direct naar inhoud van 3.3 Natuur, landschap en archeologie
Plan: Manege Rouwbroekweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.BP1403Rouwbroekwg2-vs01

3.3 Natuur, landschap en archeologie

3.3.1 Natuur

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. De voorgenomen ontwikkeling betreft een ontwikkeling waarbij geen sprake is van nieuwbouw van gebouwen.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. In het kader van de Natuurbeschermingswet is geen onderzoek noodzakelijk, omdat soortgelijke activiteiten in de nabije omgeving (Vordenseweg 22) worden overgenomen.

Op een afstand van ruim 0,7 km ligt een EHS-gebied. Het plangebied bevindt zich in de Ecologische Verbindingszone (EVZ). Het plangebied bevindt zich nabij een beschermingszone voor natte natuur. De beoogde ontwikkelingen hebben geen negatieve invloed op de EVZ dan wel waterkwantiteit en -kwaliteit in relatie tot de natte natuurgebieden, omdat er soortgelijke activiteiten in de nabije omgeving worden overgenomen.

Het verplaatsen van de activiteiten zal dus geen extra verstoring opleveren voor de Natura 2000-gebieden en EHS-gebieden in de omgeving.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In het kader van de Flora- en faunawet is geen onderzoek noodzakelijk, omdat bij de voorgenomen ontwikkeling geen fysieke ruimtelijke ingreep of verandering gaat plaatsvinden. De nieuwe toegevoegde activiteiten gaan plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing dan wel binnen de bestaande buitenruimte. Op basis hiervan is er geen noemenswaardige invloed of verstoring op de bestaande flora en fauna te verwachten.

De nieuwe manege-activiteiten worden overgenomen van de buurman die met de activiteiten stopt. De activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing op de betreffende locatie; er wordt geen extra bebouwing gerealiseerd. Hierdoor is sprake van een zeer beperkte ruimtelijke ingreep. Gelet op het bovenstaande leidt het aspect ecologie niet tot belemmeringen bij de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.2 Landschap

In de Structuurvisie Warnsveld ligt het plangebied in de landschappelijke zonering "open agrarische landschap" met het landschapstype "kampenlandschap".

Het open agrarische landschap heeft als geheel weinig cultuurhistorische waarde meer doordat het grondgebruik sterk is vervaagd. Tegenwoordig is het grondgebruik overwegend grasland met enkele verspreide akkers. De agrarische bebouwing ligt verspreid door het gebied langs de wat slingerende wegen. Het gebied wordt doorsneden door de nieuwe N314, die echter weinig opvalt door de ligging op maaiveldhoogte.

Op een hoger schaalniveau ligt het plangebied op de rand van het Nationaal Landschap de Graafschap. In dit Nationaal Landschap is een grote mate van kleinschaligheid, groen karakter en een kenmerkend waterhuishoudingssysteem en -patroon. Het betreft een kleinschalig kampenontginningslandschap.

3.3.3 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiƫle archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Voor het noordelijk deel van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het overige deel van het plangebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming opgenomen. In dit gebied is het roeren van de bodem beneden 0,5 meter en groter dan 50 m2 niet toegestaan. Hiervoor is een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" (voorheen: aanlegvergunning) of een Omgevingsvergunning voor het bouwen" (voorheen: bouwvergunning) nodig. Er moet bij een bodemverstoring afdoende zijn aangetoond of archeologische waarden in het geding zijn (verplichting tot het laten uitvoeren van archeologisch vooronderzoek). De gemeente neemt een besluit of de archeologische waarden worden geschaad en of definitief archeologisch onderzoek nodig is.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het verstoren van de ondergrond mogelijk maken. Bij de ontwikkeling wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Tevens is in het plangebied geen monumentale bebouwing en/of een landschapsmonument aanwezig. Om die reden is archeologisch onderzoek achterwege gebleven.