direct naar inhoud van 2.2 PROVINCIAAL BELEID
Plan: Wezenland 39
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01091-vg01

2.2 PROVINCIAAL BELEID

2.2.1 STREEKPLAN GELDERLAND 2005

Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.

Ruimtelijke structuur

Het Streekplan kent een provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. Deze hoofdstructuur bestaat enerzijds uit het rode raamwerk (stedelijke netwerken) en anderzijds uit het groenblauwe raamwerk (waardevolle open gebieden, de ecologische hoofdstructuur en gebieden waar water een belangrijke rol speelt). Deze gebieden zijn van provinciaal belang en de provincie heeft actieve bemoeienis met de ruimtelijke inrichting van deze gebieden.

Daarnaast onderscheidt de provincie de multifunctionele gebieden waarbij de provinciale bemoeienis passief is. Deze gebieden omvatten overig bebouwd gebied (steden, dorpen, buurtschappen), waardevolle landschappen en multifunctioneel platteland. Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

De projectlocatie is in het Streekplan 2005 gekwalificeerd als multifunctioneel gebied. Daarbinnen is de projectlocatie aangemerkt als waardevol landschap (open gebied).

Streekplanuitwerking

In de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" worden de kernkwaliteiten per gebied benoemd. Voor het plangebied wat in het Randmeergebied ligt wordt het volgende genoemd:

Beeldbepalend voor het Randmeergebied is de zichtbare overgang van de besloten stuwwalflanken naar de kust. Er liggen landschappelijke zones parallel aan de Randmeren, die een voor Nederland unieke landschappelijke gradiënt vormen. Van zuid naar noord zijn dit:

  • Het besloten, grootschalige boslandschap van het Veluwemassief;
  • Een kleinschalig coulissenlandschap met een rij van nederzettingen, houtwallen, parkbossen, essen en strokenverkaveling;
  • Een strookvormig verkaveld open weidegebied naar de kuststrook met aan de kust plaatselijk strandwallen met blokverkaveling.

Het gebied wemelt van de prehistorische en middeleeuwse relicten in landschap en ondergrond, niet in de laatste plaats op de overgang naar het Veluwemassief. De beekdalen die vanaf het stuwwalmassief naar de Randmeren lopen, zijn structuurbepalend. De dorpen en vrijstaande woningen in het karakteristieke lint langs het Veluwemassief dringen plaatselijk diep het open weidegebied in en dreigen aan elkaar te groeien en de fraaie landschappelijke overgangen onzichtbaar te maken. De aanwezigheid van de spoorlijn en de A28 stimuleert deze aaneengesloten verstedelijking. In de open, lage gronden is weidebouw karakteristiek. De kleinschalige en grondgebonden landbouw is een drager van het landschap.

In de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" wordt als beleid voor waardevolle landschappen het volgende genoemd:

Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een ‘ja, mits’- benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Voor zover de waardevolle landschappen deel uitmaken van het multifunctioneel gebied is de voorwaarde dat de nieuwe bebouwing past binnen de door de regio vast te stellen of reeds bepaalde zoekzones landschappelijke versterking, en dat recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen.