direct naar inhoud van Regels
Plan: BLANCKERSERF 1 EN 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01110-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan BLANCKERSERF 1 EN 3 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01110-vg01 van de gemeente Nunspeet;

1.2 aan huis gebonden beroep:

een beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.11 bedrijf/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.14 beganegrondverdieping

de eerste bouwlaag;

1.15 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 evenement

een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.37 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
1.43 recreatief medegebruik:

vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.44 recreatieve voorzieningen

Bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak.

1.45 sexinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  • c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.46 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.47 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.49 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten. Luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • b. in- en uitritten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 bouwen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.

3.2.2 eisen

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
palen, (reclame)masten en verkeerstekens     6 m  
luifels en andere overkappingen met een open constructie     3 m  
kunstwerken     4 m  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van de woning     1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde     2 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan een hoofdgebouw, zoals erkers en ingangspartijen, vóór de voorgevel van een hoofdgebouw:

  • a. met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 12 m2 en een overkapping, met dien verstande, dat bij aaneengebouwde woningen slechts een oppervlakte van 6 m2 en een overkapping is toegestaan;
  • c. met een goothoogte van ten hoogste 3 m, mits:
    • 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduidingen:

aeg aaneengebouwde woningen;

tae ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;

gs gestapelde woningen;

vrij vrijstaande woningen;

met bij een en ander behorende bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 bouwen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.

4.2.2 eisen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1 gelden de volgende eisen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijden van vrijstaande en de twee aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoering is aangegeven;
  • d. hoofdgebouwen zijn maximaal 12 m diep;
  • e. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
      bouwwerken   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
      bijbehorende bouwwerken   3 m   5 m  
      palen, (reclame)masten en verkeerstekens     6 m  
      luifels en andere overkappingen met een open constructie     3 m  
      kunstwerken     4 m  
      erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een hoofdgebouw:     1 m  
      overige erf- en terreinafscheidingen     2 m  
      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m  
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw mag niet meer dan 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten minste 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd dient te blijven;
    • 3. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. Het bepaalde in sublid 4.2.2 onder d ten behoeve van een diepte van 15 m, mits:
    • 1. het een vrijstaand hoofdgebouw betreft;
    • 2. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het bepaalde in sublid 4.2.2 onder b ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens, mits:
    • 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • c. Het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 1 ten behoeve van het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de goothoogte van het betreffende hoofdgebouw, mits:
    • 1. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
  • d. Het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 2 ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, als bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 75 m2;
    • 2. de goothoogte en de bouwhoogte van het bouwwerk ten dienste van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
  • e. Van het bepaalde in sublid 4.2.2 e onder 2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, mits de oppervlakte van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende gronden meer dan 600 m2 bedraagt, in welk geval het vereiste dat 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd moet blijven vervalt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. Van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van het gebruiken en inrichten van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten dan aan huis gebonden beroep, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van ruimten voor de andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij eenzelfde hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, en ten hoogste 45 m2;
    • 2. voor die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten geen omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting en geen melding milieubeheer benodigd is;
    • 3. die andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
      • in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
      • geen horeca betreffen;
      • geen detailhandel betreffen;
      • geen wezenlijke verandering van het woonkarakter en de uiterlijke verschijningsvorm van het hoofdgebouw met zich meebrengen;
      • geen buitenopslag met zich meebrengen;
      • geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving met zich meebrengen, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van die activiteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het hoofdgebouw mogen plaatsvinden.
  • b. Van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. Bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
    • 2. De gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning en tevens niet meer dan 110 m², waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
      • slaapkamer(s);
      • bad- , douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
      • een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2.

3. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;

4. een kookvoorziening niet is toegestaan;

5. De maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;

6. het gebruik ten behoeve van bed & breakfast geen onevenredige afbreuk mag doen aan:

      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de ontwikkelingsmogeljkheden van nabij gelegen bedrijven;
      • het straatbeeld;
      • de verkeersveiligheid.

7. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;

8. bed & breakfast uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;

10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

onbebouwde gronden:

  • c. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
    • 1. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
9.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

9.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan BLANCKERSERF 1 EN 3 van de gemeente Nunspeet.

Bijlage bij de regels