Plan: | Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders e.a. |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01190-ow01 |
Op 28 januari 2021 heeft de gemeenteraad op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het voorbereidingsbesluit genomen "om onzelfstandige bewoning van woningen tegen te gaan / voor het uitsluiten van logies ten behoeve van seizoenarbeiders en/of arbeidsmigranten". Een voorbereidingsbesluit geldt volgens de wet voor één jaar, en binnen dat jaar moet in elk geval een ontwerpbestemmingsplan ter inzage zijn gelegd wil de voorbereidingsbescherming niet vervallen.
Jurisprudentie wijst uit dat personen die geen huishouden vormen juridisch bij recht kunnen wonen in woningen, indien binnen de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" in de bestemmingsomschrijvingen voor de bestemming / functie "wonen" geen relatie is gelegd met het juiste begrip "huishouden" (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2018:1882, gemeente Schagen, d.d. 6 juni 2018). Ook eerdere gerechtelijke uitspraken benadrukken het belang van goede begripsbepalingen (definities) en de juiste bestemmingsomschrijvingen van respectievelijk de begrippen "wonen", "woning" en van "huishouden" ten behoeve van de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" (zie de uitspraak rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 april 2006, ECLI:NL:RBSHE:2006:BC6826, gemeente Helmond, en de daaropvolgende uitspraak van de Raad van State. ECLI:NL:RVS:2007:BA4193 d.d. 2 mei 2007, gemeente Helmond).
Een gangbare definitie voor het begrip huishouden is "een persoon of groep personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling". Uit het voorgaande volgt, dat indien dit niet goed geregeld is in de bestemmingsplannen, het mogelijk is dat woningen onzelfstandig bewoond kunnen worden, dus door personen die geen gemeenschappelijke huishouding voeren.
Voor een aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente zijn de begripsbepalingen en de bestemmingsomschrijvingen juridisch niet voldoende geregeld. Dat heeft tot gevolg dat op een aantal locaties onzelfstandige bewoning van de woningen (bijvoorbeeld voor jongeren/studenten of arbeidsmigranten rechtens (ofwel zonder nadere afweging door de gemeente) juridisch toegestaan is. Deze situatie is onwenselijk. Dit bestemmingsplan beoogt deze omissie te corrigeren.
Het bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders" is een zogenoemd parapluplan. Een parapluplan is een overkoepelend bestemmingsplan waarmee in één plan aanpassingen in meerdere bestemmingsplannen kunnen worden doorgevoerd. Het is dan niet noodzakelijk om alle plannen afzonderlijk aan te passen. In nieuwe bestemmingsplannen zal deze regeling onverkort worden opgenomen. Deze juridische regeling zal ook worden opgenomen in het nieuwe Omgevingsplan dat na 1 juli 2022 zal worden vastgesteld.
Het plangebied van dit Parapluplan betreft het gehele grondgebied van de gemeente Nunspeet. De plangrens van dit bestemmingsplan wordt om die reden door de gemeentegrens gevormd (zie de bijgaande Verbeelding, en zie ook Afbeelding 1 hieronder).
Afbeelding 1: Verbeelding bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders"
Zoals hiervoor is aangegeven, is het onderhavige bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders" een zogenoemd parapluplan. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is dan ook een groot aantal bestemmingsplannen vigerend, vrijwel alle bestemmingsplannen van de gemeente Nunspeet (zie voor een overzicht Bijlage 2). Deze vigerende bestemmingsplannen blijven, met name qua de toegekende bestemmingen, onverkort van kracht, ook als het onderhavige parapluplan wordt vastgesteld en rechtskracht verkrijgt. De regels van het bestemmingsplan "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders" zijn ofwel een aanvulling op de regels van de vigerende bestemmingsplannen indien daar geen regels met betrekking tot onzelfstandige bewoning van woningen en met betrekking tot logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders waren opgenomen, of een vervanging van de daarin opgenomen regels met betrekking tot onzelfstandige bewoning van woningen en met betrekking tot logies van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders (zie Artikel 2 Reikwijdte van de regels).
Op 28 januari 2021 is het voorbereidingsbesluit "om onzelfstandige bewoning van woningen tegen te gaan/en voor het uitsluiten van logies t.b.v. seizoensarbeiders en/of arbeidsmigranten" genomen. Een voorbereidingsbesluit moet binnen één jaar worden gevolgd door het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan, zo niet, dan vervalt de voorbereidingsbescherming. Daarom wordt het onderhavige bestemmingsplan als ontwerp ter inzage gelegd voor 28 januari 2021.
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierna worden de Wro en het Bro kort toegelicht. Ook wordt ingegaan op de digitalisering van dit bestemmingsplan.
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven". Het onderhavige bestemmingsplan past in deze wettelijke regeling.
Op grond van artikel 3.7 Wro kan de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit nemen. Dat is gebeurd met het voorbereidingsbesluit van 28 januari 2021. Volgens artikel 3.7, lid 5 Wro vervalt het voorbereidingsbesluit indien niet binnen een jaar na de inwerkingtreding een ontwerp voor een bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Om die reden dient voor 28 januari 2022 het onderhavige bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te worden gelegd.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een Toelichting. In de Toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen voor wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn. Deze onderzoeken spelen bij dit Parapluplan niet of nauwelijks een rol. Dergelijke onderzoeken kunnen echter wel en rol spelen bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor afwijkingen van het onderhavige paraplubestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is ook een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er wordt daarom gewerkt via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de Ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening). Die regelingen zullen in principe per 1 juli 2022 worden vervangen door een nieuw digitaal systeem onder vigeur van de nieuwe Omgevingswet.
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat in artikel 3.8, lid 1 dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent, dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt "eenieder" de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Deze terinzagelegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke pagina's van het blad "Nunspeter Koerier" en langs elektronische weg in het landelijke digitale "Gemeenteblad Nunspeet", op de website www.officielebekendmakingen.nl.
Zienswijzen
Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan zal worden gevoegd.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een Verbeelding, dat voor dit bestemmingsplan het gehele grondgebied van de gemeente Nunspeet bevat, de Regels, en de bijbehorende Toelichting.
