direct naar inhoud van Regels
Plan: Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01190-vg02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a. met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01190-vg02 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaalde vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 arbeidsmigrant:

personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of werkvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;

1.6 arbeidsmigrant - short stay:

arbeidsmigranten die kort – tot maximaal 1 jaar – in Nederland verblijven. Ze verrichten vaak seizoensarbeid of worden voor een kortere periode van 3 tot 4 maanden via een uitzendbureau ingezet bij verschillende bedrijven (waarbij ze soms tussendoor terugkeren naar het land van herkomst);

1.7 arbeidsmigrant - mid stay:

arbeidsmigranten die voor middellange termijn in Nederland verblijven, van minimaal 1 tot maximaal 3 jaar. Ze verrichten vaak niet- seizoensgebonden werkzaamheden en hebben hun hoofdwoonverblijf buiten Nederland;

1.8 arbeidsmigrant - long stay:

arbeidsmigranten die langer dan 3 jaar in Nederland (gaan) verblijven. Het gaat vaak om mensen die zich hier definitief (willen) vestigen;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de gebouwen of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.11 huishouden:

een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen;

1.12 kamerverhuur:

het geheel of gedeeltelijk verhuren van een woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning aan die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij de bewoners beschikken over een eigen (slaap)kamer en waarbij zij afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die kamer;

1.13 kamerverhuurpand:

een woning: / wooneenheid:/woonhuis/bedrijfswoning die wordt gebruikt door personen die niet als één huishouden kunnen worden aangemerkt. De woning / wooneenheid kenmerkt zich door het gezamenlijk gebruik van kook- en wasgelegenheid en / of toilet en in de meeste gevallen met een gezamenlijke toegang. In afwijking van deze definitie wordt een kamer in een verzorgings- of verpleeghuis niet aangemerkt als onzelfstandige bewoning in een kamerverhuurpand;

1.14 logiesverblijf

een verblijf, anders dan hotel, dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf voor een langdurige verblijfsperiode van minimaal een week aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben, zoals arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;

1.15 onzelfstandige woonruimte:

woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte, waaronder een kamerverhuurpand;

1.16 onzelfstandige bewoning

bewoning van onzelfstandige woonruimte, waaronder kamerverhuur;

1.17 seizoenarbeider:

werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte tijdelijk op een (agrarisch) bedrijf werkzaam is;

1.18 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning conform de begripsbepaling van woning en/of wooneenheid en/of woonhuis en/of bedrijfswoning;

1.19 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.20 wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.21 woongebouw:

een als zodanig ontworpen en gerealiseerd gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden, niet zijnde een oorspronkelijke (eengezins)woning die bouwkundig in meerdere zelfstandige wooneenheden is gesplitst;

1.22 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. De regels volgens artikel 1 t/ 8 van dit paraplubestemmingsplan gelden in aanvulling op, dan wel in afwijking van, de regels van de geldende bestemmingsplannen, zoals genoemd in Bijlage 2 van deze Regels, voor zover deze betrekking hebben op het onderwerp "onzelfstandige bewoning" en "logies arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a". Indien er in een geldend bestemmingsplan geen regels m.b.t. "onzelfstandige bewoning" en "logies arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a." zijn opgenomen, gelden de regels van het onderhavige bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a.".

  • 2. De overige regels van de geldende bestemmingsplannen, zoals genoemd in Bijlage 2 van deze regels, blijven ongewijzigd en onverminderd van kracht.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels t.b.v. Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten/Seizoenarbeiders e.a.

4.1 Specifieke gebruiksregels en Afwijkingsregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning
4.1.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a" is het verboden om voor de bestemmingen "Wonen" en/of "Woongebied" aangewezen gronden woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "Overige zone - Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders" is het tevens verboden in andere bestemmingen dan "Wonen" of "Woongebied" waar volgens de bestemmingsregeling de functie wonen is toegestaan in woningen, en/of woonhuizen, en/of wooneenheden, en/of bedrijfswoningen te gebruiken of in gebruik te geven voor onzelfstandige bewoning.
  • c. De verboden zoals beschreven onder lid 4.1.1, onder a, en onder b, gelden ook voor (ver)bouwwerkzaamheden ten behoeve van onzelfstandige bewoning.
  • d. Het bepaalde in lid 4.1.1, onder a, onder b, en onder c, is niet van toepassing op bestaande onzelfstandige bewoning in woningen en/of woonhuizen, en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen die voor onzelfstandige bewoning gebruikt mogen worden op grond van de huidige vigerende bestemmingsplannen en/of waarvoor met een afwijkingsprocedure een omgevingsvergunning is verleend.

