direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Driestweg 30
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01205-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 22 juni 2022 is er een verzoek binnengekomen om het perceel "Driestweg 30" te Nunspeet, dat op dit moment de bestemming "Dienstverlening" heeft, met de functie "Wonen" te bestemmen. Het bedrijf waarvoor de bestemming "Dienstverlening" op het perceel was gelegd, was sinds 2013 niet meer op het adres gevestigd. Na 2013 was het perceel in feite niet meer als bedrijf in gebruik en werd het perceel voor de functie "Wonen" gebruikt. Het pand werd altijd ook al als een (bedrijfs)woning gebruikt.

Het perceel "Driestweg 30" was in het inspraakplan van het "Chw Bestemmingsplan Omgevingsplan Woongebieden", dat in de periode van 3 november 2021 tot en met 14 december 2021 ter inzage heeft gelegen, reeds met een woonbestemming opgenomen (zie Afbeelding 2.2 in hoofdstuk 2 van deze Toelichting). Mede om die reden is het redelijk om voor het onderhavige perceel Driestweg 30 nu met een partiële herziening van het bestemmingsplan een bestemming "Wonen" vast te stellen. Daartoe dient het plan eerst voor de zienswijzenprocedure zes weken ter inzage te worden gelegd.

Het bestemmingsplan "Driestweg 30" is opgesteld volgens de eisen ten aanzien van de vormgeving van een bestemmingsplan. Hiermee wordt gedoeld op de gestandaardiseerde planregels en digitale plankaarten (verbeeldingen), gebaseerd op objectgerichte vlakken en voorzien van een codering zoals omschreven in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01205-ow01_0001.png"

Afbeelding 1.1. Het plangebied van het bestemmingsplan "Driestweg 30" (zie het paarsrode

perceel)

Op bovenstaande tekening is het plangebied van het bestemmingsplan "Driestweg 30" aangegeven volgens het paarsrode perceel. Het perceel is gelegen in het bestemmingsplangebied van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom".

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" (onherroepelijk van kracht d.d. 24 maart 2010). In dit bestemmingsplan heeft het perceel Driestweg 30 de bestemming "Dienstverlening".

 

1.4 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is opgebouwd uit planregels en een verbeelding (NL.IMRO.0302.BP01205-ow01) en het plan wordt onderbouwd in deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 "het plan" aangegeven hoe het plangebied ruimtelijk-juridisch beheerst wordt en welke planologische afwegingen hieraan ten grondslag liggen. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft het beleid van het Rijk, van de Provincie, en van de Gemeente Nunspeet zelf. Verder wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan milieuaspecten, archeologie, ecologie, externe veiligheid, en water, en aan de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 volgt de wijze van bestemmen, en wordt volgens de juridische planbeschrijving uiteengezet hoe het in hoofdstuk 2 beschreven plan juridisch is vertaald naar de Verbeelding en naar de Regels. Tenslotte komen in het vijfde en laatste hoofdstuk de resultaten van inspraak, overleg, en m.b.t. de ingediende zienswijzen, aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Historie Plangebied

Het plangebied van het perceel Driestweg 30 te Nunspeet maakt deel uit van het huidige vigerende bestemmingsplan "Nunspeet-Kom". Het betreffende perceel is gelegen aan de Driestweg.

In onderstaande figuur 2.1, in de Paragraaf 2.2 Ruimtelijke Structuur, is de ligging van het plangebied weergegeven.

In de Paragraaf 2.1 Historie Plangebied van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" is de geschiedenis van het gebied van dat bestemmingsplan beschreven (die ook voor dit bestemmingsplan "Driestweg 30", en wel als volgt:

De eerste bebouwing van Nunspeet is als een lint langs de Bovenweg (thans Harderwijkerweg - Hullerweg - Bovenweg) ontstaan. De Bovenweg was de doorgaande oost-west verbinding. Deze oost-west verbinding ligt op de 5 m+ NAP, hetgeen betekende dat men geen last had van hoog water van de Zuiderzee.

De kern Nunspeet is enkele honderden meters in zuidelijke richting ontstaan. De eerste bebouwing is gevestigd aan de Laan en aan de Dorpsstraat, rondom de kerk. De bebouwing heeft zich in de loop van de 18e, en 19e eeuw tot halverwege de 20e eeuw rondom deze kern ontwikkeld.

De doorgaande route liep toen door het dorp over de Laan, de Dorpsstraat via de Harderwijkerweg. In 1830 werd de Zuiderzeestraatweg aangelegd en in 1920 gedeeltelijk verlegd, zodat het doorgaande verkeer niet meer door de kern van Nunspeet ging, maar over de huidige Elburgerweg.

ten zuiden van deze weg is tot begin tachtiger jaren van de 20e eeuw gebouwd aan nieuwe woonwijken en aan een bedrijventerrein.

In het zuidoostelijke deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" is het parkachtige villagebied in de bosrijke setting ontstaan tussen 1860 en 1940. Door dit gebied loopt de belangrijke doorgaande weg, de F.A. Molijnlaan, die in 1906 is aangelegd en toen werd aangeduid als Grote Weg. Deze weg loopt als een groene ader door het villagebied. In 1863 is de spoorlijn aangelegd.

Na de Tweede Wereldoorlog is de woonwijk met (grotendeels vrijstaande) woningen aangevuld. Een groot deel van de Driestweg is ook in die periode ontstaan.

 

2.2 Ruimtelijke Structuur

Voor de Ruimtelijke en Functionele structuur van de omgeving van het plangebied wordt verwezen naar de beschrijving van de Ruimtelijke Structuur zoals deze in het "moederplan", het bestemmingsplan "Nunspeet - Kom", is beschreven. Volgens de omschrijving in die paragraaf is de voornaamste functie in het plangebied van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" de woonfunctie.

Hieronder is in Afbeelding 2.1 het perceel Driestweg 30 en de omgeving daarvan weergegeven. Zoals uit de tekening blijkt heeft het perceel als enige een bestemming "Dienstverlening" in dit deel van de Driestweg. Het is dus in lijn met de ruimtelijke en met de functionele structuur van de omgeving dat ook het perceel Driestweg 30 een woonbestemming krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01205-ow01_0002.png"

Afbeelding 2.1: De ruimtelijke en functionele structuur rondom het plangebied (het paarsrood

gekleurde perceel) is op de tekening te zien.

Van belang is dat het perceel Driestweg 30 in het inspraakplan van het "Chw Bestemmingsplan Omgevingsplan Woongebieden" (het plan Woongebieden), dat in de periode van 3 november 2021 tot en met 14 december 2021 ter inzage heeft gelegen, reeds met een woonbestemming was opgenomen, zoals blijkt uit het gele vlak dat op de onderstaande tekening is te zien (zie hieronder bij Afbeelding 2.2).