Het eerste hoofdstuk van de Toelichting betreft de Inleiding. Hierin wordt ingegaan op de aanleiding van dit parapluplan. Ook wordt in dit eerste hoofdstuk de ligging van het plangebied, de geldende juridische regelingen, het wettelijk kader, en de procedure besproken. Deze leeswijzer sluit het eerste hoofdstuk af.
Het tweede hoofdstuk gaat in op het ruimtelijk beleidskader van dit parapluplan. In dit hoofdstuk wordt ook relevante wetgeving besproken.
Hoofdstuk 3 geeft een planbeschrijving van het nieuwe bestemmingsplan. De inhoud van het plan wordt daarin beschreven. Ook worden de uitgangspunten en het doel van dit bestemmingsplan in dat hoofdstuk behandeld.
Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten die van belang zijn voor dit bestemmingsplan voor dit Parapluplan.
Het vijfde hoofdstuk bevat de juridische planbeschrijving. Dit hoofdstuk gaat in op de planregels en geeft een uitleg van die planregels. Verder wordt ingegaan op de op de mogelijkheid tot handhaving van de regels volgens dit bestemmingsplan.
Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan, het "Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoenarbeiders".
Zoals in hoofdstuk 1, de Inleiding, al is uiteengezet, laat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het toe om een parapluplan te maken aangaande het beleid met betrekking tot het reguleren van onzelfstandige bewoning van woningen en van het logies met betrekking tot arbeidsmigranten / seizoenarbeiders.
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Dit is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau in Nederland. De SVIR heeft een groot aantal Rijksnota's vervangen. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zo veel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wil leggen.
Inhoud van de SVIR
De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit Algemene Regels RO (Barro) en ook via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en de ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.
Transformatie van (kantoor)gebouwen en bedrijfsterreinen
De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). Dit geldt zowel in groei-, stagnatie- als in krimpgebieden. Dat leidt in een aantal gevallen tot leegstand en verloedering. Daarmee groeit de noodzaak voor herstructurering en transformatie, het mogelijk maken van noodzakelijke functieveranderingen, en het zorgvuldig omgaan met de ruimte in het stedelijk gebied. Het initiatief hiervoor ligt bij provincies en gemeenten, in samenspel met de markt. Bij de transformatie in zowel groei- als krimpgebieden vragen de herbestemming en de herontwikkeling van karakteristiek erfgoed bijzondere aandacht van de decentrale overheden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van de “Ladder voor duurzame verstedelijking”. Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, om te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en dient overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de hiervoor genoemde “Ladder voor duurzame verstedelijking” opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), namelijk in artikel 3.1.6, lid 2. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De “Ladder voor duurzame verstedelijking” heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
In Artikel 3.1.6, lid 2 staat het volgende over de "Ladder voor duurzame verstedelijking":
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de hierboven beschreven Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 juli 2022).
Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar, maar in samenhang, plaatsvinden.
Nationale belangen en prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen, en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven, gebeurt niet alleen door het Rijk.
Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven;
Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.
Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.
Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-winsituaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Uitvoeringsagenda
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 (aangevuld d.d. 1 oktober 2012) in werking getreden
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat nadere regels over de ruimtelijke ordening op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Bro zijn regel opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en over de digitalisering van bestemmingsplannen. In het Bro is ook de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen, die als een procesvereiste geldt bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Bij de huisvesting van personen zijn met name de veiligheidseisen van belang. Bouwwerken dienen te voldoen aan de eisen die gesteld zijn op grond van de Woningwet. Naast enkele algemene bepalingen in die Woningwet, zijn de inhoudelijke voorschriften ondergebracht in het Bouwbesluit 2012. Deze voorschriften zijn gesteld met het oog op externe veiligheid, brandveiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Ook zijn in het Bouwbesluit 2012 enkele meldplichten opgenomen en gelden er regels voor het bouwen, slopen en gebruiken van bouwwerken, open erven en terreinen.
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn met name procedureregels opgenomen die ook van belang zijn voor een aantal afwijkingsmogelijkheden die in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen.
Tot 2015/2016 regelden gemeentes vaak de onzelfstandige bewoning (de "verkamering") van woningen via de Huisvestingsverordening op grond van de Huisvestingswet. Dit gebeurde via een zogenoemd "omzettingsvergunningstelsel". Voor het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimten (kamerverhuurpanden) was een "omzettingsvergunning" nodig op grond van de Huisvestingsverordening. Dit gebeurde bij steden met veel studenten, en dus veel studentenkamers, zoals bijvoorbeeld de gemeente Enschede en de gemeente Leeuwarden. Met de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 was het voor gemeenten niet meer goed mogelijk om via de Huisvestingsverordening en via de daarin eerder opgenomen omzettingsvergunningstelsel" omzettingsvergunningen te verlenen. Volgens de Huisvestingswet zou het voorkomen van schaarste aan woonruimte de primaire reden moeten zijn om regels te stellen aan het recht van eigenaren om hun woonruimte aan te passen. De belangrijkste reden om regels te stellen aan met name verkamering is echter niet de schaarste maar het bestrijden van leefbaarheidsproblemen. Om die reden is vergunningverlening via de Huisvestingswet (Huisvestingsverordening) met betrekking tot het splitsen van woningen (verkamering) niet meer mogelijk. Deze vergunningverlening moest daarna via het "ruimtelijke ordeningsspoor" plaatsvinden. Vandaar dat gemeentes als Enschede en Leeuwarden daarna parpalubestemmingsplannen vaststelden voor "onzelfstandige bewoning" (in respectievelijk 2017 en 2018).
In de gemeente Nunspeet is het "omzettingsvergunningstelsel" binnen de Huisvestingsverordening nooit ingevoerd, omdat er, zoals bekend, niet heel veel studentenkamers waren binnen de gemeente. Binnen de gemeente Nunspeet speelt echter weer een andere problematiek een rol, zoals verkamering van woningen in verband met huisvesting van arbeidsmigranten of verkamering met het oog op recreatieve doeleinden. De laatste redenen onderstreepten de noodzaak om het onderhavige bestemmingsplan op te doen stellen en dit plan als "parapluplan" te doen vaststellen.
