Plan: | Kerkweg 49 en 51 Aerdt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.WP09KERKWEG-VA01 |
Dit plan beoogt de planologische basis te leggen voor een wijziging van het voormalige agrarische bedrijf Kerkweg 49 en 51 Aerdt in een woonbestemming. De agrarische activiteiten van dit bedrijf zijn beëindigd. In dat kader zijn alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt met uitzondering van de woning op het perceel Kerkweg 51 en de eigenaren hebben de wens om één extra woning terug te bouwen. Het voormalige agrarische bedrijf beschikte over 2 bedrijfswoningen. De woning op het perceel Kerkweg 49 wordt herbouwd op basis van de regels van het geldende bestemmingsplan. De woning op het perceel Kerkweg 51 blijft gehandhaafd. Naast deze twee reeds toegestane woningen wordt er nog één extra woning toegevoegd.
Het totaal aantal toegelaten woningen in het kader van het voorliggende project wordt 3.
Vóór de aanleg van dijken vestigden bewoners zich op de hoger gelegen delen, de oeverwallen van de rivier. Op deze hoger gelegen delen ontstonden de dorpen Aerdt, Herwen en Pannerden. Herwen, Aerdt en Pannerden hebben hun ontstaan en groei voornamelijk te danken aan de landbouw en de baksteenindustrie. De kernen Lobith en Tolkamer zijn altijd sterk op de rivier gericht geweest.
Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied tegen het dorp Aerdt globaal aangegeven.
afb. globale ligging wijzigingsgebied in het westen van het dorp Aerdt
Voor een uitgebreidere beschriving van het dorp Aerdt wordt verwezen naar het vermelde onder Ad 6 van de volgende paragraaf 1.3.
Het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'. Het plangebied betreft een voormalig agrarisch bouwperceel. In het bestemmingsplan Buitengebied 2008 van de voormalige gemeente Rijnwaarden (vastgesteld op 19 mei 2009 en sinds 12 augustus 2009 van kracht) zijn de voormalige bedrijfswoningen al bestemd voor 'burgerwoningen' waarbij het agrarische bouwperceel verviel maar waarbij alle bedrijfsbebouwing gehandhaafd bleef. De voorliggende functiewijziging is ook mogelijk bij voormalige agrarische bouwpercelen.
In artikel 20 nr. 25 van de planregels van dit bestemmingsplan is namelijk een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het College van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft om agrarische bedrijfsbebouwing of voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te vervangen door door één of twee vrijstaande woningen.
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het gebied met betrekking tot de wijzigingsmogelijkheid aangegeven. De aanduiding op de plankaart '3xW' heeft betrekking op de bestaande woningen Kerkweg 49, 51 en 53.
De bestaande woningen aan de Kerkweg 51 (de boerderij) en 53 blijven feitelijk en juridisch gehandhaafd. De woning aan de Kerkweg 49 is gesloopt (en worden vervangen door nieuwbouw) en er kan op grond van de wijzigingsbevoegdheid nog één extra woning worden toegevoegd als voldaan wordt aan de in het bestemmingsplan genoemde voorwaarden. Hiermee komt het totale aantal woningen op 3 voor de percelen Kerkweg 49 en 51. Het aantal toegelaten woningen op het perceel Kerkweg 53 blijft één.
Door de toename van het aantal woningen in het plangebied van 3 naar 4 (zie volgende afbeelding) moet ook het perceel met huisnummer 53 hierin betrokken worden. De woning met huisnummer 53 krijgt in dit wijzigingsplan een woonbestemming voor 1 woning. Zie verder ook onder hoofdstuk 5 en de nieuwe verbeelding.
afb. ligging wijzigingsgebied
Aan deze bestemmingswijzigingsmogelijkheid zijn de volgende voorwaarden verbonden.
ad 1 tot en met 3.
De voormalige agrarische bebouwing kan niet worden hergebruikt. De reeds gesloopte gebouwen zijn niet karakteristiek en ongeschikt voor een woonfunctie vanwege de aanwezigheid van asbest in de golfplaten van de voormalige agrarische bebouwing. De golfplaten zijn overigens op de adequate wijze verwijderd bij de sloop. Van de voormalige bedrijfswoningen is de woning op het perceel Kerkweg 49 gesloopt (met uitzondering van het fundament) en wordt vervangen door een nieuwe woning. De woning verkeerde in een slechte staat van onderhoud en is daarom gesloopt. De andere woning blijft behouden.
Er is 1.153 m2 gesloopt en er wordt dus één extra woning bijgebouwd met een minimale oppervlakte van 80 maximale oppervlakte van 1 50m2. Het totaal aantal woningen bedraagt 3.
ad 4 en 5.
De gemeente stemt in met het voorliggende inrichtingsplan waarbij één extra woning wordt bijgebouwd voor het perceel Kerkweg 49 en 51. Het erf wordt heringericht op basis van een inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
De verevening bestaat uit sloop van overtollige bebouwing en een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe erf met de opstallen. Langs de kavelgrenzen staat een gemengde meidoornhaag die voor beschutting en geborgenheid zorgt. Tevens versterkt dit het landschapspatroon (noord-zuidrichting) in de Driedorpenpolder.
Ad 6. De woningen liggen aan een erfje waarvan er twee aansluiten op de lintbebouwing aan de Kerkweg. De Kerkweg is de hoofdstraat van het dorpje Aerdt met 864 inwoners. Andere functies (waaronder wonen en een kerk) in de omgeving passen bij het karakter van dit dorpje en vormen geen belemmering voor de nieuwbouw. De meest zuidelijk gelegen woning ligt in de nabijheid van agrarische gronden, die als zodanig worden gebruikt.
Ad 7.
Het plangebied ligt niet binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met hoge natuur- en landschapswaarden'.
Ad 8 en 9.
Ter plaatse is geen agrarisch bouwperceel meer aanwezig. De regeling van de bestemming 'wonen' uit het meest recente buitengebiedsplan van de gemeente Zevenaar is overgenomen voor de gronden met de bestaande woning en de twee toe te voegen woningen. De resterende gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch' volgens het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2008.
Ad 10
De extra toe te voegen woning zal een oppervlakte hebben van minimaal 80 m² en maximaal 150 m².
