direct naar inhoud van Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Plan: Buitengebied Zuid en West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1500BgebiedZW-vs01

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

26.1 bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. de aanleg, het beheer en de instandhouding van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 bouwregels
26.2.1

Voor nieuwe bouwwerken geldt, dat in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 24) op de in artikel 26.1 bedoelde gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van verblijfsfuncties.

26.2.2

In aanvulling op de andere daar voorkomende bestemmingen mogen tevens bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:

  • a. hoogspanningsmasten 40 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
26.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.2.1 voor het bouwen ten behoeve van verblijfsfuncties overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

26.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
26.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 26.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van beplanting en bomen;
  • b. aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • d. ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • e. aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen.
26.4.2

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 26.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

26.4.3

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 26.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

26.4.4

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 26.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.