Om negatieve uitwassen tegen te gaan door onzelfstandige bewoning van panden is het ook voor de gemeente Nunspeet aan te bevelen om een dergelijk paraplubestemmingsplan te doen vaststellen. Vandaar dat het onderhavige bestemmingsplan aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd ter vaststelling, nadat eerst de zienswijzenprocedure is doorlopen.
3.2 Provinciaal Beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland komt vooral tot uitdrukking in de door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsvisie en in de Omgevingsverordening.
3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (2018)
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. De doelen zijn:
1. een duurzame economische structuurversterking.
2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:
Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:
De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats en op het moment dat die zich voordoet.
3.2.2 Omgevingsverordening
Op 24 september 2014 werd door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Deze Omgevingsverordening werd op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de Omgevingsvisie van 2018. Op dit moment is een nieuw ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe provinciale Omgevingsverordening zal aan het eind van het jaar 2021 worden vastgesteld.
In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet. In de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de Omgevingsverordening.
Een nieuw ruimtelijk plan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie.
Volgens artikel 2.1, lid 1 (regionale woonagenda) stellen de gemeentebesturen een Regionale Woonagenda op. Volgens artikel 2.1, lid 2 zullen Gedeputeerde Staten de Regionale Woonagenda vaststellen. In de Omgevingsverordening zijn geen regels opgenomen over een paraplubestemmingsplan die een regeling geeft met betrekking tot onzelfstandige bewoning en met betrekking tot arbeidsmigranten en seizoenarbeiders, zodat de Omgevingsverordening hiervoor geen belemmeringen geeft.
De Omgevingsvisie Nunspeet 2030, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 november 2018, is een richtinggevend beleidsstuk, dat een algemeen beeld geeft van de toekomst van Nunspeet. Het doel ervan is om samenhang te bereiken in diverse grote en kleine ontwikkelingen, die in de gemeente spelen en op stapel staan. Door een integrale benadering en het vormen van een eigen visie en wensbeeld, wil de gemeente meer grip krijgen op de ontwikkelingen, om zo meerwaarde te creëren. De structuurvisie is kaderstellend voor de lange termijn. Voor de kortere termijn gaat de structuurvisie uit van flexibiliteit waar het gaat om het benoemen van plannen en projecten.
De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet die is gepland op 1 juli 2022. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030.
De Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan van de gemeente. In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.
In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeente uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.
In deel 2, Onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een Gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:
Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.
Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.
Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.
Deelgebied 4: Agrarische enclaves.
Deelgebied 5: Kernen.
In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De Thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet zijn volgens deel 3, onderdeel B:
Thema 1: Versterken sociaal-economische positionering.
Thema 2: Een duurzame ontwikkeling van het (agrarische) buitengebied.
Thema 3: Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.
Thema 4: Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.
Thema 5: Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.
Thema 6: Milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.
Thema 7: Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.
De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:
Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.
Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.
Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.
Deelgebied 4: Kern Nunspeet.
Deelgebied 5: Kern Hulshorst.
Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten.
Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.
De woonvisie "Goed wonen in de gemeente Nunspeet" is vastgesteld op 20 februari 2020. Met deze woonvisie wil het gemeentebestuur een nieuw fundament leggen voor voldoende aantrekkelijke woningen voor iedereen, een kwalitatief en energetisch hoogwaardige woningvoorraad, waar iedereen in elke levensfase, met of zonder zorgbehoefte, kan (blijven) wonen.
In de woonvisie zijn daarom de volgende ambities opgenomen:
Het gemeentebestuur wil dat alle inwoners van de gemeente Nunspeet zo passend mogelijk wonen, en wil de vier kernen 'in balans' houden. Daarvoor is een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 670 woningen nodig in de periode 2020 tot 2025, en tot 2030 in totaal 950 woningen. Voor starters bestaat de grootste urgentie, maar ook het passend wonen voor senioren is een grote opgave. Dit vraagt vooral om meer betaalbare woningen: sociale huur en betaalbare koop. In de periode 2020-2025 wil het gemeentebestuur ten minste 135 sociale huurwoningen toevoegen en een vergelijkbaar aantal betaalbare koopwoningen.
In Nunspeet zijn de landelijke ambities en normen voor verduurzaming ook vertaald naar het wonen in Nunspeet. Dit om een duurzame woningvoorraad te realiseren die zich kenmerkt door een zuinig energieverbruik of door energie neutrale woningen.
Verder is de volgende zinsnede in de Woonvisie opgenomen voor toekomstig beleid met betrekking tot arbeidsmigranten: "We [de gemeente Nunspeet] onderzoeken de mogelijkheid om de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten op een beheersbare en sociaal wenselijke manier mogelijk te maken".
Ook in de gemeente Nunspeet komt huisvesting van personen die geen gezamenlijk huishouden vormen in reguliere woningen voor. De sociale samenhang van een woonwijk of woonstraat kan in dergelijke gevallen worden belemmerd en er kan overlast in verschillende vormen ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn geluidsoverlast, ander woongedrag, parkeerproblematiek en een verrommelde aanblik van de woning. Om die reden zal onzelfstandige bewoning in woningen in principe worden verboden met de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. In bepaalde gevallen kan met een omgevingsvergunning van dit verbod worden afgeweken (zie de regels behorende bij dit bestemmingsplan).
Leefbaarheid geeft aan in hoeverre een bepaald gebied geschikt is om in te wonen en te werken. Leefbaarheid is een verzamelbegrip, waarbij meerdere factoren een rol spelen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in fysieke en sociale kenmerken. De dichtheid van bebouwing, de aanwezigheid van groen en parken, de aanwezigheid van voorzieningen, de samenstelling van de bewoners en de veiligheid in de buurt zijn belangrijke factoren.
Het eenduidig vaststellen van de relatie tussen de aanwezigheid van onzelfstandige bewoning en de leefbaarheid in een buurt is lastig. Maar dat er invloed uitgaat van de aanwezigheid van onzelfstandige bewoning op een buurt is vaak een gegeven. Hoewel deze invloed ook positief kan zijn, zijn er ook negatieve aspecten te benoemen. Hierbij zijn factoren als parkeerdruk en (geluids)overlast van belang.