Het "Chw Bestemmingsplan Omgevingsplan Woongebieden" kon tot op heden (d.d. 23 augustus 2022) nog niet worden vastgesteld. Dit bestemmingsplan wacht op de vaststelling binnen het nieuwe Omgevingsplan, dat voor de gehele gemeente zal gaan gelden, totdat de Omgevingswet in werking zal treden (d.d. 1 januari 2023). De verwachting is dat het nieuwe Omgevingsplan voor de gemeente Nunspeet pas na circa 1 juli 2023 kan worden vastgesteld. Om die redenen is het ook redelijk om voor het onderhavige perceel een specifieke herziening van het bestemmingsplan te doen vaststellen voor een woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01205-ow01_0003.png"

Afbeelding 2.2. De verbeelding van het "Chw Bestemmingsplan Omgevingsplan Woongebieden"

van het plangebied "Driestweg 30" en omgeving

Hieronder is de nieuwe bestemming "Wonen" voor het perceel Driestweg 30 op tekening weergegeven (zie Afbeelding 2.3 en zie ook de Verbeelding van het bestemmingsplan "Driestweg 30"). Dit betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom". Met deze nieuwe woonbestemming voor het perceel Driestweg 30 wordt aan de aanvraag/het verzoek van de eigenaar/bewoner van het perceel voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01205-ow01_0004.png"

Afbeelding 2.3: De verbeelding van het gewijzigde bestemmingsplan "Driestweg 30"

2.3 Beheer van de Bestaande Ruimtelijke Situatie

In de Paragraaf "Beheer van de Bestaande Ruimtelijke Situatie" van het nu vigerende bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" wordt beschreven dat het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" is gericht op het behoud en beheer van de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur in het plangebied.

Het plan volgens het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30" past goed in het beleid zoals beschreven in de hiervoor genoemde Paragraaf "Beheer van de Bestaande Ruimtelijke Situatie" van het moederplan, het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom". Met dit bestemmingsplan "Driestweg 30" wordt immers een bedrijfsbestemming volgens de bestemming "Dienstverlening" omgezet naar de bestemming "Wonen".

2.4 Ontwikkelingen

De ontwikkelingen, die zich voordoen volgens het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30", is dat de bestaande bedrijfsbestemming volgens de bestemming "Dienstverlening" wordt omzet naar de bestemming "Wonen". Nadat deze laatste bestemming, volgens het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30" rechtskracht heeft verkregen kan er geen bedrijf op deze locatie worden gevestigd met de bestemming "Dienstverlening". Op dat moment kan er alleen gewoond worden op het perceel Driestweg 30, en dat laatste is precies de bedoeling van de eigenaar/bewoner van het perceel Driestweg 30, volgens de ingediende aanvraag/het ingediende verzoek.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het Plan

3.1 Inleiding

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet gedacht worden aan onder meer het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau, maar ook dat van hogere overheden. Daarnaast speelt de uitvoerbaarheid op basis van milieuaspecten als geluid, bodem, en hinder van bedrijven een rol, evenals water, archeologie, en flora en fauna. Ten slotte moet worden aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Het moederplan, het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom", is voor wat betreft de uitvoerbaarheid getoetst aan bovengenoemde aspecten. Dit is uitvoerig beschreven in Hoofdstuk 3 van de plantoelichting van dat bestemmingsplan. In dit hoofdstuk voor dit nieuwe bestemmingsplan "Driestweg 30" wordt hierbij zoveel mogelijk aangesloten. Het is hierbij niet noodzakelijk geoordeeld dat voor het plan "Driestweg 30" nog veel aanvullend onderzoek noodzakelijk is, omdat in wezen grotendeels volgens de bestaande feitelijke situatie wordt bestemd.

3.2 Beleid

3.2.1 Rijksbeleid
3.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden accenten geplaatst op het gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent een decentralisatie van rijkstaken en -bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01205-ow01_0005.jpg"

Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Afbeelding 3.1: De Kaart van de Nationale Hoofdstructuur, zoals opgenomen in de

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.

Het Rijk richt zich op bereikbaarheidsvraagstukken van nationale betekenis zoals (spoor)wegen, (buis)leidingen en mainports als Schiphol en de (zee)havens. Verder richt het Rijk zich op (water)veiligheidsprojecten.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Dat houdt in dat eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling. Als dat het geval is, moet eerst gekeken worden of deze in bestaand stedelijk gebied past. Pas als dat niet het geval is, komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van zorgvuldige inpassing en optimale bereikbaarheid.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken en geeft daarmee dwingende regels voor ruimtelijke ordening op provinciaal en lokaal niveau.

SVIR en Barro - Planspecifiek

In de SVIR en in de Barro zijn geen beperkingen beschreven die maken dat niet meegewerkt zou kunnen worden aan een partiële bestemmingsplanherziening die het mogelijk maakt dat de bedrijfsbestemming (de bestemming Dienstverlening) op het perceel Driestweg 30 kan worden gewijzigd in een woonbestemming.

3.2.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 januari 2023).

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar, maar in samenhang plaatsvinden.

Nationale belangen en prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen, en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven;

  • Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-win-situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgevingen zoveel mogelijk voorzien in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoeringsagenda

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

NOVI - Planspecifiek

Het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30" maakt het mogelijk dat de bestemming "Dienstverlening" van het perceel wordt gewijzigd in "Wonen". Dit is in lijn met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en zeker niet daarmee in strijd.

3.2.1.3 Rijksbeleid Conclusies

De SVIR richt zich op vraagstukken die van invloed zijn op het nationaal functioneren. Het betreft hier onder andere het infrastructuurnetwerk van wegen spoor, buisleidingen en water. Het voorliggende plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en heeft daardoor geen invloed op het nationaal belang. Het Barro geeft geen regels voor het plangebied.

Ook uit de de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) volgt dat de omzetting van een bedrijfsbestemming (Dienstverlening) naar een woonbestemming op het perceel Driestweg 30 in overeenstemming is met deze Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Provinciaal Beleid
3.2.2.1 Inleiding

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.

In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet, in de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.

3.2.2.2 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. Deze doelen zijn:

1. een duurzame economische structuurversterking, en:

2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:

  • water;
  • natuur en landschap;
  • cultuur en erfgoed;
  • milieu;
  • energietransitie;
  • landbouw;
  • verkeer en vervoer;
  • ruimtelijke ordening.

Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:

  • ouderen;
  • mensen met een zorgindicatie;
  • jongeren;
  • arbeidsmigranten;
  • middeninkomens.

De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats en op het moment dat die zich voordoet.

