Artikel 12 - Algemene bouwregels
12.1 Bestaande maatvoering
12.1.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
12.1.2
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
12.1.3
Het bepaalde in artikel 12.1.1 met betrekking tot de bestaande inhoud en oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop van bestaande woningen, bijgebouwen en overkappingen.
12.2 Situering woningen en bijgebouwen
12.2.1
De afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg bedraagt minimaal de bestaande afstand.
12.2.2
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.1 voor het toestaan van een kleinere afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
12.3 Herbouw van woningen en bijgebouwen
12.3.1
De herbouw dient qua verschijningsvorm aangesloten wordt bij de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied.
12.3.2
Uit een landschaps- en inrichtingsplan de landschappelijke inpassing blijkt en de vormgeving en inrichting van het erf wordt verantwoord.
12.4 Hydrologisch neutraal bouwen
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat de nieuwe watersituatie minimaal gelijk blijft aan de bestaande situatie, waarbij uitgegaan wordt van T = 10 + 10% wat betekent dat het aantal mm neerslag x de oppervlakte verharding = aantal m3 waterberging.
12.5 (bijna) energie neutraal bouwen
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen moet worden aangetoond dat in de nieuwe situatie het energieverbruik vermindert ten opzichte van de bestaande situatie, indien de energie niet duurzaam wordt opgewerkt.
Artikel 13 - Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 - Welstand
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien het uiterlijk en/of de plaatsing van de bouwwerken, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, voldoen aan de redelijke eisen van welstand conform de beleidsregel Welstand Landelijk gebied, zoals opgenomen in bijlage 2 en 3.
Artikel 15 - Parkeren
15.1 Voorwaarden bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming
15.1.1
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruiken van gronden of bouwwerken, wordt slechts verleend, indien wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Hierbij gelden de normen als opgenomen in de tabel in artikel 15.5.
15.1.2
De in artikel 15.1.1 bedoelde parkeerplaatsen en aansluitende benodigde ruimte, dienen de maatvoering te hebben conform de CROW richtlijnen;
15.1.3
Het is niet toegestaan om het gebruik van de gronden zodanig te wijzigen dat niet langer voldaan wordt aan de hiervoor gestelde bepalingen.
15.2 Laden en lossen
15.2.1
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein daar aanleiding toe geeft dient, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, verzekerd te zijn dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen;
15.2.2
De in artikel 15.2.1 bedoelde laad- en losvoorzieningen, en aansluitende benodigde ruimte, hebben de maatvoering, conform de normen in de CROW;
15.2.3
Het is niet toegestaan om het gebruik van de gronden zodanig te wijzigen dat niet langer voldaan wordt aan de normen van het CROW.
15.3 Flexibiliteit - Afwijken
15.3.1
Met omgevingsvergunning kan medewerking worden verleend aan parkeren buiten eigen terrein en/of afwijken van de minimum parkeernormen zoals opgenomen in artikel 15.5:
- Indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of:
- Voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
15.3.2
Het bevoegd gezag kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 voorwaarden koppelen met betrekking tot de verplichting het benodigde aantal parkeerplaatsen in stand te houden.
15.3.3
Het bepaalde in artikel 15.3.1 is niet van toepassing wanneer een bouwwerk na een calamiteit geheel verloren is gegaan, waarvoor de parkeerplaatsen nodig waren, en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, hoeft niet een omgevingsvergunning worden verleend mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk verloren is gegaan.
15.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 15.1 en 15.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en/of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en/of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen. Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel in artikel 15.5.
