiding 'kampeerterrein' niet meer bedraagt dan 1 ha;
  • d. sprake is van een reële of volwaardige agrarische bedrijfsvoering op de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' waar het kleinschalig kampeerterrein is gevestigd;
  • e. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

3.6.5 Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch in de bestemming ' Natuur - Landschap ' ten behoeve van natuurontwikkeling in het kader van de ecologische hoofdstructuur, met dien verstande dat:

  • a. het een aaneengesloten gebied van niet minder dan 2 ha betreft;
  • b. de natuurbestemming niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.1 Agrarisch en agrarische functies in de toelichting.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. intensieve veehouderij, zowel als hoofdtak als neventak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij geldt dat de oppervlakte die mag worden aangewend voor het houden van intensieve veehouderijdieren niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bestaande bebouwing gelegen binnen het aanduidingsvlak dan wel de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)', waarbij voor het bepalen van de oppervlakte geldt dat de oppervlakte van de stal wordt gemeten aan de buitenzijde van het gebouw (dus inclusief voerpaden, hygiënesluizen enz.);
  • c. niet-grondgebonden agrarische bedrijven op de wijze van:
    • 1. een paddenstoelenkwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenkwekerij';
    • 2. een chincillafokkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - chincillafokkerij';
  • d. nevenactiviteiten op de wijze van:
    • 1. een theeschenkerij, met workshops en de verkoop streekeigen producten, waaronder de verkoop van vlees, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    • 2. fouragehandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fouragehandel';
    • 3. huifkarverhuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - huifkarverhuur';
    • 4. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
    • 5. autohandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
    • 6. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
    • 7. een hondendagopvang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondendagopvang';
    • 8. dagopvang/zorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang/zorg';
    • 9. stalling met ondergeschikte reparatie van caravans, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling met ondergeschikte reparatie van caravans';

waarbij geldt dat:

parkeren ten behoeve van deze functies binnen het bestemmingsvlak moet plaatsvinden;

de oppervlakte die mag worden aangewend voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan:

  • de oppervlakte van de bestaande bebouwing gelegen binnen het aanduidingsvlak; dan wel
  • indien op de verbeelding een oppervlakte is opgenomen de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)';

en mede bestemd voor:

  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassing van en/of erfbeplanting op agrarische bouwpercelen;
  • f. een kleinschalig kampeerterrein, landschappelijk ingepast, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • g. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • h. een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", waarvoor dezelfde bouw- en gebruiksregels gelden als voor bedrijfswoningen en waarbij geldt dat het aantal woningen op het perceel niet mag toenemen;
  • i. een stacaravan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan';
  • j. opslag ten behoeve van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'opslag', met uitzondering van mestopslag;
  • k. een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'gebruiksgerichte paardenhouderij'
  • l. uitsluitend een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';

met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder teeltondersteunende kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden.

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf en dat per bestemmingsvlak uitsluitend ten behoeve van één agrarisch bedrijf wordt gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de clustering van gebouwen als omschreven in Bijlage 4 Aanvullend welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarische bedrijven in de gemeente Nunspeet bij de toelichting;
  • b. bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 300 m2 mogen uitsluitend worden gebouwd indien geen bedrijfswoning is toegestaan dan wel indien een bedrijfswoning is toegestaan en deze bedrijfswoning of een woning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering aanwezig is;
  • c. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen bedrijfsgebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen bedrijfsgebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een loop- of ligboxenstal mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een loop- of ligboxenstal grenzend aan grond met de dubbelbestemming   'Waarde - Randmeerkust' niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en in de bestaande bebouwing.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' mag een extra bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 300 m3;
  • d. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • h. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • i. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.
4.2.5 Gebouwen ten behoeve van een ijsbaan

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
4.2.6 Stacaravans

Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. een stacaravan zal uitsluitend worden geplaatst, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - stacaravan";
  • b. de oppervlakte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 55 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de breedte van een stacaravan mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • e. een stacaravan mag uit niet meer dan 1 bouwlaag bestaan.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooibergen, kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m, daarachter 2 m;
  • c. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen en van sleufsilo's niet meer dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van omheiningen rond een paardenbak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 aanhef 4.2.1 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 4.5 , met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 4.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

4.3.2 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder a in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. de erfinrichting daar aanleiding toe geeft;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.3 Afwijking vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.4 Afwijking vergroten bouwhoogte loop- of ligboxstal

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2  onder e in die zin dat de bouwhoogte van een loop- of ligboxenstal wordt vergroot tot niet meer dan 15 m, met dien verstande dat:

4.3.5 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2  onder g in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.6 Afwijking sanitaire voorzieningen kampeerterrein

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder h in die zin dat ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein sanitaire voorzieningen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 40 m2 .

4.3.7 Afwijking oppervlakte intensieve veehouderij

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' ten behoeve van het vergroten van de in 4.1 onder b en op de verbeelding opgenomen oppervlakte, waarbij geldt dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' uitsluitend mag worden gebouwd indien dit een gunstig effect heeft op dierenwelzijn;
  • b. wordt voldaan aan de natuureisen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.8 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder i en 4.2.4 onder e in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.9 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

4.3.10 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 4.5.5.

4.3.11 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

4.3.12 Afwijking goothoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder e en 4.2.4 onder d ten behoeve van een afwijkende goothoogte bij bebouwing met historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

4.3.13 Afwijking bouwhoogte bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.3.14 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.3 onder g in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.15 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.3.16 Afwijking bouwhoogte mestsilo's

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.7 onder c in die zin dat de bouwhoogte van mestsilo's wordt vergroot tot niet meer dan 8 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan bedoeld in lid 4.1 onder f;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een extra huishouden;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lichte horeca;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten;
  • k. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag van naar hun aard statische goederen;
  • l. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige woonwerkcombinaties;
  • m. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf;
  • n. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • o. het niet realiseren en/of duurzaam in stand houden van de voorwaardelijke verplichting' 'houtsingel';
  • p. “het gebruiken of in gebruik te (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 15 Landschappelijke inpassing Harderwijkerweg 322 te Hulshorst bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3 onder b;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.5.2 Afwijking paardenbak buiten het bestemmingsvlak

Met een omgevingsvergunning kan, indien er goede landschappelijke inpassing mogelijk is, worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik buiten het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning;
  • b. het niet mogelijk is de paardenbak binnen het bestemmingsvlak te situeren overeenkomstig het bepaalde in 4.5.1 of vanwege bedrijfsvoering gemotiveerd wordt waarom de paardenbak binnen het bestemmingsvlak niet wenselijk is;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  • d. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • e. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m indien op niet minder dan 50 m een andere woning is gesitueerd;
  • f. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast middels een landschappelijk inpassingsplan;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.3 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder e ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.4 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

4.5.5 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder g in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

4.5.6 Afwijking nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1  onder h ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die het agrarisch bedrijf uitoefent, onderdeel dienen uit te maken van de algehele agrarische bedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de agrarische activiteiten;
  • b. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op het agrarisch bedrijf zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, tenzij een omgevingsvergunning in de zin van 4.3.1 onder a is verleend, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2, dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' een maximum van 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden;
  • d. buitenopslag niet is toegestaan;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.7 Afwijking lichte horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder i ten behoeve van lichte horeca, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een perceel dat gelegen is aan een door ANWB of VVV erkende en bewegwijzerde fiets- of wandelroute of bij een recreatief toeristische trekpleister;
  • b. de lichte horecavoorziening wordt ondergebracht in bestaande bebouwing;
  • c. de oppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. openstelling uitsluitend tot 20.00 uur en tussen 15 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • e. er geen alcoholische dranken worden geschonken en feesten en partijen worden georganiseerd;
  • f. er binnen een afstand van 2000 m geen regulier horecabedrijf aanwezig is;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.8 Afwijking inpandige stalling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1  onder i ten behoeve van de inpandige stalling van caravans, campers en boten als nevenactiviteit, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.9 Afwijking inpandige opslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder k ten behoeve van de inpandige opslag van naar hun aard statische goederen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2, met dien verstande dat:

  • a. buitenopslag niet is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.5.10 Afwijking agrarisch hulpbedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1onder m ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, met dien verstande dat:

  • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' niet meer dan 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
4.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

4.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing van en/of erfbeplanting op agrarische bouwpercelen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging nieuw kwekerijbedrijf of nieuwe paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' of 'Agrarisch - Paardenhouderij', mits aannemelijk is gemaakt dat de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf en met dien verstande dat:

  • a. wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' uitsluitend wordt toegepast indien de grond grenst aan de dubbelbestemming 'Waarde - Overgangszone' of 'Waarde - Jonge heideontginning' heeft;
  • b. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.7.2 Wijziging verwijderen aanduiding intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij', indien en voorzover de intensieve veehouderijactiviteiten feitelijk zijn beëindigd, gedurende geruime tijd geen gebruik is gemaakt van een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting en de locatie gelet op de ligging ten opzichte van omringende functies (zoals lintbebouwing, ecologische hoofdstructuur of Natura 2000-gebied) uit een oogpunt van natuur en milieu niet geschikt is voor intensieve veehouderij.

 

4.7.3 Wijziging toevoegen aanduiding aantal bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toevoegen van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover is aangetoond dat een tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met de veebezetting en het vereiste continue toezicht op het vee, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke arbeidsbehoefte tenminste 2 volwaardige arbeidskrachten omvat;
  • b. de afstand tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw niet meer dan 25 m bedraagt;
  • c. sprake blijft van één toegangsweg;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.1 Agrarisch en agrarische functies in de toelichting.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij;
  • b. het telen van gewassen - niet in een volkstuin of volkstuincomplex -;
  • c. nevenactiviteiten op de wijze van:
    • 1. seizoensgebonden detailhandel in eigen producten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
    • 2. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
    • 3. een hoveniers-/stratenmakersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniers-/stratenmakersbedrijf';
    • 4. verkoop van eigen producten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2';

waarbij geldt dat:

    • 1. parkeren ten behoeve van deze functies binnen het bestemmingsvlak moet plaatsvinden;
    • 2. de oppervlakte die mag worden aangewend voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de bestaande bebouwing gelegen binnen het aanduidingsvlak dan wel de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)';

en mede bestemd voor:

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • e. de realisatie van een (recreatief) voet-/fietspad ter plaatse van de aanduiding "pad";
  • f. de realisatie van een waterbassing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water';

met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder teeltondersteunende kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf en dat per bestemmingsvlak uitsluitend ten behoeve van één agrarisch kwekerijbedrijf wordt gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • b. een pomphuisje ten behoeve van een waterbassin ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen tenzij de maximale goot- en bouwhoogte (m) op de verbeelding is aangegeven dan wel de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de maximale goot- en bouwhoogte (m) op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 8 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de daar vermelde hoogte;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. indien er een aanduiding 'bedrijfswoning' aanwezig is, mag uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding een bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • h. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • i. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van omheiningen rond een paardenbak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 aanhef en  5.2.1 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 5.5 , met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 5.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

5.3.2 Afwijking bouw werkkeet buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder a in die zin dat een gebouw op de wijze van een werkkeet buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. er per kwekerijbedrijf ten hoogste 1 gebouw op de wijze van een werkkeet gebouwd mag worden;
  • b. een werkkeet uitsluitend is toegestaan indien deze op wielen is geplaatst;
  • c. sprake moet zijn van een seizoensgebonden aantoonbaarheid;
  • d. de oppervlakte van een gebouw op de wijze van een werkkeet ten hoogste 35 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw op de wijze van een werkkeet ten hoogste 3 m bedraagt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.3.3 Afwijking vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder c in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

5.3.4 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2  onder f in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

 

5.3.5 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 onder g, 5.2.3 onder i en 5.2.4 onder e in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

 

5.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 5.5.4.

5.3.8 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder d in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

5.3.9 Afwijking goothoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende goothoogte bij bebouwing met historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

 

5.3.10 Afwijking bouwhoogte bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.3.11 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder g in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.3.12 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van lichte horeca;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag van naar hun aard statische goederen;
  • k. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige woonwerkcombinaties;
  • l. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 onder c ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5.2 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5.3 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

5.5.4 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 onder f in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

5.5.5 Afwijking nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij, en zorgboerderij, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die het kwekerijbedrijf uitoefent, onderdeel dienen uit te maken van de algehele kwekerijbedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de kwekerij activiteiten;
  • b. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op de kwekerij zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, tenzij een omgevingsvergunning in de zin van 5.3.1 onder a is verleend, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2, dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' een maximum van 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden;
  • d. buitenopslag niet is toegestaan;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5.6 Afwijking lichte horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1 onder h ten behoeve van lichte horeca, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een perceel dat gelegen is aan een door ANWB of VVV erkende en bewegwijzerde fiets- of wandelroute of bij een recreatief toeristische trekpleister;
  • b. de lichte horecavoorziening wordt ondergebracht in bestaande bebouwing;
  • c. de oppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. openstelling uitsluitend tot 20.00 uur en tussen 15 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • e. er geen alcoholische dranken worden geschonken en feesten en partijen worden georganiseerd;
  • f. er binnen een afstand van 2000 m geen regulier horecabedrijf aanwezig is;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

5.5.7 Afwijking inpandige stalling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.1  onder i ten behoeve van de inpandige stalling van caravans, campers en boten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5.8 Afwijking inpandige opslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder j ten behoeve van de inpandige opslag van naar hun aard statische goederen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2, met dein verstande dat:

  • a. buitenopslag niet is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

5.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 5.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een binnen een bestemmingsvlak gelegen bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer zal bedragen dan 1 hectare;
  • b. de noodzaak voor vergroting is aangetoond;
  • c. de landschappelijke inpassing is aangetoond;
  • d. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • f. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de verkeersveiligheid en de woonsituatie.

 

5.7.2 Wijziging nieuw agrarisch bedrijf of nieuwe paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Kwekerij in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderij' en de bestemming 'Agrarisch', met dien verstande dat:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf met een duurzaam toekomstperspectief en wijziging ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.1 Agrarisch en agrarische functies in de toelichting.