Omgevingsvisie - Planspecifiek

Er is sprake van een concrete plaatselijke vraag voor de omzetting van een bedrijfsbestemming (Dienstverlening) naar een woonbestemming op één perceel, namelijk Driestweg 30 te Nunspeet. Dit past binnen het beleid zoals is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Geconstateerd wordt daarom dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland en zoals deze is verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland (zie hieronder).

3.2.2.3 Omgevingsverordening

Op 24 september 2014 werd door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsverordening werd op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de Omgevingsvisie van 2018. Op dit moment (april 2021) is een nieuw ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe provinciale Omgevingsverordening zal naar verwachting aan het eind van 2021 zijn vastgesteld.

Een nieuw bestemmingsplan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie.

Volgens artikel 2.1, lid 1 (regionale woonagenda) stellen de gemeentebesturen een Regionale Woonagenda op. Volgens artikel 2.1, lid 2 zullen Gedeputeerde Staten de Regionale Woonagenda vaststellen.

Volgens artikel 2 maakt een bestemmingsplan nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale Woonagenda.

Omgevingsverordening - Planspecifiek

Een nieuw bestemmingsplan moet voldoen aan de Instructieregels voor bestemmingsplannen zoals deze in de Omgevingsverordening zijn opgenomen.

Er staan geen Regels in de Omgevingsverordening die de vaststelling van het bestemmingsplan "Driestweg 30", waarbij een bedrijfsbestemming (Dienstverlening) naar een woonbestemming zal worden omgezet, zullen belemmeren.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

3.2.3.1 Omgevingsvisie Nunspeet 2030

De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet die is gepland op 1 januari 2023. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030.

De Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan van de gemeente. In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, dus door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.

In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeente uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving!
  • 2. Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit.
  • 3. Een vitaal economisch klimaat.
  • 4. Duurzaam, energieneutraal, en klimaatbestendig.
  • 5. Bereikbaar, nabij- en toegankelijk.

In deel 2, Onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een Gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Agrarische enclaves.

Deelgebied 5: Kernen.

In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De Thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet zijn volgens deel 3, onderdeel B:

Thema 1: Versterken sociaal-economische positionering.

Thema 2: Een duurzame ontwikkeling van het (agrarische) buitengebied.

Thema 3: Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.

Thema 4: Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.

Thema 5: Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.

Thema 6: Milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.

Thema 7: Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.

De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Kern Nunspeet.

Deelgebied 5: Kern Hulshorst.

Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten.

Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.

Omgevingsvisie Nunspeet 2030 - Planspecifiek

Voor de kern Nunspeet is onder meer het volgende in de gebiedsgerichte uitwerking opgenomen onder Deelgebied 4: Kern Nunspeet, blz. 41: "(.....) Ook naar de toekomst toe heeft Nunspeet een belangrijke opvangfunctie voor de behoefte aan woningen en locaties voor bedrijvigheid (.....)". In dit beleid past ook de herbestemming van een perceel met de bestemming "Dienstverlening" naar de bestemming "Wonen".

3.2.3.2 Woonvisie "Goed wonen in Nunspeet" - Algemeen

De woonvisie "Goed wonen in de gemeente Nunspeet" is vastgesteld op 20 februari 2020. Met deze woonvisie wil het gemeentebestuur een nieuw fundament leggen voor voldoende aantrekkelijke woningen voor iedereen, een kwalitatief en energetisch hoogwaardige woningvoorraad, waar iedereen in elke levensfase, met of zonder zorgbehoefte, kan (blijven) wonen.

In de woonvisie zijn daarom de volgende ambities opgenomen:

  • Betaalbare en passende woningen voor de lokale behoefte.
  • Een duurzaam huis.
  • Zorgzame en inclusieve wijken.

Het gemeentebestuur wil dat alle inwoners van de gemeente Nunspeet zo passend mogelijk wonen, en wil de vier kernen "in balans" houden. Daarvoor is een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 670 woningen nodig in de periode 2020 tot 2025, en tot 2030 met in totaal 950 woningen. Voor starters bestaat de grootste urgentie, maar ook het passend wonen voor senioren is een grote opgave. Dit vraagt vooral om meer betaalbare woningen: sociale huur en betaalbare koop. In de periode 2020-2025 wil het gemeentebestuur ten minste 135 sociale huurwoningen toevoegen en een vergelijkbaar aantal betaalbare koopwoningen.

In Nunspeet zijn de landelijke ambities en normen voor verduurzaming ook vertaald naar het wonen in Nunspeet. Dit om een duurzame woningvoorraad te realiseren die zich kenmerkt door een zuinig energieverbruik of door energie neutrale woningen.

De gemeente Nunspeet wil goed wonen voor mensen met een zorgbehoefte mogelijk maken. Dat vraagt om een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg, samenwerking, mogelijkheden voor ontmoeting en geschikte woonvormen op de juiste plek. Mensen moeten zoveel mogelijk een wooncarrière in de eigen omgeving kunnen maken, zodat mensen goed wonen in een omgeving waar ze zich thuis voelen en waar zij een netwerk hebben of kunnen opbouwen.

Woonvisie "Goed Wonen in Nunspeet"- Planspecifiek

Het omzetten van een bedrijfsbestemming met een bedrijfswoning (bij de bestemming "Dienstverlening) naar een burgerwoning past goed binnen het beleid de Woonvisie "Goed Wonen in Nunspeet" wordt voorgestaan.

3.2.3.3 Vigerend bestemmingsplan

Het perceel "Driestweg 30 is gelegen binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan "Nunspeet-Kom". Zoals hiervoor geschreven heeft het perceel de bestemming "Dienstverlening". Het past goed in de ruimtelijke en functionele structuur van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" dat het perceel Driestweg 30 wordt herbestemd van de bestemming "Dienstverlening" naar de bestemming "Wonen".

3.2.3.4 Welstandsnota gemeente Nunspeet

In de Welstandsnota Nunspeet 2015 is het gebied, waarbinnen het perceel Driestweg 30 ligt, aangewezen als "overige zone - Parkachtig Woongebied". De samenhang in het omgevingsbeeld wordt vooral bereikt door de breed opgezette en groen ingerichte woonstraten rond de F.A. Molijnlaan. Het parkachtig woongebied is enigszins gemengd. Dit parkachtige woongebied in de bosrijke setting ontstond tussen 1860 en 1940. Na de Tweede Wereldoorlog is de woonwijk met (veelal) vrijstaande woningen aangevuld, de bebouwing bestaat hier uit (voornamelijk) vrijstaande woningen en bungalows. De architectuur bij deze woningen is over het algemeen meer ingetogen van stijl en minder expressief dan bij de oudere villa's.