15.5 Tabel
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein is voor de volgende functies:
| | |
| | |
Koop, vrijstaand | woning | 2 |
Koop, twee-onder-een-kap | woning | 1,8 |
Koop tussen/hoek | woning | 1,6 |
Koop, etage, duur | woning | 1,7 |
Koop, etage, midden | woning | 1,5 |
Koop, etage, goedkoop | woning | 1,2 |
Huurhuis, vrije sector | woning | 1,6 |
Huurhuis, sociale huur | woning | 1,2 |
Huur, etage, duur | woning | 1,5 |
Huur, etage, midden/goedkoop | woning | 1 |
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) | kamer | 0,6 |
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig | kamer | 0,2 |
Aanleunwoning en serviceflat | kamer | 1 |
| | |
Kantoor (zonder baliefunctie) | 100 m² bvo | 2,3 |
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie) | 100 m² bvo | 3,3 |
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) | 100 m² bvo | 2,1 |
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf) | 100 m² bvo | 0,8 |
Bedrijfsverzamelgebouw | 100 m² bvo | 1,7 |
| | |
Buurtsupermarkt | 100 m² bvo | 2,5 |
Discountsupermarkt | 100 m² bvo | 5,5 |
Fullservice supermarkt (laag en middellaag prijsniveau) | 100 m² bvo | 4,4 |
Fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) | 100 m² bvo | 3,9 |
Grote supermarkt | 100 m² bvo | 6,7 |
Groothandel in levensmiddelen | 100 m² bvo | 5,4 |
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 30.000-50.000 inwoners | 100 m² bvo | 3 |
Buurt- en dorpscentrum | 100 m² bvo | 2,7 |
Wijkcentrum (klein) | 100 m² bvo | 3,5 |
Wijkcentrum (gemiddeld) | 100 m² bvo | 4,1 |
Wijkcentrum (groot) | 100 m² bvo | 4,7 |
Stadsdeelcentrum | 100 m² bvo | 5,3 |
Weekmarkt (bij klein wijk-, buurt- en dorpscentrum) | m¹ kraam | 0,15 |
Kringloopwinkel | 100 m² bvo | 2 |
Bruin- en witgoedzaken | 100 m² bvo | 8,5 |
Woonwarenhuis/ woonwinkel | 100 m² bvo | 1,7 |
Woonwarenhuis (zeer groot) | 100 m² bvo | 4,4 |
Meubelboulevard/Woonboulevard | 100 m² bvo | 2,1 |
Winkelboulevard | 100 m² bvo | 3,9 |
Outletcentrum | 100 m² bvo | 9,4 |
Bouwmarkt | 100 m² bvo | 2,2 |
Tuincentrum | 100 m² bvo | 2,6 |
Groencentrum | 100 m² bvo | 2,6 |
Sport, cultuur en ontspanning | | |
Bibliotheek | 100 m² bvo | 1,1 |
Museum | 100 m² bvo | 1 |
Bioscoop | 100 m² bvo | 12,7 |
Filmtheater/filmhuis | 100 m² bvo | 8,9 |
Theater/schouwburg | 100 m² bvo | 10,5 |
Musicaltheater | 100 m² bvo | 4,6 |
Casino | 100 m² bvo | 7,5 |
Bowlingcentrum | Bowlingbaan | 2,3 |
Biljart/snookercentrum | tafel | 1,5 |
Dansstudio | 100 m² bvo | 6,9 |
Fitnessstudio/Sportschool | 100 m² bvo | 6 |
Fitnesscentrum | 100 m² bvo | 6,9 |
Wellnesscentrum (thermen, kuurcentrum, beautycentrum) | 100 m² bvo | 9,8 |
Sauna, hammam | 100 m² bvo | 6,8 |
Sporthal | 100 m² bvo | 3,2 |
Sportzaal | 100 m² bvo | 3,3 |
Tennishal | 100 m² bvo | 0,4 |
Squashhal | 100 m² bvo | 3,1 |
Zwembad overdekt | 100 m² bassin | 12,3 |
Zwembad openlucht | 100 m² bassin | 14,8 |
Sportveld | Hectare netto terrein | 13 |
Stadion | Zitplaats | 0,04 |
Kunstijsbaan (kleiner dan 400 meter) | 100 m² bvo | 1,8 |
Kunstijsbaan (400 meter) | 100 m² bvo | 2,5 |
Jachthaven | Ligplaats | 0,5 |
Golfoefencentrum | Centrum | 54,2 |
Golfbaan (18 holes) | 18 holes, 60ha | 108,3 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), gemiddeld en kleiner | 100 m² bvo | 2,6 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), groot | 100 m² bvo | 3,6 |