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het adequaat regelen van de toekomstige situatie. Voor de regels wordt verwezen naar het geldende 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'. Het wijzigingsplan bestaat verder uit een verbeelding en een toelichting. Bij het opstellen van het wijzigingsplan zijn diverse onderzoeken verricht die volledigheidshalve als bijlagen in dit plan zijn opgenomen. De resultaten van de onderzoeken worden in paragraaf 3.3 beschreven.
Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied is gelegen in het historische dorpsgebied van Aerdt. De oorspronkelijke bebouwing van Aerdt is ontstaan aan weerszijden van de Aerdtsedijk. Deze bebouwing is herkenbaar door de los gegroepeerde vrijstaande gebouwen aan weerszijden van de dijk. Er is een grote mate van variatie in de bebouwing. De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol. Oorspronkelijk waren er in dit gebied veel onbebouwde percelen die in gebruik waren als weiland of moestuin. Een deel van deze open gebieden is in de loop van de twintigste eeuw bebouwd, waardoor er verdichting is ontstaan. Op enkele plekken zijn deze open gebieden behouden gebleven, deze worden nu veelal als tuin, weiland of openbaar groen in gebruik. De Hervormde kerk aan de westzijde van het dorp vormt een bijzonder gebouw en tevens een oriëntatiepunt binnen het dorp. De kerk wordt omgeven door een karakteristieke groene open ruimte.
In het begin bestond Aerdt met name uit woningbouw langs de Aerdtsedijk. Door de jaren heen is de Kerkweg/Schoolstraat ontstaan met aan weerszijden nieuwe bebouwing. Pas halverwege de jaren 80 en halverwege de jaren 90 is de woningbouw in Aerdt uitgebreid met enkele kleine woonwijken.
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in het historische dorpsgebied van Aerdt. De oorspronkelijke bebouwing van Aerdt is ontstaan aan weerszijden van de Aerdtsedijk en nabij de kerk. Deze bebouwing is herkenbaar door de los gegroepeerde vrijstaande gebouwen aan weerszijden van de dijk. Er is een grote mate van variatie in de bebouwing. De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol.
Op de volgende luchtfoto zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Globale locatie van het plangebied binnen de rode omlijning tegen het dorp Aerdt
Met de transformatie van het voormalige agrarische bouwperceel naar een klein woonerf wordt een substantiële bijdrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op perceels- en buurtniveau. De voormalige bedrijfswoningen met de huisnummers 49 en 51 maakten deel uit van het agrarische bouwerceel. Deze voormalige bedrijfswoningen worden woningen. Van een agrarisch bedrijf is geen sprake meer.
Op het voormalige bouwperceel is 1.153 m2 aan gebouwen (alle schuren, kas en woning Kerkweg 49) gesloopt. Zie onderstaande afbeelding (deze afbeelding is ook opgenomen in de bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting).
afb. bestaande situatie met de te handhaven woning en de gesloopte gebouwen
De nieuwe situatie
Het bouwen van 3 woningen in het bestaande lint aan de Kerkstraat is vanwege de beperkte ruimte in het lint geen optie. Daarom is er gekozen voor de bestaande woning nr.51 te handhaven, vervangende nieuwbouw op locatie nr. 49 en een nieuwe woning toe te voegen op de locatie van de gesloopte bebouwing.
Ten zuiden van de voormalige bedrijfswoning (nr. 49) wordt de nieuwe vrijstaande woning met bijgebouw gesitueerd. De voormalige bedrijfswoning (nr. 49) was te dicht op de Kerkweg gesitueerd. Nog verder in zuidelijke richting wordt op het erfje de extra toe te voegen vrijstaande woning met een inpandig bijgebouw geprojecteerd.
Alle drie de woningen grenzen aan een gemeenschappelijke erf en kunnen gebruik maken van een gezamenlijke in- en uitrit met toegangsweg.
afb nieuwe situatie (gedeeltelijk)
De gehele afbeelding 'nieuwe situatie' is ook opgenomen in de bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting.
Buitenruimte
Voor een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en het erf aan de rand van het dorp en het buitengebied is een erfinrichtingsplan (bijlage 'Landschappelijke inpassing Kerkweg 49-51 Aerdt' van de toelichting) opgesteld.
Met de aanplant van enkele groepjes van bomen en hagen (knip- en scheerheg en gemengde haag) krijgt elk woonperceel zijn eigen sfeer en privacy.
De gemengde haag bestaat uit gebiedseigen soorten als meidoorn, sleedoorn en kreng. De knip- en scheerheg bestaat uit meidoorn of beuk. De aan te planten bomen bestaan uit een groepje fruitbomen en een aantal solitaire zomereiken of walnoot.
Duurzaamheid
Het puin van de gesloopte agrarische opstallen wordt toegepast als fundering voor de verharding op het erf. Ter vermindering van hittestress blijven de erven zo groen mogelijk en zal de hoeveelheid verharding zo beperkt mogelijk worden.
Het hemelwater van het dakoppervlak en van de verharding wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en opgevangen in een zakgreppel. Deze vorm van infiltratie komt ten goede aan het grondwaterpeil, het beperkt verdere verdroging en het voorkomt overbelasting van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Gasloos bouwen is verplicht voor de nieuw te bouwen woningen. Bij de bouw zal gebruik worden gemaakt van duurzame (bouw)materialen.
Parkeren en ontsluiting
De bestaande in- en uitrit op de Kerkweg zal worden gebruikt voor ontsluiting van het erfje voor de 3 woningen.
Bij elke woning is voldoende ruimte aanwezig om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. In totaal moeten 8 parkeerplaatsen worden aangelegd (2,4 parkeerplaatsen per woning) aangelegd voor de 3 woningen op de percelen Kerkweg 49 en 51.
In dit hoofdstuk worden het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur, de milieuaspecten en de economische uitvoerbaarheid opgenomen indien en voor zover dat van toepassing is.
Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht. In de SVIR, die de opvolger is van de Nota Ruimte (2006), schetst het Rijk de ruimtelijke ambities tot 2040 en de ruimtelijke belangen en opgaven tot 2028.
De SVIR maakt duidelijk dat het Rijk zich beleidsmatig en financieel concentreert op de ontwikkeling en bescherming van de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daartoe behoort de verkeers- en energie- infrastructuur van nationale en internationale betekenis (bijvoorbeeld de haven van Rotterdam) en de 'groenblauwe' ruimtelijke hoofdstructuur, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en beschermde natuurgebieden, waaronder de zogenaamde ´Natura 2000´-gebieden.