4.1.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels m.b.t. Onzelfstandige Bewoning

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1.1, onder a, onder b, en onder c, voor het gebruik van een woning en/of woonhuis en/of bedrijfswoning en/of wooneenheid voor onzelfstandige bewoning, mits:

  • a. het de huisvesting van maximaal 5 personen betreft;
  • b. maximaal 5% van de woningen in de straat wordt aangewend voor de huisvesting voor onzelfstandige bewoning;
  • c. minimaal vier aaneengesloten panden aanwezig moeten zijn die niet als onzelfstandig gebruikte woningen en/of wooneenheden en/of woonhuizen en/of bedrijfswoningen worden gebruikt tussen de woningen die aangewend worden voor onzelfstandige bewoning;
  • d. voor woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur in woongebouwen met 6 of meer woningen en/of woningen met kamergewijze verhuur geldt als aanvullende regel dat er tussen twee woningen met kamergewijze verhuur minimaal twee woningen gelegen moeten zijn
  • e. binnen een straal van 250 meter rondom het vrijstaande kamerverhuurpand is geen ander vrijstaand pand met onzelfstandige bewoning, zoals bijvoorbeeld een kamerverhuurpand, aanwezig;
  • f. er mogen niet meer bewoners zijn dan het aantal aanwezige kamers (gemeenschappelijke ruimtes niet meegerekend);
  • g. er per bewoner minimaal één kamer aanwezig is;
  • h. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, hierbij spelen de volgende factoren een rol:
    • 1. de aard van de omgeving;
    • 2. de aard van de voorzieningen;
    • 3. de verhouding koop / huurwoningen;
    • 4. de staat van onderhoud van panden en tuinen;
    • 5. de aard van en het aantal klachten over onder meer:
      • geluidsoverlast;
      • overlast als gevolg van afval op straat of in tuinen;
      • drugsoverlast;
      • overlast vanwege drankmisbruik;
      • vernielingen;
      • geweld, mishandeling, bedreiging.
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals vastgelegd in artikel 6.1 Parkeerregels e.v.;
  • j. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m2 per persoon;
  • k. voldaan wordt aan milieu wet- en regelgeving;
  • l. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, zoals dit blijkt uit:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de externe veiligheid;
    • 6. de rampenbestrijding;
    • 7. de milieusituatie;
    • 8. de cultuurhistorische waarde;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.2 Specifieke Gebruiksregel en Afwijkingsregels m.b.t. Logies voor Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
4.2.1 Specifieke gebruiksregels m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan specifiek het volgende verstaan, zoals genoemd onder de leden a tot en met e:

  • a. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met de bestemming/functie "hotel" voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiiders e.a.;
  • b. binnen de bestemmingen Recreatie, Recreatie - Bungalowpark, Recreatie - Gemengd terrein, en Recreatie - Kampeerterrein het gebruiken van een gebouw met een andere recreatieve bestemming/functie dan hotel voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • c. binnen de bestemming Horeca het gebruiken van een gebouw met deze bestemming voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • d. binnen de bestemming Maatschappelijk het gebruiken van een gebouw voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.;
  • e. het gebruik van bouwwerken/gebouwen binnen andere bestemmingen dan de in artikel 4.1.1., onder a, b, c, en d. genoemde bestemmingen, voor logies ten behoeve van arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders e.a.;
  • f. het verboden gebruik, zoals genoemd in artikel 4.2.1, onder a, b, c, d en e betekent ook dat het verboden is voor dit gebruik de activiteit bouwen uit te oefenen;
  • g. de verbodsbepalingen, zoals genoemd onder het bepaalde onder letter a. tot en met f zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken / gebouwen waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is verleend voor het toestaan van het logies voor arbeidsmigranten, of waarvan het gebruik (en de activiteit bouwen) reeds is toegestaan volgens een vigerend bestemmingsplan.

4.2.2 Afwijken van de specifieke gebruiksregels en verbodsbepalingen m.b.t. "Logies voor Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a."

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden meegewerkt:

  • 1. aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. in de gevallen en procedures volgens de hieronder in lid 4.2.2  bij de onderstaande   letters a. t/m d., en in voorkomende gevallen volgens de in lid 4.2.4 genoemde procedure.
  • 2. bij het afwijken volgens lid 4.2.2, onder 1. dienen de specifieke voorwaarden zoals geformuleerd bij de hieronder in lid 4.2.2, bij de onderstaande letters a. t/m d. en de algemene voorwaarden  volgens lid 4.2.3 in acht te worden genomen.

a Te herontwikkelen gebouwen

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het tijdelijk gebruik van een locatie, en van bebouwing op die locatie, die als herontwikkelingslocatie is aangewezen, mits:

  • 1. dit gebouw en deze locatie gelegen is in of in de nabijheid van de bebouwde kom en voorzieningen;
  • 2. het niet meer dan 50 arbeidsmigranten per locatie binnen de bebouwde kom betreft;
  • 3. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 4.2.3, onder punt 4.
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

b Transformatie (verouderd) recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het tijdelijk gebruiken van bebouwing op een recreatiepark, mits:

  • 1. het na het einde van het bieden van logies aan de arbeidsmigranten/seizoenarbeiders een andere bestemming krijgt, die bijdraagt aan een kwaliteitsimpuls voor de directe omgeving.
  • 2. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 4.2.3, onder punt 4.
  • 3. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld.