Geconcludeerd kan worden dat er ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van een pand door bijvoorbeeld studenten en een gezin; de ruimtelijke uitstraling verschilt, alleen al gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden bewoners. Zie ook de uitspraak Raad van State, ABRvS d.d. 10 april 2013, zaaknummer 201202768, gemeente Leeuwarden (bestemmingsplan "Leeuwarden - Vosseparkwijk"), ECLI:NL:RVS:2013:BZ7648.
Doordat woningen kamergewijs worden bewoond, en er dus onzelfstandige bewoning plaatsvindt, ontstaat er op die manier ook druk op de woningmarkt doordat bijvoorbeeld beleggers deze veelal goedkopere woningen opkopen en er op die manier krapte ontstaat in het lagere segment van de woningmarkt, waardoor het voor starters moeilijker wordt om een woning te kopen. Dit beperkt de doorstroming van verschillende doelgroepen, waardoor jongeren moeilijker een start kunnen maken op de woningmarkt.
In tegenstelling tot steden met een Universiteit of met een Hogeschool is in de gemeente Nunspeet de problematiek met studentenhuisvesting niet zo groot. Wel komt het voor dat jongeren een woning kamergewijs (= onzelfstandig) bewonen. Zoals hierboven in de paragraaf 3.1.2. "Leefbaarheid" is aangegeven, kan door het gebruik van jongeren en studenten van reguliere woningen de leefbaarheid van een straat of wijk worden aangetast.
Van andere (potentiële) groepen kamerbewoners, zoals arbeidsmigranten / seizoenarbeiders en anderen is nog te weinig bekend. Het vraagstuk "huisvesting arbeidsmigranten" heeft landelijke en regionale aandacht. Het aantal arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders is niet exact in beeld. Maar, het is niet gewenst dat woningen binnen de gemeente Nunspeet ongebreideld kunnen worden gebruikt voor verkamering ten behoeve van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders. Een nadeel daarvan is dat woningen aan de woningmarkt worden onttrokken; er zal dan druk op de woningmarkt plaatsvinden (zie paragraaf 3.1.3).
Uit een behoeftepeiling (Behoeftepeiling huisvesting arbeidsmigranten, HuisvestingNL 2020) inzake huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Nunspeet komen de volgende gegevens naar voren. Tussen de 350 en 400 arbeidsmigranten zijn werkzaam in de gemeente Nunspeet. Hiervan zijn circa 100 arbeidsmigranten gehuisvest binnen de gemeente Nunspeet. Deze gegevens dienen met een slag om de arm geïnterpreteerd te worden. Vrijgeven van dergelijke gegevens kan voor bedrijven en uitzendbureaus precair liggen vanwege hun concurrentiepositie. De onderzoeksgegevens zijn dan ook niet 100% waterdicht. Het is dan ook meer bedoeld om een beeld bij de Nunspeetse situatie te geven.
Landelijk speelt ook het vraagstuk over huisvesting van statushouders. In Nunspeet wordt de huisvesting van deze groep opgevangen door de woningcorporatie(s). Er is op dit moment geen aanleiding om te verwachten dat statushouders aangewezen zijn op onzelfstandige bewoning van woningen.
Ook worden woningen kamergewijs verhuurd voor recreatief gebruik. De gemeente Nunspeet wil dit gebruik van woningen tegengaan.
In de Regels van dit bestemmingsplan wordt onzelfstandige bewoning allereerst niet toegestaan (wordt verboden in de Gebruiksregels). Maar in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van dit verbod. In de voorwaarden bij de afwijkingsregels zijn regels opgenomen waarmee de concentratie van onzelfstandige bewoning wordt tegengegaan.
Kwetsbare burgers worden vaak gekenmerkt door een opeenstapeling van problemen of beperkingen, zoals lichamelijke beperkingen, chronisch psychische aandoeningen, financiële problemen, verslavingsproblematiek of betrokkenheid bij geweld in afhankelijkheidssituaties. Net als elke andere gemeente kent ook Nunspeet kwetsbare burgers, die - soms noodgedwongen omdat geen andere huisvesting voorhanden is - intrek nemen in een particulier kamerverhuurpand. De omvang van het aantal personen is onbekend; wel lijkt het erop dat deze groep door de veranderingen in de WMO (waaronder de extramuralisering) in omvang toeneemt. Deze bewoning blijkt zowel voor de bewoners als voor de directe omgeving nogal eens te wensen over te laten. Het onderwerp "wonen en zorg" blijft dan ook een punt van constante aandacht van de gemeente Nunspeet en betrokken instanties. Wanneer er bij "wonen en zorg" sprake is van zelfstandige bewoning en wanneer er sprake is van onzelfstandige bewoning is uitgemaakt in jurisprudentie hieromtrent. Bovendien loopt er op dit moment nog een onderzoek binnen de gemeente Nunspeet naar "wonen en zorg". Dit onderzoek is nog niet afgerond. Het is om die reden dat het niet noodzakelijk is geoordeeld om in dit bestemmingsplan specifieke regels voor "wonen en zorg" op te nemen.
Binnen de gemeente Nunspeet wonen en werken arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen. De vraag van lokale werkgevers en het aanbod van huisvesting is niet in balans. Arbeidsmigranten/seizoenarbeiders worden nu op verschillende wijze al dan niet legaal gehuisvest. Om voor deze doelgroep een toetsbaar en menswaardige huisvesting te faciliteren is het ook voor de blik op de toekomst voor de gemeente Nunspeet van belang om een bestemmingsplan op te stellen dat ook regels geeft voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders ook buiten woningen.
De huisvesting van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders dient aan te sluiten bij de omvang van de vraag door het bedrijfsleven binnen de gemeente Nunspeet. Het is niet direct aan de gemeente om locaties te zoeken, maar het is wel uitdrukkelijk een taak van de gemeentelijke overheid om kaders te scheppen voor de huisvesting van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders.
Bij een initiatief voor de huisvesting van arbeidsmigranten zal dan ook aangetoond moeten waar de behoefte ligt van de huisvestingsvraag. De vraag die ook beantwoord moet worden is: of het initiatief bijdraagt aan de huisvesting van arbeidsmigranten die werkzaam zijn bij lokale bedrijven, en dus of zij ook bijdragen aan de lokale economie?