In de SVIR wordt verder onder andere aangegeven dat het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden onder druk staan. Om daarin verlichting te brengen wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming, een bedrijfsbestemming ten behoeve van bedrijvigheid of een recreatiebestemming. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn.
Het kabinet heeft in de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR), welke onder meer de Nota Ruimte vervangt, voor een beperkt aantal onderwerpen van nationaal belang vastgesteld dat de rijksbevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet.
In het Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro) van 20 augustus 2011 zijn de kaders aangegeven waaraan plannen c.q. initiatieven met betrekking tot de nationale belangen moeten voldoen. Het Rijk heeft in totaal 13 nationale belangen benoemd.
Nationale belangen zijn hierbij niet in het geding. Op grond van het Barro bestaan er geen belemmering voor uitvoering van het plan en daartoe vaststelling van een bestemmingsplan.
Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, verplicht om in de plantoelichting de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen.
Met betrekking tot de functiewijziging van gronden en gebouwen voor stedelijke functies is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' van belang die het Rijk in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft opgenomen. Bij de afweging van een besluit tot een functiewijziging moeten alle relevante belangen worden betrokken. De volgende vragen de revue passeren:
Deze ladder van duurzaamheid moet ook zijn vertaling vinden in de provinciale omgevingsvisie. Zie hiervoor verder onder 3.2.2.1.
Deze omgevingsvisie en de geactualiseerde omgevingsverordening zijn vastgesteld op 19-12-2018. Aanleiding voor deze visie is de gedetailleerdheid van de bestaande visie (er moet duidelijker worden aangegeven wat echt van belang is voor de provincie) en tegelijkertijd is sprake van nieuwe ontwikkelingen met impact. De provincie heeft geconcludeerd dat een Omgevingsvisie en -verordening nodig is die hier de aandacht op vestigt, maar die ook ruimte biedt om snel en passend te reageren. Een Omgevingsvisie die focus aanbrengt op hetgeen waar het uiteindelijk om gaat, op wat voor de provincie van belang is en waar zij een doorslaggevende rol in heeft gezien haar taken en verantwoordelijkheden. De nieuwe Omgevingsvisie van Gelderland geeft de richtlijnen voor de ruimtelijke, fysieke en economische inrichting van de provincie. Gemeentelijke plannen en initiatieven van ondernemers, burgers en instellingen kunnen aan dit beleid getoetst worden. De nieuwe Omgevingsvisie Gaaf Gelderland kent een aantal nieuwe beleidsthema's (ambities) en een aantal aanpassingen van het beleid op bestaande thema's. Het beleid is meer strategisch van karakter.
In de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' beschrijft de provincie het beeld op de toekomst. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Gelderland bevindt zich op een cruciaal punt in de tijd. De wereld verandert ingrijpend met nieuwe vraagstukken zoals het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, digitalisering, internationalisering.
Bij de taakinvulling legt de provincie de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie als werkende bestanddelen voor een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wordt gedaan door het nastreven van zeven met elkaar samenhangende ambities:
Ad 1) Het streven is dat Gelderland in 2050 volledig energieneutraal is. Om te beginnen, zet de provincie in op energiebesparing en het terugdringen van het energieverbruik door isolatie en efficiëntere toepassingen: in huizen en gebouwen, bij verkeer en vervoer, in de industrie, in de landbouw. Daarnaast zet de provincie in op duurzame opwekking. Wind, zon, biomassa, waterstof, geo- en aquathermie en waterkracht. Ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën wordt gestimuleerd. Windturbines, zonneparken, warmtecentrales, (mest)vergisters, waterkrachtcentrales moeten een plek krijgen in het Gelderse landschap, wil de ambitie worden gehaald. In de bodem wordt gezocht naar mogelijkheden voor het benutten van aardwarmte (geothermie). Dit raakt de leefomgeving van alle Gelderlanders en kan botsen met sterke Gelderse kwaliteiten.
Ad 2) Het veranderend klimaat raakt alle facetten van de omgeving, zoals de Gelderse Natuur, maar ook de gezondheid en veiligheid. In 2050 moet Gelderland optimaal beschermd zijn tegen en kunnen meebewegen met het veranderende klimaat.
Ad 3) Minder afval en meer kringloop, recycling en hergebruik is nodig om Gelderland schoon en groen te houden. Zoveel mogelijk gebruik van duurzame materialen en hergebruik daarvan.
Ad 4) Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit. De provincie ziet de meeste kansen door veehouderij, land- en tuinbouw en natuur slimmer te verbinden. De provincie werkt met betrokken partijen aan een betere balans tussen de intensieve veehouderij, natuurwaarden, lucht- en bodemkwaliteit en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw en fruitteelt.
Ad 5) Bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor een verbonden samenleving en een krachtige, duurzame Gelderse economie. Gestreefd wordt naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag.
Ad 6) De provincie streeft naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. De provincie zorgt voor een gevarieerd aanbod aan goed ontsloten, kwalitatief hoogwaardige, duurzame werklocaties. Het concentreren van economische activiteiten heeft daarbij de voorkeur boven versnippering. Het ombouwen van bestaande en leegstaande bedrijvenlocaties heeft de voorkeur boven de aanleg van nieuwe terreinen.
Ad 7) Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. Het benutten van bestaande gebouwen heeft de voorkeur. Gestreefd wordt naar concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, is uitbreiding aan de randen van de steden of dorpen in beeld. Bij de provincie staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop. Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat weet te anticiperen op ontwikkelingen. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut. In 2050 zijn alle woningen klimaatneutraal.
Toetsing
Bij het bouwen van de nieuwe woningen zal ingezet worden op het thema duurzaamheid (energie, gebruik grondstoffen, klimaatbestendig) en een goede landschappelijke inpassing. Een goede landschappelijk inpassing bevordert de biodiversiteit ter plaatse en levert een bijdrage aan de verbetering van de omgevingskwaliteit. Deze aspecten zijn in overeenstemming met de ambities en beleidsuitgangspunten op het gebied van energietransitie, biodiversiteit en woon- en leefomgeving.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Om zorg te dragen voor een goede ruimtelijke ordening hanteert de provincie een zogenaamde duurzaamheidsladder, een processchema dat initiatieven met betrekking tot stedelijke functies, begeleidt naar een optimale locatiekeuze.
