Plan: | De Stede |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.UP02STUDPLTS-VA01 |
In de gemeente Zevenaar ligt de woonwijk Groot Holthuizen. Deze woonwijk is gelegen aan de oostzijde van Zevenaar en wordt aan drie zijden scherp begrensd door infrastructuurlijnen, namelijk de spoorlijn Arnhem-Winterswijk en Arnhem-
Oberhausen, de Betuwelijn en de A12. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het agrarisch buitengebied.
De Woonwijk Groot Holthuizen is ingedeeld in vier buurtschappen met elk een eigen karakter: De Tol, De Bem, Studentenplaats en De Holtkamp.
Figuur 1.1: Woonwijk Groot Holthuizen met de 4 buurtschappen, Buurtschap Studentenplaats aangeduid met rode contour
De Tol en De Bem zijn reeds in ontwikkeling. Nu deze buurtschappen in de afrondende fase zitten, wordt er gestart met nadere planuitwerking voor Studentenplaats. Fase 1 zal gerealiseerd worden in het noordwestelijk deel van dit buurtschap.
Het voorliggende uitwerkingsplan omvat derhalve de eerste woningbouw- activiteiten van het buurtschap Studentenplaats. Ten tijde van het Stedenbouwkundig plan Zevenaar Oost (2007) is de naam Studentenplaats gekozen als naam voor het derde buurtschap. Alle buurtschappen hebben een naam die verwijst naar een historische naam van de locatie. De locatie van het derde buurtschap is gelegen op de locatie met de naam Studentenplatz of Capittelstede. De naam Studentenplaats is verwarrend en ook commercieel niet handig. Op basis daarvan is de van Capittelstede afgeleide naam 'de Stede' ontstaan.
Het uitwerkingsplan heeft betrekking op plandelen die geregeld zijn in het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" (hierna: moederplan), dat op 27 juni 2007 door de gemeenteraad van Zevenaar is vastgesteld. Het plan is op 23 november 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en met de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 maart 2008 grotendeels inwerking getreden.
Voor de invulling van De Stede is de gemeente voornemens om marktpartijen meer vrijheid te bieden en ook niet vanuit een reeds vastliggend stedenbouwkundig plan te werken. Verschillende deelgebieden worden aangeboden aan ontwikkelaars, waarbij de gemeente voornamelijk toets op de ruimtelijke en functionele kwaliteit van woningen en buitenruimte waarbij ook het toekomstig beheer op goede wijze mogelijk moet zijn. Dit alles uiteraard passend binnen de grondexploitatie. Ondanks het streven naar vrijheid voor ontwikkelende partijen, worden er wel een aantal basis uitgangspunten en wensen meegegeven. In hoofdstuk 2 wordt dat nader toegelicht.
De ligging en begrenzing van het plangebied is in onderstaande figuur met een witte contour weergegeven.
Figuur 1.2: Ligging plangebied
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II
Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming Wonen - Uit te werken. In figuur 1.3 is een uitsnede van de plankaart weergeven met in het rood het plangebied van onderhavig plan.
Deze gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, als ook voor woonstraten, paden, maatschappelijke voorzieningen, parkeerterreinen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en waterlopen, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, geluidwerende voorzieningen, tuinen, erven, terreinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, tunnels en bruggen inbegrepen.
Figuur 1.3: Vigerende bestemmingsplan (plangebied met rode contour aangegeven)
Zolang het op te stellen uitwerkingsplan geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd. De omschreven bestemming moet worden uitgewerkt met inachtneming van onder meer de volgende regels.
Geluid
Tempo van uitwerken
Inrichten van het gebied
Voor het inrichten van het gebied gelden de volgende bepalingen:
In paragraaf 3.3.3 wordt beschreven op welke wijze aan deze uitwerkingsregels wordt voldaan.
Bestemmingsplan Archeologie
Voor een deel van de gronden geldt een archeologische dubbelbestemming.
