direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Gemengd terrein
Plan: De Vossenberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01099-ow01

Artikel 4 Recreatie - Gemengd terrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Gemengd terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve terreinen met:

  • a. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en onderkeldering;
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • c. stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. trekkershutten;
  • e. voorzieningengebouwen al dan niet in combinatie met ondergeschikte detailhandel, horeca en/of dienstverlening;
  • f. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsvlak tenminste 1,1 moet bedragen per feitelijk aanwezige recreatiewoning, trekkershut, kampeermiddel, stacaravan en bedrijfswoning;
  • g. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
  • h. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarde, de natuurlijke waarde en de cultuurhistorische waarde, waaronder het behoud van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, sport- en spelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en/of erfbeplanting, ontsluiting, paden en wegen ten behoeve van het recreatieterrein.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Gemengd terrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en per bestemmingsvlak uitsluitend ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd.

4.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en onderkeldering, mag niet meer dan 300 m3 bedragen;
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 respectievelijk 8 m bedragen;
  • e. de afstand van een recreatiewoning tot enig ander gebouw en/of grens van het bestemmingsvlak mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij recreatiewoningen aaneen zijn gebouwd, in welk geval recreatiewoningen ook bij herbouw aaneen moeten worden gebouwd;
  • f. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 15 bedragen.
4.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is uitsluitend toegestaan voor zover de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoning en van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2;
  • b. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.3 Stacaravan

Voor het plaatsen van een stacaravan gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 55 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de breedte van een stacaravan mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. een stacaravan mag uit niet meer dan 1 bouwlaag bestaan;
  • e. de afstand tot een andere stacaravan of enig ander gebouw en/of grens van het bestemmingsvlak mag niet minder dan 3 m bedragen.
4.2.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij stacaravans

Voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een stacaravan gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk is uitsluitend toegestaan voor zover de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravan en van de bijbehorend bouwwerken niet meer bedraagt dan 55 m2;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag daarbij niet meer bedragen dan 9 m2;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot een stacaravan of enig ander gebouw mag niet minder dan 3 m bedragen.
4.2.5 Trekkershut

Voor het bouwen van een trekkershut gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer dan 3,5 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2, exclusief de aangebouwde luifel en/of veranda met een maximum van 5 m2;
  • d. het aantal trekkershutten mag niet meer dan 7 bedragen.
4.2.6 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 120 m2, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder de bedrijfswoning tot een diepte van niet meer dan 3 m.
4.2.7 Bijbehorend bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 75 m2, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
  • b. bijbehorende bouwwerken moeten worden gesitueerd op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • e. onderkeldering van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
4.2.8 Voorzieningengebouwen

Voor het bouwen van voorzieningengebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningengebouwen mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een voorzieningengebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
  • d. een voorzieningengebouw, waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren van motorvoertuigen, mag alleen worden gebouwd indien er voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd.
4.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.1 en 4.2.2 in die zin dat de oppervlakte en de inhoud van een recreatiewoning met bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot respectievelijk niet meer dan 150 m2 en 600 m3, mits:
    • 1. wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt een aantoonbare behoefte bestaat naar het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie;
    • 2. Gedeputeerde Staten hiervoor ontheffing hebben verleend zoals bedoeld in artikel 8.7 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. sublid 4.2.3 in die zin dat een stacaravan, inclusief bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.4 tot 65 m2 wordt vergroot, mits:
    • 1. sprake is van een kwalitatief hoogwaardig recreatieterrein, hetgeen moet blijken uit een inrichtingsplan en tot uitdrukking komt in een lage dichtheid van het terrein (maximaal 25 recreatiewoningen/stacaravans/trekkershutten per hectare) en een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. sublid 4.2.5  onder d in die zin dat meer trekkershutten worden toegestaan, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, hetgeen aannemelijk is gemaakt door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. sublid 4.2.7  onder b in die zin dat bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden toestaan op een kortere afstand van of voor de voorgevel van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
  • e. sublid 4.2.8 in die zin dat de oppervlakte van voorzieningengebouwen tot 7,5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, hetgeen aannemelijk is gemaakt door middel van een bedrijfsplan;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. lid 4.2 in die zin dat de opgenomen goot- en bouwhoogtes worden vergroot met niet meer dan 2 m, mits:
    • 1. dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt wenselijk en noodzakelijk wordt geacht;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • c. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • d. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
4.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen.

4.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van voorzieningen voor detailhandel, dienstverlening en horeca voorzover dit niet ondergeschikt is aan en in hoofdzaak ten dienste staat van de verblijfsrecreatieve voorziening;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.