De Gelderse ladder is verankerd in de omgevingsvisie. Het is een verbijzondering van de Rijksladder voor duurzame verstedelijking. Voor een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen moet de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden gebruikt. Daarbij worden de volgende vragen over de opgaven en kwaliteiten in het gebied gekoppeld.
Volgens de heersende de jurisprudentie wordt de bouw van 1 woning niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling waardoor toetsing aan de ladder achterwege kan blijven. In het voorliggende geval is immers sprake van een kleinschalige ontwikkeling op perceelsniveau waarbij 1 extra woning wordt toegevoegd. Volgens het bestemmingsplan behoort het wijzigingsgebied tot het buitengebied, maar feitelijk maken de voormalige bedrijfswoningen deel uit van het stedelijk gebied en van het lint aan de Kerkweg. De kwaliteit van de omgeving verbetert door de sloop van niet-karakteristieke bebouwing, de woning met nr. 49 lag te dicht op de weg en wordt vervangen. Daarnaast wordt de gebouwen en het erf op landschappelijk verantwoorde wijze ingepast. In Pannerden en omgeving bestaat er behoefte aan landelijk wonen.
Toetsing aan beleid
Onderhavig plan is niet in strijd met de uitgangspunten van het provinciaal beleid van Gelderland.
De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee
dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Eén en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Eén van de provinciale belangen is de bescherming en ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), het Groene Ontwikkelingszone (GO) en het Natura 2000-gebied Rijntakken, deelgebied Gelderse Poort. Op onderstaande afbeeldingen is te zien dat het plangebied (aangegeven met blauwe marker) daar buiten valt en dat er geen provinciale belangen in het geding zijn bij de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.
afb. globale ligging plangebied t.o.v. GNN en GO
afb. globale ligging plangebied t.o.v. GNN en GO
Nieuwe woonlocaties
In art. 2.2.1.1 (Wonen) van de Verordening wordt bepaald dat In een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen worden slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op een functiewijziging waarbij na sloop één extra woning mag worden toegevoegd op grond van het bestaand functieveranderingsbeleid waarbij extra kwaliteit wordt toegevoegd op het erf en de omgeving.
Toetsing aan beleid
Onderhavig plan is daarmee niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld, te weten water, ecologie, archeologische en cultuurhistorische waarden, bodem, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, externe veiligheid alsmede de economische uitvoerbaarheid.
Het is wettelijk verplicht om in het kader van bestemmingsplannen en afwijkingen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) een watertoets uit te voeren. De watertoets omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in voormelde plannen en ontheffingen.
Voor het oppervlaktewaterkwantiteit- en kwaliteitsbeheer van het onderhavige plangebied is het Waterschap Rijn en IJssel verantwoordelijk.
Bestaande situatie
Er vindt binnen het plangebied geen uitbreiding plaats van de bebouwing en/of verharding. De voorgestane functieverandering is van beperkte invloed op het waterbeheer binnen het plangebied of direct daar buiten. De voormalige bedrijfswoningen zijn aangesloten op de riolering. De toekomstige extra woning zal ook worden aangesloten op de riolering.
Het hemelwater van de voormalige bedrijfswoningen is afgekoppeld en wordt ingeïnfiltreerd in aangrenzende agrarische gronden. Van de verharding rondom de bebouwing wordt al het hemelwater geïnfiltreerd in de groenstroken.
Grondwaterkwaliteit
De functiewijziging leidt niet tot een toename in de hoeveelheid hemelwater, die geïnfiltreerd wordt.
Wateroverlast
Er vindt geen toename van afvoer naar het (oppervlakte)watersysteem plaats.
Grondwateroverlast
De grondwaterstand wordt in de toekomstige situatie beperkt beïnvloedt.
Oppervlaktewaterkwaliteit
In de huidige situatie is er sprake van een volledige infiltratie. Al het hemelwater wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem. Er wordt geen water afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Waterhuishoudkundige aspecten
In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant | Inten- siteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterke- ten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ 3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast(oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte-waterkwali- teit |
Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee | 1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer |
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezond-heid | 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhisto- rie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
De oppervlakte van de bebouwing neemt af. Er is 1.153 m2 bebouwing gesloopt en de verharding wordt grotendeels verwijderd. Er wordt één extra woning bijgebouwd met een minimale oppervlakte van 80 m2 en maximale oppervlakte van 150 m2.
Het hemelwater van dakoppervlak en verharding wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en opgevangen in een zakgreppel. Dit komt ten goede aan het grondwater, beperkt verdroging en voorkomt het overstorten van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Het puin van de gesloopte agrarische opstallen wordt toegepast als fundering van de verharding op het erf. Ter vermindering van hittestress blijven de erven zo groen mogelijk en zal de hoeveelheid verharding bij voorkeur zo beperkt mogelijk zijn.
Het wijzigingsplan is op 8 oktober 2019 beoordeeld door het Waterschap. Zij hebben het volgende geantwoord: 'Het verharde oppervlak neemt af. Tevens wordt hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd in de groenstroken binnen het plangebied. Het plangebied ligt tevens zo ver van een secundaire kering dat daar geen invloed op te verwachten is. Derhalve zijn er ten aanzien van de waterhuishouding en veiligheid geen effecten te verwachten'.
Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Natuurbeschermingswet, tevens speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat de wettelijk beschermde dieren niet worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat de wettelijk beschermde planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats en hun groeiplaats behouden blijft. In verband hiermee is een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het veldonderzoek vond plaats op 26 februari 2019.
Gebiedsbescherming
De locatie is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Het Natura 2000-gebied De Gelderse Poort is gelegen op een afstand van circa 100 meter afstand ten noorden van het plangebied. De nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot een toename van de stikstofemissie. Op de locatie Kerkweg 49 en 51 waren altijd al twee woningen toegelaten. In het kader van functieverandering waarbij voormalige agrarische bebouwing is gesloopt, mag ter compensatie één extra woning worden toegevoegd. Bij de bouw van de te vervangen woning en de bouw van één extra woning zal de stikstof emissie tijdelijk toenemen. Met de sloop van de voormalige agrarische bebouwing wordt agrarisch verleden van deze locatie definitief verlaten. De beëindiging van alle agrarische activiteiten (het houden van een dieren, geen verkeersbewegingen van agrarisch verkeer, ect) leidt tot een significante afname van de stikstofemissie op deze locatie.
