Plan: | MAATWEG 47 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01183-vg01 |
De eigenaar van het perceel Maatweg 67 in Elspeet is voornemens om de parkeerplaats van zijn transportbedrijf te verplaatsen naar Maatweg 47 in Elspeet. Hier wil initiatiefnemer 10 parkeerplaatsen voor vrachtwagens realiseren. De vrachtwagens worden hier enkel gestald.
Initiatiefnemer woont op dit moment aan Maatweg 67 en heeft met zijn zoon een transportbedrijf. De vrachtwagens worden momenteel tegenover het perceel Maatweg 67 geparkeerd. De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel waar nu de mogelijkheid is drie vrachtwagens te stallen. Dit perceel is hier voor bestemd. Gezien het feit dat het bedrijf groeit, inmiddels zes vrachtwagens heeft, en verder door wil groeien naar 10 vrachtwagens is gezocht naar een andere locatie.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.Middels een herziening van het bestemmingsplan kan medewerking worden verleend aan voorliggend plan. In deze toelichting zal worden aangetoond dat het voorgenomen initiatief voldoet aan de eisen van goede ruimtelijke ordening.
Om de stalling van vrachtwagens aan de Maatweg 47 toe te staan wordt (vooruitlopend op de vaststelling van deze bestemmingsplanherziening) een afwijkingsprocedure doorlopen. Met deze herziening wordt dit definitief geregeld. Ook wordt hiermee de mogelijkheid voor het stallen van vrachtwagens aan de Maatweg 67 wegbestemd.
Het plangebied is gelegen aan de Maatweg te Elspeet. De locatie ligt buiten de bebouwde kom van Elspeet aan de rand van het dorp. In de directe omgeving van het plangebied ligt een aantal agrarische en een aantal woonpercelen. Op circa 500 meter van het plangebied liggen de bossen.
In de directe omgeving van Maatweg 67, waar de vrachtwagens nu gestald worden was een bedrijf gevestigd dat sauna’s bouwt (Maatweg 69). Op circa 120 meter ten zuidwesten van het perceel Maatweg 67 ligt een kerk en op circa 100 meter ten zuiden van Maatweg 67 een slagerij. Op ruim 200 meter ligt een garagebedrijf. Op circa 25 meter ten oosten van het perceel Maatweg 47 ligt een woonperceel (Maatweg 51) en daarnaast op circa 35 meter ligt een recreatiewoning (Maatweg 51a).
Aan de westzijde van Maatweg 47 ligt op ruim 150 meter afstand een woning (Maatweg 17). Op circa 75 meter van Maatweg 47 staat een kerk. Kadastraal staat dit perceel bekend als gemeente Nunspeet sectie F, nummer 6556, gelegen nabij Maatweg 67 te Elspeet. Het heeft een oppervlakte van 910 m². Het voornemen is om het bedrijf te verplaatsen en een nieuwe vrachtwagenparkeerplaats te realiseren op de percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Nunspeet sectie F, nummer 2234, 5240, 6678 gelegen aan Maatweg 47 te Elspeet.
Luchtfoto Maatweg 47 en Maatweg 67
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’.
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2018
De locatie Maatweg 47 heeft hierin de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch"met de dubbelbestemming "Waarde – Oude bouwlanden enclaves". Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3’.
De locatie Maatweg 67 heeft eveneens de bestemming 'Wonen'. Een gedeelte van dit perceel heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling drie vrachtwagens'.
In de huidige situatie woont initiatiefnemer aan Maatweg 67 in Elspeet. Op het tegenovergelegen perceel is ruimte om drie vrachtwagens te parkeren. Deze locatie is ook als zodanig bestemd in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’. Voor het overige deel van dit perceel geldt een agrarische bestemming.
Op Maatweg 47 staat een woning met een aantal schuren. Op het perceel is een handelsonderneming gevestigd. Het perceel is ook als zodanig bestemd.
Huidige situatie aan de Maatweg 67
Huidige situatie aan de Maatweg 47 gezien vanaf de westzijde
Huidige situatie aan de Maatweg 47 gezien vanaf de oostzijde
Overzicht planlocatie
Initiatiefnemer heeft de wens om de parkeerplaats voor het transportbedrijf te verplaatsen van de locatie aan de Maatweg 67 naar Maatweg 47 in Elspeet. Hij wil hier ten oosten van de bestaande bebouwing 10 vrachtwagenparkeerplaatsen (van 4 bij 20 vierkante meter) realiseren. Op het terrein vindt geen op- en overslag plaats. Het klein onderhoud aan de vrachtwagens wordt op de locatie gedaan, maar groot onderhoud vindt elders plaats.