Het tijdelijk gebruiken van bebouwing die reeds als herontwikkelingslocatie is aangewezen, biedt in een aantal gevallen de mogelijkheid om verpaupering tegen te gaan. Van belang is dat dergelijke locaties gelegen zijn in, of in de nabijheid van de bebouwde kom en de daar aanwezige voorzieningen. De gemeente werkt in beginsel niet mee aan initiatieven gericht op het realiseren van locaties voor geconcentreerde huisvesting van grote groepen arbeidsmigranten. Gezien de omvang en ruimtelijke structuur van de gemeente Nunspeet is het huisvesten van maximaal 50 arbeidsmigranten per locatie binnen de bebouwde kom passend. Grootschalige huisvestingslocaties zijn niet passend en geeft een te grote druk op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Voorbeelden van passende gebouwen kunnen zijn verbouwde groepsaccommodaties, voormalige kantoorpanden, overige (voormalige) bedrijfspanden, panden met een maatschappelijke bestemming, en andere grotere gebouwen, die verbouwd kunnen worden tot logiesfuncties voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders en anderen.
Het tijdelijk gebruiken van een recreatiepark voordat deze wordt getransformeerd naar een andere bestemming die bijdraagt aan een kwaliteitsimpuls voor de directe omgeving is een mogelijkheid. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan toekomstige nieuwe functies als een woningbouwlocatie, bos, natuur, waterberging, parkeervoorziening et cetera.
Van belang is dat de omgeving na de huisvesting van arbeidsmigranten een verbetering ondergaat die gewaarborgd wordt. Het betreft hier tijdelijke huisvesting met als uiteindelijk resultaat een definitieve andere bestemming voor een verouderd recreatiepark.
Binnen de gemeentelijke organisatie wordt in het kader van het programma Vitale Vakantieparken gewerkt aan het opstellen van beleid inzake recreatieparken. Daarin wordt bezien welke recreatieparken de focus op recreatie hebben dan wel eventueel kunnen omschakelen naar een andere bestemming. Hiervoor wordt een pakket van eisen opgesteld waaraan een dergelijke transformatie dient te voldoen. De uitvoering van deze mogelijkheid in relatie tot het op te stellen beleid inzake recreatieparken is hieraan gekoppeld. Daaruit kan blijken of een bepaald recreatiepark in aanmerking komt voor de mogelijkheid van transformatie, en voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen.
Door op een recreatiepark maximaal 10% van het aantal recreatieobjecten toe te staan (chalets/stacaravans en/of recreatiewoningen), met een maximum van 10 objecten, en deze maximaal voor 3 jaar (met de mogelijkheid voor verlenging) in te zetten voor huisvesting van arbeidsmigranten, ontstaat er investeringsruimte voor de recreatieondernemer en wordt bijgedragen aan de maatschappelijke behoefte aan huisvesting van arbeidsmigranten. Overigens vallen pauzewoningen ook binnen deze bovengenoemde 10%. Recreatieve verhuur van de recreatieobjecten blijft nodig en is het beste alternatief. Het maximum van 10% voor gebruik door arbeidsmigranten is aanvaardbaar omdat het afwijkende gebruik ten opzichte van de recreatiefunctie dan met zekerheid ondergeschikt blijft.
Binnen de gemeente Nunspeet geldt het beleid omtrent pauzewoningen. In aanvulling op de huidige mogelijkheden wordt het mogelijk om de doelgroep arbeidsmigranten toe te voegen. De systematiek van pauzewoningen verloopt via de verlening van tijdelijke omgevingsvergunningen. De toepassing van het beleid omtrent pauzewoningen kan ook van toepassing worden verklaard op de doelgroep arbeidsmigranten.
Voorwaarden zijn onder andere:
De ondernemer bepaalt de locatie van de objecten binnen het recreatiepark. De gemeente beoordeelt of deze objecten en de locatie binnen het park acceptabel zijn.
Naast tijdelijke vormen van huisvesting is er ook de mogelijkheid voor een locatie waar semipermanente huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen plaatsvindt. Hiervoor zijn (voormalige) recreatieparken geschikt waar maximaal 25 recreatieobjecten staan. Het maximum te plaatsen arbeidsmigranten is 70. Er mag geen sprake zijn van menging van functies. Dit geldt zowel op het park als voor daarbuiten. Dit om overlast op naastgelegen bestemmingen te beperken. Er is geen sprake van dat de locatie wordt getransformeerd naar een andere bestemming. Voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen wordt voor drie jaar een tijdelijke omgevingsvergunning verleend, met de mogelijkheid tot verlenging. Hierdoor blijft het mogelijk bij te sturen dan wel de huisvesting te beëindigen wanneer hier aanleiding voor is.
Binnen de gemeente Nunspeet kunnen maximaal 2 locaties gebruikmaken van deze mogelijkheid. Hiermee wordt er een permanente kern gerealiseerd plus een flexibele schil door de overige tijdelijke locaties. Door maximaal 2 permanente locaties te faciliteren blijft het mogelijk voor lokale bedrijven om arbeidsmigranten/seizoenarbeiders te huisvesten. De flexibele schil kan mee bewegen met de omvang van de vraag naar arbeidsmigranten. Verpaupering en een aaneenrijging van locaties met arbeidsmigranten wordt hiermee voorkomen.
Ten slotte is het mogelijk dat gekeken wordt naar terreinen, waarop een aantal woonunits kunnen worden geplaatst voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen. De locatie dient aanwezig te zijn in de directe nabijheid van de bebouwde kom en het wordt op tijdelijke basis toegestaan. Het gaat om tijdelijke huisvesting. Een dergelijke locatie dient ruimtelijk zorgvuldig te worden afgewogen. De omvang en inrichting dient aan te sluiten bij de omgeving. Locaties dienen op afstand gelegen te zijn van woonfuncties. Voordat van deze mogelijkheid gebruik gemaakt kan worden dient er gemotiveerd te zijn dat er geen gebouwen in het kader van herontwikkeling dan wel semipermanente locaties beschikbaar zijn.
Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º noodzakelijk. (Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, per 1 juli 2022, is een Wijziging van het omgevingsplan noodzakelijk).