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal), zeer groot | 100 m² bvo | 4,9 |
Manege (paardenhouderij) | Box | 0,3 |
Dierenpark | Ha. Netto terrein | 4 |
Attractie- en pretpark | Ha. Netto terrein | 4 |
Volkstuin | 10 tuinen | 1,3 |
Horeca en (verblijfs)recreatie | | |
Camping (kampeerterrein) | Standplaats | 1,1 |
Bungalowpark (huisjescomplex) | Bungalow | 2 |
1* hotel | 10 kamers | 4,4 |
2* hotel | 10 kamers | 6 |
3* hotel | 10 kamers | 6,3 |
4* hotel | 10 kamers | 8,5 |
5* hotel | 10 kamers | 11,8 |
Café/bar/cafetaria | 100 m² bvo | 5 |
Restaurant | 100 m² bvo | 12 |
Discotheek | 100 m² bvo | 18,8 |
Evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw | 100 m² bvo | 6 |
Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen | | |
Huisartsenpraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 3 |
Apotheek | Apotheek | 2,9 |
Fysiotherapiepraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 1,7 |
Consultatiebureau | Behandelkamer | 1,9 |
Consultatiebureau voor ouderen | Behandelkamer | 2,1 |
Tandartsenpraktijk (-centrum) | Behandelkamer | 2,4 |
Gezondheidscentrum | Behandelkamer | 2,2 |
Ziekenhuis | 100 m² bvo | 1,9 |
Crematorium | (deels) gelijktijdige plechtigheid | 25,1 |
Begraafplaats | (deels) gelijktijdige plechtigheid | 26,6 |
Penitentiaire inrichting | 10 cellen | 3,4 |
Religiegebouw | Zitplaats | 0,1 |
Verpleeg- en verzorgingstehuis | Wooneenheid | 0,5 |
| | |
Kinderdagverblijf (crèche) (x: zie bijlage 6) | 100 m² bvo | 1,4 + x |
Basisonderwijs (x: zie bijlage 6 ) | Leslokaal | 0,5 + x |
Middelbare school | 100 leerlingen | 3,9 |
ROC | 100 leerlingen | 4,9 |
Hogeschool | 100 studenten | 8,9 |
Universiteit | 100 studenten | 14,8 |
Avondonderwijs | 10 studenten | 9,5 |
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de functies en/of normen in de tabel in artikel 15.5, waarbij het wijzigingsplan voorzien wordt van een goede ruimtelijke motivering waaruit de noodzaak en gevolgen voor de wijziging worden toegelicht.
Hoofdstuk 4 Algemene regels – flexibiliteit
Artikel 16– Algemene belangenafweging
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
- Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- Een wijziging van het plan;
- Alleen genomen, mits:
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Artikel 17 - Nadere eisen
17.1 Stellen van nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- De milieusituatie;
- De verkeersveiligheid;
- De sociale veiligheid;
- Het straat- en bebouwingsbeeld;
- Het traditionele erfensemble.
Algemene regels – Gebruik
Artikel 18- Algemene gebruiksregels
18.1
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- Het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning.
18.2
Daar waar in het plan bedrijf(sactiviteiten) bij recht zijn toegestaan of middels een flexibiliteitsbepaling (melding, afwijking of wijziging) worden toegestaan zijn de navolgende activiteiten verboden:
- Bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
- Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij dit expliciet is toegestaan;
- Vuurwerkbedrijven;
- Inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r., met uitzondering van de bestaande agrarische bedrijven zoals opgenomen op de verbeelding.