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege) en/of een productiegerichte paardenhouderij, waaronder begrepen het fokken en trainen van wedstrijdpaarden voor verkoop;
  • b. pensionstalling en stoeterij;

met daarbijbehorende gebouwen - waaronder begrepen rijhallen -, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ander werken - waaronder begrepen paardenbakken, longeerruimtes - tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:

  • c. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
  • d. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • e. een kleinschalig kampeerterrein, landschappelijk ingepast, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Paardenhouderij ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf en dat per bestemmingsvlak uitsluitend ten behoeve van één agrarisch paardenhouderijbedrijf wordt gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van longeerruimten met wanden en overkapping niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein mogen uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en in de bestaande bebouwing.
6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hekwerken en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten en longeerruimten, tredmolens, stapmolen of trainingsmolens zonder wanden en overkappingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 aanhef in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 6.5 , met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 6.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

6.3.2 Afwijking vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2 onder b in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

6.3.3 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2  onder e in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

 

6.3.4 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2  onder f, 6.2.3 onder h en 6.2.4 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.3.5 Afwijking sanitaire voorzieningen kampeerterrein

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2 onder g in die zin dat ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein sanitaire voorzieningen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 40 m2.

6.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

 

6.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 6.5.1 onder c.

6.3.8 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

 

6.3.9 Afwijking goothoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder d ten behoeve van een afwijkende goothoogte bij bebouwing met historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

 

6.3.10 Afwijking bouwhoogte bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder e in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.3.11 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3 onder f in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

6.3.12 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van lichte horeca;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van opslag van naar hun aard statische goederen;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige woonwerkcombinaties;
  • k. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder c ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.5.2 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

6.5.3 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder e in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

6.5.4 Afwijking nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1  onder f ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij en zorgboerderij, met dien verstande dat:

  • a. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die de paardenhouderij uitoefent, onderdeel dienen uit te maken van de algehele paardenhouderijbedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de paardenhouderijactiviteiten;
  • b. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op een agrarisch bedrijf zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, tenzij een omgevingsvergunning in de zin van 6.3.1 onder a is verleend, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2, dan wel, indien het bestemmingsvlak grenst aan grond met dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN' een maximum van 350 m2, waarbij in beide gevallen geldt dat bij landschappelijke verbetering, hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan, voor niet meer dan 200 m2 vervangende nieuwbouw of verbouw mag plaatsvinden;
  • d. buitenopslag niet is toegestaan;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.5.5 Afwijking lichte horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder g ten behoeve van lichte horeca, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een perceel dat gelegen is aan een door ANWB of VVV erkende en bewegwijzerde fiets- of wandelroute of bij een recreatief toeristische trekpleister;
  • b. de lichte horecavoorziening wordt ondergebracht in bestaande bebouwing;
  • c. de oppervlakte van de horecavoorziening niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. openstelling uitsluitend tot 20.00 uur en tussen 15 maart tot en met 31 oktober plaatsvindt;
  • e. er geen alcoholische dranken worden geschonken en feesten en partijen worden georganiseerd;
  • f. er binnen een afstand van 2000 m geen regulier horecabedrijf aanwezig is;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.5.6 Afwijking stalling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder h ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.5.7 Afwijking inpandige opslag

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.1 onder i ten behoeve van de inpandige opslag van naar hun aard statische goederen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2, met dein verstande dat:

  • a. buitenopslag niet is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
6.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 6.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

6.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 6.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging nieuw agrarisch bedrijf of nieuw kwekerijbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Kwekerij' en de bestemming 'Agrarisch', met dien verstande dat:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de wijziging plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf met een duurzaam toekomstperspectief met dien verstande dat wijziging ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.1 Bedrijf in de toelichting.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, opslagen en installaties, door 1 bedrijf;

met daarbijbehorende gebouwen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • b. bedrijven uitsluitend op de wijze van:
    • 1. handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfswagens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfswagen 1';
    • 2. specialistische zakelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 3. carrosserieherstel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosserieherstel';
    • 4. opslag in distributiecentra en overige opslag (niet in tanks, koelhuizen, e.d.), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag in distributiecentra en overige opslag';
    • 5. bouwtimmeren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwtimmeren';
    • 6. een tegelzetbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tegelzetbedrijf';
    • 7. een benzinestation zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 8. een benzinestation met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg';
    • 9. handel in en reparatie van personenauto's, lichte bedrijfswagens en quadvoertuigen (geen import van nieuwe); winkel in fietsen en bromfietsen; reparatie en onderhoud van motoren en turbines, niet voor vliegtuigen, motorvoertuigen en bromfietsen en geen windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfswagen 2';
    • 10. handel in en reparatie van caravans, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in en reparatie van caravans';
    • 11. groothandel in verf en verfwaren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in verf en verfwaren';
    • 12. poelier en opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - poelier en opslag';
    • 13. vervaardiging van keukens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van keukens';
    • 14. een fouragebedrijf en diervoeders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fouragebedrijf en diervoeders';
    • 15. een werkschuur en opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkschuur en opslag';
    • 16. natuursteenbewerking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerking';
    • 17. vervaardiging van medische en optische instrumenten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van medische en optische instrumenten';
    • 18. een loodgieter-/installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loodgieter-/installatiebedrijf';
    • 19. bedrijfsactiviteiten van Bijlage 1;
    • 20. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch loonbedrijf';

waarbij geldt dat:

    • 1. parkeren ten behoeve van deze functies binnen het bestemmingsvlak moet plaatsvinden;
    • 2. de maximale oppervlakte die mag worden aangewend voor de bedrijfactiviteiten, inclusief de bedrijfswoning (indien toegestaan), niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)';
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • d. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
  • e. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat een onder b van een aanduiding voorziene risicovolle inrichting is toegestaan op de daar genoemde locatie;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' een vulpunt lpg is toegestaan;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' een ondergronds lpg-reservoir is toegestaan;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' lpg-afleverzuilen zijn toegestaan;
  • i. detailhandel is toegestaan op de wijze van:
    • 1. een shop tankstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - shop tankstation';
    • 2. verkoop van auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop auto's';
    • 3. verkoop van auto's, quadvoertuigen en fietsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop van auto's, quadvoertuigen en fietsen';
    • 4. verkoop van agrarische en aanverwante producten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop van agrarische en aanverwante producten';

waarbij geldt dat:

    • 1. de maximale oppervlakte die mag worden aangewend voor de detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m²)' aangegeven vloeroppervlakte. Indien geen oppervlakte is aangegeven, geldt geen maximale oppervlakte voor de uitoefening van de detailhandelsactiviteiten.
7.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, tenzij ter plaatse de aanduiding "bebouwing uitgesloten" is opgenomen, in welk geval geen bouwwerken mogen worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag bij de in 7.1 genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven maximale oppervlakte;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 en bij de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 7.5 , met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 7.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

7.3.2 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. de erfinrichting daar aanleiding toe geeft;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.3.3 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte per bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 7.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 7.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 7.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 7.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 7.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.3.4 Afwijking bouwhoogte gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1  onder e in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat de noodzaak daarvan is aangetoond.

7.3.5 Afwijken dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

7.3.6 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 onder g, 7.2.2 onder g en 7.2.3 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronde'.

7.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

7.3.8 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 7.5.1 onder f.

7.3.9 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

7.3.10 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder e in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.3.11 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.3 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.3.12 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.3 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven en detailhandel anders dan genoemd in 7.1 onder b;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • j. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting -1' zolang de landschappelijke inpassing en de sloopverplichting zoals opgenomen in Bijlage 20 Landschappelijke inpassing Kleine Kolonieweg 94a in Elspeet bij deze regels niet volledig zijn gerealiseerd en waarbij de landschappelijke inpassing vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijking vergelijkbare bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder a ten behoeve van bedrijven welke naar de aard, de invloed en de hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in 7.1 genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.5.2 Afwijking risicovolle inrichtingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder c ten behoeve van risicovolle inrichtingen, indien en voor zover binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico van die inrichting geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten en het groepsrisico kan worden verantwoord, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.5.3 Afwijking productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder d ten behoeve van productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.5.4 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder e ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

7.5.5 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder f ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.5.6 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

7.5.7 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.1 onder h in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
7.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

7.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 7.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Wijziging andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van maatschappelijke of dienstverlenende activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. de activiteiten naar de aard en de invloed op de omgeving geringer of gelijk te stellen zijn met de toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • b. er geen sprake is van detailhandelsbedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.7.2 Wijziging verwijderen aanduidingen lpg

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg', met dien verstande dat dit feitelijk aan de orde is en tevens de bijbehorende aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' wordt verwijderd.

7.7.3 Wijziging verplaatsen aanduidingen lpg

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van de aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg', met dien verstande dat:

  • a. dit feitelijk aan de orde is;
  • b. de bijbehorende aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' wordt verplaatst en het groepsrisico kan worden verantwoord;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 8 Bedrijf - Buitengebied gerelateerd

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.1 Bedrijf in de toelichting.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Buitengebied gerelateerd ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van buitengebied-gerelateerde bedrijfsmatige activiteiten, opslagen en installaties door 1 bedrijf;

met daarbijbehorende gebouwen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • b. bedrijven uitsluitend op de wijze van:
    • 1. zagen, schaven en overige primaire machinale bewerking van hout en dienstverlening voor de bosbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dienstverlening voor de bosbouw';
    • 2. grondverzet, dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw en opslag (buitenopslag), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw en grondverzet (buitenopslag)';
    • 3. afvalwaterinzameling en - behandeling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalwaterinzameling en -behandeling';
    • 4. mestverwerking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mestverwerking';
    • 5. dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw';
    • 6. landschapsverzorging, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landschapsverzorging';
    • 7. dakdekken en bouwen van dakconstructies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakdekken en bouwen van dakconstructies';
    • 8. reparatie en onderhoud van machines en werktuigen voor de landbouw, reparatie en onderhoud van landbouwtractoren en groothandel in gereedschapswerktuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie en groothandel 1';
    • 9. grondverzet, dienstverlening voor de veehouderij, akker- en/of tuinbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dienstverlening voor de veehouderij, akker- en/of tuinbouw en grondverzet';
    • 10. dierenpension, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension';
    • 11. reparatie en onderhoud van landbouwtractoren en groothandel in gereedschapswerktuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie en groothandel 2';
    • 12. kleinschalige opslag van oud ijzer/witgoed, waarbij buitenopslag niet is toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - oud ijzerhandel';

waarbij geldt dat:

    • 1. parkeren ten behoeve van deze functies binnen het bestemmingsvlak moet plaatsvinden;
    • 2. de maximale oppervlakte die mag worden aangewend voor de bedrijfactiviteiten, inclusief de bedrijfswoning (indien toegestaan) en 10% uitbreiding, niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding opgenomen 'maximum oppervlakte (m²)';
  • c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • d. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
  • e. detailhandel niet is toegestaan.
  • f. buitenopslag niet is toegestaan, met uitzondering van het gestelde in artikel 8.4.1. en de opslag van containers ten dienste van de afvoer van mest ter plaatse van de aanduiding "opslag".
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Buitengebied gerelateerd' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, tenzij ter plaatse de aanduiding "bebouwing uitgesloten" is opgenomen, in welk geval geen bouwwerken mogen worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag bij de onder 8.1 genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven maximale oppervlakte;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen, met dien verstande dat:
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' mag een extra bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 300 m3;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de goothoogte van mestsilo's mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer dan 8 m bedragen en van sleufsilo's niet meer dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van silo's op het perceel Schaarweg 11, Elspeet mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking in combinatie met afwijking op gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2  aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 8.5 , met dien verstande dat dit in overeenstemming is met de in 8.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels.

8.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 8.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 8.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 8.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 8.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 8.2.1  onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg of bedrijven die activiteiten uitoefenen die buitengebied gerelateerd zijn;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3.3 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3.4 Afwijking bouwhoogte gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1  onder e in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat de noodzaak daarvan is aangetoond.

8.3.5 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

8.3.6 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 onder g, 8.2.2 onder g en 8.2.3 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
8.3.8 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 8.5.1 onder e.
8.3.9 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 onder c in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

8.3.10 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 onder f in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3.11 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.3 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3.12 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.3 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 8.1;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van buitenopslag van zand, grond, grind, stenen en compost ten behoeve van grondverzetactiviteiten, tenzij deze plaatsvindt in sleufsilo's en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximale opslagoppervlakte', waarbij alleen de ter plaatse aangegeven maximale opslagoppervlakte mag worden aangewend;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • j. het gebruiken of in gebruik te (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 16 Landschappelijke inpassing Veenweg 66 te Elspeet bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • k. het gebruiken of in gebruik te (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting 1' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 18 Landschappelijke inpassing Weideweg 11b te Elspeet bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd”
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijking vergelijkbare bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.1 onder a ten behoeve van bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in 7.1 genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5.2 Afwijking productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.1 onder d ten behoeve van productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.5.3 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.1 onder e ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.5.4 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.1 onder f ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.5.5 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

8.5.6 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.1 onder h in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
8.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
8.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 8.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

8.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 8.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging andere bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van maatschappelijke of dienstverlenende, met dien verstande dat:

  • a. die activiteiten naar de aard en de invloed op de omgeving geringer of gelijk te stellen zijn met de toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • b. er geen sprake is van detailhandelsbedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.1 Bedrijf in de toelichting.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden zijn bestemd voor op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasdrukregel- en meetstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met daarbijbehorende gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken en terreinen.

9.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen en dat de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 10 Detailhandel

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.2 Detailhandel in de toelichting.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandelsbedrijven op de wijze van:
    • 1. verkoop van akkerbouwproducten en veevoeders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - akkerbouwproducten en veevoeders';
    • 2. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
    • 3. verkoop van auto's en motoren, inclusief reparatie (geen autospuiterij), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto's en motoren';
  • b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met daarbijbehorende gebouwen - tenzij uitgesloten -, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)';
  • b. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag bij de in 10.1 onder a genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven 'maximum oppervlakte (m²);
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
10.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
10.2.3 Bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. in andere gevallen waaronder reclameuitingen bij palen en masten mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 10.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 10.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 10.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 10.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 10.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.3.3 Afwijken dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast

10.3.4 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 onder g, 10.2.2 onder f en 10.2.3 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.3.5 Afwijken oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

10.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 10.5 onder e.

10.3.7 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

10.3.8 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.2 onder e in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.3.9 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.3 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.3.10 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.3 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan de in 10.1  onder a genoemde vormen van detailhandel;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijking andere vormen van detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.1 onder b ten behoeve van andere vormen van detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. de parkeerbelasting en de verkeersaantrekkendheid van de andere vorm van detailhandel niet groter is dan de in 10.1 toegestane detailhandel;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.5.2 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.1 onder c ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

10.5.3 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.5.4 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

10.5.5 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.1 onder f in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. kunstobjecten en speeltoestellen;
  • d. paden;
  • e. opritten ten behoeve van woningen.