Het beleid is gericht op de instandhouding van de kwaliteit van het woongebied. Dit houdt in dat verandering van bestemming wordt beperkt tot de goed ontsloten randen van het gebied. Voorwaarde daarbij is dat het groene karakter van de tuininrichting en van de erfafscheiding behouden blijft. Aan- en uitbouwen mogen de openheid van het bebouwingskarakter niet aantasten. De oorspronkelijke straatprofielen met hun laanbeplanting vormen een wezenlijk onderdeel van de kwaliteit en blijven gehandhaafd.

Het beleid is gericht op behoud van de oorspronkelijke vormgeving en kwaliteit van de panden. De ruime opzet van parkachtige woongebieden verdraagt een grote variatie in architectuur. Bij nieuwbouw kan een grote mate van vrijheid worden toegestaan in architectonische opvatting, mits situering, massa, materiaalkeuze en kleurstelling afgestemd zijn op het algemene beeld van de omgeving. Voorwaarde blijft dat nieuwbouw van een zelfde aandacht voor de architectonische uitwerking getuigt als de oorspronkelijke bebouwing. De gemeente wenst de aanwezige kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken.

Langs de belangrijke toegangswegen en de oude linten wordt een uitgebreide welstandstoets gehanteerd. In het binnengebied, waarbinnen ook het perceel Driestweg 30 ligt, geldt de eenvoudige welstandstoets.

3.3 Milieuaspecten

3.3.1 Bodem

In het kader van het moederplan, het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" is volgens Paragraaf 3.3 van de Toelichting van dat plan geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Dit, omdat het bestemmingsplan geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toelaat, maar voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Bij de uitvoering van het nieuwe bestemmingsplan "Driestweg 30" zal er in principe niet gebouwd worden. Het feitelijke gebruik van bedrijfswoning naar een gewone burgerwoning verandert in wezen niet. Derhalve is er geen belemmering aanwezig voor het omzetten van de bestemming qua bodemhygienische aspecten.

3.3.2 Geluid

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet bepaalt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van woningen niet de 48 dB mag overschrijden (de voorkeursgrenswaarde).

De woning Driestweg 30 is gelegen aan een weg waarop een 30 km/uur regime geldt. Bovendien is het zo, dat de huidige bestemming reeds een bedrijfswoning toelaat en deze bedrijfswoning is ook reeds aanwezig.

De Wet geluidhinder (Wgh) kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (indien noodzakelijk) te verlenen. Dit geldt alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidszone. De woning Driestweg 30 is niet gelegen in een geluidszone vanwege het wegverkeer. Dit, omdat de woning is gelegen in een 30 km/uur zone. Bovendien verandert de situatie niet qua geluidhinder. De huidige bedrijfswoning wordt immers omgezet van een bedrijfswoning naar een gewone burgerwoning; hieruit volgt dat de geluidssituatie qua eventuele hinder vanwege het wegverkeer niet verandert. De bestemmingsplanherziening kan om die reden worden gerealiseerd.

3.3.3 Bedrijvigheid

Bij het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30" is de essentie van het plan dat de bedrijfsbestemming, met de bestemming "Dienstverlening", vervalt. In plaats van de bestemming "Dienstverlening zal de bestemming "Wonen" op het perceel worden gelegd. Dit betekent qua eventuele milieuhinder een verbetering ten opzichte van de oude situatie.

Er is ook geen andere bedrijvigheid in de nabijheid aanwezig die milieuhinder voor het perceel Driestweg 30 zou kunnen opleveren voor een nieuwe woonbestemming op het perceel.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Het belangrijkste wettelijke kader in verband met de luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit die is opgenomen in de Wet milieubeheer. Daarnaast zijn enkele Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en een Ministeriële Regeling van belang, namelijk het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en verder is van belang het “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)”.

Als nationaal beleid is enkele jaren geleden het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgezet en vastgelegd. Dit programma is opgesteld om (in de toekomst) aan de normen van de Europese Unie met betrekking tot luchtkwaliteit te kunnen voldoen en om in de tussentijd wel projecten te kunnen realiseren. Met het NSL wordt de luchtkwaliteit gemonitord en wordt er voor gezorgd dat de luchtkwaliteit niet substantieel verslechtert als gevolg van een ruimtelijke- en/of infrastructurele ontwikkeling.

Het onderhavige project voor de omzetting van de bedrijfsbestemming (Dienstverlening) van het perceel Driestweg 30 naar een woonbestemming is niet opgenomen in het NSL. Het project zal moeten voldoen aan één of meerdere van de andere luchtkwaliteitseisen die zijn vastgesteld bij de invoering van het NSL en in de Wet luchtkwaliteit (wijziging van de Wet milieubeheer) zijn opgenomen. De luchtkwaliteitseisen staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

In het geval van het onderhavige bestemmingsplan neemt het aantal gevoelige bestemmingen niet toe. De huidige bedrijfswoning wordt volgens het bestemmingsplan "Driestweg 30" een burgerwoning. Mede om die reden geeft het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor het bestemmingsplan "Driestweg 30".

3.3.5 Externe veiligheid
3.3.5.1 Wet en regelgeving externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Om het transport van gevaarlijke stoffen te reguleren is het Basisnet opgezet en vastgesteld.

Het beleid en de regels voor inrichtingen (bedrijven) zijn afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevis) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het beleid en de regels voor transportmodaliteiten staan beschreven in het per 1 april 2015 van kracht geworden Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet (Rbn). Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het plaatsgevonden risico kan op de kaart van het gebied worden weergegeven met zogenoemde risicocontouren. Binnen de 10-6 contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als een grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) geeft de kans weer dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt niet op de kaart weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) wordt afgezet tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens, ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) formuleert milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid. Met dit besluit zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi de bevoegde gezagen Wet milieubeheer (Wm) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich veel mensen ophouden) en risicovolle bedrijven.

Tevens beperkt het Bevi het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovolle inrichting. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vastgesteld. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij behorende Revi) naleven bij het opstellen van ruimtelijke besluiten, en ook bij omgevingsvergunning/omgevingsvergunningen ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo, zoals de onderhavige. (En daarnaast ook bij het verlenen van milieuvergunningen). Eén van de normen is, dat zowel de gemeentelijke als de regionale Brandweer bij projecten, waarbij Bevi-aspecten aan de orde zijn, om advies moet worden gevraagd.
 





   

In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde vastgesteld en voor beperkt kwetsbare objecten is er voor dit plaatsgebonden risico een richtwaarde opgenomen.

De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar zijn gebaseerd op een risico-effect benadering.
Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Dat wil zeggen, dat gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade daarin niet zijn meegenomen. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het Bevi is een voorschrift opgenomen (artikel 13) op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke projecten, waarbij onder andere de mogelijkheden tot het verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn. Hiervoor is door de (toenmalige) Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Binnenlandse Zaken de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (december 2007) opgesteld.