Algemene regels – Milieuregels
Artikel 19 - Stikstof
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten opzichte van:
- de stikstofdepositie welke kan worden afgeleid uit de op het moment van het vaststellen van het bestemmingsplan onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming respectievelijk artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 of de onherroepelijke omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2aa sub a van het Besluit omgevingsrecht, respectievelijk hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 waarvan datum en kenmerk zijn opgenomen in bijlage 4, waarbij in het geval sprake is van beweiden wordt uitgegaan van de wijze van beweiden conform de feitelijk bestaande en planologisch legale situatie in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan; of
- indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van het feitelijk aanwezige en planologische legale gebruik van gronden en bouwwerken in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, waarbij voor het houden van vee kan worden uitgegaan van de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening wordt gehouden met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie.
Algemene regels – Uitvoeren werken/werkzaamheden
Artikel 20 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
20.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemmingen als opgenomen in bijlage 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de in de tabel in bijlage 4 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
20.2 Weigeringsverbod
De in artikel 20.1 genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige aantasting van de belangen als nader verwoord in de tabel in bijlage 4 ontstaat of kan ontstaan en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
20.3 Advies
De omgevingsvergunning wordt pas verleend nadat (schriftelijk) advies is gevraagd aan het betreffende adviesorgaan als opgenomen in de tabel in bijlage 4. Wanneer daar geen adviesorgaan is opgenomen, is er geen verplichting tot het vragen van advies in het kader van de vergunningverlening.
20.4 Uitzonderingen
20.4.1
Het verbod als bedoeld in artikel 20.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- Het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
- Op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
20.4.2
In aanvulling op het bepaalde in artikel 20.4.1 geldt dat het verbod als bedoeld in artikel 20.1 niet van toepassing is op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die plaatsvinden op:
- De voor 'Bos' aangewezen gronden en strekken tot de aanleg en het onderhoud van poelen in het kader van natuur- en landschapsbeheer en natuurontwikkeling;
- De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden en die:
- Voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
- Vallen onder de werking van de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten;
- De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden en strekken tot behoud of herstel van de cultuurhistorische, architectonische of landschappelijke waarden.
20.4.3
In aanvulling op het bepaalde in artikel 20.4.1 geldt dat het verbod als bedoeld in artikel 20.1 ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' niet voor:
- Bomen die moeten worden geveld krachtens de Plantengezondheidswet of krachtens een aanschrijving van bevoegd gezag;
- Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- Het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- Het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;
- dunning van bomen;
- Een boom die direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt.
20.5 Specifieke gebruiksregel
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in artikel 20.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
20.6 Criteria vergunning
20.6.1 Algemeen
De omgevingsvergunning die ziet op het vellen van een boom ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, slechts worden verleend indien:
- Een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang, van niet-tijdelijke aard opweegt tegen duurzaam behoud van de boom of;
- Naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
20.6.2 Bouwen of uitvoeren andere werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden binnen invloedssfeer van een boom
In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van een te vellen boom dienen een bomeneffectanalyse dan wel een advies van een gemeentelijk boomdeskundige, een 'compensatieplan bomen' en een taxatierapport met boomwaarde van alle bomen staande binnen de invloedssfeer van de te vellen boom te worden overlegd.
20.6.3 Bijzondere voorschriften
Aan de omgevingsvergunning die ziet op het vellen van een boom ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen' kunnen de volgende bijzondere voorschriften worden verbonden:
- Dat binnen drie jaar en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk Bomenfonds. Deze bijdrage geldt uitsluitend voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen;
- In het voorschrift als bedoeld onder a wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen;
- Dat pas tot vellen van de boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
20.6.4 Herplant-/instandhoudingsplicht
- Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
- Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk Bomenfonds, welke bijdrage uitsluitend geldt voor bomen in eigendom van de gemeente Zutphen.
- Wordt een verplichting als bedoeld onder a opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.
- Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
- Overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
- Een bomeneffectanalyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
Artikel 21 - Kapverbod
21.1
Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 21.1 betreffende de omgevingsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Waardevolle bomen', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden bomen die staan op een privaat perceel groter dan 2500 m2 te vellen, te doen vellen of te laten vellen.
21.2
Het verbod als bedoeld in artikel 21.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- Op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
- Bomen die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
- Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- Het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
- Het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;
- dunning van de bomen;
- Een boom die direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt..
21.3
De vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 21.1 wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:
- De ecologische waarde van de boom;
- De landschappelijke waarde van de boom;
- De waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon;
- De beeldbepalende waarde van de boom;
- De cultuurhistorische waarde van de boom;
- De recreatieve functie van de boom.
21.4
Het bepaalde in de artikelen 21.6.3 en 21.6.4 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 Bestrijding van boomziekten
22.1
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
- De houtopstand te vellen;
- Conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstanden direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
22.2
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college gevelde houtopstanden of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
22.3
Het niet voldoen aan de in artikel 22.1 bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Algemene regels - Verblijfsgebied
Artikel 23 - Bruikbaarheid en aanzien van de weg
23.1 Het plaatsen van voorwerpen op een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan
23.1.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, tenzij dit op grond van hogere wetgeving is geregeld.
23.1.2
Het verbod in artikel 23.1.1 geldt niet voor:
- Evenementen;
- Standplaatsen;
- Voorwerpen of stoffen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
23.1.3
Met voorafgaande melding kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1.1 voor:
- Bouwobjecten, dan wel de voorwerpen zoals genoemd in de vastgestelde nadere regels voor het vergunningvrij gebruiken van een openbare plaats of gedeelte ervan anders dan de publieke functie daarvan.
23.1.4
Een vergunning als bedoeld in artikel 23.1.1 kan worden geweigerd indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, dan wel niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 16.
23.2 Het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
23.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
23.2.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.2.1 kan in ieder geval worden geweigerd indien de aanleg, de beschadiging of de verandering van de weg gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan.
23.2.3
Het verbod in artikel 23.2.1 is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.
23.3 Het maken, veranderen van een uitweg
23.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
- Een uitweg te maken naar de weg;
- Van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
- Verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;
Tenzij dit op grond van andere wetgeving is toegestaan.
23.3.2
Een vergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 kan worden geweigerd in het belang van:
- De bruikbaarheid van de weg;
- Het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
- De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
- De bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
Artikel 24 - Veiligheid op de weg
24.1 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplantingen of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
24.2 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 25 - Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
25.1 Plakken en kladden
25.1.1
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te voorzien van meningsuitingen en bekendmakingen.
25.1.2
Met omgevingsvergunning kunnen plekken/plaatsen voor aanplakborden aangewezen worden voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
25.3
Het is verboden de in artikel 25.1.2 bedoelde aanplakborden te gebruiken voor bet aanbrengen van handelsreclame.
25.1.4
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
25.2 Loslopende honden
25.2.1
Het is verboden honden los te laten lopen buiten de daarvoor aangewezen gebieden.
25.2.2
Met omgevingsvergunning kunnen plaatsen worden aangewezen waarop het verbod in artikel 25.2.1 niet van toepassing is.
25.2.3
Het verbod genoemd in artikel 25.2.1 is niet van toepassing op de eigenaar, houder of verzorger van een hond:
- Die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- Die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 26 - Vuurwerk
26.1 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning bij een bedrijf of nevenactiviteit of bedrijfsmatige activiteit bij wonen consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te hebben.
26.1 Carbid schieten
26.2.1
Het is verboden in de openlucht met carbid te schieten.
