direct naar inhoud van Regels
Plan: HOOGWOLDE 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01175-vg02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan HOOGWOLDE 5 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01175-vg02 van de gemeente Nunspeet;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.5 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.8 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.11 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.12 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.13 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.30 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten. Luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur - Landschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de 1.19 en de 1.12;
  • c. 1.8 wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Natuur - Landschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat bestaand: gebouwen mogen worden gehandhaafd met de bestaande omvang.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • de aanleg van nieuwe wandel-, fiets- en ruiterpaden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • 3.3.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracees van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van landschaps- en/of natuurelementen;
  • b. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • c. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • g. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • i. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
3.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

  • a. 1.13 betreffen en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied door bosbedrijven die geregistreerd zijn bij het Bosschap. Onder normale exploitatie wordt in ieder geval verstaan: onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan voortvloeiende uit de Boswet;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
3.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 3.5.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden.

3.5.4 Uitsluiting omgevingsvergunning tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen, is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduidingen:

aeg aaneengebouwde woningen;

tae ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;

gs gestapelde woningen;

vrij vrijstaande woningen;

met bij een en ander behorende bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

Ter plaatse van de aanduiding Bedrijfswoning - uitgesloten mag geen bedrijfswoning worden gebouwd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 bouwen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.

4.2.2 eisen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1 gelden de volgende eisen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijden van vrijstaande en de twee aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoering is aangegeven;
  • d. hoofdgebouwen zijn maximaal 12 m diep;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
      bouwwerken   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
      bijbehorende bouwwerken   3 m   5 m  
      palen, (reclame)masten en verkeerstekens     6 m  
      luifels en andere overkappingen met een open constructie     3 m  
      kunstwerken     4 m  
      erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een hoofdgebouw:     1 m  
      overige erf- en terreinafscheidingen     2 m  
      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m  
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw mag niet meer dan 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten minste 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd dient te blijven;
    • 3. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. Het bepaalde in sublid 4.2.2 onder d ten behoeve van een diepte van 15 m, mits:
    • 1. het een vrijstaand hoofdgebouw betreft;
    • 2. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het bepaalde in sublid 4.2.2 onder b ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
    • 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • c. Het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 1 ten behoeve van het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de goothoogte van het betreffende hoofdgebouw, mits:
    • 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • d. Het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 2 ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, als bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 75 m2;
    • 2. de goothoogte en de bouwhoogte van het bouwwerk ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
  • e. Van het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, mits de oppervlakte van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. Van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van het gebruiken en inrichten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan aan huis gebonden beroep, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, en ten hoogste 45 m2;
    • 2. voor die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geen omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting en geen melding milieubeheer benodigd is;
    • 3. die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
      • in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
      • geen horeca betreffen;
      • geen detailhandel betreffen;
      • geen wezenlijke verandering van het woonkarakter en de uiterlijke verschijningsvorm van het hoofdgebouw met zich meebrengen;
      • geen buitenopslag met zich meebrengen;
      • geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving met zich meebrengen, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van die activiteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het hoofdgebouw mogen plaatsvinden.
  • b. Van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. Bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
    • 2. De gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning en tevens niet meer dan 110 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
      • slaapkamer(s);
      • bad- , douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
      • een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2.

3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;

4. een kookvoorziening niet is toegestaan;

5. De maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;

6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:

      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de ontwikkelingsmogeljkheden van nabij gelegen bedrijven;
      • het straatbeeld;
      • de verkeersveiligheid.

7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;

8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;

10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Recreatie - Bungalowpark

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Bungalowpark ' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve terreinen met:

  • a. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en onderkeldering;
  • b. voorzieningengebouwen al dan niet in combinatie met ondergeschikte detailhandel, horeca en/of dienstverlening;
  • c. parkeervoorzieningen ten behoeve van het bungalowpark, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsvlak tenminste 1,1 moet bedragen per feitelijk aanwezige recreatiewoning en bedrijfswoning;
  • d. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, voor zover een bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarde, de natuurlijke waarde en de cultuurhistorische waarde, waaronder het behoud van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, sport- en spelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en/of erfbeplanting, ontsluiting, paden en wegen ten behoeve van het recreatieterrein.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Recreatiewoningen

Op de voor Recreatie - Bungalowpark aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en onderkeldering, mag niet meer dan 300 m3 bedragen;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 respectievelijk 8 m bedragen;
  • d. de afstand van een recreatiewoning tot enig ander gebouw en/of grens van het bestemmingsvlak mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij recreatiewoningen aaneen zijn gebouwd, in welk geval recreatiewoningen ook bij herbouw aaneen moeten worden gebouwd;
  • e. voor het bungalowpark Hoogwolde 5 mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan 13.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van aangebouwde dan wel vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de oppervlakte van een aangebouwd dan wel vrijstaande bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 9 m².
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijf/dienstwoning: gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 120 m², tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • d. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning tot een diepte van niet meer dan 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is de bouw van een bedrijfs-/dienstwoning niet toegestaan.
5.2.4 Voorzieningengebouwen

Voor het bouwen van voorzieningengebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningengebouwen mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • d. een voorzieningengebouw, waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren van motorvoertuigen, mag alleen worden gebouwd indien er voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd.
5.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van voorzieningen voor detailhandel, dienstverlening en horeca voorzover dit niet ondergeschikt is aan en in hoofdzaak ten dienste staat van de verblijfsrecreatieve voorziening;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • c. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
5.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in Vergunningplicht is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

5.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 overige zone - ehs
6.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ehs' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

onbebouwde gronden:

  • c. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
    • 1. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

11.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan HOOGWOLDE 5 van de gemeente Nunspeet.

Bijlage regels