11.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zoals bedoeld in 11.1 mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij de gebouwen worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • a. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

Artikel 12 Horeca

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.3 Horeca in de toelichting.

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven op de wijze van:
    • 1. een conferentiecentrum met kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - conferentiecentrum en kampeermiddelen';
    • 2. een cafetaria, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafetaria';
    • 3. een hotel en conferentieoord, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel en conferentieoord';
    • 4. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel;
    • 5. een zalencentrum en conferentieoord, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalencentrum en conferentieoord';
    • 6. een restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant';
  • b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • c. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; 

met daarbijbehorende gebouwen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor ' Horeca ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing ' mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. indien een bouwvlak is aangegeven mag een gebouw uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd;
  • d. indien in het bestemmingsvlak:
    • 1. een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag bij de in 12.1 onder a genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven 'maximum oppervlakte (m²)';
  • f. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e en f geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de daar vermelde hoogte;
  • i. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • j. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
12.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
12.2.4 Bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. in overige gevallen waaronder reclameuitingen bij palen en masten mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 onder b en c in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw en indien een bouwvlak aanwezig is daartoe tevens buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 onder e ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 12.2.2onder e genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 12.2.2onder e genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 12.2.2onder e genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 12.2.2onder e genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 12.2.2onder e genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.3.3 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 onder i ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

12.3.4 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 onder i, 12.2.3 onder g en 12.2.4 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.3.5 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

12.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 12.5 onder d.

12.3.7 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

12.3.8 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.3 onder e in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.3.9 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.3.10 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.4 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet vergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.1 onder b ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.5.2 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.1 onder c ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.5.3 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

12.5.4 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4.1 onder e in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

Artikel 13 Maatschappelijk

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.4 Maatschappelijk in de toelichting.

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen op de wijze van:
    • 1. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    • 2. een kerk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerk';
    • 3. een zorginstelling, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
    • 4. een zorginstelling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorginstelling 1' met
      • 10 wooneenheden ten behoeve van zorg en 3 zorgappartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorginstelling 1';
      • twee bedrijfswoningen;
      • een zorgboerderij;
    • 5. scouting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scouting';
    • 6. scouting en dagactiviteiten voor kinderen met een beperking, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scouting en dagactiviteiten voor kinderen met een beperking';
    • 7. een sociaal-medische praktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal-medische praktijk';
    • 8. een paardenkliniek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - paardenkliniek';
    • 9. workshops, bijeenkomsten, bosbeheer en recreatief verblijf, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • c. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; 

met daarbijbehorende gebouwen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, alsmede een werkschuur en opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkschuur en opslag', bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)';
  • b. gebouwen mogen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning, indien toegestaan) en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag bij de in 13.1 onder a genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven 'maximum oppervlakte (m²);
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • g. in afwijking van het vermelde onder c en d mag de bouwhoogte van (kerk)torens niet meer dan 34 m bedragen;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
13.2.2 Gebouwen Zorginstelling 1

Voor het bouwen van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorginstelling 1' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.250 m2;
  • c. het bouwvolume mag niet meer bedragen dan 5.700 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
  • g. er moet worden voldaan aan de eisen in Bijlage 12 Beeldkwaliteitsplan De Grote Wiede.
13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
13.2.4 Bedrijfswoningen Zorginstelling 1

Voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorginstelling 1' gelden de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 2 bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte per woning mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. er moet worden voldaan aan de eisen zoals genoemd in Bijlage 12 Beeldkwaliteitsplan De Grote Wiede.
13.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het dichtst naar de weg gekeerde gebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van urnenmuren mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. in overige gevallen waaronder reclameuitingen bij palen en masten mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 13.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 13.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 13.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 13.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 13.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is voor het perceel Schotweg 38 te Hulshorst.
13.3.3 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing Schotweg 38 te Hulshorst

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast voor het perceel Schotweg 38 te Hulshorst;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 1.200 m² mag bedragen;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • d. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.3.4 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

13.3.5 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 onder h, 13.2.3 onder g en 13.2.5 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

13.3.7 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 13.5 onder d.

13.3.8 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

13.3.9 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.3 onder e in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.3.10 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.5 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.3.11 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.5 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, tenzij sprake is van scoutingactiviteiten, in welk geval verblijf ten behoeve van de scouting is toegelaten;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
13.4.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Voorafgaand aan het in gebruik nemen van gebouwen, conform het bepaalde in 13.1, onder a, punt 4, dienen er ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voldoende parkeerplaatsen te zijn aangelegd en in stand te worden gehouden conform de 'Parkeernota' van de gemeente Nunspeet.

13.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Binnen 1 jaar na het in gebruik nemen van gebouwen conform het bepaalde in artikel 13.1, onder a, punt 4, dient een start te worden gemaakt met de landschappelijke inrichting zoals opgenomen in Bijlage 11 Inrichtingsplan De Grote Wiede. Binnen 3 jaar dient de landschappelijke inrichting te zijn gerealiseerd en vervolgens in stand te worden gehouden.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.1 onder b ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een bedrijfswoning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de bedrijfswoning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.5.2 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.1 onder c ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.5.3 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

13.5.4 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.4.1 onder e in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

Artikel 14 Natuur - Landschap

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.2 Natuur - Landschap in de toelichting.

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur - Landschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bos' uitsluitend bos is toegestaan;
  • b. natuurlijk beheerde graslanden;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • e. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
  • h. voorzieningen ten behoeve van sport- en speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  • i. een stacaravan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan';
  • j. een modelvliegtuigbaan, ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
  • k. voorzieningen ten behoeve van een niet overdekt zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • l. een boswerkplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - boswerkplaats';
  • m. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • n. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'; 
  • o. een natuurbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • p. een veldschuur ten behoeve van opslag voor het agrarische bedrijf van de heer Johan Boonen, p.a. Vuurkuilweg 24 te Hulshorst, tot zolang deze het agrarische bedrijf voert aan de Vuurkuilweg 24-26 te Hulshorst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veldschuur tbv opslag';
  • q. buitenopslag ten behoeve van het agrarische bedrijf van de heer Johan Boonen, p.a. Vuurkuilweg 24 te Hulshorst, tot zolang deze het agrarische bedrijf voert aan de Vuurkuilweg 24-26 te Hulshorst, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag';
  • r. opslag van hout, hooi en stro ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1', waarbij geldt dat de oppervlakte die mag worden aangewend voor opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • s. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • t. uitsluitend een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • u. een gastenverblijf/logiesverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gastenverblijf/logiesverblijf';

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.

14.2 Bouwregels

Op de voor ' Natuur - Landschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen, behoudens stacaravans en veldschuren, worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd met de bestaande omvang.

14.2.2 Stacaravans

Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. een stacaravan zal uitsluitend worden geplaatst, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - stacaravan";
  • b. de oppervlakte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 55 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de breedte van een stacaravan mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • e. een stacaravan mag uit niet meer dan 1 bouwlaag bestaan.
14.2.3 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  • a. een veldschuur mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • b. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een veldschuur mag ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte bedragen;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veldschuur tbv opslag' mag een veldschuur worden gebouwd ten behoeve van opslag voor het agrarische bedrijf van de heer Johan Boonen, p.a. Vuurkuilweg 24 te Hulshorst, tot zolang deze het agrarische bedrijf voert aan de Vuurkuilweg 24-26 te Hulshorst.
14.2.4 Gastenverblijf/logiesverblijf

Voor het bouwen van een gastenverblijf/logiesverblijf gelden de volgende regels:

  • 1. een gastenverblijf/logiesverblijf mag uitsluitend worden gebouwd ter plaate van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gastenverblijf/logiesverblijf';
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ter plaatse van de aanduiding "gastenverblijf/logiesverblijf" niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven maximum oppervlakte (m2);
  • 3. de bouwhoogte van een gastenverblijf/logiesverblijf mag ten hoogste 6 m bedragen.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijking onderhouds- en beheersgebouwen en jacht- en vogelkijkhutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 ten behoeve van onderhouds- en beheersgebouwen en jacht- en vogelkijkhutten, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

14.3.2 Afwijking veldschuren ten behoeve van een schaapskooi

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 ten behoeve van de bouw van veldschuren ten behoeve van een schaapskooi, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 400 m²;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

14.3.3 Afwijking gebouwen voor onderhoud en beheer van het landgoed

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 ten behoeve gebouwen voor onderhoud en beheer van het landgoed buiten de bestemming wonen, met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet meer bedraagt dan 200 m²;
  • b. de gebouwen worden opgericht aan een weg;
  • c. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter, en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;
  • d. de situering past binnen de inrichting van het landgoed;
  • e. is aangetoond dat de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. de aanleg van nieuwe wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • b. het niet realiseren en/of duurzaam in stand houden van de voorwaardelijke verplichting bij de bestemde gronden met de bestemming 'Natuur - Landschap'
  • c. het niet realiseren en/of duurzaam in standhouden van de voorwaardelijke verplichting' 'houtsingel'.
  • d. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk indien de ruimtelijke inpassing door middel van een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', zoals weergegeven in het met de aanvrager overeengekomen inrichtingsplan voor Bovenweg 106-114, niet wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • e. het gebruik van de woonhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' voor wonen indien de landschappelijke inpassing door middel van een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', zoals weergeven in de verbeelding behorend bij BOVENWEG 106-114, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform Bijlage 3 Inrichting en beheer houtsingel Bovenweg 106-114.

14.4.2 Gebruik veldschuur en buitenopslag ten behoeve van agrarisch bedrijf

De gebouwen en de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - veldschuur tbv opslag' en 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag' mogen enkel worden gebruikt tot zolang de heer Johan Boonen, p.a. Vuurkuilweg 24 te Hulshorst, het agrarische bedrijf voert aan de Vuurkuilweg 24-26 te Hulshorst.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Afwijking wandel-, fiets- en/of ruiterpaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
14.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van landschaps- en/of natuurelementen;
  • b. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • c. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten ;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • g. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters
  • i. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
14.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 14.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

  • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied door bosbedrijven die geregistreerd zijn bij het Bosschap. Onder normale exploitatie wordt in ieder geval verstaan: onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan voortvloeiende uit de Boswet;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
14.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 14.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 15 Natuur - Landschap (Natuurbegraafplaats)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschap (Natuurbegraafplaats)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • c. een natuurbegraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. onverharde wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, uitsluitend met betrekking tot terreinafscheidingen en gedenktekens ten behoeve van de natuurbegraafplaats.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Op of in deze gronden mogen enkel terreinafscheidingen en gedenktekens ten behoeve van de natuurbegraafplaats worden gebouwd c.q. geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van gedenktekens ten hoogste 0,5 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte van gedenktekens ten hoogste 0,15 m² bedraagt.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden ten behoeve van het begraven op een natuurbegraafplaats, overeenkomstig de in lid 15.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, voor fase 1, zonder de aanleg en instandhouding van de inrichting en inrichtingsmaatregelen behorende bij fase 1, volgens het inrichtings- en beheerplan opgenomen in Bijlage 6 Inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Elspeterbos;
  • b. onverminderd het bepaalde in lid 15.3 onder c, d, e, f en g, het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden ten behoeve van het begraven op een natuurbegraafplaats, overeenkomstig de in lid 15.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder dat per 86 graven voorafgaand aan de ingebruikname van de eerste van de 86 graven de omvorming van 1,67 hectare van het Elspeterbos naar eiken- en beukenbos met hulst (habitattype H9120) heeft plaatsgevonden;
  • c. het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden ten behoeve van het begraven op een natuurbegraafplaats, overeenkomstig de in lid 15.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van natuur - tweede fase', zonder de aanleg en instandhouding van de inrichting en inrichtingsmaatregelen behorende bij fase 1 en fase 2, volgens het inrichtings- en beheerplan opgenomen in Bijlage 6 Inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Elspeterbos;
  • d. het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een natuurbegraafplaats, overeenkomstig de in lid 15.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van natuur - tweede fase', zonder de omvorming van 24,16 hectare van het Elspeterbos naar eiken- en beukenbos met hulst (habitattype H9120) binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, en zonder dat eiken- en beukenbos met hulst (habitattype H9120) vervolgens in stand te houden;
  • e. het nader gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een natuurbegraafplaats, overeenkomstig de in lid 15.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de omvorming van 24,16 hectare van het Elspeterbos naar eiken- en beukenbos met hulst (habitattype H9120) binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, en zonder dat eiken- en beukenbos met hulst (habitattype H9120) vervolgens in stand te houden;
  • f. het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een natuurbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - tweede fase', voordat de eerste fase volledig ten behoeve van het begraven is benut;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van een natuurbegraafplaats indien de oppervlakte van de natuurbegraafplaats meer bedraagt dan 14 hectare
  • h. met het in gebruik nemen c.q. het gebruiken van gronden voor de realisatie van de extra 500 graven die met deze herziening mogelijk worden gemaakt, indien er sprake is van een toename van stikstofdepositie en hierdoor significante gevolgen optreden voor de natuurlijke kenmerken van het maatgevende natuurgebied.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.5 Recreatie in de toelichting.

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve (dag)recreatie,
  • b. een trapveld en speeltoestellen, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  • c. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, spel- en speelvoorzieningen, vaargeul, vissteigers en aanlegsteigers, tuinen, erven, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van een bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.5 Recreatie in de toelichting.

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Recreatiewoning ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het recreëren in een recreatiewoning;
  • b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • c. vakantieappartementen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - vakantieappartement";
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

met daarbijbehorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven, groen- en parkeervoorzieningen.

En mede bestemd voor

e. een plattelandswoning uitsluitend voor recreatief gebruik, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning 1', waarvoor dezelfde bouw- en gebruiksregels gelden als voor recreatiewoningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Recreatiewoning ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 recreatiewoning worden gebouwd;
  • b. een recreatiewoning mag niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan de bestaande recreatiewoning;
  • c. er mogen geen kelders worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 110 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • e. de inhoud mag niet meer dan 300 m3 bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de inhoud ten hoogste de bestaande inhoud mag bedragen;
  • f. de oppervlakte van een vakantieappartement mag niet meer dan 174 m² bedragen;
  • g. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • i. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij de bestaande dakhelling lager is, in welk geval de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • j. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 9 m2, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)' in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.1 onder i ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

17.3.2 Afwijking afstand gebouw tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.1 onder k en 17.2.2  onder c in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 18 Recreatie - Volkstuin

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.5 Recreatie in de toelichting.

