direct naar inhoud van Artikel 21 Water - Rivier
Plan: Buitengebied Zuid en West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1500BgebiedZW-vs01

Artikel 21 Water - Rivier

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
  • b. water ten behoeve van scheep- en recreatievaart;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

21.2 bouwregels
21.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

21.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. bruggen en viaducten 12 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing 3 m.
21.3 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder begrepen het innemen van ligplaatsen met woonschepen en/of woonarken of pleziervaartuigen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voertuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
21.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 21.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • b. het wijzigen van het waterpeil;
  • c. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telefooncommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen of aanbrengen van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen.
21.4.2

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 21.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

21.4.3

De omgevingsvergunning wordt pas verleend nadat advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

21.4.4

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 21.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.