Reden van de verplaatsing is de groei van het bedrijf. Het bedrijf had eerst drie vrachtwagens, inmiddels zijn dat er zes en de verwachting is dat het bedrijf doorgroeit naar 10 vrachtwagens.
Initiatiefnemer runt het bedrijf met zijn zoon. De nieuwe locatie ligt dichtbij de huidige bedrijfslocatie en bij de woning van initiatiefnemer.
Gewenste bestemming
Initiatiefnemer heeft de wens om de aanduiding voor het stallen van vrachtwagens te verplaatsen van Maatweg 67 naar Maatweg 47 en deze uit te breiden naar maximaal 10 vrachtwagens. Het perceel Maatweg 47 behoudt de woonbestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie landbouwmachines en opslag goederen'. Het gebied waarvoor deze reeds bestaande aanduiding geldt wordt kleiner en komt verder (12 meter) van de bestaande woning af te liggen.
Het deel van het perceel dat gebruikt wordt ten behoeve van het transportbedrijf krijgt in de gewenste situatie een specifieke aanduiding voor het stallen van maximaal 10 vrachtwagens. Om overlast voor de omgeving te beperken wordt een houtsingel van tenminste drie meter breed aangelegd. Dit is inclusief een keerwand van anderhalve meter hoog, welke wordt aangelegd aan drie zijden rond de parkeerplaats alsmede aan de volledige achterkant en ‘om de hoek’ aan de andere zijde tot aan de achterzijde van de schuur. Zo wordt er gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing en worden de vrachtwagens aan het zicht onttrokken. Deze is als bijlage 2 bij de regels opgenomen.
Het tegenovergelegen perceel waar nu de vrachtwagens worden gestald, krijgt een woonbestemming (zonder bouwvlak en zonder aanduiding voor het stallen van vrachtwagens).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij wordt ingezet op een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Om dit doel te bereiken werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet’, zoveel mogelijk over aan provincies en gemeenten.
Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk voor een groot deel los. In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur. Verder is één van de nationale belangen die de SVIR benoemt, het belang van een ‘zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten’. Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Alle stedelijke ontwikkelingen dienen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.
Conclusie
Het betreft een ontwikkeling van relatief beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. Het rijksbeleid is voor verplaatsing en uitbreiding van de vrachtwagenparkeerplaats niet relevant. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in paragraaf 3.1.3 aan de orde.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro, aangezien de verplaatsing en uitbreiding van de vrachtwagenparkeerplaats geen effect heeft op projecten uit het Barro. Door het initiatief zal eveneens geen nationaal belang worden geschaad. Het plan is dan ook niet strijdig met het Barro.
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro. Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit de Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
"Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."
Onderhavig initiatief betreft de verplaatsing en uitbreiding van een vrachtwagenparkeerplaats. Dit betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor het doorlopen van de laddertoets niet noodzakelijk is.
Het vertrekpunt bij het maken van de Omgevingsvisie ‘Gaaf Gelderland’, welke is vastgesteld op 19 december 2018 zijn de maatschappelijke opgaven geweest die in gesprekken met overheden, organisaties en particulieren naar voren zijn gebracht. Gaaf verwijst naar mooi en vernieuwend, om een aantrekkelijke omgeving voor nieuwe generaties te behouden en creëren. De gedeelde opgaven in deze Omgevingsvisie zijn de uitkomst van een evenwaardige uitwisseling tussen deze verschillende partijen in een proces van co-creatie. De opgaven zijn die zaken die partijen met elkaar delen.
Ongeacht wie wat doet en welke rollen zij spelen, staan deze opgaven centraal voor de komende pakweg vijf tot tien jaar. De omgevingsverordening (paragraaf 3.2.2) is een uitwerking van de visie in regels.
Regio Noord-Veluwe
In de omgevingsvisie valt de Maatweg onder de regio Noord-Veluwe. Kenmerkend voor de regio Noord-Veluwe zijn rust en ruimte, afwisselend landschap, een rijke cultuurhistorie, gastvrijheid, recreatieve en toeristische sector, zorg en goede verbindingen met omringende regio’s. De opgaven waar de regio voor staat zijn de volgende:
Wonen en werken in het 'buitengebied'
De provincie streeft naar een vitaal buitengebied:
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied.
Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en roodgroenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.
Nationale landschappen
Het plangebied is onderdeel van de Nationale Landschappen. De Nationale Landschappen zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. In de volgende paragraaf (3.2.2) wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Initiatiefnemer is bereid om de aanduiding voor drie vrachtwagenparkeerplaatsen aan de Maatweg 67 in te leveren in ruil voor de aanduiding van een vrachtwagenparkeerplaats voor tien vrachtwagenparkeerplaatsen aan de Maatweg 47. De ontwikkeling is niet in strijd met de provinciale ruimtelijke structuurvisie. Met het voornemen wordt de al aanwezige economie versterkt zonder in te leveren op kwaliteit. De locatie aan de Maatweg 47 is namelijk al in gebruik door de reparatie van landbouwmachines wat daar is toegestaan. Met het gewenste initiatief wordt er grond met een agrarische bestemming, bestemd voor vrachtwagenparkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden landschappelijk ingepast met een houtwal en streekeigen beplanting.
De omgevingsverordening uit december 2018 is een uitwerking van de omgevingsvisie met betrekking tot de regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving. Voor de planlocatie zijn in de verordening regels opgenomen over windenergie, zonneparken, glastuinbouwbedrijven, uitbreiding van niet grond gebonden veehouderij (plussenbeleid) en nationaal landschap. In onderstaande wordt aandacht gegeven aan de verordeningen omtrent nationale landschappen.
Nationale landschappen
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen in het Nationale Landschap de Veluwe en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Veluwemassief vormt de grootschalige ‘groene long’ van Nederland. Dit grootschalige landschap bestaat uit uitgestrekte bossen, kleine oude dorpen en gehuchten, enclaves van heide en stuifzand, aardkundig en archeologisch interessante fenomenen en recreatieve bedrijven, vliegvelden en snelwegen. Het plangebied ligt op het snijvlak van de bebouwde kom en het agrarisch landschap. Het beeld van deze weg wordt bepaald door agrarische percelen en woonpercelen. Dit zijn enkele boerderijen en individuele woningen op ruime kavels met soms kleinschalige bedrijfsbebouwing. Tussen de panden is er zicht op het hier achterliggende agrarische land. De voorgevels staan gericht naar de straat. De architectuur is traditioneel en eenvoudig van aard.
Met het initiatief is geen sprake van aantasting van de kernwaarden welke gelden voor het Veluwemassief zoals opgenomen in Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen. De locatie is deels bestemd als Wonen met daarop bedrijvigheid toegestaan en heeft deels een agrarische bestemming. Met het voornemen wordt er geen (nieuwe) natuur ingeleverd. Er wordt geen bebouwing toegevoegd. De parkeerplaatsen worden landschappelijk ingepast. De doorzichten naar het achterland blijven behouden.
Solitaire bedrijvigheid
Verder gelden voor het initiatief de bepalingen met betrekking tot solitaire bedrijvigheid, zoals opgenomen in artikel 2.12 van de provinciale verordening:
Planspecifiek
In voorliggend plan worden twee bestaande bedrijven van dezelfde eigenaar, die binnen het vigerende bestemmingsplan beiden reeds een nadere aanduiding hebben, op twee verschillende locaties aan de Maatweg (nr.47 en nr.67) samengevoegd op de locatie Maatweg 47. Het bedrijf dat nu, met een nadere aanduiding, is gevestigd op Maatweg 67 wordt met de nadere aanduiding verplaatst naar Maatweg 47. De nadere aanduiding op Maatweg 67 komt te vervallen. Op Maatweg 47 worden 10 vrachtwagenparkeerplaatsen gerealiseerd.
Het bedrijf Maatweg 47 dat (met een nadere aanduiding reeds is op dit adres gevestigd is) blijft behouden. Er is dus geen sprake van nieuwvestiging van bedrijven. Er worden twee bestaande bedrijven van één eigenaar met allebei een eigen nadere aanduiding samengevoegd op één locatie.
Met voorliggend plan wordt geen bebouwing toegevoegd, er is alleen sprake van extra verharding. Er worden 10 vrachtwagenparkeerplaatsen gerealiseerd die landschappelijk worden ingepast.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met het bepaalde in de provinciale ruimtelijke verordening.