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Volkstuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • volkstuinen

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.

18.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Volkstuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. per volkstuin met een afmeting van minimaal 75 m2 en maximaal 150 m2 geldt dat de totale oppervlakte van bergingen niet meer dan 3 m2 mag bedragen;
  • b. per volkstuin met een afmeting van 150 m2 of groter geldt dat de totale oppervlakte van bergingen niet meer dan 6 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een berging mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 19 Sport

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.6 Sport in de toelichting.

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen op de wijze van:
    • 1. sportvelden, ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
    • 2. tennisbanen, ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  • b. landschappelijke inpassing en/of afschermend groen;

met daarbijbehorende gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, terreinen, groen- en parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)';
  • b. gebouwen mogen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag bij de in 19.1 onder a genoemde aanduidingen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven 'maximum oppervlakte (m²);
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer dan 10 m bedragen,
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

19.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10% van de in 19.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 19.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing meer dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 1.000 m² dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 750 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 2. 20% van de in 19.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing, indien de in 19.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing minder dan 500 m² bedraagt, tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m², dan wel tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 375 m² voor bedrijven gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
    • 3. 30% van de in 19.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de maatschappelijke noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

19.3.3 Afwijking bouwhoogte palen en masten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 onder a ten behoeve van een hogere bouwhoogte van palen en masten tot ten hoogste 18 m met dien verstande dat:

  • a. noodzaak is aangetoond;
  • b. lichthinder en lichtvervuiling tot een minimum wordt beperkt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 20 Sport - Manege

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.6 Sport in de toelichting.

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport - Manege ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege;
  • b. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met daarbijbehorende gebouwen - waaronder begrepen rijhallen -, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken - waaronder begrepen paardenbakken en longeerruimtes -, tuinen, erven, gronden, groen- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • c. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 manege is toegestaan;
  • d. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca ten dienste van de manege.
20.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport - Manege ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)';
  • b. gebouwen mogen niet dichter bij de weg worden gesitueerd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte (inclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning en de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 110 m2) mag niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven 'maximum oppervlakte (m²)';
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van longeerruimten met wanden en overkapping niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
    • 2. indien de bestaande dakhelling lager is, de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling mag bedragen;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal, waarbij voor het getal 0 geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning/beheerderswoning/dienstwoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hekwerken en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten en longeerruimten zonder wanden en overkapping mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijking afstand gebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 onder b in die zin dat een gebouw dichter naar de weg wordt gebouwd dan het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.3.2 Afwijking vergroten oppervlakte bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 onder c ten behoeve van een grotere oppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 30% van de in 20.2.1onder c genoemde maximale oppervlakte bebouwing indien sprake is van bedrijven die zich richten op recreatie en/of zorg;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond;
  • c. moet zijn aangetoond dat voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.3.3 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 onder g ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

20.3.4 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 onder h, 20.2.2 onder g en 20.2.3 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.3.5 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

20.3.6 Afwijking oppervlakte bedrijfswoning ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 20.5 onder c.

20.3.7 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

20.3.8 Afwijking afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder e in die zin dat een bedrijfswoning dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.3.9 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.3 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.3.10 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.3 onder b ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. de te vervangen bijbehorende bouwwerken zijn gebouwd ten behoeve van het wonen;
  • c. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, met een maximum van 300 m²;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning ten behoeve van een extra huishouden;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.4.1 onder c ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

20.5.2 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

20.5.3 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.4.1 onder e in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. uitsluitend een houtsingel, ter plaatse van aanduiding 'houtsingel';

met bij een en ander behorende voorzieningen zoals in- en uitritten, paden, bermen, parkeervoorzieningen, en andere bouwwerken.

21.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend uitbouwen zoals een erker, overkappingen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. De bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een woning.Voor het verlenen van de omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de diepte van de erker en/of ingangspartij bedraagt ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 20 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 14 m2 en een overkapping is toegestaan;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 en 5 meter;
  • d. het woongenot van de naaste buren mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. het straatbeeld mag niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 22 Verkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.7 Verkeer in de toelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en het vervoer over de weg;
  • b. bermen;
  • c. watergangen;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • e. het parkeren van een vrachtwagen ten behoeve van Elburgerweg 86, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagen parkeren ten behoeve van Elburgerweg 86';
  • f. kunstwerken;

met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • g. de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.
22.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 30 m2.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zoals bovenleidingen, palen, masten en verkeerstekens mag niet meer dan 10 m bedragen.

22.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de inrichting van:

  • a. Rijksweg A28 met meer dan 4 rijstroken;
  • b. overige wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.7 Verkeer in de toelichting.

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Railverkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegvoorzieningen en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Railverkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • c. de hoogte mag niet meer dan 7,5 m bedragen.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.

Artikel 24 Water - Open

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.3 Water in de toelichting.

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water - Open ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

24.2 Bouwregels

Op de voor ' Water - Open ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd met de bestaande omvang.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers is niet toegestaan.
24.3 Afwijking van de bouwregels
24.3.1 Aanlegsteigers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.2.2 onder b in die zin dat aanlegsteigers worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. toestemming is verkregen van de waterbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregel

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • het aanleggen of laten aanleggen van woonschepen.

Artikel 25 Water - Waardevolle beken

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.1.3 Water in de toelichting.

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waardevolle beken ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

25.2 Bouwregels

Op de voor ' Water - Waardevolle beken ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers is niet toegestaan.

Artikel 26 Wonen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.2.8 Wonen in de toelichting.

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning of een woonhuis al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. het wonen in combinatie met bedrijfsmatige activiteiten op de wijze van:
    • 1. een rijtuigenhandel voor de paardensport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - rijtuigenhandel paardensport';
    • 2. een huisartsenpraktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - huisartsenpraktijk';
    • 3. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 4. een parkeerruimte met laden en lossen voor drie vrachtauto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerruimte 3 vrachtauto's' en laden en lossen;
    • 5. reparatie van landbouwmachines en opslag van goederen,  ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie landbouwmachines en opslag goederen';
    • 6. saunabouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - saunabouw';
    • 7. een gastenverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gastenverblijf';
    • 8. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
    • 9. houthandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
    • 10. meubeldetailhandel met aanverwante artikelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubeldetailhandel met aanverwante artikelen';
    • 11. rijtuigenverkoop, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - rijtuigenverkoop';
    • 12. het bewerken van vlees, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bewerken vlees';
    • 13. een praktijkruimte voor psychologie en advies en coaching, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - praktijkruimte voor psychologie en advies en coaching';
    • 14. een groothandel, ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
    • 15. een galerie, kookstudio en vergader- en trouwlocatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie, kookstudio, vergader- en trouwlocatie';
    • 16. forensisch onderzoek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - forensisch onderzoek';
    • 17. een stratenmakersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stratenmakersbedrijf';
    • 18. catering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - catering';
    • 19. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
    • 20. een fysiotherapie voor dieren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fysiotherapie voor dieren';
    • 21. een homeopathiepraktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - homeopathiepraktijk';
    • 22. meubelopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelopslag';
    • 23. opslag hulpgoederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag hulpgoederen';
    • 24. reparatie landbouwvoertuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie landbouwvoertuigen';
    • 25. een tandtechnicus, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandtechnicus';
    • 26. logistieke ruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - logistieke ruimte';
    • 27. een gastenverblijf/logiesverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gastenverblijf/logiesverblijf';
    • 28. groothandel in hout en plaatmateriaal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in hout en plaatmateriaal';
    • 29. stalling van drie vrachtwagens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling drie vrachtwagens';
    • 30. autohandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
    • 31. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
    • 32. opslag testgewichten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag testgewichten';
    • 33. een longeerbak en een trainingsmolen, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - longeerbak' en 'specifieke vorm van agrarisch - trainingsmolen';
    • 34. een stacaravanterrein voor maximaal 5 stacaravans ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravanterrein';
    • 35. een gastenverblijf/logiesfunctie als overloop van Hotel Landgoed Het Roode Koper, Jhr. Dr. D.J. Sandbergweg 82 te Ermelo, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 'logies';
    • 36. een hoveniersbedrijf/groenvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groenvoorziening/hovenier';
    • 37. ten hoogste één in- en uitrit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit', overeenkomstig het erfinrichtingsplan dat is opgenomen in de Bijlagen bij de Regels, Bijlage 4 Notitie erf Nachtegaal in Hulshorst;
    • 38. een aan de hoofdfunctie ondergeschikte, kleinschalige theetuin, inclusief beperkte detailhandel enkel in streekproducten (geen alcoholhoudende producten), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theetuin';
    • 39. een bedrijf in bos- en landschapsbeheer en houtverwerking ter plaatse van de aanduiding 'bos- en landschapsbeheer - houtverwerking', waarbij buitenopslag ten behoeve van dit bedrijf is toegestaan;
    • 40. een timmerwerkplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats';
    • 41. recreatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning';
    • 42. caravanopslag met ondergeschikte verkoop, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanopslag met ondergeschikte verkoop';
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde, ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • d. een geluidwal, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  • e. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.

26.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing ' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
26.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' in welk geval het aantal te bouwen woonhuizen niet meer of minder mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' in welk geval het aantal te bouwen woonhuizen niet meer of minder mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' moeten woonhuizen aaneen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mag geen woonhuis worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'aeg' moeten woonhuizen aaneen worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tae' moeten woonhuizen twee-aaneen worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'vrij' moeten woonhuizen vrijstaand worden gebouwd;
  • i. de afstand van een woonhuis ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • j. de oppervlakte van een woonhuis mag niet meer dan 120 m2 bedragen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' de oppervlakte per woonhuis niet meer mag bedragen dan 100 m2 . Indien de bestaande oppervlakte groter is dan 120 m2 respectievelijk 100 m2 mag de oppervlakte van een woonhuis (inclusief, indien van toepassing, niet woongedeelten binnen het oorspronkelijke boerderijpand) ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.
    In afwijking van het hierboven gestelde geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte hoofdgebouwen (m2)' de oppervlakte per woonhuis ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen; en
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' de daar genoemde maximale oppervlakte is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' de oppervlakte ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zalbedragen;
  • k. de inhoud van een woonhuis mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' niet meer bedragen dan 300 m3 of de bestaande inhoud, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoud (m³)' de daar genoemde maximale inhoud is toegestaan;
  • l. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • m. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' de oppervlakte ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen;
  • n. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • o. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het woonhuis, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • p. de afstand tot de bouwperceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • q. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven bij de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
26.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het woonhuis, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten hoogste 25 m van het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis, met uitzondering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerruimte 3 vrachtauto's';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m², waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40 m2;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)' de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum m2 aan bijgebouwen per woning' de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte zal bedragen; en
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning niet meer mag bedragen dan 200 m², indien sprake is van het houden van dieren, waarbij minimaal 50 m2 wordt gebruikt voor het stallen van vee, en waarbij aansluitend aan het bestemmingsvlak minimaal 5.000 m2 agrarische grond als zodanig in gebruik is bij de bewoner van de woning, welk gebruik aantoonbaar van langere duur moet zijn en waarbij tevens sprake moet zijn van een beperkte veebezetting;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • f. de afstand tot de bouwperceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • g. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.
26.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en verschijningsvorm van gebouwen op het adres Varelseweg 39, waaronder goot- en bouwhoogte en kapvorm, met dien verstande dat Bijlage 9 Moodboard transformatie erf Varelseweg 39 Hulshorst hierbij het beoordelingskader vormt.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijking afstand woonhuis tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder h in die zin dat een woonhuis dichter naar de weg wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. voor zover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 44 Algemene bouwregels ;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.4.2 Afwijking oppervlakte woonhuis bij nieuwbouw of verbouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder i in die zin dat de oppervlakte van een woonhuis niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. het boerderijvormen betreft met cultuurhistorische en/of architectonische waarde en een lage goot- en bouwhoogte;
  • b. de vergroting van de oppervlakte bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

26.4.3 Afwijking oppervlakte woonhuis ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder i in die zin dat de oppervlakte van een woning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 26.6.6.

26.4.4 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder i in die zin dat de oppervlakte van een woonhuis wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

26.4.5 Afwijking goothoogte bij waardevol pand

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder k en 26.2.3  onder d ten behoeve van een afwijkende goothoogte indien deze bijdraagt aan de historische, cultuurhistorische en/of architectonische waarde, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6m en de afwijking in ondergeschikte mate voor delen van het gebouw wordt toegepast.