De stikstofemissie die op deze locatie overblijft is alleen de uitstoot van de c.v.-installatie van de nieuw te bouwen woning aanwezig en de verkeersbewegingen van de nieuwe bewoners en zal daarom niet leiden tot een toename van emissie. Verder zijn er geen emissiebronnen.
De ammoniakdepositie op het Natura-2000 gebied de Rijntakken, die veroorzaakt wordt door de ammoniakemissie van het voormalige agrarische bedrijf zal in zijn geheel verdwijnen. Met het computerprogramma Aerius Calculator (release 2019) is zowel voor de bouwfase als de gebruiksfase (gasloos) de depositie van stikstofdioxiden berekend op Natura 2000-gebieden. In zowel de bouwfase als de gebruiksfase zijn geen rekenresultaten berekend die hoger zijn dan 0,00 mol per hectare per jaar. De berekening is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Het Gelders Natuurnetwerk ligt op een afstand van circa 335 meter en de Groene Ontwikkelingszone op circa 100 meter. Zie volgende afbeeldingen voor de ligging van de locatie ten opzichte van deze beschermde gebieden.
De voormalige bedrijfsgebouwen zijn inmiddels gesloopt. De bedrijfswoning op Kerkweg 49 wordt vervangen door een nieuwe woning binnen dezelfde bebouwingscontour of grenzend hieraan. De functieverandering op perceelsniveau heeft een neutraal effect op de beschermde soorten en gebieden.
Ligging plangebied ten opzichte van het GO en GNN
Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied De Gelderse Poort
Soortenbescherming
Mogelijk behoort het plangebied tot functioneel leefgebied van sommige diersoorten uit onderstaande soortgroepen:
Overige soorten
Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen. Het gevoerde beheer en de inrichting maken het onderzoeksgebied tot een ongeschikt functioneel leefgebied voor deze soorten.
In onderstaande tabel worden de wettelijke consequenties samengevat weergegeven.
Conclusie
Mits bezette vogelnesten beschermd worden en er geen beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën gedood worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Bij de geplande nieuwbouw en de inrichting van het erf dient aandacht te worden gegeven aan de natuur inclusief het bieden van nestgelegenheden voor huismus, vleermuizen, uilen en gierzwaluwen.
De quickscan natuurwaardenonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Met de ondertekening van het verdrag van Malta en de parlementaire goedkeuring daarvan heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische “bodemarchief”. De locatie ligt in de historische dorpskom van Aerdt. Voor een historische dorpskom geldt in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachtingswaarde. Zie volgende afbeelding met globale ligging plangebied.
Een onderzoeksplicht geldt bij
bij bodemingrepen dieper 0,3m vanaf maaiveld
bij bodemingrepen > 100 m2 en dieper dan 0,3m vanaf maaiveld
bij bodemingrepen > 100 m2 en dieper dan 1,5 m vanaf maaiveld
In verband met hiermee is een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek verricht. Hieronder zijn de conclusies van dit onderzoek verwoord.
Het bureauonderzoek
Op grond van de bestudeerde bronnen kan geconcludeerd worden dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten uit alle perioden met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog. Het plangebied is vanaf 1830 al bebouwd geweest en mogelijk al eerder aangezien het deel uit maakt van de laatmiddeleeuwse kern van Aerdt. Tegenwoordig is het plangebied deels bebouwd, maar werd deze bebouwing grotendeels gesloopt ten tijde van het booronderzoek.
De nieuwe bebouwing zorgt voor een nieuwe bodemverstoring met een diepte van meer dan 30 cm-mv en door vorstvrije fundering meer dan 0,80 m-mv. Deze ontwikkelingen kunnen archeologisch waardevolle lagen die zich in en onder de bouwvoor in de komklei van de Formatie van Echteld, bevinden, verstoren. Als geheid wordt zal ook de prehistorische zandlagen van de Formatie van Kreftenheye worden verstoord.
Booronderzoek
Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat er in het plangebied sprake is van een intacte bodemopbouw. Onder de oorspronkelijke bouwvoor is een oudere cultuurlaag aangetroffen. Deze cultuurlaag ligt op komafzettingen van de Formatie van Echteld, die geleidelijk overgaan in oeverafzettingen van dezelfde Formatie. In de oorspronkelijke bouwvoor is een fragment 15e-eeuws aardewerk aangetroffen.
Selectie-advies
Indien bodemingrepen niet dieper plaatsvinden dan 50 cm-mv adviseert Hamaland Advies om geen vervolgonderzoek uit te voeren. De archeologisch relevante laag, de oude cultuurlaag uit de 12e-17e eeuw met daarin sporen van bewoning (fosfaten, houtskoolspikkels en baksteenspikkels) zal dan niet verstoord worden. Indien de geplande bodemingrepen wel dieper dan 50 cm-mv reiken, adviseert Hamaland Advies om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren met de mogelijkheid tot doorstart naar een opgraving.
De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld op 21 maart 2019 door de archeologisch adviseur (Omgevingsdienst Regio Arnhem) van de bevoegde overheid (gemeente Zevenaar). De archeologisch adviseur heeft het bovengenoemde advies onderschreven, zodat, indien bodemingrepen niet dieper plaatsvinden dan 50 cm-mv, proefsleuven uit dienen te worden gevoerd.
De opdrachtgever heeft 19 maart 2019 aangegeven dat de nog te slopen (drie) kelders onder de bestaande stallen de enige bodemingrepen zijn die dieper dan 50 cm-mv gaan. Derhalve zal voor de sloop van deze kelders, een sloopbegeleiding te worden uitgevoerd.
Het Bureauonderzoek en Verkennend Booronderzoek Archeologie Plangebied Kerkweg 49-51 te Aerdt Gemeente Zevenaar is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Voorbehoud
Voor de sloopbegeleiding van de drie kelders dient voor de werkzaamheden starten, een PVE te worden opgesteld en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag en de archeologisch adviseur.
