direct naar inhoud van Regels
Plan: OUDE ZEEWEG 21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01182-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan OUDE ZEEWEG 21 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01182-vg01 van de gemeente Nunspeet.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.7 archeologische bufferzone

beschermingszone rondom de kern van de archeologische waarneming;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfsmatig

in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht;

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.18 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bufferzone archeologie

een zone rondom en ter bescherming van een archeologische vindplaats;

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.29 erfbeplanting:

afschermende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning;

1.30 erfinrichtingsplan

juridisch bindend plan dat aangeeft op welke wijze inpassing van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen op een erf plaatsvindt. Tot deze inpassing behoren situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap. Het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het erf. Een en ander uit zich in een ontwerpgerichte benadering waarin de karakteristieken en kwaliteiten verder worden versterkt;

1.31 extensief recreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.32 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.33 gastenverblijf

een aan de woonfunctie ondergeschikt tijdelijk verblijf voor gasten van de hoofdbewoner(s), waarin gasten niet permanent mogen verblijven, welke gasten elders hun hoofdverblijf hebben en waarbij het gastenverblijf niet met recreatief en/of commercieel oogmerk wordt aangeboden;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarin een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.36 horeca(bedrijf)

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.37 kampeermiddel

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, dat in of bij een woonhuis of de bedrijfswoning wordt uitgeoefend door de gebruiker, en waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.39 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein met ten hoogste 25 kampeermiddelen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein", in welk geval geen maximum aantal kampeermiddelen van toepassing is, uitgezonderd stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.40 landschappelijke inpassing

inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen;

1.41 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.42 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.44 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.45 normaal bosbeheer

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;

1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.47 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en non-alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.48 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.49 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.50 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.51 recreatief verblijf

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.52 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.53 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 stacaravan

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en dat binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.56 trekkershut

een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf en niet is opgebouwd uit steenachtige materialen met uitzondering van fundering;

1.57 verbeelding/plankaart
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan OUDE ZEEWEG 21;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan OUDE ZEEWEG 21 met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01182-vg01
1.58 volumineuze detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;

1.59 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Wolfseinden worden hieronder niet begrepen.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een oversteek van meer dan 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend.

2.1.7 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.1.8 De vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van de ruimtes die in gebruik zijn voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteit.

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Kampeerterrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Kampeerterrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor kampeerterreinen met:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • b. voorzieningengebouwen al dan niet in combinatie met ondergeschikte detailhandel, horeca en/of dienstverlening;
  • c. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsvlak tenminste 1,1 moet bedragen per feitelijk aanwezige kampeermiddel;
  • d. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarde, de natuurlijke waarde en de cultuurhistorische waarde, waaronder het behoud van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, sport- en spelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en/of erfbeplanting, ontsluiting en paden en wegen ten behoeve van het recreatieterrein.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Kampeerterrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Voorzieningengebouwen

Voor het bouwen van voorzieningengebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningengebouwen mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • d. een voorzieningengebouw, waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren van motorvoertuigen, mag alleen worden gebouwd indien er voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1 in die zin dat de oppervlakte van voorzieningengebouwen tot 7,5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt vergroot mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, hetgeen aannemelijk is gemaakt door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. lid 3.2 in die zin dat de opgenomen goot- en bouwhoogtes worden vergroot met niet meer dan 2 m, mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt wenselijk en noodzakelijk wordt geacht;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • c. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • d. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
3.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die 1.46 betreffen.

3.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Voorwaardelijke verplichting

Voordat gronden overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 in gebruik genomen worden geldt de verplichting om de landschappelijke inpassing, conform bijlage 2 van de regels en de aanvullende eisen landschappelijke beplanting / houtwal (bijlage 3 van de regels) aan te leggen. Deze dient na aanleg in stand gehouden te worden.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruiken van voorzieningen voor detailhandel, dienstverlening en horeca voorzover dit niet ondergeschikt is aan en in hoofdzaak ten dienste staat van de verblijfsrecreatieve voorziening.
  • Het gebruiken van de gronden voor camperplaatsen als niet is/wordt voldaan aan de voorwaardelijke verplichting, zoals opgenomen in artikel 3.5.1.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • f. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • g. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • h. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

6.2 Geluidszones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 300 meter van de spoorlijn Harderwijk-Zwolle mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met enige bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als renbaan of menterrein;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatief gebruik zoals onrechtmatige bewoning;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woningen voor bewoning en/of mantelzorg;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning door een ander huishouden dan het huishouden dat de woning bewoont.
  • h. het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor inwoning.
7.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik, strijdig met enige bestemming, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning of afwijking vereist is en deze is verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
8.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 8.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

8.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 8.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 8.4 en 8.5 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan OUDE ZEEWEG 21

van de gemeente Nunspeet