direct naar inhoud van Regels

Wijzigingsplan Korteweide 10

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0299.WP04KORTEWEIDE10-VA01
Plantype: wijzigingsplan

Regels

 

Inhoudsopgave

 

Regels

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 wijzigingsplan

1.2 plan

1.3 aanduiding

1.4 aanduidingsgrens

1.5 archeologische verwachtingswaarde

1.6 archeologische waarde

1.7 bebouwing

1.8 bebouwingspercentage

1.9 beroep aan huis

1.10 bedrijfsactiviteit aan huis

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

1.12 bedrijfswoning

1.13 bestaand

1.14 bestaande afstand

1.15 bestemming

1.16 bestemmingsgrens

1.17 bestemmingsvlak

1.18 bijbehorend bouwwerk

1.19 bodemingreep

1.20 bouwen

1.21 bouwgrens

1.22 bouwlaag

1.23 bouwperceel

1.24 bouwperceelgrens

1.25 bouwvlak

1.26 bouwwerk

1.27 bruto vloeroppervlakte

1.28 detailhandel

1.29 evenemententerrein

1.30 gebiedsaanduiding

1.31 gebouw

1.32 hoofdgebouw

1.33 horeca

1.34 kantoor

1.35 lichte horeca

1.36 maatschappelijke voorzieningen

1.37 maatvoeringsgrens

1.38 maatvoeringsvlak

1.39 mantelzorg

1.40 onderkomen

1.41 overkapping

1.42 peil

1.43 plankaart

1.44 publiekgerichte dienstverlening

1.45 seksinrichting

1.46 verkoopvloeroppervlak

1.47 voorgevel

1.48 voorgevelrooilijn

1.49 weg

1.50 woning

1.51 wijziging

1.52 zware horeca

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

2.3 de inhoud van een bouwwerk

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

2.6 dakkapel/dakopbouw en goothoogte

2.7 ondergeschikte onderdelen

2.8 diepte

2.9 de oppervlakte van een bodemingreep

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.2.1 gebouwen

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.2.1 Woningen

4.2.2 bijbehorende bouwwerken

4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4.3 afwijken van de bouwregels

4.4 afwijken van de gebruiksregels

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Afwijkingen bestaande bouw

6.2 Bestaand bebouwingspercentage

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruiksverbod

7.2 Strijdig gebruik

7.3 Vormen van verboden gebruik

7.4 Toegestaan gebruik

7.5 Afwijken

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken van de regels

8.2 Voorwaarden voor afwijking

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

9.2 uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

Artikel 10 Overige regels

10.1 Van toepassing verklaring bouwverordening

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.WP04KORTEWEIDE10-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

1.2 plan

Het wijzigingsplan 'Korteweide 10, Babberich' van de gemeente Zevenaar.

 

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 archeologische verwachtingswaarde

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

 

1.6 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

 

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.8 bebouwingspercentage

De oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

 

1.9 beroep aan huis

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

 

1.10 bedrijfsactiviteit aan huis

Onder een bedrijfsactiviteit aan huis wordt verstaan een activiteit die:

  1. naar aard anders is dan een aan huis gebonden beroep, en

  2. in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten is aangeduid als catogorie 1, danwel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en

  3. die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.

 

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

1.12 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

 

1.13 bestaand

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

1.14 bestaande afstand

De afstand zoals die is of rechtens mag zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

 

1.15 bestemming

Een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de verbeelding aangegeven gronden mogen worden gebruikt.

 

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.18 bijbehorend bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.19 bodemingreep

Grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

 

  1. het afgraven van grond, waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  2. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  3. het verlagen van het waterpeil;

  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  5. het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

  6. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

  8. het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of het uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.22 bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen (hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal 1,5 m), zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging.

 

1.23 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.24 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.27 bruto vloeroppervlakte

De vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

 

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.29 evenemententerrein

Een terrein waarop voor het publiek toegankelijke activiteiten van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, worden gehouden.

 

1.30 gebiedsaanduiding

Aanduiding die verwijst naar een gebied waar specifieke regels gelden of waar andere nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

 

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.32 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op het gebruik en de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.33 horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

 

1.34 kantoor

Een gebouw, zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening

van administratieve werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van

(semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen

dienstverlenende bedrijven en instellingen.