26.2.2
Het verbod in artikel 26.2.1 geldt niet indien het carbid schieten plaatsvindt tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 2.00 uur van het daaropvolgende jaar, mits:
- Bij het carbid schieten wordt gebruik gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 40 liter;
- Het carbid schieten plaats vindt buiten de bebouwde kom op een afstand van ten minste 100 m van woningen en 300 m van gebouwen, bouwwerken of andere werken waarbinnen dieren verblijven;
- Het vrijschootsveld tenminste 100 m bedraagt en zich binnen dit schootsveld geen personen en/of openbare wegen of paden bevinden;
- Degene die met carbid schiet redelijkerwijs alle maatregelen heeft genomen ter voorkoming van gevaar voor mens en dier.
26.2.3
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 26.2.1 en 26.2.2.
Artikel 27 - Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
27.1 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 28 - Kamperen buiten kampeerterreinen
28.1 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
28.1.1
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in dit plan is bestemd of mede bestemd.
28.1.2
Het verbod in artikel 30.1.1 geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
Artikel 29 - Parkeerexcessen
29.1 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
29.1.1
Het is verboden voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren (waaronder mede wordt verstaan: het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen en het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling) of te verhandelen waarbij geldt:
- Drie of meer voertuigen op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- De weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
29.1.2
Dit verbod is niet van toepassing op:
- Voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden.
29.1.3
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.1.1.
29.2 Te koop aanbieden van voertuigen, defecte voertuigen, voertuigwrakken, parkeren van reclamevoertuigen, parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
29.2.1
Het is verboden binnen de bestemming 'Verkeer':
- Een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen;
- Een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren;
- Een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert te parkeren;
- Een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken;
- Een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan, met dien verstande dat dit verbod niet geldt gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
29.2.2
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2.1.
29.2.3 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 30 - Venten
30.1 Ventverbod
30.1.1
Het is verboden te venten indien daardoor, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, tenzij dit op grond van andere wetgeving is toegestaan en met dien verstande dat dit niet geldt voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
30.1.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 30.1.1 is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden:
- Op door het college aangewezen openbare plaatsen; of
- Op door het college aangewezen dagen en uren.
30.1.3
Het is verboden te venten:
- Op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 8.00 uur;
- Op door het college aangewezen openbare plaatsen.
30.1.4
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.1.1 en 32.1.2.
Artikel 31 - Standplaatsen
31.1 Verbod standplaatsen
31.1.1
Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben, tenzij dit op grond van andere wetgeving is toegestaan.
31.1.2
De vergunning kan worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt, met dien verstande dat dat niet geldt voor bouwwerken.
Artikel 32 - Openbaar water
32.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
32.1.1
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water, tenzij dit op grond van andere wetgeving is toegestaan.
32.1.2
Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
32.1.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
32.1.2.1
Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen buiten de door het college aangewezen gedeelten van openbaar water, tenzij op grond van andere wetgeving toegestaan.
32.2.2
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig krachtens het in artikel 32.2.1 aangewezen gedeelten van openbaar water:
- Nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
- Beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
32.3 Aanwijzingen ligplaats
32.3.1
Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
32.3.2
De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
32.4 Beschadigen van waterstaatswerken
32.4.1
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen, tenzij dit op grond van andere wetgeving is toegestaan.
Artikel 33 - Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in
natuurgebieden
33.1 Crossterreinen
33.1.1
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben, tenzij op grond van andere wetgeving toegestaan.
33.1.2
Het verbod van artikel 33.1.1 is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
- In het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
- In het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- In het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in artikel 33.1.1 bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
33.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
33.2.1
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig of een bromfiets.
33.2.2
Het verbod van artikel 33.2.1 is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
- Het voorkomen van overlast;
- De bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- De veiligheid van het publiek.
33.2.3
Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op:
- Motorvoertuigen en bromfietsen:
- Ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
- Die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in artikel 33.2.1 bedoeld;
- Die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- Van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in artikel 33.2.1 bedoeld;
- Voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen;
- Op wegen die gelegen zijn binnen de in artikel 33.2.1 bedoelde gebieden of terreinen;
- Binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
33.2.4
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2.1.