c (Tijdelijk) gebruik van recreatieobjecten

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1, voor het tijdelijk gebruik van recreatieobjecten, mits:

  • 1. het maximaal 10% van het aantal recreatieobjecten betreft (met een maximum van 10 recreatieobjecten);
  • 2. het een maximale duur van 3 jaar betreft (met de mogelijkheid tot verlenging);
  • 3. indien er op het recreatiepark ook pauzewoningen zijn vergund, tellen deze ook mee in het maximum van 10% van de recreatieobjecten;
  • 4. verhuurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan;
  • 5. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 4.2.3, onder punt 4.
  • 6. huurders vragen een tijdelijke omgevingsvergunning aan voor 1 jaar met de mogelijkheid tot verlenging;
  • 7. huurders schrijven zich in in de gemeentelijke BRP, de Basisregistratie Personen (iemand die langer dan vier maanden in Nederland woont moet zich als ingezetene inschrijven in de Basisregistratie Personen);
  • 8. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

d Semipermanent bieden van logies op voormalig recreatiepark

Door het college van Burgemeester en Wethouders kan met een tijdelijke omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1, voor het semipermanent bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. op een voormalig recreatiepark, mits:

  • 1. het een (voormalig) recreatiepark betreft met maximaal 25 legale recreatieobjecten;
  • 2. er in totaal niet meer dan 70 personen worden gehuisvest;
  • 3. er geen sprake is van menging van functies, zowel op het park als daarbuiten;
  • 4. de omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn van maximaal drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn met telkens 3 jaar;
  • 5. binnen het grondgebied van de gemeente Nunspeet kunnen maximaal 2 locaties voor het semipermanent bieden van logies worden benut;
  • 6. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening, waarvoor wordt verwezen naar de Algemene Voorwaarden volgens artikel 4, lid 4.2.3, onder punt 4.
  • 7. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

4.2.3 Algemene voorwaarden om te kunnen meewerken aan het afwijken voor de bovengenoemde categorieen genoemd onder de hiervoor genoemde letters a. t/m d.
  • 1. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient voldaan te zijn aan de voorwaarden die zijn genoemd bij de letters a. t/m d.
  • 2. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. dient in elk geval voldaan te zijn aan de voorwaarde dat de behoefte aan logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. in voldoende mate dient te zijn aangetoond.
  • 3. indien wordt meegewerkt aan logies van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. dient aangetoond te worden dat deze (in hoofdzaak) werkzaam zijn in de gemeente Nunspeet.
  • 4. dit niet leidt tot strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening;
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 5. er de plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die ook met de gemeente wordt gedeeld;

4.2.4 Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders
a Plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

De gemeente kan ook meewerken aan een plan waarbij gebouwd wordt door bijvoorbeeld het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Aan een dergelijk plan kan worden meegewerkt, mits de voorwaarden in acht worden genomen die hieronder bij letter b. zijn geformuleerd.

Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, voor het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve van logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a., niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º van de Wabo noodzakelijk.  

b Voorwaarden om mee te werken aan een procedure voor het plaatsen van woonunits of andere bouwwerken/gebouwen voor het bieden van logies aan arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.

Als voorwaarden om mee te kunnen werken aan het plaatsen van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. de locatie in de directe nabijheid van de bebouwing kom ligt;
  • 2. het logies tijdelijk is (maximaal 10 jaar), waarbij het mogelijk is deze periode te verlengen;
  • 3. de omvang en inrichting aansluit bij de omgeving;
  • 4. de locaties op voldoende afstand van woonfuncties liggen;
  • 5. er een plicht tot verblijfsregistratie wordt uitgevoerd die met de gemeente wordt gedeeld;
  • 6. er vanwege de milieuaspecten meegewerkt kan worden;
  • 7. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • 8. er geen gebouwen in het kader van herontwikkeling zoals bedoeld in artikel 4.2.2, letter a. dan wel transformatie van een (verouderd) recreatiepark zoals bedoeld onder letter b. dan wel semipermanente locaties zoals bedoeld in artikel 4.2.2, letter d. beschikbaar zijn.
  • 9. er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen blijkt uit:
    • a. het woon- en leefklimaat;
    • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • c. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    • d. de brandveiligheid;
    • e. de externe veiligheid;
    • f. de rampenbestrijding;
    • g. de milieusituatie;
    • h. de cultuurhistorische waarde;
    • i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Algemeen gebruiksverbod

5.1.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.

5.1.2 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod genoemd in sub lid 5.1.1 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 6 Overige Regels

 

6.1 Parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en / of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
  • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
  • 2. het laden of lossen van goederen;
  • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.

  • b. De onder a. genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

6.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of:
  • b. voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

6.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in lid 6.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in lid 6.1 kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
6.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 6.1, 6.2, 6.3, en 6.4 wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan:

"Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a." van de gemeente Nunspeet.