 

26.4.6 Afwijking bouwhoogte woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder l in die zin dat de bouwhoogte van een woonhuis wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

26.4.7 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder m ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

26.4.8 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.4.9 Afwijking afstand vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd op een afstand van meer dan 25 m vanaf het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis, met dien verstande dat:

  • a. er binnen de afstand van 25 m redelijkerwijs geen ruimte aanwezig is voor de bouw van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.4.10 Afwijking vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij landgoed

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder c ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. gebouwd wordt ten behoeve van bed and breakfast of voor een aan huis verbonden beroep e.e.a ten behoeve van de duurzame instandhouding van een landgoed;
  • b. gebouwd wordt ten behoeve van de dubbelbestemming Waarde - Landgoed;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken (de met afwijking toegestane bebouwing inbegrepen) niet meer bedraagt dan 200 m2;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.4.11 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken die niet zijn gebouwd ten behoeve van het wonen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder c ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2 door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 150 m2, met ten minste 50% van hetgeen meer aanwezig is dan 150 m2, waarbij na sanering gezamenlijk niet meer dan 300 m² aanwezig is;
  • c. in afwijking van artikel 26.4.11, lid b, mag na de sanering gezamenlijk niet meer dan 350 m2 aanwezig zijn wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de vervanging draagt bij aan een aanmerkelijke verbetering met betrekking tot de omliggende natuur;
    • 2. het dak moet duurzaam gebruikt worden; hierbij kan gedacht worden aan:
  • daken die voorzien zijn van zonnepanelen (collectoren en/of PV);
  • daken die ingezet worden voor koeling, energieopwekking en/of regenwaterafvoer of vertraagde waterafvoer et cetera;
  • groene daken, die een bijdrage leveren aan de biodiversiteit;
  • de omgeving moet asbestvrij zijn en/of worden gemaakt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
26.4.12 Afwijking sanering bijbehorende bouwwerken die zijn gebouwd ten behoeve van het wonen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder c ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken die zijn gebouwd ten behoeve van wonen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 110 m² door één of meerdere bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
26.4.13 Afwijking afstand tot bouwperceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 onder o en 26.2.3  onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.4.14 Afwijking vergroten woonruimte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.2 en 26.2.3 ten behoeve van het vergroten van de woonruimte met behoud van de waarde van het kleine woonhuis, afgeweken wordt van de vereiste ondergeschiktheid van bijbehorende bouwwerken qua afmetingen aan het hoofdgebouw, mits:

  • a. er sprake is van een architectonisch hoogwaardig bouwplan waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden van het kleine woonhuis;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 200 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste 4,50 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste 9,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4.15 Afwijken aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan een woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.2.3 onder c ten behoeve van het vergroten van een woonhuis dat kleiner is dan 120m2 door middel vaneen aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk wordt gebruikt voor de uitbreiding van een primaire woonfunctie (uitbreiding woonkamer, keuken, badkamer of slaapkamer);
  • b. het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 25 m2 bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis en het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk niet meer bedraagt dan de in 26.2.2 onder i genoemde maximale oppervlakte;
  • d. de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 26.2.3 onder c al volledig is benut;
  • e. de goothoogte van het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van het aan te bouwen bijbehorende bouwwerk ten hoogste 7,5 m zal bedragen;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een grondwal;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis en de daarbijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
    • 2. de uitstraling als woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst', in welk geval een woonhuis mag worden gebruikt voor te hoogste twee woningen;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – logies';
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van een woonhuis ten behoeve van een extra huishouden;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • i. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk indien de ruimtelijke inpassing door middel van een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', zoals weergegeven in het met de aanvrager overeengekomen inrichtingsplan, niet wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' ten behoeve van het wonen en voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk, zolang de verplichtingen zoals weergegeven in de met de aanvrager overeengekomen overeenkomst 'Planologische maatregel Klarenweg 2 in Hulshorst', onder artikel 3 leden 1 tot en met 4, van 13 februari 2017, niet volledig zijn uitgevoerd en blijvend zijn afgerond;
  • k. het gebruiken of laten gebruiken van de woonhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 2' voor wonen indien de landschappelijke inpassing zoals genoemd in de overeenkomst van 12 januari 2016, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • l. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 26.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de sloop van de bestaande bijgebouwen en bestaande recreatiewoning, de aanleg en instandhouding van de erfinrichting en landschapsmaatregelen overeenkomstig het gestelde in Bijlage 4 Notitie erf Nachtegaal in Hulshorst;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder 26.5.1 onder l, mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 26.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het verlenen van de (eerste) omgevingsvergunning voor het bouwen uitvoering wordt gegeven aan het slopen van de bestaande bijgebouwen en de recreatiewoning, het aanleggen van ten hoogste 1 inrit en de aanleg en instandhouding van de erfinrichting en landschapsmaatregelen alle overeenkomstig het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 4 Notitie erf Nachtegaal in Hulshorst;
  • n. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting 3' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 13 Landschappelijke inpassing Bredeweg 79-81 te Hulshorst bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • o. het gebruiken of in gebruik te (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting 4' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 14 Landschappelijke inpassing Bredeweg 84 te Hulshorst bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • p. het gebruiken of in gebruik te (laten) nemen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen –voorwaardelijke verplichting 5' zolang de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 17 Landschappelijke inpassing Vreeweg 13d en e te Nunspeet bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • q. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - voorwaardelijke verplichting - 6' zolang de landschappelijke inpassing en de sloopverplcihting zoals opgenomen in Bijlage 19 Landschappelijke inpassing en sloopverplichting Vicarieweg 50 Nunspeet bij dezse regels niet volledig zijn gerealiseerd en waarbij de landschappelijke inpassing vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • r. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting -7' zolang de sloopverplichting zoals opgenomen in Bijlage 22 Sloopverplichting Kolmansweg 49/51 Nunspeet bij deze regels niet volledig is uitgevoerd;
  • s. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - voorwaardelijke verplichting - 8' zolang de sloopverplichting zoals opgenomen in Bijlage 23 Sloopverplichting Molenbergweg 115 Elspeet bij deze regels niet volledig is uitgevoerd;
  • t. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting -10' zolang de landchappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 21 Landschappelijke inpassing Veenweg 52 Nunspeet bij deze regels niet volledig is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en beheerd;
  • u. het gebruiken of in gebruik (laten) nemen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting -9' zolang de sloopverplichting zoals opgenomen in Bijlage 24 Sloopverplichting Vreeweg 66 Nunspeet bij deze regels niet volledig is uitgevoerd;
26.5.2 Instandhoudingsbepaling

De gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - instandhouding' mogen in stand worden gehouden.

26.5.3 Landschappelijke inpassing Varelseweg 39

De gebruikers van de gronden met de bestemming Wonen hebben de verplichting het gebied landschappelijk in te passen en in stand te houden conform Bijlage 10 Landschappelijke inpassing Varelseweg 39 Hulshorst. Deze inpassing dient te zijn gerealiseerd uiterlijk 1 jaar nadat de woningen gereed zijn gekomen voor bewoning.

26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Afwijking aanleg grondwallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5.1 onder a voor de aanleg van grondwallen met een hoogte van niet meer dan 4,50 m, met dien verstande dat:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen 200 m van de Rijksweg A28 en de spoorlijn Zwolle-Harderwijk;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

26.6.2 Afwijking woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5.1 onder c en artikel 1.112 in die zin dat twee woningen in 1 woonhuis worden gevestigd (woningsplitsing), met dien verstande dat:

  • a. het de oorspronkelijke woning betreft;
  • b. de inhoud van de twee woningen tezamen niet minder dan 700 m3 bedraagt;
  • c. de woningsplitsing uit milieu-oogpunt toelaatbaar is, waaronder begrepen geluid en externe veiligheid;
  • d. door de woningsplitsing de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de afwijkingsbevoegdheid passend is in het geldende woningbouwbeleid;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
26.6.3 Afwijking paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5.1 onder d ten behoeve van het gebruik en de bouw van 1 paardenbak voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak moet zijn gesitueerd bij een woning, waarbij geldt dat de paardenbak voor niet minder dan 20% moet zijn gelegen in het bestemmingsvlak waarin de woning is gelegen. In geval een deel van de paardenbak buiten het bestemmingsvlak waarin de woning is gelegen wordt aangelegd, de afwijking wordt toegepast in combinatie met de afwijking opgenomen onder 3.5.3;
  • b. de paardenbak moet zijn gesitueerd achter de voorgevel van de woning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
  • d. daarbij tevens de bouw van lichtmasten kan worden toegestaan tot een bouwhoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. de afstand tot een andere woning:
    • 1. niet minder dan 50 m mag bedragen, indien palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
    • 2. niet minder dan 30 m mag bedragen, indien geen palen en masten ten behoeve van de paardenbak aanwezig zijn;
  • f. palen en masten ten behoeve van de paardenbak niet zijn toegestaan buiten het bestemmingsvlak;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.6.4 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5.1 onder e ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

26.6.5 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

26.6.6 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 26.5.1 onder g in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

26.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
26.7.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening is bepaald.
26.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

26.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 26.7.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

Artikel 27 Wonen - Landgoed

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een beheerderswoning ten behoeve van het beheer van het landgoed, bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed', al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.

27.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een woonhuis mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. het bouwvolume van een woonhuis mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen;
  • h. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het woonhuis, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tot een diepte van niet meer dan 3,50 m;
  • i. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.
27.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het woonhuis, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand tenminste de bestaande afstand mag bedragen;
  • b. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van ten hoogste 25 m van het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan 110 m². Indien het bebouwingsgebied groter is dan 500 m², mag de gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bebouwingsgebied vanaf 500 m² tot een maximum van 150 m²;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;
  • g. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden voorzien van een kelder.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.3.1 Afwijking oppervlakte woonhuis ten behoeve van inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.1 onder c in die zin dat de oppervlakte van een woning niet meer dan 140 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van inwoning waarvoor afwijking is of wordt verleend als bedoeld in 8.5.3.

27.3.2 Afwijking bouw erkers en serres

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.1 onder c in die zin dat de oppervlakte van een woonhuis wordt vergroot ten behoeve van de bouw van erkers of serres, met dien verstande dat de oppervlakte van een erker of een serre niet meer bedraagt dan 12 m².

27.3.3 Afwijking bouwhoogte woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.1 onder e in die zin dat de bouwhoogte van een woonhuis wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.3.4 Afwijking dakvorm

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

27.3.5 Afwijking afstand bijbehorend bouwwerk tot voorgevel woonhuis

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.2 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
27.3.6 Afwijking vergroten oppervlakte bijbehorende werken bij landgoed

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.2 onder c ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. gebouwd wordt ten behoeve van bed and breakfast of voor een aan huis verbonden beroep e.e.a ten behoeve van de duurzame instandhouding van een landgoed;
  • b. gebouwd wordt ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken (de met afwijking toegestane bebouwing inbegrepen) niet meer bedraagt dan 200 m2;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
27.3.7 Afwijking afstand tot perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.1 onder h en 27.2.2 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

 

27.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een grondwal;
  • b. het gebruik van een woonhuis en de daarbij behorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
  • ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²,
  • de uitstraling als woning intact blijft;
  • het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;

c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;

d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;

e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

f. het gebruik van een woonhuis ten behoeve van een extra huishouden van twee of drie personen.

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

27.5.1 Afwijking mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.4.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aangebouwd of vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
  • b. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
27.5.2 Afwijking bed & breakfast

Voor de afwijkingsregels voor Bed & Breakfast wordt verwezen naar artikel 50.2 Afwijking bed & breakfast.

27.5.3 Afwijking inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.4.1 onder f in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van één extra huishouden van één of twee personen;
  • b. de vloeroppervlakte van het inwoondeel niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • c. de inwoning wordt gerealiseerd op de begane grond waarbij minimaal 30 m² in het architectonische hoofdgebouw wordt gerealiseerd.
27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden
27.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening is bepaald.
27.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 27.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

  • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
27.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 27.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

Artikel 28 Leiding - Gas

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.1 Leiding - Gas in de toelichting.

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een gasleiding;
  • b. een afsluiterlocatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie";
  • c. de bescherming van de in de belemmeringenstrook gelegen leidingen.
28.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de andere daar voorkomende bestemming(en) binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Gas' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).

28.3 Bouwregels
28.3.1 Algemeen

Op de voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, anders dan ten behoeve van de leiding, worden gebouwd.

28.3.2 Bouwwerken ten behoeve van de leiding

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de leiding geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de leiding mag niet meer dan 2 m bedragen.
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Afwijking bouwen ten behoeve van andere bestemming

Met een omgevingsvergunning kan in overleg met de leidingbeheerder worden afgeweken van het bepaalde in 28.3 in die zin dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming waarbij de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de veiligheid vanwege de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen en een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.
28.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies gevraagd aan de desbetreffende leidingbeheerder.

28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. Het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.  
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bv het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen, wegen en paden;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen, of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals palen en masten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
28.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 28.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • b. werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • c. werken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken, zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • e. werken die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
28.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de in de strook gelegen leidingen.

28.6.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies gevraagd aan de desbetreffende leidingbeheerder(s).

Artikel 29 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.2 Leiding - Hoogspanningsverbinding in de toelichting.

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Hoogspanningsverbinding ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse en in de directe nabijheid van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' voor leidingen ten behoeve van het transport van elektriciteit;
  • b. de bescherming van de leiding(en);

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.

29.2 Bouwregels

Op de voor ' Leiding - Hoogspanningsverbinding ' aangewezen gronden:

  • a. mag niet worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming;
  • b. mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de hoogspanningsleiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 40 m mag bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijking bouwen ten behoeve van andere bestemming

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 29.2 onder a en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de enkelbestemming.

29.3.2 Afwegingskader

Een in 29.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

29.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de beheerder(s) van de hoogspanningsverbinding gehoord.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting;
29.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 29.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

29.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de in de strook gelegen leidingen.

29.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de beheerder(s) van de hoogspanningsverbinding gehoord.

Artikel 30 Leiding - Riool

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.3 Leiding - Riool in de toelichting.

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Riool ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een persleiding;
  • b. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen.
30.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd met de bestaande omvang.

30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijking bouwen ten behoeve van andere bestemming

Met een omgevingsvergunning kan in overleg met de leidingbeheerder worden afgeweken van het bepaalde in 30.2 in die zin dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming waarbij de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen en een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.
30.3.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de betreffende leidingbeheerder van de persleiding gehoord.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bv het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen, of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals palen en masten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
30.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 30.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

30.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de in de strook gelegen leidingen.

30.4.4 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning worden de betreffende leidingbeheerder(s) gehoord.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.4 Waarde - Archeologie in de toelichting.

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden van de rijksmonumentale gebieden en de daaromheen liggende bufferzones.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Rijksmonumentale gebieden

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Nunspeet te worden ingediend.

31.2.2 Bufferzones

Op de om de rijksmonumentale gebieden gelegen bufferzones mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijking bouwen binnen bufferzones ten behoeve van andere bestemming

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 31.2.2 in die zin dat binnen de bufferzones wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

31.3.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in 31.2.2 kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat het in 31.3.1 bedoelde bouwwerk dan wel de directe of indirecte gevolgen van dit bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend;

danwel

  • b. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningplicht rijksmonumentale gebieden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen de rijksmonumentale gebieden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Nunspeet te worden ingediend.

31.4.2 Vergunningplicht bufferzones

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen de bufferzones is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

31.4.3 Uitzondering

Het bepaalde in 31.4.2 is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat de in 31.4.2 genoemde werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken niet zal leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;

danwel

  • b. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.4 Waarde - Archeologie in de toelichting.

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
32.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen zonder rapport

in afwijking van artikel 32.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen, behoeft geen rapport te worden overgelegd indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.

32.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 32.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
32.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 32.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m2.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 3

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.4.4 Waarde - Archeologie in de toelichting.

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • f. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • g. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • h. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
33.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen zonder rapport

In afwijking van artikel 33.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen, behoeft geen rapport te worden overgelegd indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.

33.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 32.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
33.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 33.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m².