Het PvE is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Archeologische begeleiding
Het doel van de Archeologische Begeleiding (AB) was het inventariseren en waarderen van de mogelijk binnen het plangebied aanwezige archeologische resten. Op basis daarvan zal een advies worden opgesteld met betrekking tot de aanwezigheid van behoudenswaardige archeologische resten en de noodzaak tot de uitvoering van archeologisch vervolgonderzoek.
Gezien het feit dat het onderzoek zich uitsluitend concentreert op de profielwanden van de te slopen kelders en het vlak dat resteert na sloop van de keldervloeren, zullen de waarnemingen relatief beperkt in omvang zijn en kunnen daardoor mogelijk niet alle onderzoeksvragen afdoende beantwoord worden.
Conclusie
Ter plaatse van het onderzoeksgebied zijn geen archeologische sporen aangetroffen. De verklaring hiervoor is de grote recente verstoring, de diep ingegraven kelders, ter plaatse van het onderzoeksgebied (zie Afbeelding 10). Slechts een oppervlakte van 5.3 procent van het onderzoeksgebied betrof onverstoorde grond (19,86 m2).
Op basis van het archeologische onderzoek kan niet worden uitgesloten er dat ter plaatse van het overige deel van het plangebied wel een archeologische vindplaats aanwezig is. Wanneer er sprake zou zijn van een archeologische vindplaats, is deze ter plaatse van de kelders vergraven. De ruimte tussen Put nr. 1 en 2 bleek tijdens het veldonderzoek tevens verstoord. Waarschijnlijk is er bij de aanleg van de twee zuidelijke kelders één kuil gegraven waar twee kelders in zijn gebouwd. De ruimte tussen de twee kelders is vervolgens opgevuld met bouwzand.
Aanbeveling
Op basis van het Bureauonderzoek en het Booronderzoek werd geadviseerd om een vervolgonderzoek te doen uitvoeren door middel van proefsleuven met de mogelijkheid tot doorstart naar een opgraving bij bodemingrepen die dieper reiken dan 0.50 meter beneden het maaiveld. Er wordt geadviseerd om de uitgangspunten van dit advies te handhaven, met uitzondering van de locatie van de kelders en met uitzondering van de ruimte tussen Put nr. 1 en 2.
De bijlage 'Archeologische Begeleiding 'Plangebied Kerkweg 49 - 51', Aerdt, Gemeente Zevenaar' is bijgevoegd bij de toelichting.
Agrohistorische betekenis hebben vooral de dorpspoldergronden van Pannerden, Aerdt en Herwen (met de Geitenwaard). Patronen van kavels én watergangen herinneren hier aan de tijd van de ontginningen. In de Driedorpenpolder is nog een tegenstelling te ervaren tussen het open, lage middengebied en de bebouwing op de oeverwal:de verspreide boerderijen rond Beuningsestraat en dijk en de lintbebouwing in de kern van Aerdt. Hier fungeert de oeverwal de basis voor cultivering, het gebied waar het boerenbedrijf ontstond. Dit idee wordt nog versterkt door de situering van de binnendijkse boerderijen
Het plangebied is gelegen in het historische dorpsgebied van Aerdt. De oorspronkelijke agrarische bebouwing van Aerdt is ontstaan aan weerszijden van de Aerdtsedijk, een slingerend dijklint. Deze bebouwing is herkenbaar door de los gegroepeerde vrijstaande gebouwen aan weerszijden van de dijk. Er is een grote mate van variatie in de bebouwing. De karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer zijn waardevol. Een tweede lintstructuuur is de Kerkweg-Schoolstraat.
De Hervormde kerk aan de westzijde van het dorp vormt een bijzonder gebouw en tevens een oriëntatiepunt binnen het dorp. De kerk wordt omgeven door een karakteristieke groene open ruimte. In het begin bestond Aerdt met name uit woningbouw langs de Aerdtsedijk. Door de jaren heen is de Kerkweg/Schoolstraat ontstaan met aan weerszijden nieuwe bebouwing. Pas halverwege de jaren 80 en halverwege de jaren 90 is de woningbouw in Aerdt uitgebreid met enkele kleine woonwijken.
Naast een verantwoorde landschappelijke inpassing (groen) is het beeld van de nieuw te bouwen woningen van invloed op sfeer aan het lint. De bestaande historische bebouwing in de directe omgeving van het plangebied heeft zijn eigen karakteristiek. Bij de geplande nieuwbouw dient bij voorkeur aangesloten te worden bij de karakteristiek van deze historische bebouwing, qua materiaal gebruik, kleur, nokrichting, ed.
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast. De ontsluiting van het gezamenlijk erf blijft onveranderd. Het is aannemelijk dat de functiewijziging niet leidt tot extra verkeersbewegingen in de omgeving. Deze extra verkeersbewegingen kunnen eenvoudig worden opgevangen binnen de huidige verkeersstroom.
Het aantal woningen bedraagt maximaal 3 en zal mogelijk leiden tot een hogere parkeerbehoefte. Deze extra parkeerbehoefte kan op eigen terrein worden opgevangen.
In het paraplubestemmingsplan 'parkeren' van de gemeente Zevenaar wordt het plangebied aangemerkt als 'overige zone - parkeernormen buitengebied'. Voor elke vrijstaande woning moet 2,4 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit betekent dat er binnen het plangebied 7 parkeerplaatsen (afgerond) moeten worden aangelegd voor de 3 woningen op de percelen Kerkweg 49 en 51.
Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
In februari 2019 is een verkennend bodem - en asbestonderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit verkennend bodem- en asbestonderzoek heeft op 5 april 2019 aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Een aanvullend asbestonderzoek is op 9 december 2019 uitgevoerd. De werkzaamheden en resultaten van de aanvullende onderzoeken zijn beschreven in onderhavige rapportage, versie 3.0.
De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herinrichting van het terrein en bestemmingsplanwijziging. Op de locatie is een deel van de aanwezige bebouwing, bestaande uit voormalige woning, agrarische schuren, kas en opslagruimte/stal gesloopt en ter compensatie hiervan mag een extra woning worden gerealiseerd.
Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de locatie en nagaan of er mogelijke gebruiksbeperkingen bestaan in relatie tot het beoogde gebruik.
De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samengevat.
Bodem
In het bovengrondmengmonster BG1 licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, zink, minerale olie en PAK VROM (10) aangetroffen. In het bovengrondmengmonster BG2 zijn licht verhoogde gehalten aan zink, minerale olie en PAK VROM (10) aangetroffen. In het ondergrondmengmonster OG01 zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium en nikkel waargenomen.