Voor de gemeente Nunspeet is het van belang dat de huisvesting van arbeidsmigranten / seizoenarbeiders past bij de omvang en vraag naar arbeidsmigranten binnen de gemeente. Daarnaast hecht de gemeente Nunspeet grote waarde aan het op menswaardige wijze huisvesten van mensen, in dit geval arbeidsmigranten. Hiervoor gelden dan ook de volgende uitgangspunten.
Hoewel dit voor zichzelf zou moeten spreken, is een eerste voorwaarde dat er sprake dient te zijn van menswaardige huisvesting. De kwaliteit van de huisvesting zelf dient minimaal overeen te komen met de inrichtings- en maatvoeringeisen uit het keurmerk Stichting Normering Flexwonen (SNF) of een vergelijkbaar certificaat. De aanvrager dient zelf voor een certificaat te zorgen. In elk geval dient aanwezig te zijn voor een woonfunctie; voldoende ruimte, de beschikbaarheid van water, afvoer, verwarming, en dergelijke.
Een aanvaardbare kwaliteit van het woon- en leefklimaat (zoals geur, geluid, externe veiligheid et cetera) voor de omgeving als ook voor de arbeidsmigrant zelf, moet worden gewaarborgd. Daarnaast mogen geen belemmeringen ontstaan voor omliggende bedrijven. De ruimtelijke kwaliteit wordt beoordeeld door de gemeente Nunspeet. Hierbij vindt onder meer een beleidsmatige beoordeling plaats en worden de stedenbouwkundige kwaliteiten en milieu-hygiënische aspecten beoordeeld. Alleen bij een positief resultaat hiervan kan huisvesting van arbeidsmigranten aan de orde zijn.
Bij de realisatie van huisvestingslocaties voor arbeidsmigranten wil de gemeente samen met de betrokken partijen komen tot een gezamenlijke aanpak. Voor de gemeente geldt dat ze drie rollen heeft te vervullen; opstellen van kaders, faciliteren van initiatieven, en wanneer noodzakelijk, handhaven bij misstanden. Bij een nieuw initiatief zal met de betrokken partijen een overeenkomst gesloten worden waarbij ieders rol, verantwoordelijkheden en taken worden geformuleerd. Deze overeenkomst wordt betrokken bij de vergunningverlening.
Bij de huisvesting van personen zijn met name ook de veiligheidseisen van belang. Bouwwerken dienen te voldoen aan de eisen die gesteld zijn op grond van de Woningwet. Naast enkele algemene bepalingen in die wet, zijn de inhoudelijke voorschriften grotendeels te vinden in het Bouwbesluit 2012. Deze voorschriften zijn gesteld met het oog op (externe) veiligheid, brandveiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Ook zijn in het Bouwbesluit 2012 enkele meldplichten opgenomen en gelden er regels voor het bouwen, slopen en gebruiken van bouwwerken, open erven en terreinen. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en onderliggende regelgeving is geregeld in welke gevallen er voor het bouwen een vergunning nodig is, wat het beoordelingskader hiervoor is, en welke procedure gevolgd moet worden.
De nieuwe locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en anderen mogen geen extra druk leggen op de woningbehoefte en op de woningmarkt. Er is in de huidige markt veel vraag naar betaalbare woningen. Reguliere woningen dienen dan ook door een huishouden bewoond te worden (conform het bestemmingsplan). Bij huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. is in beginsel geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Het huisvesten van groepen arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. als een onzelfstandige bewoning in woningen en/of woonhuizen en/of bedrijfswoningen en/of wooneenheden, zal dan ook pas kunnen plaatsvinden na een omgevingsvergunning die voor de specifieke situatie is verleend.
Bij het huisvesten van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. in welke vorm dan ook is het van groot belang om direct te communiceren met de omgeving. De aanvrager is de eerst verantwoordelijke voor een goede communicatie en beheer. De Gemeente Nunspeet hecht dan ook waarde aan het voeren van een Omgevingsdialoog. Bij de indiening van een (principe)verzoek dan wel vergunningaanvraag dient het verslag van de Omgevingsdialoog bijgevoegd te zijn. Verdere uitleg omtrent de Omgevingsdialoog is te vinden op de website van de gemeente Nunspeet.
Goed beheer en toezicht dragen bij aan de acceptatie van huisvesting van arbeidsmigranten in de leefomgeving. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de aanvrager. In de met de aanvrager te sluiten (anterieure) overeenkomst worden afspraken gemaakt op welke wijze hier invulling aan gegeven wordt. Dit kan verschillen per locatie. De ondernemer die arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. huisvest, moet inzichtelijk maken hoe hij of zij de huisvestingsgelegenheid adequaat gaat beheren. De gemeente dient in te stemmen met de wijze waarop het beheer geregeld wordt. Bij huisvesting van meer dan 5 arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. zorgt de aanvrager in elk geval voor 24-uurs beheer door middel van het aanwijzen van 1 of meerdere beheerders die permanent (lees 24 uur per dag) bereikbaar zijn en bevoegd zijn om indien nodig maatregelen te nemen.
Tevens is inzicht in het aantal aanwezige personen noodzakelijk voor eventuele calamiteiten en welke personen dat zijn. Dit dient middels een register te worden bijgehouden. Dit register dient met de gemeente te worden gedeeld/te worden gecommuniceerd, dit is noodzakelijk in verband met de veiligheid van de arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a.
Er dient voldoende parkeergelegenheid beschikbaar of realiseerbaar te zijn op de locatie. Het aantal parkeerplaatsen dient aan te sluiten bij het Parapluplan Parkeren van de gemeente Nunspeet, en aan de Parkeernota van de gemeente zoals die op het moment van de aanvraag geldt (heden: de Parkeernota 2014, 21 juli 2014).
Per persoon dient er een handleiding aanwezig te zijn met huis- en leefregels in de taal van herkomst (zoals ook in een hotel aanwezig is). Dit is van belang om aan de arbeidsmigrant / seizoenarbeider e.a. te verstrekken zodat deze daar rekening mee kan houden. Aansluiting vinden met de taal van herkomst is cruciaal voor het voorkomen van (onnodige) overlast.
Binnen de gemeente Nunspeet valt alleen tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten binnen het uit te voeren beleid, waarvoor gebruik kan worden gemaakt van een omgevingsvergunning om tijdelijk van het plan af te wijken.