Artikel 34 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

34.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Beschermd dorpsgezicht bestemde gronden mag uitsluitend de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 ten aanzien van het bouwen krachtens een andere bestemming van deze gronden ten behoeve van ondergeschikte gebouwen en overige ondergeschikte bouwwerken zoals een prieel, een dierenverblijf en een plantenkas, mits door een cultuurhistorische en landschappelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de bebouwing bijdraagt aan het versterken van de cultuurhistorische- of landschappelijke waarde van het landgoed.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  • b. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

34.4.2 Toetsingscriterium

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting in 1.5.2 weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

34.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Erfgoedwet zijn beschermd.
34.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
34.5.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 34.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van in de gevellijn gebouwde gebouwen, voorzover niet reeds een omgevingsvergunning op grond van de Erfgoedwet is vereist;
  • het geheel of gedeeltelijk slopen of wijzigen van bruggen en/of kademuren.

34.5.2 Toetsingscriterium

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting in 1.5.2 weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

34.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Erfgoedwet zijn beschermd.

Artikel 35 Waarde - Dekzandrug

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.2 "Waarde - Dekzandrug" in de toelichting.

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Dekzandrug' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf en de morfologie en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.2.3. in Bijlage 6 bij de toelichting.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
35.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten ;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • f. het ophogen van gronden.
35.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 35.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

35.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Artikel 36 Waarde - Ecologie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.1 "Waarde - Ecologie" in de toelichting.

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ecologische verbindingszone in de vorm van een ecoduct;
  • b. behoud, herstel en bevordering van flora en fauna;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

36.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte mag niet meer dan 13 m bedragen.

Artikel 37 Waarde - Jonge heideontginning

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.3 "Waarde - Jonge heideontginning" in de toelichting.

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Jonge heideontginning ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de openheid, de wegenstructuur en de beplantingstructuur en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.4.4. in Bijlage 6 bij de toelichting.

37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
37.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten ;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • e. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
37.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 37.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

37.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Artikel 38 Waarde - Landgoed

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.4 "Waarde - Landgoed" in de toelichting.

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Landgoed ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, het behoud van het landgoed als geheel en de bescherming van de natuurlijke en cultuurhistorische waarden, met daarbijbehorende bouwwerken.

38.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Landgoed ' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

38.3 Wijzigingsbevoegdheid
38.3.1 Wijziging bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover het betreft een landgoed als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder a van de Natuurschoonwet 1928, de binnen de bestemming 'Waarde - Landgoed' voorkomende bestemmingen onderling wijzigen met dien verstande dat de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 niet wordt aangetast.

Artikel 39 Waarde - Oude bouwlanden

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.5 "Waarde - Oude bouwlanden" in de toelichting.

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Oude bouwlanden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van bestaande houtwallenstructuur, het microreliëf en de morfologie en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.3.2. in Bijlage 6 bij de toelichting .

39.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
39.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het ophogen van gronden;
  • f. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
39.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 39.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

39.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Artikel 40 Waarde - Oude bouwlanden enclaves

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.6 "Waarde - Oude bouwlanden enclaves" in de toelichting.

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Oude bouwlanden enclaves ' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf en de morfologie, de openheid en de bestaande houtwallenstructuur en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.4.3. in Bijlage 6 bij de toelichting.

40.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
40.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • e. het ophogen van gronden;
  • f. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
40.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 40.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

40.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Artikel 41 Waarde - Overgangszone

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.7 Waarde - Overgangszone in de toelichting.

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Overgangszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in vorm van landgoederen, de bestaande houtwallenstructuur en de doorzichten en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.3.1. in Bijlage 6 bij de toelichting .

41.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
41.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • e. het ophogen van gronden;
  • f. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
41.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 41.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

41.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Artikel 42 Waarde - Randmeerkust

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4.3.8 Waarde - Randmeerkust in de toelichting.

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Randmeerkust' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de openheid en de bestaande houtwallenstructuur en zoals deze zijn vastgelegd in paragraaf 3.2.2. in Bijlage 6 bij de toelichting.

42.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
42.2.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten ;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • e. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos, voorzover dat in de Bomenverordening 2016 is bepaald.
  • g. het ophogen van gronden.
42.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in 42.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

42.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede omschreven in Bijlage 6 bij de toelichting, welke bijlage deel uitmaakt van dit toetsingskader. Ondanks het bepaalde in Bijlage 6 kan een vergunning voor een houtopstand verleend worden als uit een onderbouwing blijkt dat de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden worden versterkt of hersteld danwel niet onevenredig worden aangetast. 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

43.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

43.2 Bedrijfswoningen

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlakgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

44.2 Geluidzones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

44.3 Geluidzones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 300 meter van de spoorlijn Harderwijk-Zwolle mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

45.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatieve overnachtingen;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m²;
  • h. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van bewoning van bijbehorende bouwwerken - die al dan niet omgevingsvergunningvrij zijn gerealiseerd - waarin de bewoning in verband met mantelzorg niet binnen drie maanden is beëindigd;
  • i. het niet realiseren en/of duurzaam in standhouden van de voorwaardelijke verplichting' 'houtsingel'.
45.2 Verbod nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij

1. Het is niet toegestaan om

  • a. een geitenhouderij te vestigen;
  • b. een veehouderij of veehouderijtak met andere landbouwhuisdieren geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een geitenhouderij;
  • c. het aantal geiten dat op een bestaande geitenhouderij wordt gehouden te vergroten;
  • d. de oppervlakte van een dierenverblijf voor geiten te vergroten, tenzij het vergunde, dan wel gemelde aantal geiten aantoonbaar niet groeit;
  • e. een dierenverblijf voor een geitenhouderij op te richten en een gebouw of gronden voor het houden van geiten in gebruik te nemen;
  • f. bouwwerken of gronden tijdelijk te gebruiken voor een geitenhouderij;

2. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing voor zover die activiteit op 30 augustus 2017:

a. een ontvankelijke melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit bij het bevoegd gezag is ingediend, of

b. een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning bij het bevoegd gezag is ingediend, tenzij de aanvraag ziet op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

45.3 Toegestaan gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
45.4 Afwijken van de gebruiksregels
45.4.1 Afwijking bouw zwembaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 45.1 onder g in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² en met villa-achtige bebouwing.

Artikel 46 Specifieke gebruiksregels

46.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. onzelfstandige bewoning
  • a. Het is verboden om voor de bestemmingen "Wonen" en/of "Woongebied" aangewezen gronden woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • b. Het is tevens verboden in andere bestemmingen dan "Wonen" of "Woongebied" waar volgens de bestemmingsregeling de functie wonen is toegestaan in woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • c. De verboden zoals beschreven in dit artikel onder lid a, en onder lid b, gelden ook voor (ver)bouwwerkzaamheden ten behoeve van onzelfstandige bewoning.
  • d. Het bepaalde in dit artikel onder a, onder b, en onder c, is niet van toepassing op bestaande onzelfstandige bewoning in woningen en/of woonhuizen, en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen die voor onzelfstandige bewoning gebruikt mogen worden op grond van de huidige vigerende bestemmingsplannen en/of waarvoor met een afwijkingsprocedure een omgevingsvergunning is verleend.

46.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels m.b.t. onzelfstandige bewoning

Door het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46.1, onder a, onder b, en onder c, voor het gebruik van een woning en/of woonhuis en/of bedrijfswoning en/of wooneenheid voor onzelfstandige bewoning, mits:

  • a. het de huisvesting van maximaal 5 personen betreft;
  • b. maximaal 5% van de woningen in de straat wordt aangewend voor de huisvesting voor onzelfstandige bewoning;
  • c. minimaal vier aaneengesloten panden aanwezig moeten zijn die niet als onzelfstandig ge-bruikte woningen en/of wooneenheden en/of woonhuizen en/of bedrijfswoningen wor-den gebruikt tussen de woningen die aangewend worden voor onzelfstandige bewoning;
  • d. voor woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur in woongebouwen met 6 of meer woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur geldt als aanvullende regel dat er tussen twee woningen met kamergewijze verhuur minimaal twee woningen gelegen moeten zijn:
  • e. binnen een straal van 250 meter rondom het vrijstaande kamerverhuurpand is geen ander vrijstaand pand met onzelfstandige bewoning, zoals bijvoorbeeld een kamerverhuurpand, aanwezig;
  • f. er mogen niet meer bewoners zijn dan het aantal aanwezige kamers (gemeenschappelijke ruimtes niet meegerekend);
  • g. er per bewoner minimaal één kamer aanwezig is;
  • h. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, hierbij spelen de volgende factoren een rol:
    1. de aard van de omgeving;
    2. de aard van de voorzieningen;
    3. de verhouding koop / huurwoningen;
    4. de staat van onderhoud van panden en tuinen;
    5. de aard van en het aantal klachten over onder meer:
  • geluidsoverlast;
  • overlast als gevolg van afval op straat of in tuinen;
  • drugsoverlast;
  • overlast vanwege drankmisbruik;
  • vernielingen;
  • geweld, mishandeling, bedreiging.

i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals vastgelegd in artikel 52.1 Parkeren;
j. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m2 per persoon;
k. voldaan wordt aan milieu wet- en regelgeving;
l. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, zoals dit blijkt uit:

  • 1. het woon- en leefklimaat;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
  • 4. de brandveiligheid;
  • 5. de externe veiligheid;
  • 6. de rampenbestrijding;
  • 7. de milieusituatie;
  • 8. de cultuurhistorische waarde;
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 47 Algemene aanduidingsregels t.b.v. Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten/Seizoenarbeiders e.a.

47.1 Specifieke gebruiksregels en Afwijkingsregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning
47.1.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a" is het verboden om voor de bestemmingen "Wonen" en/of "Woongebied" aangewezen gronden woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders" is het tevens verboden in andere bestemmingen dan "Wonen" of "Woongebied" waar volgens de bestemmingsregeling de functie wonen is toegestaan in woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • c. De verboden zoals beschreven onder lid 47.1.1, onder a, en onder b, gelden ook voor (ver)bouwwerkzaamheden ten behoeve van onzelfstandige bewoning.
  • d. Het bepaalde in lid 47.1.1, onder a, onder b, en onder c, is niet van toepassing op bestaande onzelfstandige bewoning in woningen en/of woonhuizen, en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen die voor onzelfstandige bewoning gebruikt mogen worden op grond van de huidige vigerende bestemmingsplannen en/of waarvoor met een afwijkingsprocedure een omgevingsvergunning is verleend.

47.1.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.1.1, onder a, onder b, en onder c, voor het gebruik van een woning en/of woonhuis en/of bedrijfswoning en/of wooneenheid voor onzelfstandige bewoning, mits:

  • a. het de huisvesting van maximaal 5 personen betreft;
  • b. maximaal 5% van de woningen in de straat wordt aangewend voor de huisvesting voor onzelfstandige bewoning;
  • c. minimaal vier aaneengesloten panden aanwezig moeten zijn die niet als onzelfstandig gebruikte woningen en/of wooneenheden en/of woonhuizen en/of bedrijfswoningen worden gebruikt tussen de woningen die aangewend worden voor onzelfstandige bewoning;
  • d. voor woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur in woongebouwen met 6 of meer woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur geldt als aanvullende regel dat er tussen twee woningen met kamergewijze verhuur minimaal twee woningen gelegen moeten zijn
  • e. binnen een straal van 250 meter rondom het vrijstaande kamerverhuurpand is geen ander vrijstaand pand met onzelfstandige bewoning, zoals bijvoorbeeld een kamerverhuurpand, aanwezig;
  • f. er mogen niet meer bewoners zijn dan het aantal aanwezige kamers (gemeenschappelijke ruimtes niet meegerekend);
  • g. er per bewoner minimaal één kamer aanwezig is;
  • h. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, hierbij spelen de volgende factoren een rol:
    • 1. de aard van de omgeving;
    • 2. de aard van de voorzieningen;
    • 3. de verhouding koop / huurwoningen;
    • 4. de staat van onderhoud van panden en tuinen;
    • 5. de aard van en het aantal klachten over onder meer:
      • geluidsoverlast;
      • overlast als gevolg van afval op straat of in tuinen;
      • drugsoverlast;
      • overlast vanwege drankmisbruik;
      • vernielingen;
      • geweld, mishandeling, bedreiging.
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals vastgelegd in artikel 52.1 Parkeren e.v.;
  • j. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m2 per persoon;
  • k. voldaan wordt aan milieu wet- en regelgeving;
  • l. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, zoals dit blijkt uit:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de externe veiligheid;
    • 6. de rampenbestrijding;
    • 7. de milieusituatie;
    • 8. de cultuurhistorische waarde;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
47.2 Specifieke Gebruiksregel en Afwijkingsregels m.b.t. Logies voor Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
47.2.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan specifiek het volgende verstaan, zoals genoemd onder de leden a tot en met e:

  • a. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met de bestemming/functie "hotel" voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiiders e.a.;
  • b. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met een andere recreatieve bestemming/functie dan hotel voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • c. binnen de bestemming Horeca het gebruiken van een gebouw met deze bestemming voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • d. binnen de bestemming Maatschappelijk het gebruiken van een gebouw voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • e. het gebruik van bouwwerken/gebouwen binnen andere bestemmingen dan de in artikel 4.1.1., onder a, b, c, en d. genoemde bestemmingen, voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders e.a.;
  • f. het verboden gebruik, zoals genoemd in artikel 47.2.1, onder a, b, c, d en e betekent ook dat het verboden is voor dit gebruik de activiteit bouwen uit te oefenen;
  • g. de verbodsbepalingen, zoals genoemd onder het bepaalde onder letter a. tot en met f zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken / gebouwen waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is verleend voor het toestaan van het logies voor arbeidsmigranten, of waarvan het gebruik (en de activiteit bouwen) reeds is toegestaan volgens een vigerend bestemmingsplan.