 

1.35 lichte horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

 

1.36 maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen zoals bijvoorbeeld ten behoeve van religie, het verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg en openbare en bijzondere dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca te dienste van deze voorzieningen.

 

 

1.37 maatvoeringsgrens

De grens van een maatvoeringsvlak.

 

1.38 maatvoeringsvlak

Een op de verbeelding als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

 

1.39 mantelzorg

Zorg die een persoon, zonder dat die persoon daarvoor betaald wordt, meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden draagt voor een chronisch ziek, gehandigcapt of hulpbehoevend familielid.

 

1.40 onderkomen

een voor een verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

 

1.41 overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

 

1.42 peil

  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de wegie weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw.

 

1.43 plankaart

De analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en).

 

1.44 publiekgerichte dienstverlening

Aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels, baliefuncties; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

 

1.45 seksinrichting

Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf, sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

 

1.46 verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

 

1.47 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, of een gebouw dat gevels heeft gekeerd naar meerdere wegen, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

1.48 voorgevelrooilijn

De lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.

 

1.49 weg

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen.

 

 

1.50 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.51 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

1.52 zware horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of vroege dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen en dakopbouwen.

 

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 dakkapel/dakopbouw en goothoogte

Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

 

2.7 ondergeschikte onderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten. Luifels, droogstanden, ingangspartij, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.8 diepte

Vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 1.42 onder b gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10 m².

 

2.9 de oppervlakte van een bodemingreep

Het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. erftoegangswegen.

 

3.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

3.2.1 gebouwen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van tuinhuisjes, hobbykastjes en soortgelijke gebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevel van de woning worden gebouwd, tot bij elke woning een gezamenlijke oppervlakte van 10 m² en een bouwhoogte van 3,25 m, onverminderd het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a en b;

  2. aan de voor- en zijgevel van een woning een erker, een ingangspartij en een droogstand worden gebouwd:

  1. met, uit de betreffende gevel van de woning gemeten, een gezamenlijke diepte van ten hoogste 30% van de kortste afstand tussen de betreffende gevel en de bestemmingsgrens evenwijdig aan die gevel, met een maximum van 1,5 m;

  2. indien gesitueerd aan de zijgevel dient een afstand van minimaal 1 m tot de zijdelingse perceelsgrens te resteren;

  3. tot een gezamenlijke breedte van 3/5 van de breedte van de betreffende gevel van de woning, waarbij een erker tot 1,5 m breder dan de breedte van die gevel mag zijn;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'speciefieke bouwaanduiding -veranda', mag een veranda worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits gesitueerd minimaal 2,5 m achter de voorgevel van de woning;

  2. pergola's mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Wonen

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstanden dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 17.4, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', tevens een onderdoorgang;

  6. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair.

 

4.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

4.2.1 Woningen

Woningen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. uitsluitend gebouwd binnen bouwvlakken met ten minste één voorgevel in de voorgevelrooilijn;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd in die hoedanigheid;

  3. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder is dan 3 m is;

  4. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 6m respectievelijk 10 m, tenzij een specifieke aanduiding van de 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

4.2.2 bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de gezamelijke oppervlakte (inclusief overkappelingen) mag niet meer dan 50% bedragen van de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden buiten het bouwvlak;

  2. onverminderd het bepaalde onder a mag de gezamelijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken (exclusief overkappingen) buiten het bouwvlak bij elke woning niet meer bedragen dan:

  1. 60 m2 bij percelen met een oppervlakte tot 1.000 m2 ;

  2. 100 m2 bij percelen met een oppervlakte vanaf 1.000 m2;

  1. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen tenzij:

  1. op de plankaart anders is bepaald in welk geval de goothoogte niet hoger mag zijn dat ter plaatse aan de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen tenzij:

  1. op de plankaart ander is bepaald in welk geval de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  2. op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning wordt gebouwd in welk geval de bouw hoogte niet hoger dan 3,25 m mag bedragen;

  1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van tuinhuisjes, hobbykastjes en soortgelijke gebouwen mogen uisluitend achter de achtergevel van de woning worden gebouwd, tot bij elke woning een gezamelijke oppervlakte van 10 m2 en een bouwhoogte van 3,25 m, onverminderd het bepaalde onder a en b.

 

 

 

 

 

 

4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd in danwel achter (het verlengde) van de voorgevel van de woning;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van een vlaggenmast maximaal 6 m mag bedragen en de bouwhoogte van een pergola maximaal 3m;

  3. erf- en of perceelsafscheiding gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel mag maximaal 1 m zijn.