Transport van gevaarlijke stoffen - Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat beschreven in het per 1 april 2015 van kracht geworden (nieuwe) Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Het vervoer van - gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten:
- vervoer over de weg.
- vervoer over het spoor.
- vervoer over water (zee en binnenwater).
- vervoer door buisleidingen.

Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico's en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor buisleidingen is een dergelijke atlas niet opgesteld. De wetgeving met betrekking tot het vervoer door buisleidingen is geregeld met de AMvB "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb) van 24 juli 2010.
Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is ook de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van deze wet is degene die gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de bebouwde kom zoveel mogelijk te mijden. Deze verplichting geldt niet indien het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen of indien er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Op grond van artikel 18 van de genoemde Wet vervoer gevaarlijke stoffen kan de gemeenteraad op het grondgebied van zijn gemeente wegen of weggedeelten aanwijzen waarover bij Ministeriële Regeling aangewezen gevaarlijke stoffen bij uitsluiting mogen worden vervoerd.

Regeling Basisnet
In de Regeling Basisnet zijn sinds 1 april 2015 de Basisnetten Weg, Water en Spoor vastgelegd. Veranderingen die vanwege de ontwikkelingen omtrent Basisnet zijn doorgevoerd, betreffen de volgende:
Berekeningen van PR 10-6/jr.-contouren voor (rijks)wegen en spoorlijnen opgenomen in het Basisnet zijn niet meer nodig, aangezien veiligheidszones zijn gegeven die als plaatsvervangend voor de PR 10-6/jr.-contouren gelden.
Bij vaarwegen is een onderscheid gemaakt tussen “rode” en “zwarte” vaarwegen afhankelijk van het type schip dat over deze vaarweg stoffen vervoert. Tevens is aangegeven welke transporteenheden dienen te worden gehanteerd bij risicoberekeningen. Deze aantallen zijn zo gekozen dat ze geen PR 10-6/jr.-contour veroorzaken die buiten de vaarweg is gelegen. Vaarwegen die niet in de Regeling worden genoemd, hebben geen noemenswaardige risicocontouren.
Bij de berekening van het groepsrisico voor zowel Weg, Water als Spoor dienen de getallen uit de Regeling te worden gebruikt. In het geval van de Weg wordt alleen nog gebruik gemaakt van de hoeveelheden LPG.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is op 1 januari 2011 in werking getreden. Hierbij geldt eveneens een grenswaarde en een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR) en een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico voor het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening. Voor de verantwoordingsplicht is een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1% letaliteitsgebied. Binnen het eerstgenoemde gebied geldt er een uitgebreide verantwoordingsplicht, in het laatstgenoemde gebied dient alleen de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid beschouwd te worden. Een bestemmingsplan dient de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding.  


Plasbrandaandachtsgebied
Met de komst van het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een nieuw toetsingselement toegevoegd, het plasbrandaandachtsgebied. Dit betreft een strook van 30 meter, gemeten vanaf de buitenzijde van de transportroute. Het plasbrandaandachtsgebied is geen zone waarbinnen verboden gaan gelden zoals bij het plaatsgebonden risico. Binnen dit plasbrandaandachtsgebied moet worden onderzocht hoe schade en letsel ten gevolge van de warmte van een plasbrand kan worden beheerst.

Verantwoording Groepsrisico
In het Bevi en in het Bevt is een verplichting opgenomen tot verantwoording van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat elke wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en worden verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In het Bevt geldt voor elk plan binnen het invloedsgebied van een transportas een beperkte verantwoordingsplicht, waarbij enkel bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd dienen te worden. De uitgebreide verantwoordingsplicht geldt indien het plangebied allereerst binnen 200 meter van de transportas ligt. Daarnaast kan van de uitgebreide verantwoording GR worden afgezien, indien het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of niet met meer dan 10% toeneemt en het groepsrisico niet boven de oriëntatiewaarde ligt.

 

3.3.5.2 Lokaal en Regionaal Beleidskader

De gemeente heeft gezamenlijk net de andere gemeenten in de regio Noord-Veluwe een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld, de “Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid gemeenten in de regio Veluwe-Noord” (Oranjewoud, januari 2014). Deze beleidsvisie geeft de gemeente een handvat in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico die de gemeente in samenwerking met de veiligheidsregio dient uit te voeren. De beleidsvisie kan worden gezien als een hulpmiddel van hoe beleidsmatig om te gaan met het milieuaspect externe veiligheid in de ruimtelijke ordening.

Voor de verantwoordingsplicht bij ruimtelijke besluiten gaat dit beleid uit van drie gradaties van verantwoording, afhankelijk van de afstand tot de risicobron. Daarvoor hanteert het beleid die zones:

Risicobron   Zone 1   Zone 2   Zone 3  
(Spoor)wegen   30 meter   200 meter   1500 meter  
Vaarwegen   25 meter   90 meter   1000 meter  
Aardgastransportleidingen   PR 10 -6 contour   100 % letaliteitsgrens   1% letaliteitsgrens  
LPG tankstations   PR 10 -6 contour   150 meter   400 meter  
Overige Bevi-inrichtingen   PR 10 -6 contour   PR 10 -8 contour   invloedsgebied  

Het plangebied Driestweg 30 is gelegen in de invloedsfeer van het Spoor Amersfoort-Zwolle. Deze spoorlijn ligt op circa 360 m van het plangebied "Driestweg 30". Dat betekent dat Zone 3 van toepassing is volgens de "Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid gemeenten in de regio Veluwe-Noord" (januari 2014). Dit houdt in, dat er een standaard verantwoording van het Groepsrisico van toepassing is, dat houdt een beperkte verantwoording in van het Groepsrisico. In het onderhavige geval wordt de aanwezige bedrijfswoning met de bestemming "Dienstverlening" omgezet naar de bestemming "Wonen". Qua Groepsrisico vindt er geen verandering plaats en ook geen verslechtering. Een uitgebreidere verantwoording van het Groepsrisico is niet noodzakelijk. Voor het overige zijn er geen Bevi bedrijven en geen buisleidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd in de omgeving van het plangebied aanwezig.

3.3.5.3 Conclusie m.b.t. externe veiligheidsaspecten

Het aspect externe veiligheid geeft geen belemmeringen voor het herbestemmen van het perceel Driestweg 30 van de bestemming "Dienstverlening" (met bedrijfswoning) naar de bestemming "Wonen".

3.4 Water

6.6.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de waterhuishouding in kaart moet worden gebracht voor ruimtelijke plannen. Daarom dient een watertoets te worden verricht. Bij de beoordeling van de watertoets door de verantwoordelijke instantie, het Waterschap, wordt onder meer rekening gehouden met onderstaande kaders.