47.2.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels en verbodsbepalingen m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden meegewerkt:

  • 1. aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. in de gevallen en procedures volgens de hieronder in lid 47.2.2  bij de onderstaande   letters a. t/m d., en in voorkomende gevallen volgens de in lid 47.2.4 genoemde procedure.
  • 2. bij het afwijken volgens lid 47.2.2, onder 1. dienen de specifieke voorwaarden zoals geformuleerd bij de hieronder in lid 47.2.2, bij de onderstaande letters a. t/m d. en de algemene voorwaarden  volgens lid 47.2.3 in acht te worden genomen.

a Te herontwikkelen gebouwen

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.2.1 voor het tijdelijk gebruik van een locatie, en van bebouwing op die locatie, die als herontwikkelingslocatie is aangewezen, mits:

  • 1. dit gebouw en deze locatie gelegen is in of in de nabijheid van de bebouwde kom en voorzieningen;
  • 2. het niet meer dan 50 arbeidsmigranten per locatie binnen de bebouwde kom betreft;
  • 3. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 47.2.3, onder punt 4.
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

b Transformatie (verouderd) recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.2.1 voor het tijdelijk gebruiken van bebouwing op een recreatiepark, mits:

  • 1. het na het einde van het bieden van logies aan de arbeidsmigranten/seizoenarbeiders een andere bestemming krijgt, die bijdraagt aan een kwaliteitsimpuls voor de directe omgeving.
  • 2. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 47.2.3, onder punt 4.
  • 3. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

c (Tijdelijk) gebruik van recreatieobjecten

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.2.1, voor het tijdelijk gebruik van recreatieobjecten, mits:

  • 1. het maximaal 10% van het aantal recreatieobjecten betreft (met een maximum van 10 recreatieobjecten);
  • 2. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 3. indien er op het recreatiepark ook pauzewoningen zijn vergund, tellen deze ook mee in het maximum van 10% van de recreatieobjecten;
  • 4. verhuurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan;
  • 5. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 47.2.3, onder punt 4.
  • 6. huurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan voor 1 jaar met de mogelijkheid tot verlenging;
  • 7. huurders schrijven zich in in de gemeentelijke BRP, de Basisregistratie Personen (iemand die langer dan vier maanden in Nederland woont moet zich als ingezetene inschrijven in de Basisregistratie Personen);
  • 8. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

d Semipermanent bieden van logies op voormalig recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.2.1, voor het semipermanent bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. op een voormalig recreatiepark, mits:

  • 1. het een (voormalig) recreatiepark betreft met maximaal 25 legale recreatieobjecten;
  • 2. er in totaal niet meer dan 70 personen worden gehuisvest;
  • 3. er geen sprake is van menging van functies, zowel op het park als daarbuiten;
  • 4. de omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn van maximaal drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn met telkens 3 jaar;
  • 5. binnen het grondgebied van de gemeente Nunspeet kunnen maximaal 2 locaties voor het semipermanent bieden van logies worden benut;
  • 6. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 47.2.3, onder punt 4.
  • 7. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

47.2.3 Algemene voorwaarden om te kunnen meewerken aan het afwijken voor de bovengenoemde categorieen genoemd onder de hiervoor genoemde letters a. t/m d.
  • 1. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient voldaan te zijn aan de voorwaarden die zijn genoemd bij de letters a. t/m d.
  • 2. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient in elk geval voldaan te zijn aan de voorwaarde dat de behoefte aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. in voldoende mate dient te zijn aangetoond.
  • 3. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. dient aangetoond te worden dat deze (in hoofdzaak) werkzaam zijn in de gemeente Nunspeet.
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening;
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 5. er de plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

47.2.4 Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders
a Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

De gemeente kan ook meewerken aan een plan waarbij gebouwd wordt door bijvoorbeeld het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Aan een dergelijk plan kan worden meegewerkt, mits de voorwaarden in acht worden genomen die hieronder bij letter b. zijn geformuleerd.

Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, voor het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a., niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º van de Wabo noodzakelijk.  
b Voorwaarden om mee te werken aan een procedure voor het plaatsen van woonunits of andere bouwwerken/gebouwen voor het bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Als voorwaarden om mee te kunnen werken aan het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. de locatie in de directe nabijheid van de bebouwing kom ligt;
  • 2. het logies tijdelijk is (maximaal 10 jaar), waarbij het mogelijk is deze periode te verlengen;
  • 3. de omvang en inrichting aansluit bij de omgeving;
  • 4. de locaties op voldoende afstand van woonfuncties liggen;
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die met de gemeente wordt gedeeld;
  • 6. er vanwege de milieuaspecten meegewerkt kan worden;
  • 7. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • 8. er geen gebouwen in het kader van herontwikkeling zoals bedoeld in artikel 47.2.2, letter a. dan wel transformatie van een (verouderd) recreatiepark zoals bedoeld onder letter b. dan wel semipermanente locaties zoals bedoeld in artikel 47.2.2, letter d. beschikbaar zijn.
  • 9. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen blijkt uit:
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 48 Algemene gebruiksregels

48.1 Algemeen gebruiksverbod

48.1.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.

48.1.2 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod genoemd in sub lid 48.1.1 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

Zie voor de uitleg van de algemene aanduidingsregels paragraaf 5.4.5 Algemene aanduidingsregels in de toelichting.

49.1 overige zone - bestaande splitsing
49.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaande splitsing' zijn binnen de bestaande bouwmassa en binnen de bestaande bouwregels t.b.v. de bestaande woning, twee woningen toegestaan waarbij:

  • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' het aangeduide aantal is toegestaan;
  • ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' de woning tevens aangemerkt is als een plattelandswoning.
49.1.2 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels uit de onderliggende van kracht zijnde bestemmingsplannen, in die zin dat een hoofdgebouw kan worden opgericht of vergroot of dat er aan-uit en bijgebouwen (of bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde) worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaande splitsing', met dien verstande dat:

  • dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • waar nodig voorwaardelijke verplichtingen worden gesteld aangaande sloop en inrichting;
  • zekerheid is aangaande de bijkomende (plan)kosten w.o. planschade;
  • de bouwregels uit het onderliggende bestemmingsplan van toepassing blijven, maar dan toegepast op meer huishoudens / woningen dan in het desbetreffende plan bestemd is.

Uitzondering

Het realiseren van vrijstaande hoofdgebouwen op basis van bovenstaande regeling is niet toegestaan.

49.2 overige zone - GNN
49.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk, waarbij de regels van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland in acht moeten worden genomen.

49.3 overige zone - GO

 

49.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GO' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de Groene Ontwikkelingszone, waarbij de regels van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland in acht moeten worden genomen.

49.4 geluidzone - motorsportterrein
49.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - motorsportterrein' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede dienen voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten van een motorsportterrein.

49.4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het motorsportterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

49.4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
49.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ' reconstructiewetzone - extensiveringsgebied ' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

49.6 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ' reconstructiewetzone - verwevingsgebied ' is een specifieke regel van toepassing die is opgenomen bij:

49.7 veiligheidszone - gasdrukregelstation
49.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - gasdrukregelstation' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

49.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

49.7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.7.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
49.7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
49.7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.7.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
49.8 veiligheidszone - lpg
49.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gerealiseerd, tenzij ze behoren tot de inrichting waarvoor de veiligheidszone is opgenomen.

49.8.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding verwijderen, met dien verstande dat tevens de bijbehorende aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' worden verwijderd.

49.8.3 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding verplaatsen, met dien verstande dat tevens de bijbehorende aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' worden verplaatst en het aantal (beperkt) kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding afneemt dan wel de afstand van de (beperkt) kwetsbare objecten tot de nieuwe locatie van de aanduiding 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg' en/of 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg' groter wordt.

49.9 vrijwaringszone - molenbiotoop
49.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de windvang van de molen.

49.9.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet meer bedragen dan:

  • a. bij een afstand tot 100 m van de molen: 5 m;
  • b. bij een afstand tussen 100 en 200 m van de molen: 7 m;
  • c. bij een afstand tussen 200 en 300 m van de molen: 9 m;
  • d. bij een afstand tussen 300 en 400 m van de molen: 11 m,

met dien verstande dat bestaande bouwwerken mogen worden herbouwd tot dezelfde bouwhoogte.

49.9.3 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.9.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken wordt verhoogd, mits:

  • de windvang van de molen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
49.10 overige zone - weidevogelgebieden
49.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelgebieden' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de weidevogelgebieden.

49.10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het scheuren van grasland.

b Uitzondering

Het bepaalde in a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in a kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de bescherming van de weidevogelgebieden.

49.11 wetgevingzone - natura 2000
49.11.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natura 2000' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de Natura 2000-gebieden.

Artikel 50 Algemene afwijkingsregels

50.1 Afwijkingsbevoegdheid
50.1.1 Afwijking gegeven maten, afmetingen, percentages

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natura 2000'.

50.1.2 Afwijking beloop, profiel of aansluiting wegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

50.1.3 Afwijking werkelijke afmetingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.

50.1.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

50.1.5 Afwijking bouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2.

50.1.6 Afwijking plaatselijke verhogingen gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

50.1.7 Afwijking evenementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van evenementen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

50.1.8 Afwijken natuurijsbaan

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van een natuurijsbaan.

50.1.9 Afwijking bijenstallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van bijenstallen.

50.1.10 Afwijking ontsluitingswegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van de aanleg van ontsluitingswegen van percelen, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
50.2 Afwijking bed & breakfast

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - bed en breakfast buitengebied' kan het college van Burgemeester en Wethouders afwijken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, onder f, 5.4.1, onder e, 6.4.1, onder d, 7.4.1, onder g, 8.4.1, onder g, 10.4.1, onder e, 12.4.1, onder d, 13.4.1, onder d, 20.4.1, onder c en 26.5.1, onder f, door een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van en het verbouwen tot een bed en breakfast overeenkomstig de volgende regels:

  • 1. Een bed en breakfast mag gerealiseerd worden in een woning of in een bedrijfswoning behorend bij de bestemmingen Agrarisch – Agrarisch bedrijf, Agrarisch – Kwekerij, Agrarisch – Paardenhouderij, Bedrijf, Bedrijf – Buitengebied gerelateerd, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk, Sport – Manege, en Wonen. Binnen de bestemming Tuin is een bed en breakfast nadrukkelijk niet toegestaan. Ook in een  niet-vrijstaand bijbehorend bouwwerk behorend bij de woning/bedrijfswoning bij deze bestemmingen kan onder voorwaarden een bed en breakfast worden gerealiseerd.
  • 2. Er mag voor de bed en breakfast niet meer dan 40% van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning/bedrijfswoning en een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebruikt met een maximum van 120 m2. Onder de toegestane oppervlakte van een bed en breakfast vallen de volgende ruimten:
  • slaapkamer(s);
  • bad-, douche-, en toiletruimten die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
  • een gemeenschappelijke ruimte;

Gemeenschappelijke verkeersruimtes hoeven niet bij de toegestane oppervlakte te worden meegerekend.

  • 3. Voor het realiseren van een bed en breakfast buiten de bebouwde kom in vrijstaande bijbehorende bouwwerken kan vergunning worden verleend met dien verstande dat:
  • deze bijdraagt aan de doelstellingen zoals deze genoemd worden in Thema 3 van de Omgevingsvisie Nunspeet;
  • niet meer dan maximaal 100 m2 van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken hiervoor wordt ingericht. Hierbij dient wel het maximum aan m2 voor een bed en breakfast van in totaal 120 m2, volgens lid 2 van dit artikel, in acht te worden genomen;
  • de desbetreffende vrijstaande bijbehorende bouwwerken op minimaal 3 meter van de erfgrens staan. Bij knelpunten vanwege deze 3 meter-eis, kan het college van B&W - op ondergeschikte gedeelten van deze afstandslijn tot de perceelsgrens - hiervan afwijken.
  • 4. In geval het een functie 'Waarde Landgoed' betreft, mag een bed en breakfast ook worden uitgeoefend in een bijbehorend bouwwerk.
  • 5. Degene die de bed en breakfast exploiteert, dient ingeschreven te staan in de BRP (Basisregistratie Personen) op het desbetreffende adres.
  • 6. Een bed en breakfast mag eveneens worden gerealiseerd in een uniek object, niet zijnde een woning of bijbehorend bouwwerk. Het gaat dan om karakteristieke gebouwen en/of varende constructies. Voorwaarde is dat het gebouw en/of de varende constructie voldoet aan de eisen zoals deze genoemd worden in het Bouwbesluit. Dergelijke initiatieven worden per geval beoordeeld. Omdat hier niet altijd sprake is van een inschrijving in de BRP (Basisregistratie Personen) van de bewoner(s) wordt een afweging per geval gemaakt.
  • 7. In de bed en breakfast mag geen zelfstandige kookvoorziening aanwezig zijn.
  • 8. Er moet een parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel waarop de bed en breakfast wordt aangeboden. Het aantal parkeerplaatsen voor de bed en breakfast moet minimaal overeenkomen met het aantal slaapkamers van de bed en breakfast en komt boven op het aantal parkeerplaatsen dat bij de bestemming hoort.
  • 9. Ter beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning vindt een belangenafweging plaats, waarbij de volgende aspecten worden getoetst en meegewogen:
  • a. de belangen van de gebruikers of de eigenaren van de aanliggende gronden en nabijgelegen woningen en bedrijven;
  • b. de afstand van de bed en breakfast tot een woning op een naastgelegen perceel moet minimaal 10 m bedragen; Bij knelpunten vanwege deze 10 meter-eis kan het college van B&W hiervan afwijken waarbij aan de overige letters van dit sublid (letters a, c, d, e, f, en g) wel moet worden voldaan;
  • c. de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van agrarische en niet-agrarische bedrijven in de nabije omgeving mag door een bed en breakfast geen beperking ontstaan);
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. het straatbeeld;
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en naastgelegen woningen.
  • 1. Degene die de gelegenheid biedt tot het houden van nachtverblijf is belasting verschuldigd op grond van de geldende Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting. De exploitant is verplicht hiervoor een eigen nachtverblijfregister bij te houden, die door de gemeente kan worden gecontroleerd.
  • 2. Het aantal overnachtingen waarbij in een bed en breakfast mag worden overnacht mag maximaal 14 nachten achtereen bedragen.
  • 3. Op het perceel van de bed en breakfast mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met een opschrift voor de bed en breakfast worden geplaatst. Dit bord dient te voldoen aan de eisen die aan reclame worden gesteld in de “Reclameverordening 1994” en in de “Welstandsnota (2015)”.