 

4.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het bouwen van de voorgevel van de woning op ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 8.2.

 

4.4 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteit aan huis, in een woning en bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. de gezamelijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken maar in ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. geen buitenopslag van goederen te behoeve van bedrijfsactiviteiten op de bij de betreffende woning behorende gronden plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenrededige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;

  4. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare rumte rond de betreffende woning mogen plaats vinden;

met in achtneming van het bepaalde in artikel 4.1 .

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Afwijkingen bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaaldein de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

6.2 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

 

 

7.2 Strijdig gebruik

Voor de toepassing van het bepaalde in 7.1, wordt in ieder geval als strijdig gebruik aangemerkt, het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens gevallen waarin dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan.

 

7.3 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.1 is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:

 

  1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

 

7.4 Toegestaan gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.1 is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:

 

  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige en incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties onder de volgende voorwaarden:

  1. niet meer dan 3 per jaar per locatie en per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

  2. uitgezonderd zijn de bestemmingen Bos en Natuur.

  1. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;

  2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";

  3. hoogspanningsleidingen;

  4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;

  1. mantelzorg.

 

7.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m2 mag bedragen;

  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van woningvlakken en maatvoeringsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;

  3. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot vanaf peil een bouwhoogte van 15 m;

  4. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;

  5. ten behoeve van het bouwen van reclameborden:

  1. tot een bouwhoogte van 3,5 m, en;

  2. met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² bij eenzijdige, en 16 m² bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;

  3. voor zover dit is gelegen binnen de bestemming 'Verkeer' danwel maximaal 20 m uit de bestemmingsgrens van deze bestemming.

  1. ten behoeve van het plaatsen van lichtreclames aan lichtmasten op de grote toegangswegen op een minimale bouwhoogte van 4,5 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1 m of minder tussen de lichtmast en de rijweg en 3,50 m boven een voetpad of anderszins;

  2. ten behoeve van mantelzorg en toestaan dat de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen wordt uitgebreid mits:

  1. de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van mantelzorg en in gebruik wordt genomen voor woondoeleinden;

  2. de noodzaak van mantelzorg is aangetoond;

  3. uitgaande van de feitelijke situatie een oplossing binnen de bestaande planologische mogelijkheden niet tot de mogelijkheden behoort;

  4. het woongedeelte ten behoeve van mantelzorg (de afhankelijke woonunit) aan de woning is aangebouwd en van daaruit rechtstreeks bereikbaar is. Woondoeleinden voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet mogelijk en bewoners kunnen elkaar en de hoofdentree binnendoor bereiken. De verbinding tussen de woning en de afhankelijke woonunit mag niet het karakter hebben van een gang of 'verbindingsstuk';

  5. maximaal 45 m² wordt uitgebreid, waarbij geldt dat de bestaande planologische ruimte (op basis van de feitelijke situatie) in mindering wordt gebracht en dat bij nieuwbouw maximaal 5 m² boven de gebruikelijke planologische mogelijkheden kan worden toegestaan. In dat geval is een garage van gebruikelijke afmetingen en een afhankelijke woonunit van 45 m² mogelijk;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de bij de woning behorende gronden buiten het woningvlak;

  7. afwijkingen van goot- en nokhoogtes en overige bepalingen in het bestemmingsplan ten aanzien van bijbehorende bouwwerken niet aan de orde zijn;

  8. de afhankelijke woonunit inpasbaar is op het perceel en in de omgeving. Daarbij wordt gekeken naar en kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten en parkeren (al dan niet op eigen terrein).

 

8.2 Voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (planschade)kosten;

  4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

 

9.1 geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

9.2 uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

 

  1. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. dat het plan voorzien is voorzien van een watertoets;

  4. dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;

  5. dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma (indien dat relevant is voor het plan);

  6. dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;

  7. dat verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld;

  8. dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Overige regels

 

10.1 Van toepassing verklaring bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregel

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen drie jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid onder artikel 11.1 met maximaal 10%;

  2. het eerste lid onder artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 11.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 11.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het eerste lid onder artikel 11.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Korteweide 10, Babberich" van de gemeente Zevenaar.

 

Aldus vastgesteld in het college van Zevenaar van ........

 

 

 

De secretaris, De burgemeester,

 

 

...................................... ....................................