a. Voor zover gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding rioolpersleiding:
1. mag in afwijking van de bestemmingsbepaling binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de aangeduide gronden niet worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
2. mogen andere-bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de leiding, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 2,50 m.
b. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde onder a sub 1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de bestemming, voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de leiding en/of veiligheid geen bezwaar bestaat.