In het grondwater uit peilbuis PB1 is een matig verhoogde concentratie aan koper aangetroffen. Door het aantreffen van een matige verhoogd gehalte aan koper heeft er een herbemonstering van de peilbuis plaatsgevonden. Bij de analyse van de herbemonstering is koper niet (meer) verhoogd aangetroffen.
Asbest
Tijdens de locatie-inspectie is gebleken dat zich op de locatie schuren met asbestdakbedekking bevinden. De schuren zijn niet voorzien van een goot en de bodem onder de strook langs de daken (druppelzone) is onverhard.
Door A-consult BV is een asbestinventarisatie uitgevoerd t.b.v. de volledige sloop van alle aanwezige gebouwen (kenmerk: AS19015, dd. 21 februari 2019). Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de kapschuur, ligboxenstal, schuur I en schuur II bedekt zijn met asbestcement golfplaten. De kapschuur, ligboxenstal, schuur I en schuur II hebben geen dakgoot. Op het erf naast de kapschuur, schuur II en de ligboxenstal zijn losliggende asbesthoudende golfplaten en vlakke plaat aangetroffen. De asbesthoudende toepassingen zullen door een erkende asbestverwijderingsbedrijf worden gesaneerd.
Schuren
In mengmonster LW01 is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. In mengmonster LW02 is analytisch asbest aangetroffen (4,1 mg/kg ds). Het asbestgehalte is ligt daarmee ruim onder de interventiewaarde. In gat 5 is op zintuiglijke wijze asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het berekende asbestgehalte is 674,5 mg/kg ds. Het gehalte ligt ruim boven de interventiewaarde.
Tijdens het aanvullend onderzoek (05-04-2019) zijn rondom gat 5 een drietal extra gaten (A01 t/m A03) gegraven. In geen van de mengmonsters is zowel zintuiglijk als analytisch asbest aangetoond. Het aanwezige asbesthoudende materiaal ter plaatse van gat 5, aangetroffen in de toplaag, is gelijktijdig met de asbestsanering van de dakbedekkingen etc. verwijderd en afgevoerd. Het materiaal bevond zich binnen het werkgebied van de sanering. De asbestsanering is uitgevoerd door een erkend asbestsaneringsbedrijf (conform Arbeidsomstandighedenregeling Bijlage XIIIa). Door het wegnemen van het losliggende asbesthoudend materiaal wordt verwacht dat de asbestverontreiniging daarmee eveneens is verwijderd. In het grondmengmonster van gat 5 is een concentratie gemeten van 4,1 mg/kg ds. Het gehalte ligt daarmee ruim beneden de hergebruikswaarde.
Uit de analyse van het mengmonster LW02 (druppelzone (gat 05 t/m gat 08)) kan geconcludeerd worden dat in het monster een gehalte van 4,1 mg/kg ds aan asbest is gemeten. Bij de productidentificatie op het analysecertificaat wordt aangemerkt dat er in de zeeffractie <0,5 mm vezelbundels niet hechtgebonden asbest is aangetoond. Door middel van een aanvullend asbestonderzoek (09-12-2019), waarbij nieuwe asbestgaten zijn gegraven ter plaatse van de gaten 05 t/m 08, zijn grond(meng)monsters MA1 en MA2 onderzocht op respirabele asbestvezels. Van de toplaag van de (geroerde) bodem wordt door middel van een SEM-analyse (Scanning Elektronen Microscoop) onderzocht of de bodem verontreinigd is met asbest in de kleinere fracties (<0,5 mm).
In geen van de monsters MA1 en MA2 is asbest (in de vorm van respirabele vezels) aangetoond.Op basis van de analyseresultaten zijn er geen asbestvezels (fijne fractie <0,5 mm) in de grondmonsters aangetroffen.
Overig terrein
In gat 14 is op zintuiglijke wijze één stukje asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het berekende asbestgehalte voor gat 14 is 14,7 mg/kg ds. Het gehalte ligt ruim beneden de interventiewaarde. In de overige gaten en grond/puinmengmonsters is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen.
Conclusie
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de locatie geschikt voor het huidige en toekomstige gebruik. Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk). De conclusies hebben uitsluitend betrekking op de geselecteerde deellocaties en de geanalyseerde componenten. Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
Voor een uitgebreide beschrijving van het onderzoek wordt kortheidshalve verwezen naar de bijlagen van de toelichting.
Een kopie van dit onderzoek is als bijlage bij het plan gevoegd.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke ontwikkelingen, ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat, rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting van een gevel van een gebouw met een geluidgevoelige functie mag, behoudens uitzonderingen, niet meer bedragen dan 48 dB.
De Kerkweg ligt in een 30 km gebied en heeft geen wettelijke geluidszone. Toetsing aan de Wet geluiddinder is niet nodig. Desalniettemin moet er onderzocht worden of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
Eén van de voormalige bedrijfswoning (Kerkweg 49) wordt vervangen door een nieuwe woning binnen dezelfde bebouwingscontour. Deze nieuwe woning zal in ieder geval op grotere afstand van de weg worden geprojecteerd dan in de huidige situatie waar de zijgevel van de woning aan de Kerkweg grenst
De woningen aan de Kerkweg nr. 49 en 51 vormen als het ware een geluidswal voor de extra toe te voegen woning, die daarmee in de luwte komt te liggen. De nieuwe woning ligt op circa 50m van de Kerkweg. Een weg die met name bestemd is voor en gebruikt wordt door bestemmingsverkeer.
Het aantal inwoners van Aerdt bedraagt circa 850 inwoners. Het is aannemelijk dat de verkeersintensiteit hierdoor laag is. De geluidsbelasting tengevolge van het wegverkeer zal naar expert judgement de grenswaarde van 48 dB niet overschrijden.
Voorts blijkt uit de regionale verkeermilieukaart dat de woningen in het plangebied een geluidsbelasting zullen die lager is dan 48 dB. Hieruit kan worden afgeleid dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer een goed woon- en leefmilieu niet in de weg staat.