33.3 Voorschriften natuurgebieden en andere terreinen
Het college kan ten aanzien van door hen bij besluit aangewezen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik bedoelde terreinen voorschriften stellen:
- In het belang van de openbare orde;
- In het belang van de zedelijkheid;
- Ter voorkoming van gevaar, schade en overlast;
- Ter bescherming van het milieu;
- In het belang van de volksgezondheid.
Artikel 34 - Oplaadpalen
34.1
Met omgevingsvergunning kunnen laadpalen op of aan de openbare weg worden geplaatst, mits:
- Deze wordt gerealiseerd ten behoeve van een elektrische auto met een volledig elektrisch bereik van meer dan 60 km en deze met inbegrip van de lading geen grotere lengte heeft dan 6 m of grotere hoogte van meer dan 2,4 m en niet is voorzien van een handelaarskenteken;
- Het aantal niet groter is dan één laadpunt in de openbare ruimte per perceel of woning;
- Het voldoet aan de behoefte van gebruikers binnen een straal van hemelsbreed 300 m van de aangevraagde locatie;
- Er niet binnen een straal van hemelsbreed 300 m al een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur aanwezig is;
- De locatie voldoende vindbaar en zichtbaar is;
- De locatie het gebruik door meerdere gebruikers mogelijk maakt;
- De doorgang voor het andere verkeer (auto, fiets, voetganger, rolstoel, etc.) gewaarborgd blijft;
- Er gelijktijdig een verkeersbesluit wordt genomen om één of twee parkeervakken bij een oplaadpunt te reserveren voor elektrische voertuigen, met dien verstande dat de gereserveerder parkeerplaats(en) niet kenteken gebonden zijn.
34.2
Een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien:
- Er mogelijkheden zijn om elektrische voertuigen op het woonadres dan wel bedrijfsadres of op eigen terrein te (laten) parkeren. Aan het hebben van een privéparkeergelegenheid wordt gelijkgesteld de situatie dat men woonachtig is in gebouwen die gerealiseerd zijn inclusief een parkeergelegenheid in het gebouw of in de nabije omgeving van dat gebouw, waar parkeerruimte gehuurd, geleased of gekocht kan worden of anders ter beschikking kan staan;
- Het een locatie betreft met een parkeerdruk van 90% of meer op maatgevende momenten;
34.3 Flexibiliteit - Afwijken
Met omgevingsvergunning kan een omgevingsvergunning worden verleend ter plaatse van een locatie als bedoeld in artikel 35.2 onder a of b, mits er het laadpunt door meerdere gebruikers wordt gebruikt.
Artikel 35 - Bescherming gemeentelijke houtopstanden
35.1
Het is verboden om houtopstanden, die eigendom van de gemeente Zutphen zijn, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.
35.2
Het is verboden binnen de kroonprojectie van gemeentelijke houtopstanden behoudens omgevingsvergunning:
- Te graven;
- Grond op te hogen of weg te nemen;
- In de invloedssfeer van de houtopstand water te onttrekken, met dien verstande dat dit niet geldt voor werken die volgens de uniforme Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de Uniformiteit Netbeheerders Oost-Gelderland (UNOG) worden uitgevoerd.
Artikel 36 - Algemene belangenafweging
In aanvulling op het gestelde in dit plan, wordt een besluit tot:
- Het verlenen een omgevingsvergunning met afwijking van de bouw- of gebruiksregels; of
- Een wijziging van het plan;
Alleen genomen, mits:
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Artikel 37 - Nadere eisen
37.1 Stellen van nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- De milieusituatie;
- De verkeersveiligheid;
- De sociale veiligheid;
- Het straat- en bebouwingsbeeld;
- Het traditionele erfensemble.
37.2 Procedure nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van nadere eisen geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- Het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- De terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de in artikel 38.2 onder a genoemde termijn;
- Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.