 

50.3 Afwijking kleine windturbines bij agrarische bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsregels voor het bouwen van een kleine windturbine bij de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf, Agrarisch – Kwekerij, Agrarisch – Paardenhouderij en Bedrijf – Buitengebied gerelateerd, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. per agrarische bedrijfsbestemming is maximaal één vrijstaande windturbine toegestaan;
  • b. de ashoogte van de vrijstaande windturbine mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • c. de vrijstaande windturbine wordt binnen het bouwvlak geplaatst, waarbij in overleg met de gemeente de precieze locatie wordt bepaald;
  • d. het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheen van aangrenzende gronden. Van belang daarbij kunnen zijn:
  • de bezonningssituatie;
  • de lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;
  • zichtlijnen of visuele hinder;
  • het optreden van slagschaduw;
  • risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;
  • afbreuk monumentaal karakter van een pand
  • geluidshinder; of,
  • de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf.

e. de Beleidsnotitie kleinschalige windmolens in de gemeente Nunspeet zoals deze is gepubliceerd op 24 juni 2021;

f. de provinciale omgevingsverordening 'Omgevingsverordening Gelderland'.

50.4 Afwijking kleine windturbines bij andere bestemmingen dan agrarische bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bestemmingsregels voor het bouwen van kleine windturbines binnen bestemmingen waar een hoofdgebouw aanwezig is, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • 1. vrijstaande windturbines zijn niet toegestaan;
  • 2. per bestemmingsvlak is maximaal één windturbine toegestaan, met uitzondering van 'wokkels', waarvan er meerdere zijn toegestaan;
  • 3. rotorbladen zijn niet toegestaan;
  • 4. de hoogte van de windturbine is maximaal 1,5 m boven dak- of nokhoogte van hte gebouw waarop of waaraan plaatsing plaatsvindt;
  • 5. de afstand tot de perceelgrens is minimaal 3 m, gemeten vanaf d eas van de windturbine tot aan de perceelgrens;
  • 6. plaatsing van windturbines bij gemeentelijke of rijksmonumenten is enkel mogelijk in overleg met de Monumentencommissie;
  • 7. het verlenen van de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Van belang daarbij kunnen zijn:
  • de bezonningssituatie;
  • de lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;
  • zichtlijnen of visuele hinder;
  • het optreden van slagschaduw;
  • risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;
  • afbreuk monumentaal karakter van een pand
  • geluidshinder; of,
  • de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;

8. de provinciale verordening 'Omgevingsverordening Gelderland'.

Artikel 51 Algemene wijzigingsregels

51.1 Wijzigingsbevoegdheid
51.1.1 Wijziging naar bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Natuur - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van incidentele verbeteringen, passagemogelijkheden of aanpassingen ten behoeve van een inrichting als 60km/uur-gebied, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.2 Wijziging verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" verwijderen, met dien verstande dat:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast indien de nabijgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf is gewijzigd, dan wel een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

51.1.3 Wijziging aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" aanbrengen, met dien verstande dat:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. voor plattelandswoningen dezelfde bouw- en gebruiksregels gelden als voor bedrijfswoningen;
  • c. er sprake is van een daadwerkelijk functionerend agrarisch bedrijf;
  • d. er sprake is van een historische situatie die blijkt uit het feit dat de bedrijfswoning voor 1 januari 2010 vervreemd is van het agrarisch bedrijf;
  • e. er sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat, waarvan in ieder geval sprake is als een minimale afstand van 25 m wordt aangehouden tussen agrarische bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

51.1.4 Wijziging naar bestemming Wonen met sloop bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de aanduiding 'intensieve veehouderij' wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en) dan wel binnen het desbetreffende bestemmingsvlak een agrarische bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf toelaten en:

  • a. daarbij bij de sloop van alle maar minimaal 600 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen de volgende regeling hanteren, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële agrarische bedrijfsvoering:

1. bij sloop van alle maar minimaal 600 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen mag één woonhuis of één agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd;

2. bij sloop van alle maar minimaal 1.200 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen mogen twee vrijstaande woonhuizen worden teruggebouwd;

3. bij sloop van alle of minimaal 2.000 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen mogen drie vrijstaande woningen van elk 120 m2 (op één locactie) worden teruggebouwd;
4. bij nieuwbouw in het kader van functieverandering geldt bij ligging binnen Waardevol open gebied (zoals aangewezen door de provincie Gelderland) dat:
- niet mag worden teruggebouwd op het (eigen) perceel;
- teruggebouwd kan worden op een maatwerklocatie die ligt ten zuiden van de Harderwijkerweg/ Elburgerweg;
5. bij nieuwbouw in het kader van functieverandering buiten Waardevol open gebied (zoals aangewezen door de provincie Gelderland) geldt dat:
- alle woningen moeten worden teruggebouwd op (eigen) perceel, tenzij:
- het gaat om een tweede locatie op grond van de salderingsregeling;
- dit aantoonbaar ruimtelijk niet wenselijk is;
6. bij sloop van meer dan 600, 1.200 of 2,000 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nunspeet kunnen de resterende sloopmeters worden geregistreerd via een beschikking en kunnen deze worden benut voor een tweede functieveranderingslocatie, onder de voorwaarde dat:
- de resterende meters binnen 2 jaar moeten zijn geëffectueerd middels een verleende omgevingsvergunning of een positief principeverzoek, welke ook maximaal 2 jaar geldig is;
7. de oppervlakte te slopen gebouwen afkomstig is van ten hoogste twee locaties binnen de gemeente Nunspeet;
8. het moet gaan om agrarische bedrijfsgebouwen die de afgelopen 6 jaar bedrijfsmatig zijn gebruikt;
9. er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;

10. de functieverandering geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;
11. de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarische bestemming of een natuurbestemming;
12. een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade, instandhouding en overdracht van stikstofrechten aan de gemeente Nunspeet;
b. in geval er sprake is van de bouw van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf er sprake moet zijn van een aantoonbare en overtuigende relatie met het volwaardige agrarische bedrijf;
c. indien niet kan worden voldaan aan de voorwaarden opgenomen onder 1., kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemming Wonen en aansluitende gebiedsbestemmingen zonder daarbij extra woningen toe te staan;
d. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet", zoals opgenomen in de bijlage bij de toelichting als toetsingskader van toepassing is, waarbij de volgende uitzonderingen zijn gemaakt:
1. het principe van het agrarisch erf en de 5 kenmerken zijn niet langer een harde eis;
2. het inrichtingsprincipe van de functieverandering wordt overgelaten aan de dorpsbouwmeester en de architect; het stedenbouwkundig ontwerp en de plaatsing van de gebouwen op het perceel is gerelateerd aan de omgevingskarakteristiek van de bebouwing en de landschappelijke inrichting;
3. indien de verkeerskundige en milieukundige vereisten dit toelaten, is een tweede hoofdontsluiting mogelijk;
4. hoofdvormen zoals notariswoningen of boerderettes passen niet of minder binnen de karakteristieken van het gebied;
5. waardevolle gebouwen dienen zo veel mogelijk bewaard te blijven, omdat ze van cultuurhistorisch belang zijn of omdat hergebruik als bijvoorbeeld berging of woning mogelijk is.
e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.5 Wijziging ten behoeve van de vestiging van kleinschalige woonwerkcombinaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Kwekerij' of 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van de vestiging van kleinschalige woonwerkcombinaties, zoals kantoor aan huis, kleinschalige vormen van natuur- en landschapsbeheer en -educatie, met dien verstande dat:

  • a. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 500 m2 mag bedragen en waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
51.1.6 Wijziging ten behoeve van andere functies

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Kwekerij', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Sport - Manege' wijzigen ten behoeve van aan het buitengebied gerelateerde recreatieve functies, maatschappelijke functies, agrarisch aanverwante bedrijvigheid en opslagbedrijven, met dien verstande dat:

  • a. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing op een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2, waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 1 bij landschappelijke verbetering - hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan - vervangende nieuwbouw mag plaatsvinden voor een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  • c. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien het bestemmingsvlak grenst aan de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust' en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
51.1.7 Wijziging grondverzet

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – grondverzetbedrijf' aanbrengen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' met dien verstande dat:

  • a. buitenopslag van zand, grond, grind, stenen en compost ten behoeve van grondverzetactiviteiten niet is toegestaan, tenzij deze plaatsvindt in sleufsilo's voor een maximale opslagoppervlakte van 275 m2;
  • b. in totaal maximaal 1.000 m2, niet zijnde bijbehorende bouwwerken bij de woning, aan bebouwing mag resteren of worden nieuwgebouwd ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen en machines;
  • c. eventueel aanwezige asbest wordt verwijderd;
  • d. er een landschappelijke inpassing plaatsvindt door middel van een erfinpassingsplan, waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen om deze inpassing te borgen;
  • e. dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven en woonbestemmingen oplevert;
  • f. een overeenkomst is gesloten aangaande inrichting, landschappelijke inpassing, planschade en instandhouding.
51.1.8 Wijziging ten behoeve van bedrijven met sloop bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Kwekerij', 'Agrarisch - Paardenhouderij', 'Detailhandel', ' Horeca', of 'Sport - Manege' wijzigen ten behoeve van niet-agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2, als ook bedrijven in categorie 3.1 indien het bedrijf ondersteunend en/of complementerend is aan het buitengebied, worden toegelaten;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer dan 2.500 m² bedraagt;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. nieuwbouw niet is toegestaan;
  • e. van de totaal aanwezige te slopen bedrijfsbebouwing maximaal 50% mag worden hergebruikt;
  • f. de bedrijfsbebouwing na sloop maximaal 1.000 m2 bedraagt;
  • g. in afwijking van lid f ter plaaste van de ontwikkelzone Agrarisch aanverwante bedrijvigheid Vreeweg de oppervlakte van bedrijfsbebouwing na sloop niet meer dan 1.500 m2 mag bedragen;
  • h. de (bedrijfs)woning niet wordt meegerekend;
  • i. er een inrichtingsplan wordt opgesteld, inclusief landschappelijke inpassing, op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
  • j. van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt indien het bestemmingsvlak grenst aan de dubbelbestemming Waarde - Randmeerkust en/of de aanduiding 'overige zone - GNN';
  • k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.9 Wijziging ontwikkelzone economische activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Ontwikkelzone economische activiteiten' bij de bestemming Wonen en bij eventuele aansluitende gebiedsbestemmingen een aanduiding opnemen voor een bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2, alsook bedrijven in categorie 3.1, wanneer deze ondersteunend en/of complementerend zijn aan het buitengebied, worden toegelaten;
  • b. de oppervlakte van de aanduiding voor het gebruik ten behoeve van de economische activiteit maximaal 1.000 m2 bedraagt, waarbij aanvrager in verband me tde duurzame instandhouding vna de bedrijfsmatige activiteit de gevraagde hoeveelheid m2 aan bebouwing dient te onderbouwen;
  • c. wanneer de aanduiding voor de bedrijfsmatige activiteit deels buiten de bestemming Wonen komt te liggen, aanvrager dient te onderbouwen waarom de benodigde bedrijfsbebouwing niet kan worden gerealiseerd binnen de bestemming Wonen;
  • d. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing maximaal 300 m2 bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken voor zowel wonen als voor de bedrijfsmatige activiteit(en) in totaal niet meer dan 450 m2 mag bedragen;
  • f. de volgende voorwaarden gelden zowel voor bestaande bouw als voor nieuwbouw :

1. de bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend binnen één bedrijfsgebouw;

2. indien vanwede bedrijfseconomische redenen of vanuit landschappelijk/ruimtelijk oogpunt blijkt dat één bedrijfsgebouw niet wenselijk is, kan meegewerkt worden aan maximaal twee bedrijfsgebouwen;

3. er twee duurzaamheidsmaatregelen genomen worden; hierbij kan gedacht worden aan:

- daken die voorzien zijn van zonnepanelen (collectoren en/of PV);

- daken die ingezet worden voor koeling, energieopwekking en/of regenwaterafvoer of vertraagde

waterafvoer et cetera;

- groene daken die een bijdrage leveren aan de biodiversiteit;

- warmtepompen;

- zonneboilers;

  • g. de woning niet wordt meegerekend;
  • h. er een inrichtingsplan wordt opgesteld, inclusief landschappelijke inpassing, waarbij het voorkomen van het dichtslibben van het lint een van de toetsingscriteria is; dit inrichtingsplan inclusief landschappelijke inpassing wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
  • i. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.10 Wijziging naar bestemming Natuur - Landschap

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Kwekerij', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Sport - Manege' wijzigen in de bestemming 'Natuur - Landschap', met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
  • b. de ontwikkeling niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.11 Wijziging ten behoeve van kleinschalig kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Kwekerij' of 'Agrarisch - Paardenhouderij' de aanduiding 'kampeerterrein' opnemen ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een reële of volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het terrein landschappelijk wordt ingepast;
  • c. het kleinschalig kampeerterrein is gelegen op een afstand van niet minder dan:
    • 1. 50 m van een woning van derden;
    • 2. 75 m van de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' van een ander agrarisch bedrijf;
    • 3. 500 m van een ander kleinschalig kampeerterrein;
  • d. de oppervlakte van de aanduiding 'kampeerterrein' niet meer bedraagt dan 1 ha;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.12 Wijziging naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Buitengebied gerelateerd', 'Detailhandel', 'Horeca', 'Maatschappelijk' of 'Sport - Manege' wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsvoering is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële bedrijfsvoering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.13 Wijziging naar bestemming Recreatie - Gemengd terrein

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Gemengd terrein' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand recreatieterrein, met dien verstande dat:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wro - zone - wijzigingsgebied 1";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Bijlage 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van uitbreiding van de recreatieterreinen aannemelijk is gemaakt;
  • d. de landschappelijke inpassing is verzekerd;
  • e. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

51.1.14 Wijziging bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen uit een oogpunt van het leveren van maatwerk de aanduiding "bouwvlak" qua omvang en situering wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwgrenzen van een bouwvlak met ten hoogste 3,00 m worden gewijzigd;
  • b. de oppervlakte van een bouwvlak met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 52 Overige regels

52.1 Parkeren
52.1.1 Parkeerregels algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
  • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
  • 2. het laden of lossen van goederen;
  • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.

  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

52.1.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 52.1.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. of voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
52.1.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in artikel 52.1.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

52.1.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in artikel 52.1.1 kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
52.1.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 52.1.1, 52.1.2, 52.1.3 en 52.1.4 wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.”

52.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

52.3 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan. Deze zijn niet leesbaar op ruimtelijke plannen.

52.4 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en de vormgeving van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota" en het "Aanvullend welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarische bedrijven in de gemeente Nunspeet".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 53 Overgangsrecht

53.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
53.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het 53.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

53.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

53.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

53.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 53.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 53.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
53.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 53.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 54 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan BUITENGEBIED 2023.

van de gemeente Nunspeet.