Een akoestisch onderzoek is gelet op het vorenstaande niet nodig.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer bepaalt dat bestuursorganen in hun besluitvorming rekening moeten houden met deze luchtkwaliteitseisen. Dit zijn normen voor de concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Deze stoffen zijn: zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) De bijbehorende concentratienormen, of grenswaarden, zijn opgenomen in bijlage 2 van de bovenvermelde wet. In de onderstaande tabel zijn deze weergegeven:
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie | |
PM10 | 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit NIBM is van belang om te bepalen of een apart luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is. Dit besluit legt namelijk vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de ´Regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen)´.
Deze ministeriële regeling, verder aan de te duiden als ´Regeling NIBM´, geeft voor een aantal categorieën van projecten een -getalsmatige- invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarde nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen behoeven te worden genomen.
Woningbouwprojecten tot een maximumaantal van 1500 woningen (netto) voorzien van minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen voorzien van minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling vallen binnen deze getalsmatige grens.
Het toevoegen van één extra woning ligt ruim onder het hier genoemde criterium. Dit maakt het aannemelijk dat deze woning niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. De conclusie is dat in dit geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet leidt tot een ontoelaatbare luchtverontreiniging.
Het wijzigingsplan voorziet in een regeling waarbij één nieuwe woning wordt toegevoegd. De plek voor de voormalige bedrijfswoningen blijft nagenoeg ongewijzigd: de bestaande boerderij blijft gehandhaafd en de andere woning wordt vervangen door een nieuwe woning, die op een iets grotere afstand van de weg komt te liggen.
De vraag is of de wijziging reeds bestaande ruimtelijke functies in de omgeving belemmert. De omgeving is een gebied dat gekenmerkt wordt door met name woonfuncties en één maatschappelijke functie (de kerk aan de Kerkweg 26). Voor deze functie geldt een afstand van 30m volgens de Brochure bedrijven en milieuzonering. De afstand van de voorgevel van deze nieuwe woning tot aan de grens van deze maatschappelijk functie bedraagt minimaal 60 m. Een afstand die als voldoende moet worden aangemerkt om wederzijds geen hinder te ondervinden. De woonfuncties veroorzaken in zijn algemeenheid geen milieuhinder als bedoeld in deze paragraaf.
Spuitzone
Binnen het voormalige agarische bouwperceel waren altijd al woonfuncties toegelaten. Het vigerende bestemming kent een gebruiksverbod van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter om woonfuncties. Voorts is een deel van de aangrenzende agrarische gronden in (mede-)eigendom van de initiatiefnemer.
Agrarische bedrijven
De dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is gelegen aan de Heuvelakkerstraat op een afstand van meer dan 500m. Deze afstand is voldoende om een aanvaardbaar woon- en leefmilieu te garanderen.
In de omgeving zijn geen transportleidingen, hoogspanningsverbindingen of inrichtingen aanwezig, die een veiligheidsrisico kunnen vormen voor de beoogde woonfuncties. . In de omgeving zijn de volgende externe veiligheidsrisicobronnen relevant.
Risicobron | Kerkweg 49 en 51 Aerdt |
Hogedruk aardgasleidingen (Bevb1) | N.v.t., het invloedsgebied van de nabijgelegen aardgastransportleiding ligt niet over het plangebied. |
Inrichtingen (Bevi2) | N.v.t., geen invloedsgebied over het plangebied. |
Transport gevaarlijke stoffen over de weg (Bevt3) | N.v.t., geen invloedsgebied over het plangebied. |
Transport gevaarlijke stoffen over het water (Bevt) | N.v.t., op ongeveer 3500 meter ten zuidwesten ligt de Rijn. Het invloedsgebied (1070 meter) ligt niet over het plangebied. |
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor (Bevt) | Op ongeveer 2.800 meter ten noorden van het plan ligt de Betuweroute. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het invloedsgebied ligt over het plangebied. |
Er vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor in de nabijheid van het plangebied.
De beoordeling van externe veiligheid wordt uitgevoerd voor twee risiconormen, namelijk het plaatsgebonden risico en groepsrisico vanwege de aanwezigheid van de Betuweroute.
afb.provinciale risicokaart met ligging Kerkweg 49 en 51 (zwarte cirkel) en Betuweroute
Plaatsgebonden risico
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een Bevi inrichting, transportroute en hogedruk aardgastransportleiding. Dit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Groepsrisico
Het plangebied ligt in het invloedsgebied de Betuweroute. Daarmee hebben wijzigingen in het plangebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Doordat de afstand tussen het plan en de Betuweroute groter is dan 200 meter heeft de wetgever aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden verricht worden:
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een risicobron. Daarmee wordt geen grens of richtwaarde overschreden is er geen sprake van een directe of harde belemmering voor realisatie van het plan.
In het kader van het groepsrisico is een beperkte verantwoording groepsrisico noodzakelijk voor de de Betuweroute. Deze verantwoording is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag waarin zij het restrisico accepteert.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De initiatiefnemer heeft zijn naaste buren op de hoogte gebracht van de plannen. De buren zijn positief over het plan omdat het een mooier straatbeeld oplevert en een beter uitzicht.
Economische uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
In artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen dat een exploitatieplan wordt vastgesteld voor de gronden waarop een bouwplan kan worden gerealiseerd. Volgens artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Hiervan is in dit geval sprake. In afwijking van artikel 6.12, lid 2 kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen in geval het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.
De gemeente sluit een overeenkomst om het kostenverhaal ( waaronder ook eventuele planschadekosten) zeker te stellen. Het kostenverhaal van de gemeente is hierdoor voldoende geborgd zodat afgezien kan worden van het vaststellen van een exploitatieplan.
De regels deel uitmakende van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008', van de gemeente Zevenaar (vastgesteld op 19 mei 2009 en sinds 12 augustus 2009 van kracht) worden zoveel mogelijk overgenomen in het voorliggende wijzigingsplan en worden ten behoeve van de vereisten uit de IMRO-standaarden daar waar nodig aangevuld
Het gaat hier met name over de regels van de bestemming 'Agrarisch' waarbinnen een nadere regeling is opgenomen over de bouw en herbouw van woningen. Zie verder ook onder 1.3 Wettelijk kader. Voorts zijn er nieuwe (voorwaardelijke) verplichtingen opgenomen voor de landschappelijke inpassing en parkeervoorzieningen.
Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft met ingang van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarbij is de mogelijkheid geboden om tijdens die periode zienswijzen ten aanzien van het plan bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken.
Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.