direct naar inhoud van 3.1 Milieu
Plan: BLOKHUTTEN DE PAASHEUVEL
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01046-vg01

3.1 Milieu

Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Een eventuele verontreiniging dient milieutechnisch opgeruimd te kunnen worden en dit dient financieel haalbaar te zijn.

Voor dit plan geldt dat er geen bodemonderzoek hoeft te worden gedaan omdat de huidige situatie sinds de bouw van de blokhutten ongewijzigd is en er geen aanwijzingen zijn dat de bodem sinds die tijd vervuild kan zijn.


Lucht
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Sinds 1 januari 2009 is tevens het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. In het kader van deze wet- en regelgeving dient gekeken te worden of een bepaalde functie niet te veel luchtvervuiling veroorzaakt. Deze nieuwe wet- en regelgeving maakt onderscheid tussen projecten die "in betekende mate" en "niet in betekende mate" (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de nieuwe Wet en regelgeving is voor projecten die 'niet in betekenende mate' de luchtkwaliteit verslechteren (tot 1500 woningen of 100.000 m2 b.v.o. kantoorruimte per ontsluiting) geen luchtkwaliteitonderzoek meer noodzakelijk.

Dit plan is een NIBM-plan waarvoor geen verder onderzoek nodig is. Gezien de ligging van het plangebied in de natuurlijke en daarmee schone omgeving van de Veluwe en op grote afstand van vervuilende bronnen ligt, is er vanuit aspect luchtkwaliteit geen enkele reden om aan te nemen dat er sprake is van overschrijding van enige grenswaarden.

Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). De wet stelt verplicht onderzoek te verrichten indien binnen de onderzoekszones van wegen gebouwd wordt.

Het plangebied ligt niet binnen een onderzoekszone vanwege de Wet geluihinder. Nader onderzoek is daarom niet aan de orde.

Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van een zonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de aan te houden afstanden vanuit de Wet milieubeheer wordt dit geregeld.

Er wordt al enige jaren overlast ervaren van de camping door omwonenden. Zowel de gemeente Nunspeet als de eigenaar/beheerder van het campingterrein zijn bereid en actief bezig om te komen tot een oplossing voor de situatie die in de loop van enkele decennia is ontstaan. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar verschillende maatregelen, waaronder een verder zonering van de recreatieve activiteiten op het gehele terrein.

De legalisatie en het blijvend gebruiken van de blokhutten is in lijn met het voornemen om het terrein op een economisch en ruimtelijk verantwoorde wijze te exploiteren. De blokhutten staan op meer dan 100 meter van de burgerwoningen wat op zich zelf en normaal gesproken voldoende afstand moet zijn om licht-conflicterende functies van elkaar te scheiden.

Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.

In de omgeving van het plangebied bevinden géén activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen waardoor externe veiligheid de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.