De gemeente Nunspeet heeft gewerkt aan een integrale toekomstvisie voor de gehele gemeente, de Omgevingsvisie Nunspeet. In deze visie kijkt de gemeente vooruit tot 2030. Voor deze visie is een intergemeentelijke samenwerking tot stand gekomen met de gemeenten Nunspeet, Elburg en Oldebroek. Aan de hand van vijf thema’s is de visie uitgewerkt. Thema’s zijn:
Voor elk deelgebied van de gemeente is een eigen ambitie uitgewerkt. Het plan ligt zowel in deelgebied 3, ‘Natura 2000 gebied Veluwe’, als deelgebied 7 van Nunspeet, ‘Kern en agrarische enclave Elspeet’.
Deelgebied 3 ‘Natura 2000 gebied Veluwe’
De ambitie voor dit deelgebied is het behoud en versterking van de natuurfunctie, conform het beheerplan van Natura2000 gebied Veluwe. Een herontwikkeling van bestaande percelen passend in het karakter van het gebied is onderdeel van de ambitie. Hierbij is het volgende uitgangspunt het meest relevant met betrekking tot het initiatief: Ontwikkelingen ten aanzien van natuur dienen te leiden tot een verbeterde ruimtelijke samenhang tussen bos, heide en stuifzandgebieden.
Deelgebied 3 ‘Natura 2000 gebied Veluwe’ met globale aanduiding plangebied.
Deelgebied 7 ‘Kern en agrarische enclave Elspeet’
De ambitie voor Elspeet die relevant is voor het gewenste initiatief kan als volgt omschreven. De agrarische enclaves vormen open, duidelijk omkaderde ruimtes, binnen het zeer besloten bosgebied van het CVN. De enclave is een halfopen gebied met veel verspreide bebouwing en opgaande beplanting. Het kampen -en essenlandschap rondom het dorp bestaat uit een open complex van aaneengesloten akkers in een kleinschalige structuur van bosschages, houtwallen, singels en gemengd agrarisch gebruik. De volgende uitgangspunten zijn relevant:
Deelgebied 7 ‘Kern en agrarische enclave Elspeet’ met globale aanduiding plangebied
Conclusie
Het voorliggende initiatief zorgt voor het behoud van het de ruimtelijke en natuurlijke kwaliteit van Elspeet. Het draagt daarmee bij aan behoud van openheid tussen kern en bosrand. Het economisch klimaat wordt hiermee tevens op peil gehouden. Het voorliggend plan is daarmee passend binnen de omgevingsvisie Nunspeet, maar draagt juist bij aan de gemeentelijke doelstellingen betreffende ontwikkeling ten aanzien van de natuur door de aanleg van een bosschage met een breedte van 3 meter.
In april 2017 heeft de gemeente Nunspeet het beoordelingskader economische activiteiten buitengebied opgesteld. In deze notitie wordt ingegaan op de vraag op welke wijze de gemeente invulling wil geven aan de veranderingen in het buitengebied, waarmee de gemeente wordt geconfronteerd als gevolg van de schaalvergroting in de landbouw. De gemeente gebruikt dit document bij het beoordelen van principeverzoeken. In deze notitie wordt met name ingegaan op functieverandering en -verbreding binnen de agrarische sector en niet op het verplaatsen van bestaande niet-agrarische functies in het buitengebied. In deze notitie is aangegeven dat de aanvaardbaarheid van nieuwe economische activiteiten in het buitengebied afhankelijk is van diverse factoren, zoals de omvang en aard van de activiteiten, landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving, mogelijke hinder voor omwonenden en de ontsluiting.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het beoogde initiatief voorziet in een beperkte (toename) van het verharde oppervlak door aanleg van de vrachtwagenparkeerplaats aan de Maatweg 47. Op de locatie van de bestaande vrachtwagenparkeerplaats aan de Maatweg 67 vinden geen activiteiten meer plaats. Hier is geen sprake van extra verharding. Een watertoets is verplicht wanneer het gaat om functieverandering en/of bestemmingswijziging. Deze watertoets zal dus worden gecoördineerd mocht een daadwerkelijke herziening van het bestemmingsplan van een deel van het perceel gaan plaatsvinden. Indien nodig zullen in het vervolg van de (ruimtelijke) procedure, in het kader van de watertoets, nadere afspraken gemaakt worden met het waterschap over de exacte wijze waarop de waterhuishouding in het plangebied geregeld gaat worden.
Uit de watertoets blijkt dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebied die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies afgegeven. Wel wordt er door het waterschap Vallei en Veluwe geadviseerd rekening te houden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden – bergen – afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen worden er geen bezwaren verwacht tegen onderhavig initiatief.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden (voorheen geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998). Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden (voorheen geregeld in de flora- en faunawet). Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
NNN
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota’s en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Binnen het plangebied wordt een vrachtwagenparkeerplaats verplaatst en uitgebreid. Op de vrijkomende percelen vinden daarna geen bedrijfsactiviteiten meer plaats. De beoogde planlocatie heeft al gedeeltelijk een woonbestemming met een aanduiding die bedrijfsactiviteiten mogelijk maakt.
Het plangebied bevindt zich buiten het bestaand bebouwd gebied, is gelegen in het Nationale Landschap de Veluwe en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er is op 4 november 2019 een quickscan flora en fauna uitgevoerd om eventueel schadelijke effecten van de voorgenomen ontwikkeling op beschermde soorten en natuurgebieden te identificeren. Er is hiervoor een bronnen- en veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat er geen negatieve effecten zijn voor beschermde gebieden. Wel wordt er aangeraden om de benodigde werkzaamheden uit te voeren buiten grofweg de periode 15 maart tot 15 augustus aangezien er in deze periode mogelijk vogels zitten te broeden. De aanbevelingen worden opgevolgd. Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Uit de conclusies van de quickscan blijkt dat een stikstofdepositie berekening nodig is. Deze is uitgevoerd met behulp van de AERIUS Calculator. De berekeningen zijn toegevoegd als bijlagen.
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief.
Het pand kent geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend pand in het geldende bestemmingsplan. Geconcludeerd kan worden dat met het plan geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.
Wettelijk kader
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed:
De Erfgoedwet hanteert de beschermingsniveaus zoals die in de gelden in de voorgaande regelingen.
Voor de vergunningverlening van een beschermd archeologisch monument, het verbod tot beschadigen of vernielen van een rijksmonument en de bescherming van stads- en dorpsgezichten geldt dat de Monumentenwet 1988 van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Deze regels blijven dus gelden en zijn ongewijzigd overgenomen in de Erfgoedwet. Doelstelling van de wetten is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De gehanteerde uitgangspunten zijn:
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Uit het bestemmingsplan blijkt dat het plangebied een archeologisch waarde heeft. Onderzoek is benodigd bij het oprichten van bouwwerken met een groter oppervlakte dan 500m² of waarbij de werkzaamheden dieper reiken dan 0,5m. Voorts is een omgevingsvergunning benodigd voor een aantal werkzaamheden in de grond. Met het initiatief wordt de bodem niet geroerd. Er hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Voorts zijn op basis van deze wet mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
De vrachtwagenparkeerplaats aan de Maatweg 47 is vanaf de Vierhouterweg te bereiken via de dwarsweg langs de kerk. De bereikbaarheid is beter dan de bereikbaarheid van het huidige parkeerterrein aan Maatweg 67. De ontsluiting van het perceel voor de vrachtwagens is aan de westzijde van het perceel.
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Nunspeet (GVVP) komt uit oktober 2009. Het plan is voor het laatst geactualiseerd op 23 juli 2015. Het is een plan op hoofdlijnen en bevat geen concrete uitwerkingen en detailvoorstellen, maar een toetsing-/beoordelingskader voor maatregelen op het gebied van veerkeer en vervoer.
Het aantal verkeersbewegingen waarvan is uitgegaan is maximaal 20 per dag. In de praktijk zal het aantal verkeersbewegingen echter minder zijn. In verband met lange ritten vertrekken niet alle 10 vrachtwagens dagelijks vanaf de Maatweg. Ook komen niet alle 10 vrachtwagens dagelijks terug naar de Maatweg. De wagens staan namelijk met regelmaat bij opdrachtgevers en/of ze zijn in het buitenland.
Conclusie
De verkeersbewegingen nemen met onderhavig initiatief toe van en naar de Maatweg 47. Echter zal er een afname zijn in het aantal verkeersbewegingen van en naar de Maatweg 67. Gezien de ligging en de verkeerssituatie ter hoogte van het plangebied wordt aangenomen dat dit niet tot problemen leidt met de verkeersafwikkeling in het plangebied.