Er wordt een bestemmingsplan vastgesteld die voorziet in de realisatie van een juridisch-planologische regeling voor het bestemmen van de gronden van het plangebied voor de uiteindelijke toekomstige functie. Voor de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders e.a. wordt een tijdelijke omgevingsvergunning verleend, die van rechtswege eindigt. Dit vergunningstraject wordt geregeld via een separaat juridisch traject.
Planologisch gezien zijn deze twee trajecten onlosmakelijk met elkaar verbonden; zonder de tijdelijke omgevingsvergunning zal er geen bestemmingswijziging plaatsvinden en blijft de recreatieve bestemming, zoals deze nu geldt, bestaan. Gezien de samenhang tussen beide besluiten, om uiteindelijk een gewenste ontwikkeling voor de toekomst te bewerkstelligen, zullen beide juridische trajecten gelijktijdig worden doorlopen en worden het ontwerp van het bestemmingsplan en de vergunning gelijktijdig ter inzage gelegd. Op deze manier wordt aan alle partijen de meeste rechtszekerheid geboden. Daarnaast biedt deze gecoördineerde regeling de mogelijkheid om bij een deugdelijke bedenking tegen één van de twee te doorlopen procedures, tijdig een beëindiging van beide producten te laten plaatsvinden waarbij dus geen tijdelijke omgevingsvergunning wordt verleend en er ook geen wijziging in het gebruik van de gronden mogelijk wordt gemaakt.
In gevallen dat er een meer ingrijpende wijziging van een bestemmingsplan dient plaats te vinden waarbij er naast een wijziging van het gebruik er ook omgevingsvergunningen noodzakelijk zijn voor de activiteit bouwen, dient er de zwaarste juridisch planologische procedure te worden gevoerd, waarbij er niet met een binnenplanse afwijking kan worden volstaan, maar er een procedure voor een partiële herziening van het bestemmingsplan te worden gevoerd. Een alternatieve procedure hiervoor is een uitgebreide afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°.
Zodra de Omgevingsplan in werking is getreden per 1 juli 2022 zal dit met een procedure tot wijziging van het Omgevingsplan dienen te worden gerealiseerd, hetgeen dan de zwaarst mogelijke procedure zal zijn.
Indien het gebruik van het perceel voor de huisvesting van arbeidsmigranten na het verstrijken van de rechtsgeldigheid van de omgevingsvergunning wordt voortgezet kan er op basis van het bestemmingsplan, en/of op basis van de voorwaarden/voorschriften bij de verleende omgevingsvergunning, worden gehandhaafd.
Er zijn vormen van wonen waarbij mensen samenleven die geen huishouden vormen. Voor hen kan onzelfstandige bewoning van woningen een passende woonvorm zijn (denk hierbij aan bijvoorbeeld jongeren, en/of studenten, en/of arbeidsmigranten/seizoenarbeiders en/of vluchtelingen).
De onzelfstandige bewoning kan echter op gespannen voet staan met het belang om wijken en buurten leefbaar te houden. Het aandeel onzelfstandige bewoning in een wijk of buurt heeft, evenals het aantal personen dat daar woont, invloed op de leefbaarheid. Een te groot aandeel leidt tot nadelige gevolgen voor de omgeving op het gebied van bijvoorbeeld geluidsoverlast en parkeerproblemen, zeker wanneer in een straat meerdere woningen onzelfstandig worden bewoond. Om te voorkomen dat het woon- en leefklimaat in delen van de gemeente Nunspeet onder druk komt te staan is het wenselijk onzelfstandige bewoning van woningen te reguleren.
De aanwezigheid van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders in de gemeente Nunspeet is blijvend. De opgave om een goed huisvestingsbeleid te ontwikkelen is om die reden voor de gemeente een gegeven.
In de praktijk wonen arbeidsmigranten (soms met te veel personen) in woningen in woonwijken in de dorpskernen. Ook wonen arbeidsmigranten bij bedrijven in het buitengebied, bijvoorbeeld in bedrijfswoningen of bedrijfsgebouwen. Soms wonen arbeidsmigranten op campings of in units of stacaravans die hiervoor zijn neergezet. Goede woonomstandigheden zijn in veel gevallen niet gewaarborgd. Ook is de woonsituatie soms dusdanig dat het overlast veroorzaakt voor de omgeving (bijvoorbeeld parkeerdruk of geringe brandveiligheid).
De gemeente wil dat iedere inwoner gedegen en verantwoord wordt gehuisvest. Dat geldt zodoende ook voor (tijdelijke) arbeidsmigranten. Tegelijkertijd wil de gemeente ook dat de omgeving zo min mogelijk hinder ondervindt van het (tijdelijk) huisvesten van arbeidsmigranten.
Met dit parapluplan wil de gemeente Nunspeet een helder kader bieden waarbinnen de huisvesting van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders mag plaatsvinden. Het gemeentelijke beleid richt zich op het huisvesten van arbeidsmigranten/seizoenarbeiders die in eerste instantie in de gemeente Nunspeet werkzaam zijn.
De gemeente Nunspeet is van mening dat het huisvesten van arbeidsmigranten/seizoensarbeiders in de gemeente geen te grote (negatieve) effecten mag hebben op de woon- en leefomgeving, in het bijzonder de sociale cohesie, de parkeerdruk en het aanwezige voorzieningenniveau. Als de gemeente nieuwe initiatieven voor huisvestingslocaties in behandeling neemt, weegt de gemeente deze belangen af in het kader van een goede ruimtelijke ordening om wel of niet mee te werken aan een initiatief. Om deze afweging te kunnen maken, zijn regels in dit parapluplan opgenomen.
De duur van verblijf door de arbeidsmigrant kan worden onderverdeeld in drie categorieën.
We hebben niet enkel te maken met arbeidsmigranten uit het buitenland, ook wordt in Nunspeet gewerkt door seizoenarbeiders, die ook uit Nederland kunnen komen. Het verblijf van seizoenarbeiders is over het algemeen van kortere duur.