Wet en regelgeving

Europa
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (van kracht vanaf 22 december 2000) heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (waaronder het herstel van verbindingen tussen infiltratie- en kwelgebieden). De KRW verwoordt het streven om emissie naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Rijk
Waterwet
De acht bestaande wetten op watergebied, waaronder de Wet Gemeentelijke Watertaken, zijn vervangen door de Waterwet. Deze Waterwet is inclusief de invoeringsregeling en de invoeringswet op 22 december 2009 in werking getreden. De Waterwet stelt een integraal waterbeheer op basis van de "watersysteembenadering" centraal. De verantwoordelijkheden in het grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De belangrijkste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name in het ruimtelijke domein. Verschillende vergunningenstelsels zijn met de invoering van de Waterwet gebundeld tot een watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Hierin zijn de vergunningenstelsels uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de verordeningen (de Keur) van de waterschappen samengevoegd.
Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap.

Wet Gemeentelijke Watertaken
Op 1 januari 2008 trad de Wet Gemeentelijke Watertaken in werking. Nieuw was op dat moment dat de gemeenten hiermee de zorgplicht voor hemelwater en grondwater kregen toebedeeld, terwijl de bestaande gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater enigszins werden aangepast. Bij de hemelwaterzorgplicht gaat het om de verwerking van overtollig hemelwater dat de perceeleigenaar niet zelf kan verwerken. De gemeente dient hiervoor een aansluitpunt aan te bieden. De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming. Met deze gemeentelijke zorgplichten blijven particulieren de verantwoordelijkheid houden voor het nemen van maatregelen op eigen terrein. De gemeentelijke taken liggen vooral in de openbare ruimte en bij coördinatie en onderzoek. De zorgplicht voor het grondwater geldt voor bebouwd gebied. Deze zorg richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen voor het grondwater. De Wet Gemeentelijke Watertaken (2008) is later weer opgenomen in de bovengenoemde Waterwet van 2009.
 

Beleid inzake wateraspecten

Bij een watertoets worden meerdere beleidskaders in acht genomen. De verschillende beleidsdocumenten staan hieronder (kort) beschreven.

Rijk

Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel)
In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.

Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het Rijk. Het Nationaal Waterplan vervangt de vierde Nota Waterhuishouding. In het Waterplan wordt beschreven welk beleid het Rijk voert in de periode 2009-2015 om te komen tot een duurzaam waterbeheer.
 
Waterplan Provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese Kaderrichtlijn Water.

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 rot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Waterinclusieve bebouwde omgeving
Stedelijke in- en uitbreiding, ten behoeve van de groeiende bevolking, moet worden gekoppeld aan klimaat- en duurzaamheidsopgaven. Dit biedt enorme kansen om de stad / de gemeente aantrekkelijker te maken. Idealiter wordt overal waar wordt gebouwd, rekening gehouden met het aspect water (waterinclusief bouwen) en wordt de buffercapaciteit van de bodem verbeterd: de stad als spons. Groenblauwe dooradering in de openbare ruimte en op de daken houdt de stad bovendien leefbaar bij toenemende hittestress en heftige regenval. Dit vraagt om zorgvuldige en zuinig ruimtegebruik en de garantie op voldoende ruimte bij binnenstedelijke verdichting.

Blauwe Omgevingsvisie (Bovi) voor het jaar 2050
Afwegingen over eventuele nieuwe, stedelijke, uitbreidingen dienen te worden gemaakt vanuit de ondergrond, met het oog op de waterhuishouding en altijd klimaatadaptief. Voor meer informatie verwijst het Waterschap naar de Blauwe Omgevingsvisie (Bovi) voor het jaar 2050 (https://bovi2020.nl/verhaal/waterinclusieve -bebouwde-omgeving/). Hierbij kan worden gedacht aan het aanbrengen van “groene daken” op nieuwe gebouwen, eventueel met meervoudig ruimtegebruik en waterbergingscapaciteit. Ook kan bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding met bijbehorende afvoer-vertragende onderlaag of waterberging op straat en in verlaagde groenstroken. Zie voor uitleg en inspiratie hierover: http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl; https://www.deltaprogramma.nl/themas/ruimtelijke-adaptatie; https://klimaatvalleienveluwe.nl/atlas/ en https://www.urbangreenbluegrids.com/.

De Keur
De Keur is een eigen verordening van het Waterschap die van oudsher zo heet. De Keur dient ter bescherming van de waterhuishoudkundige infrastructuur, de waterkeringen en de handhaving van het waterpeil. De Keur kent "verboden" en "geboden" voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden een watervergunning worden verleend. Het bestuur van het Waterschap Amstel Gooi en Vecht heeft de nu vigerende Keur vastgesteld: de Keur AGV 2011, met het Keurbesluit Vrijstellingen, en de Beleidsregels.  

Gemeente Nunspeet

Waterplan
Er is door de gemeentes Elburg en Nunspeet in 2012 / 2013 een "Afvalwaterketenplan" opgesteld. Met de opstelling van dit plan voldoen de gemeentes Elburg en Nunspeet ook aan de wettelijke verplichting tot het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan.
De thema's die in het "Afvalwaterketenplan" zijn gekozen om richting te geven aan de gezamenlijke strategie, zijn de volgende:
de keten als één geheel beschouwen;
brede scope: afvalwaterketen en watersysteem in relatie tot de buitenruimte;
kwetsbaarheid verminderen;
beïnvloeden van handelen bewoners en bedrijven.  

 

Wateraspecten - Planspecifiek

Met het onderhavige bestemmingsplan wordt het mogelijk om een bestaande bedrijfswoning met de bijbehorende bedrijfsbestemming "Dienstverlening". De bestemming wordt na de bestemmingsplanwijziging / bestemmingsplanherziening een bestemming "Wonen". Hieruit volgt dat er niet wordt gebouwd of aangelegd en dat er niet wordt gegraven op basis van het nieuwe bestemmingsplan. De bestaande situatie van de woning wordt feitelijk niet aangepast.

3.5 Cultuurhistorie en Archeologie

3.5.1 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom", het moederplan van het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30", zijn diverse monumenten aanwezig, met name geconcentreerd langs de F.A. Molijnlaan, de Laan, en de Spoorlaan. Het betreft hier met name villa's uit de periode van eind 19e eeuw, begin 20e eeuw en in enkele gevallen een boerderij (langs de Harderwijkerweg). Ook de begraafplaats aan de Eperweg is een monument.

Bescherming van monumenten vindt plaats via de Erfgoedwet en ia de gemeentelijke Erfgoedverordening. Het pand/perceel is geen (gemeentelijk) monument.

3.5.2 Archeologie

Er is in het moederplan, het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom", geen dubbelbestemming in verband met archeologische waarden opgenomen.

