direct naar inhoud van Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Onderdoorgang Kostverloren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0206Kostverloren-vs01

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten, buurtwegen, fietspaden, tunnels, pleinen en trottoirs alsmede een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en watervoorzieningen;
  • d. wandelgebieden en speelvoorzieningen;
  • e. toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. terrassen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. windafschermende bebouwing of voorzieningen;
  • j. geluidsafschermende voorzieningen;
  • k. een keerwand in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • l. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • m. luifels behorende bij aangrenzende gebouwen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, tunnels, onderdoorgangen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  • b. De maximale diepte van de onderzijde van de onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt 1,5 meter boven N.A.P, met dien verstande dat de diepte van de voor de onderdoorgang benodigde pompput maximaal 3 meter onder N.A.P mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde als lichtmasten, entrees tot parkeergarages, speelvoorzieningen, windafschermende bebouwing, en voorzieningen alsmede straatmeubilair, mag ten hoogste 5 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte van een keerwand niet meer dan 1,5 meter mag bedragen.

Met dien verstande dat voor de berekening van de bouwhoogte van bouwwerken zoals hier bedoeld onder c, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 onder het begrip 'peil' wordt verstaan: de bovenkant van de spoorstaaf, waarvan de afstand tot het betreffende bouwwerk het kleinst is.