direct naar inhoud van 5.4 Waterhuishouding
Plan: NASSAULAAN 110
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01006-vg01

5.4 Waterhuishouding

5.4.1 Waterbeleid

Op grond van de artikelen 3.1.6 en 5.1.3 uit het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (voorheen artikel 12) dient in de ruimtelijke onderbouwing van ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Nationaal Bestuursakkoord Water en de provinciale, regionale (waterbeheerder) en gemeentelijke uitwerking van hiervoor genoemde beleidsdocumenten). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water.

Waterbeheerder in de regio van het plangebied is Waterschap Veluwe (VW) Het plangebied valt binnen het hoofdstroomgebied Veluwemeer en ligt in het stroomgebied 'Molenbeek Nunspeet'. Voor het stroomgebied geldt de 'gele waterkoers'. Binnen de gele waterkoers is het watersysteem sterk door de mens beïnvloed. Het sluit nog maar weinig aan op de oorspronkelijke dynamische processen. In principe geldt dat geen verslechtering van het huidige veerkrachtniveau mag plaatsvinden (stand-still beginsel). De nadruk ligt op de economische gebruiksfuncties. Door een mix van technische en ruimtelijke oplossingen dient invulling gegeven te worden aan het streven naar een veerkrachtiger watersysteem.

Het gebied ligt in de fluctuatiezone van de Veluwe. In het Streekplan is deze zone aangemerkt als gebied met risico op grondwateroverlast. Door het gemeentebestuur is in 2003 een beleidsnotitie vastgesteld welke handelt over het duurzaam omgaan met het hemelwater in de bestaande kernen van de gemeente Nunspeet, het zogenaamde Gemeentelijk Afkoppelplan. Ten aanzien van nieuwbouwplannen stelt de gemeente dat al het regenwater moet infiltreren op eigen terrein en niet meer afgevoerd mag worden naar de riolering.

Binnen ruimtelijke ontwikkelingen dient invulling te worden gegeven aan de waterkwantiteitstrits 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Het waterschap heeft als beleid aangegeven dat ten minste 35 mm neerslag moet worden vastgehouden of geborgen, met een overlaat naar de watergang. Deze afvoer dient afgestemd te worden op de landelijke afvoer. De landelijke afvoer mag daarbij niet toenemen als gevolg van de introductie van extra verharding. Voor het gebied geldt een afvoernorm van 0,67 l/s/ha. Tevens dient nagegaan te worden hoe met een langdurige bui (T=100, 48 uur, 72 mm neerslag) omgegaan wordt in relatie met een hoog waterpeil in de vijver. De nieuwe situatie mag niet leiden tot een verhoogd risico op inundatie vanuit het oppervlaktewater. Indien infiltratie van regenwater als maatregel wordt gekozen dient het functioneren van de infiltratie voorziening doormiddel van (geo)hydrologische onderzoek worden aangetoond.

5.4.2 Het watersysteem

Langs het plangebied ligt de uitgestrekte vijver “'t Hul” die ter plaatse van het projectgebied vrij smal is en daardoor op een beek lijkt. De vijver watert via een knijpconstructie (knijpstuw) en een lange duiker onder de Hullerweg af naar de Molenbeek. Op de vijver zijn drie riooloverstorten aangesloten. Ten tijde van hevige neerslag stijgt het waterpeil in de vijver hierdoor en door de aanwezige knijpstuw aanzienlijk. Exacte gegevens zijn niet bekend, maar rekening moet worden gehouden dat het waterpeil tot aan de insteek komt. Door ophoging van bagger komt stankoverlast voor. In het Stroomgebied UitwerkingsPlan Harderwijk-Nunspeet (SUP Harderwijk-Nunspeet), zijn maatregelen opgenomen om de huidige capaciteitsproblemen ten aanzien van de uitgestrekte vijver én de Molenbeek op te lossen. Als maatregelen zijn opgenomen het verbreden van de Molenbeek, het aanleggen van een extra retentie en aanpassingen aan de knijpstuw en duikers onder de Hullerweg. Deze maatregelen liggen buiten het plangebied.

5.4.3 Invloed ontwikkeling op het watersysteem

Ten gevolge van de bestemmingen binnen het plangebied zal het verhard oppervlak toenemen. Dit dient gecompenseerd te worden. In het plangebied wordt met behulp van ondergrondse berging met infiltratie invulling gegeven aan het vasthouden en bergen van water. Uit geohydrologisch onderzoek is gebleken dat de bodem een doorlatendheid heeft van circa 2,5 m/d. De bodem bestaat uit zandig materiaal en er komen grondwatertrappen VII en VIII voor. De voorziening wordt per woning gerealiseerd. Ook behoort berging in greppels tot de mogelijkheden.

Het bergings- en infiltratiesysteem dient 35 mm neerslag te bergen. Het ontwerp en de grote doorlatendheid van de bodem zorgt er voor dat het infiltratiesysteem binnen een dag wordt geleegd. Bij een langdurige neerslaggebeurtenis van 48 uur zal het infiltratiesysteem de grootste hoeveelheid neerslag kunnen verwerken. Alleen tijdens de perioden dat de voorziening al gedeeltelijk gevuld is en er zeer intensieve neerslag optreed zal de capaciteit van de voorziening te gering zijn. Een noodoverloopsysteem dient voor afvoer van water naar het oppervlaktewater. Het regenwater wordt geïnfiltreerd in de bodem. Gebruik van uitlogende materialen zoals koper, lood en zink, voor daken, gevels en afwateringsvoorziening is hierbij niet toegestaan.

Het vuilwater (DWA) wordt op het riool geloosd. Hiervoor zijn twee afvoermogelijkheden beschikbaar, het gemengde stelsel in de Nassaulaan en de drukriolering in de Hullerweg.

Bij het bepalen van de vloerhoogte dient rekening te worden gehouden met de peilstijging in het oppervlaktewater. Het waterpeil is circa + 3,3 m NAP. Het waterschap heeft aangegeven dat waterpeilen tot aan insteek voorkomen. In het SUP zijn maatregelen opgenomen om de peilstijging te beperken. Voor de vloerpeilen dient een drooglegging (afstand tot het streefpeil) van 1,3 m aangehouden te worden om inundatie vanuit het oppervlaktewater te voorkomen.

Ten behoeve van het onderhoud aan de vijver dient in het plangebied langs het water een strook van 5 meter vanuit de insteek obstakel vrij te blijven en toegankelijk te zijn voor onderhoudsmachines.