direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: VREEWEG 11
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01038-vg01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor akkerbouw, weidebouw, tuinbouw, kwekerij en pluimvee- en andere veehouderij;
  • 2. de instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding houtsingel, waaronder begrepen hoogopgaande groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting.
3.1.1 uitzonderingen agrarische bedrijvigheid

Van agrarische bedrijvigheid als bedoeld in artikel 3.1, zijn uitgezonderd fokkerijen en mesterijen van eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht en van pelsdieren, alsmede vis-, wormen- en madenkwekerijen.

3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 3.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 verbod

Het is verboden op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden ter plaatse van de aanduiding houtsingel (h) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
  • f. omzetten van grasland in bouwland;
  • g. diepploegen;
  • h. het verrichten van drainagewerkzaamheden.
3.3.2 uitzonderingen
  • a. werken en werkzaamheden in het kader van normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m²;
  • d. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, onder e, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
3.3.3 toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.3.4 inwinning advies

Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.3.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.