De gemeente Nunspeet heeft, net als alle andere gemeenten in Nederland, te maken met het vraagstuk van opvang van vluchtelingen. De vergunningplicht zoals opgenomen in Hoofdstuk 4 van de Regels zijn van overeenkomstige toepassing voor de opvang van vluchtelingen.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan ook worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de belangen van de natuur en het milieu (inclusief de externe veiligheid en de brandveiligheid) en voor de waterhuishouding.
Voor elk bestemmingsplan moet een gemeente aantonen dat het plan uitvoerbaar is. Dat volgt uit het genoemde artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Dit paraplubestemmingsplan betreft het reguleren van het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen, woonhuizen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden. In het kader van dit parapluplan zijn geen aanvullende onderzoeken verricht.
Hetzelfde geldt voor het reguleren van huisvesting/logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders. Onderzoek en afwegingen ten aanzien van de uitvoering is in dit plan daarom ook niet nodig. Dit kan echter bij de eventuele omgevingsvergunningverlening die op basis van dit parapluplan worden verleend anders zijn; nader onderzoek kan dan noodzakelijk zijn.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is ook voorzien van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken en van het gebruik van de gronden. De verbeelding (zie ook Bijlage 1 bij de Regels) heeft een rol voor toepassing van de Regels.
Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de Regels kort toegelicht.
De verbeelding van dit paraplubestemmingsplan bevat het grondgebied van de gehele gemeente Nunspeet (zie ook Bijlage 1 bij de Regels). Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding.
De regels en de verbeelding (zie ook Bijlage 1 bij de Regels) dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn over het algemeen onderverdeeld in vier hoofdstukken:
c. Hoofdstuk 2 - Algemene regels;
d. Hoofdstuk 3 - Overgangs- en slotregels;
Dit artikel bevat de definities van de in de Regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Bij dit Paraplubestemmingsplan is dat extra belangrijk omdat met dit Paraplubestemmingsplan een aantal begrippen zijn geherdefinieerd. Dat is een van de doelstellingen van dit bestemmingsplan zoals eerder in deze Toelichting is uiteengezet. Dat betreft met name de begripsbepalingen "arbeidsmigrant", "huishouden", "kamerverhuur", "kamerverhuurpand", "logiesverblijf, specifieke vorm van hotel", "onzelfstandige woonruimte", "onzelfstandige bewoning", "seizoenarbeider", "wonen", "woning", "wooneenheid", "woongebouw", en "woonhuis".
Dit artikel bepaalt de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het artikel is opgenomen voor welke vigerende bestemmingsplannen het onderhavige paraplubestemmingsplan van toepassing is en in hoeverre de bestaande bestemmingsplannen door de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan worden gewijzigd of aangevuld.
In artikel 3 is de Anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel luidt: "Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing". Deze regel dient op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in elk bestemmingsplan te worden opgenomen. Het is vanwege deze verplichting dat dit artikel is opgenomen.
Dit artikel 4 is een kernartikel van dit bestemmingsplan. n artikel 4 zijn specifieke gebruiksregels opgenomen m.b.t. onzelfstandige bewoning (lid. 4.1) en m.b.t. logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders (lid 4.2).
In de leden 4.1.1 en 4.2.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen. In lid 4.1.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen die het verbieden waar de bestemmingen / functies "wonen" en/of "woongebied" gelden, aldaar woningen en/of woonhuizen en/of wooneenheden en/of bedrijfswoningen te gebruiken voor onzelfstandige bewoning.
In lid 4.2.1 zijn verbodsbepalingen opgenomen die het verbieden binnen de genoemde bestemmingen "Recreatie", "Recreatie - Bungalowpark", "Recreatie - Gemengd terrein", en "Recreatie - kampeerterrein" een gebouw met de bestemming/functie "hotel" te gebruiken voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders/vluchtelingen en anderen, en ook is het verboden een gebouw met een andere recreatieve bestemming/functie dan hotel te gebruiken voor logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders/vluchtelingen en anderen.
Dezelfde verbodsbepalingen zijn genoemd voor de bestemming "Horeca, en voor de bestemming "Maatschappelijk", en voor "andere bestemmingen".
In de leden 4.1.2, 4.2.2, en 4.2.3 zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden geformuleerd, waarbij onder de genoemde voorwaarden kan worden meegewerkt aan het toch toestaan van a. onzelfstandige bewoning, en b. logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders.
In artikel 4, lid 4.2.4 is de mogelijkheid verwoord dat onder voorwaarden kan worden meegewerkt aan het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders/vluchtelingen en anderen.
Qua procedure kan een dergelijk, zoals hiervoor omschreven, plan, voor het plaatsen (=bouwen) van woonunits en/of andere bouwwerken/gebouwen ten behoeve logies voor arbeidsmigranten/seizoenarbeiders/vluchtelingen en anderen, niet middels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geregeld worden. Hiervoor is een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan dan wel een uitgebreide (buitenplanse) afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, 3º noodzakelijk. |
In artikel 5 is in lid 5.1. een Algemeen gebruiksverbod opgenomen. Hierin is geregeld dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
In artikel 6 zijn de regels met betrekking tot het parkeren geregeld.
In artikel 7 is het overgangsrecht met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan verwoord.
In artikel 8 is de slotregel van het bestemmingsplan verwoord.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen indien er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
Op dit moment zijn er geen goede regels voor de onzelfstandige bewoning van woningen / en voor het bieden van Logies aan arbeidsmigranten / seizoenarbeiders, waardoor er niet goed gehandhaafd kan worden. Door het opstellen van dit parapluplan wordt een kader geboden waarop wel handhaving kan plaatsvinden.
Het paraplubestemmingsplan maakt niet direct ontwikkelingen mogelijk. Het plan leidt daarom ook niet direct tot gemeentelijke kosten en kan dus om die reden als economisch uitvoerbaar geacht worden.
Het is ook niet noodzakelijk om een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst over kostenverhaal op te stellen. Mocht dit echter wel aan de orde zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning met behulp van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of bij een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid, dan wordt met initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst gesloten waarin onder andere de te verhalen kosten zijn opgenomen.
Het ontwerp van dit paraplubestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft "eenieder" de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Het bestemmingsplan zal daarna door de gemeenteraad worden vastgesteld.
P.M.