direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Revelhorst 1999 tweede Herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1002RH1999tweede-vs01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (lichte) industrie, bouwnijverheid, reparatie- en verhuurbedrijven en groothandel en overige dienstverlenende bedrijven;
  • b. kantoren als onderdeel van een bedrijf;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. verkeer en verblijf in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en bermen;
  • e. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. een openbare nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • g. reclame-objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame;
  • h. maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf;
  • i. bestaande bedrijfswoningen in combinatie met een bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met dien verstande dat:

  • j. een bouwperceel dient ten minste 850 m2 en ten hoogste 1800 m2 groot te zijn. In afwijking hiervan mag op het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijventerrein - bestaand' de grondoppervlakte ten hoogste 3300 m2 bedragen;
  • k. de gevels van de gebouwen dienen op de ontsluitingswegen georiënteerd te zijn en derhalve niet op de Vierakkersestraatweg;
  • l. de ontsluiting van bedrijfspercelen niet geschiedt via de Vierakkersestraatweg;
  • m. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien, waarbij per kavel één inrit wordt gerealiseerd met een breedte van ten hoogste 7 m.


De toelaatbaarheid van bedrijven, met het oog op het woon- en leefklimaat, wordt bepaald aan de hand van de bij de regels gevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend een bedrijf tot en met categorie 2 is toegestaan;

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringplichtige inrichtingen;
  • risicovolle inrichtingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwperceel mag uitsluitend één bedrijfsgebouw worden gebouwd, in afwijking hiervan mag op het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijventerrein - bestaand' de bestaande woning worden gehandhaafd en een bedrijfsdeel worden toegevoegd;
  • c. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal 70%;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte.
  • e. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • f. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de (ontsluitings)weg bedraagt minimaal 5 m.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 500 m3;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte;
  • d. een bedrijfswoning dient uitsluitend inpandig te worden gebouwd;
  • e. bijbehorende bouwwerken bij een woning worden in het bouwvolume ondergebracht;

met dien verstande dat:

  • a. de bouw van een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan indien door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van wegverkeer conform de Wet geluidhinder;
  • b. de bouw van een bedrijfswoning is uitsluitend is toegestaan indien de milieukundige aanvaardbaarheid is aangetoond door middel van een verkennend bodemonderzoek.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de openbare weg gekeerde voorgevel van een gebouw bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder e voor het bouwen tot op de perceelsgrens;
  • b. 3.2.1 onder d voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 12 m;
  • c. 3.2.2 onder d voor het bouwen van een afzonderlijk bedrijfsdeel en woning op een bouwperceel, waarbij de inhoud van de woning ten hoogste 500 m3 mag bedragen;
  • d. 3.2.3 onder b voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 3 m.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de in 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die een plaatsgebonden risico 10-6 per jaar hebben die tot buiten de inrichtingsgrens reikt alsmede de bedrijven die zijn aangewezen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1:

  • a. voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor het toestaan van detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines, automobielen, caravans, boten en motoren mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in een naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naast hogere categorie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
  • b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.