In het GVVP van de gemeente Nunspeet wordt specifiek aandacht gegeven aan het parkeren van vrachtwagens in woonbuurten. Echter, de vrachtwagens worden in de gewenste situatie, evenals in de bestaande situatie, geplaatst op eigen terrein. Dit levert ook geen strijdigheid op met de vigerende parkeernota, welke is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Elburg, Hattem, Nunspeet en Oldebroek (Parkeernota: Een weergave van de te hanteren beleidsuitgangspunten en daaruit voorvloeiende parkeernormen in de gemeenten Elburg, Hattem, Nunspeet en Oldebroek).
Conclusie
Daar de parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden, vormt het aspect parkeren geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast is aangegeven dat een deel van het personeel op de fiets komt.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10).
NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NS programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het initiatief kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Het Besluit op de ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van zo'n onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Onderhavig initiatief betreft een herziening van het bestemmingsplan op een locatie die bestemd is als ‘wonen met de aanduiding specifieke vorm van bedrijf – reparatie landbouwmachines en opslag goederen’, alsmede de bestemming ‘agrarisch’ met een dubbelbestemming ‘Oude bouwlanden enclaves’. Ten aanzien van het initiatief zullen er geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. De planologisch geldende functie van het pand betreft bovendien eveneens een milieugevoelige functie, aangezien ook hierbij meerdere personen voor langere tijd in het pand aanwezig kunnen zijn. Op de locatie zijn geen bodemverontreinigingen bekend of bekende locaties van ernstige bodemverontreiniging die met spoed moeten worden gesaneerd.
Er zullen geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit op het onderhavige perceel.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km /h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. Gezien de ligging van de planlocatie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 2 november 2019. De resultaten zijn te vinden in de bijlage.
Uit het onderzoek blijkt verder dat in de onderzochte situatie wordt voldaan aan de gehanteerde richtwaarden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met andere woorden, bij de overige woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van de activiteiten van Van de Brug Transport. Tevens wordt voldaan aan de standaardeisen van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De woning Maatweg 47 wordt bewoond door de eigenaar van het samengevoegde bedrijf. Daarom hoeft de woning Maatweg 47 op basis van feitelijk gebruik niet te worden uitgesloten van geluidshinder.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd. Het plangebied is niet gelegen binnen een geluidszone.
Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen.
Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden.
Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Een vrachtwagenparkeerplaats betreft een geen kwetsbaar object, zodat de aanleg niet getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied
Transport gevaarlijke stoffen
Transport over water
Er ligt in de directe omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied.
Transport over spoor
Er ligt in de directe omgeving van het plangebied geen spoorbaan, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied.
Wegtransport
Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) geen rijksweg of provinciale weg met een route gevaarlijke stoffen, zodat de onderhavige bouwplanontwikkeling geen belemmering vormt.
Transport per buisleiding
Er liggen in de nabijheid van het plangebied geen buistransportleidingen. Er is geen sprake van een beperking voor het plangebied.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevante inrichtingen gevestigd, zodat er geen sprake is van een belemmering. Anderzijds is de voorgenomen planontwikkeling geen risicovolle inrichting in het kader van de BEVI.
Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig initiatief aan de Maatweg 47 in Elspeet.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied’. De omgeving van de planlocatie van het gewenste initiatief kan, gelet op de ligging aan de Maatweg 47 te Elspeet met de afwisseling van functies ‘wonen’ met specifieke aanduiding en een aantal agrarische bedrijven worden gekarakteriseerd als gemengd gebied.
Richtafstanden Maatweg 47
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid. Op Maatweg 47 zijn reeds bedrijfsmatige activiteiten toegestaan (‘specifieke vorm van bedrijf – reparatie landbouwmachines en opslag goederen’). Een vrachtwagenparkeerterrein leidt niet tot meer overlast dan de reeds toegestane activiteit.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt de aanleg van de vrachtwagenparkeerplaats niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan ‘Buitengebied 2018’ is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn. Bij eventuele graafwerkzaamheden zal een klic-melding uitgevoerd worden.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Door middel van een overeenkomst is vastgelegd dat eventuele tegemoetkomiong van planschade voor rekening van initiatiefnemer komt. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.