Op de kaart "Cultuur-archeologie" uit de Wateratlas van de Provincie Gelderland was het gehele plangebied "Nunspeet-Kom" niet gekarteerd. Dit houdt in dat wanneer nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt het uitvoeren van een archeologisch (bureau) onderzoek noodzakelijk is. Met het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30" worden geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. op dit moment is er derhalve geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit zou alleen van toepassing zijn indien er op grond van het nieuwe bestemmingsplan gebouwd zou gaan worden.

3.6 Flora en Fauna

Het plangebied bevindt zich niet in een speciale beschermingszone (of Natura 2000-gebied) zoals bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in een Gelders Natuur Netwerk (GNN) gebied. Wel bevindt zich op relatief korte afstand van het Natura 2000-gebied De Veluwe. In principe moet voor wat betreft de Wet natuurbescherming (Wnb) voor wat betreft stikstofdepositie getoetst worden aan het Natura 2000-gebied De Veluwe. Echter er vindt wat dat betreft geen verandering plaats Het is alleen zo dat de huidige bedrijfswoning (en bedrijfsbestemming, met de bestemming "Dienstverlening") wordt omgezet naar de bestemming "Wonen". Er vinden geen bouwmogelijkheden plaats. Het gebruik in de nieuwe situatie verandert niet ten opzichte van de oude situatie. Er behoeven daarom geen stikstofdepositieberekeningen te worden gemaakt.

3.7 Verkeer en Parkeren

De bestaande infrastructuur blijft in het bestemmingsplan "Driestweg 30" gelijk als in de oude situatie. Parkeren ten behoeve van het perceel vindt plaats op eigen terrein. Voor wat betreft de aspecten verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die het onderhavige bestemmingsplan onuitvoerbaar maken.

3.8 Economische Uitvoerbaarheid

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestemming "Dienstverlening" gewijzigd in de bestemming "Wonen". Het initiatief om het bestemmingsplan partieel te herzien voor het perceel Driestweg 30 komt van de eigenaar/bewoner van het perceel. De gemeentelijke kosten hiervan worden gedragen door de aanvrager van de partiële herziening van het bestemmingsplan. Hiertoe zal een (anterieure) overeenkomst worden gesloten tussen de gemeente en de aanvrager/de verzoeker. Deze overeenkomst dient te zijn gesloten voordat de gemeenteraad het besluit tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan neemt.

3.9 Handhaafbaarheid

Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving gemakkelijker; de rechtsgelijkheid is op deze manier goed verzorgd. De regels die voor het plangebied van het bestemmingsplan ""Nunspeet-kom" zijn opgesteld zijn flexibel en ruim waar mogelijk en deze zijn stringent en strak gesteld war nodig. Deze doelstelling die is geformuleerd in het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom", in de Paragraaf Handhaafbaarheid", blijft ook overeind bij het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30".

Hoofdstuk 4 Wijze van Bestemmen / Juridische planbeschrijving

4.1 Algemene Plansystematiek

Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied Driestweg 30 te Nunspeet. De juridische regeling is vervat in een Verbeelding, Regels en een Toelichting. De Verbeelding en de Regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De Verbeelding en de Regels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een Toelichting. Deze Toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

De Planregels

De Regels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken

  • Hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin begripsbepalingen en meetvoorschriften die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de Regels in de overige hoofdstukken.
  • Hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), waarin bij de bestemming een bestemmingsomschrijving, bouwregels, en (eventuele) afwijkingsregels worden gegeven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels), waarin algemeen geldende gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels zijn opgenomen, alsmede algemene procedureregels ene en een anti-dubbeltelbepaling (artikel 5).
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotvoorschriften), waarin een aantal gebruikelijke slotbepalingen is ondergebracht, waaronder het overgangsrecht, een strafbepaling, en een slotvoorschrift.

Het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" heeft de hieronder beschreven opzet. En het bestemmingsplan "Driestweg 30" heeft, omdat dat plan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom", dezelfde uitgangspunten gekregen als het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom".

  • Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
  • Indien een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan bij recht iets beperktere mogelijkheden, maar deze zijn voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een vrijstellingsbevoegdheid (= afwijkingsbevoegdheid), of, voor zwaardere gevallen, een wijzigingsbevoegdheid. In dit soort situaties is het niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situatie deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend dan wel de extra beperking noodzakelijk zal zijn.

4.2 Inleidende Regels

De Hoofdstuk 1 Inleidende regels zijn de inleidende regels van het bestemmingsplan geregeld, dat wil zeggen in Artikel 1 Begrippen zijn de begrippen van het bestemmingsplan geregeld. In dit artikel is in dit geval vooral geregeld dat voor het onderhavige bestemmingsplan de berippen volgens artikel 1 van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" ook van kracht zijn (blijven).

In Artikel 2 Wijze van meten zijn de regels voor de "wijzen van meten" geregeld. In dit arikel is in dit geval vooral geregeld dat de 9sub)artikelen met betrekking tot de Wijze van meten volgens artikel 2 van het bestemmingsplan "Nunspeet-Kom" van de gemeente Nunspeet ook van kracht zij voor het onderhavige bestemmingsplan "Driestweg 30".

4.3 De Bestemmingen

De bestemmingen zijn geregeld in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.

4.3.1 Tuin

De bestemming "Tuin" is geregeld in Artikel 3 Tuin. Hierbij is van belang dat de voortuinen van de woning(en) zijn bestemd als tuin. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Op grond van de Regels is het onder voorwaarden toegestaan om een vrijstelling te verlenen (een afwijking toe te staan) voor het bouwen van aan- en uitbouwen, zoals erkers, aan de woning(en). Met dien verstande dat deze aan- en uitbouwen uitsluitend voor de voorgevel aan de voorkant van de woning(en) zijn toegestaan.

4.3.2 Wonen

De bestemming "Wonen" is geregeld in Artikel 4 Wonen. Hierbij is het volgende van belang.

Bouwvlak

De woning binnen het plangebied is bestemd tot Wonen. Het perceel is voorzien van een "bouwvlak". Binnen dit "bouwvlak" mag de bebouwing voor de woning worden gesitueerd. Dit is geregeld in Artikel 4 Wonen, lid 4.1 Bestemmingsomschrijving enArtikel 4 Wonen, lid 4.2 Bouwregels. Vanzelfsprekend betekent dit dat buiten het bouwvlak in principe niet gebouwd mag worden voor een woning. De voortuinen en in sommige gevallen ook de zijtuinen zijn gelegen buiten het bouwvlak. Tevens is in de bouwvlakken middels een aanduiding aangegeven welke woningsoort binnen dat bouwvlak gebouwd mag worden. Voor de onderhavige woning Driestweg 30 is dit een twee-aaneen woning.

