direct naar inhoud van Regels
Plan: MOLENWEG 82-84
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01138-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Molenweg 82-84, van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0302.BP01138-vg01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar de aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht is te onderscheiden van het hoofdgebouw;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

1.11 bestaande:
  • 1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • 2. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwvlak gelegen, gebouw. Dit gebouw is niet geschikt noch bedoeld voor bewoning;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aangesloten stuk grond, waar ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 erf:

al dan niet bebouwd perceel dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

1.24 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief gebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.30 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culterele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.32 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.33 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk grenzende afgewerkte terrein;

1.34 recreatief medegebruik:

een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.35 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.37 zolder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat direct onder de kap is gelegen en dat niet voor bewoning is bestemd.


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;

b. voorzieningen ten behoeve van de bestemming 'Sport - Manege';

c. wegen en paden;

d. speelvoorzieningen;

e. groenvoorzieningen, waaronder tevens kunstobjecten zijn begrepen;

f. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
8 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de openheid van het landschap nadere eisen stellen aan het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', behoud, herstel en bescherming van het waardevolle landschap;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid', behoud, herstel en bescherming van openheid van het landschap;

d. recreatief medegebruik;

e. wegen en paden;

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

4.2 Bouwregels

a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Aanlegvergunning

a. Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte of diepte dan 75 cm;

4. het vellen of rooien van houtgewas;

5. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.

b. Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden die:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan.

c. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning slechts verlenen indien door de onder a genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en kwaliteiten van de in lid 3.1 bedoelde gronden niet in onevenredige mate (kunnen) worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden en kwaliteiten niet in onevenredige mate (kunnen) worden verkleind.

Artikel 5 Sport - Manege

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport-Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een manege met bijbehorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

6.2 Bouwregels

a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erfscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bijbehorende woning en niet meer dan 2 m daarachter;

2. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;

b. tuinen en erven;

c. per bouwvlak is één woning toegestaan dan wel het aangegeven aantal.

7.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven;

3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 300 m³.

b. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

1. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer dan

60 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat ten minste 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd dient te blijven;

2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag op percelen waar een maximale oppervlakte is aangegeven de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer bedragen dan de aldaar aangegeven oppervlakte;

3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer mag bedragen dan 40 m²;

4. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

5. de goothoogte en de bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m, tenzij anders is aangegeven;

6. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan.

c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

2. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 14.2 sub b onder 1, en toestaan dat bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 75 m², indien de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden meer bedraagt dan 600 m².

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan ten behoeve van een aan huis verbonden beroep.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval beschouwd het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

vrijwaringszone - molenbiotoop

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

a. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 4,2 m.

b. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H = X/n + c·z

Waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen

n = 75 voor de afstand gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand gemeten van 250 m vanaf de molen

n = 50 voor de afstand gemeten van 250 m vanaf de molen tot een afstand gemeten van 400 m vanaf de molen

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)

z = askophoogte = 16,5 m.

c. Bestaande bouwwerken waarvan de hoogte is aangegeven op de verbeelding, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a en b.

Artikel 11 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor:

a. nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mogen bedragen;

b. het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrenzen voor de bouw van erkers bij woningen, met ten hoogste 1,50 m en over maximaal twee derde van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;

c. het overschrijden van de bouwregels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;

d. het overschrijden van de bouwregels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

e. geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken of begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 4,00 m bedragen.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Procedureregels bij ontheffing

Een beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing wordt niet genomen nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen ontheffing bij burgemeester en wethouders in te dienen.

12.2 Procedureregels bij nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen de voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Molenweg 82-84

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van --------

De Voorzitter,

De Griffier,

Bijlagen bij regels