Bijgebouwen

Hierbij geldt de regel dat de bijgebouwen uitsluitend op 3 m achter de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd. Deze regel is opgenomen om een duidelijk onderscheid te maken tussen de hoofdbebouwing en de bijgebouwen in het straatbeeld. Voorkomen dient te worden dat er één lange straatwand ontstaat. De goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen is beperkt tot 3 m respectievelijk 5 m. Ook aan de oppervlakte van de te bouwen bijgebouwen is een maximum verbonden. Maximaal 50% van de gronden binnen de bestemming "Wonen", niet meegerekend die binnen het bouwvlak, mag worden bebouwd. Hiervoor geldt een maximum van 60 m2. Vrijstelling kan worden verleend tot een maximum van 75 m2, wanneer de oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt.

Afwijken van de bouwregels

in Artikel 4 Wonen, in lid 4.3 Afwijken van de bouwregels, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels verwoord.

Afwijken ten behoeve van een praktijkruimte

In Artikel 4 Wonen, 4.3 Afwijken van de bouwregels, in lid 4.3.1, is een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen ten behoeve van een praktijkruimte. Dit ten behoeve van het bouwen van een gebouw bij een woning voor de genoemde praktijkruimte, tot ten hoogste 75 m2.

Overige afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels bij woningen

In Artikel 4 Wonen, in lid 4.3 Afwijken van de bouwregels, in sublid 4.3.2 overige afwijkingen bij woningen:

zijn nog enkele overige afwijkingsregels van de bouwregels bij woningen opgenomen.

Afwijken van de gebruiksregels

In artikel 4, lid 4.3 Afwijken van de bouwregels zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels verwoord.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

De regels voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn geregeld in artikel 4, lid 4.4, sub 4.4.1 afwijken t.b.v. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Dit is als volgt geregeld. Het inrichten en gebruiken van de woning met bijgebouwen als praktijkruimte voor zogenaamde vrije beroepen, zoals arts, tandarts, en notaris wordt in de jurisprudentie als meest doelmatig gebruik aangemerkt en bij recht toegestaan. Voorwaarde is dat de op wonen gerichte functie van de betreffende bebouwing in redelijke mate intact blijft.

Het plan bevat daarnaast een mogelijkheid om met een afwijkingsbevoegdheid, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, een deel van de woning en bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Afwijken van het begrip "bijgebouw"

Met de regels volgens artikel 4, lid 4.4, sub 4.4.2 afwijken van het begrip "bijgebouw" kan geregeld worden dat een bijgebouw, onder voorwaarden, kan worden gebruikt voor het gebruiken en inrichten van een aan een woning aangebouwd bijgebouw voor wonen. De voorwaarden staan in dit sublid verwoord.

Afwijken voor een bed en breakfast

De regels voor het kunnen vestigen van een bed en breakfast zijn verwoord in artikel 4, lid 4.4, lid 4.4.3. in dit lid zijn de regels opgenomen onder welke voorwaarden kan worden afgeweken door het college van Burgemeester en Wethouders van artikel 4, lid 4.1 voor de bed en breakfast-voorziening. Deze regeling is overgenomen van het bestemmingsplan "Parapluplan Bed en Breakfast" (vastgesteld d.d. 2 juni 2022).

4.3.3 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 Algemene regels van de Regels zijn de Algemene regels van het bestemmingsplan verwoord.

In Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling is de verplichte Anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Hierin is geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing moet worden gelaten.

In Artikel 6 Specifieke gebruiksregels zijn in artikel 6.1 Specifieke gebruiksregels en Afwijkingsregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning regels opgenomen. Deze regeling is gebaseerd op het bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a. (vastgesteld d.d. 2 juni 2022). Deze regels zijn in het bestemmingsplan "Driestweg 30" opgenomen om "onzelfstandige bewoning" van woningen te reguleren.

In 7 Algemene gebruiksregels zijn algemene gebruiksregels opgenomen. In artikel 7, lid 7.1 is het gebruiksverbod opgenomen. Hierin is beschreven dat het verboden is om de in het bestemmingsplan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

In artikel 7, lidl 7.2 zijn een aantal vormen van verboden gebruik expliciet beschreven.

In artikel 7, lid 7.3 is een afwijkingsmogelijk geschreven waarin is geregeld dat het college van Burgemeester en Wethoudres kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7, lid 7.1 (van het gebruiksverbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

In Artikel 8 Algemene afwijkingsregels zijn de mogelijkheden weergegeven onder welke voorwaarden het college van Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het plan in enkele gevallen.

In Artikel 9 Algemene wijzigingsregels is geregeld dat het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen: namelijk het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

In Artikel 10 Algemene procedureregels zijn de procedureregels beschreven die bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid en/of bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dienen te worden toegepast.

In Artikel 11 Overige regels zijn met name de regels gegeven met betrekking tot het parkeren, in artikel 11, lid 11.1 Parkeren. Hierin zijn de regels voor het Parkeren geregeld die moeten worden toegepast bij het aanvragen / verlenen van omgevingsvergunningen.

Deze regels zijn gabaseerd op het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren" dat op 29 april 2021 is vastgesteld.

In Artikel 12 Strafbepaling is de strafbepaling opgenomen waarin is geregeld dat een overtreding van het verbod zoals gesteld in artikel 6, lid 6.1 en in artikel 7, lid 7.1 als een strafbaar feit wordt aangeduid in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

In Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels zijn de zogenoemde "Overgangs- en slotregels" opgenomen.

In Artikel 13 Overgangsrecht is het overgangsrecht geregeld.

In Artikel 14 Slotregel is de slotregel opgenomen, waarin staat dat de Regels dienen te worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Driestweg 30" van de gemeente Nunspeet.

4.3.4 Bijlage bij de Regels: Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3.1)

In de voorwaarde om met een afwijking een deel van de woning en bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van (andere) beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 bij de Regels is opgenomen.

Hoofdstuk 5 De Procedure

5.1 Inspraak en Participatie

Het plan heeft niet voor inspraak ter inzage gelegen. Dat laatste is niet gebruikelijk bij dergelijke kleine bestemmingsplannen als het onderhavige.

Wel is er een participatie-traject doorlopen. Hiervoor verwijzen wij naar het Participatieverslag dat bij de stukken van het bestemmingsplan is gevoegd, namelijk Bijlage 1 bij deze Toelichting: Verslag van de Omgevingsdialoog. Uit het Verslag van de Omgevingsdialoog blijkt dat alle omwonenden akkoord zijn het het plan.

 

5.2 Overleg

Voor dit bestemmingsplan is geen vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland en met het Waterschap. Dat is niet gebruikelijk bij dergelijke kleine bestemmingsplannen (postzegelplannen) als de onderhavige.

5.3 Zienswijzen

Het bestemmingsplan zal voor de zienswijzenprocedure zes weken ter inzage worden gelegd op grond van artikel 3.8, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ingediende zienswijzen zullen worden betrokken bij de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.