Figuur 1.4: Uitsnede plankaart Archeologie
De gronden waar de ontsluitingsweg is geprojecteerd zijn deels aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - lage archeologische verwachting' en deels als 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting'.
Ter plaatse van de genoemde aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders:
Bij het opstellen van dit plan is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het moederplan en het recente uitwerkings-/wijzigingsplan 'De Bem 2014'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en kaart c.q. verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven.
In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘De Stede' weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk en wettelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. In dit hoofdstuk wordt tevens gemotiveerd dat aan de uitwerkingsregels van het moederplan wordt voldaan. De milieu- en duurzaamheidaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.
Met dit uitwerkingsplan wordt de in het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' vastgestelde bestemming 'Wonen - Uit te werken' voor een deel van buurtschap De Stede uitgewerkt.
Het woongebied Groot Holthuizen bestaat uit de volgende te onderscheiden gebieden: een viertal buurtschappen (De Tol, De Bem, De Stede en De Holtkamp), die van elkaar gescheiden zijn door groene velden en één afzonderlijk cluster van woningen (Het Hof). De gehele woningbouwlocatie is bestemd voor maximaal 1.500 woningen. Onder invloed van veranderingen op de woningmarkt staan eind 2013 circa 1.300 woningen in het programma in plaats van de in eerste instantie voorgenomen 1.500. De vermindering wordt vooral veroorzaakt door het schrappen van appartementen in de jaren 2011/2012.
Voor een uitgebreide toelichting op het stedenbouwkundig plan wordt verwezen naar de toelichting op het moederplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II'. In dit hoofdstuk wordt op enkele aspecten ingegaan die betrekking hebben op het plangebied 'De Stede'. Hierbij wordt opgemerkt dat de stedenbouwkundige verkaveling zoals die in de toelichting van het moederplan is opgenomen, niet wezenlijk is veranderd. In figuur 2.1 is de meest recente stedenbouwkundige verkaveling van De Stede weergegeven.
Figuur 2.1: Stedenbouwkundige verkaveling
In het zuidwesten van het plangebied zijn naast woningen tevens zogenaamde schoolwoningen toegestaan. De ligging ervan is in figuur 2.2 met een rode contour weergegeven.
Figuur 2.2: Globale ligging schoolwoningen
Vanaf 2017 wordt de start van de ontwikkeling van De Stede voorzien als derde buurtschap in Groot Holthuizen. Terugkijkend op de afgelopen 10 jaar zijn er redenen om de ontwikkeling van dit buurtschap op onderdelen anders aan te pakken.
Bij De Tol was sprake van een hoge mate van regie op het totaalbeeld (met een tot op detail uitgewerkt beeldkwaliteitplan en een zwaar opgetuigde toetsingscommissie) en in beginsel golden ook voor de Bem strikte eisen. Gaandeweg de jaren van crisis in de woningbouw zijn, waar mogelijk, de strikte eisen steeds verder losgelaten en is vooral gestuurd op samenhang binnen een buurtschap. Op basis van een globaal ruimtelijk kader en een goede dialoog met ontwikkelende partijen is de afgelopen jaren in de Bem in relatief hoog tempo invulling gegeven aan het projectmatige deel binnen de gegeven stedenbouwkundig hoofdopzet.
Voor de invulling van De Stede is de gemeente voornemens om marktpartijen meer vrijheid te bieden en ook niet vanuit een reeds vastliggend stedenbouwkundig plan te werken. Verschillende deelgebieden worden aangeboden aan ontwikkelaars waarbij de gemeente voornamelijk toetst op de ruimtelijke en functionele kwaliteit van woningen en buitenruimte, waarbij ook het toekomstig beheer op goede wijze mogelijk moet zijn. Dit alles uiteraard passend binnen de grondexploitatie.
Ondanks het streven naar vrijheid voor ontwikkelende partijen, worden er wel een aantal basisuitgangspunten en wensen meegegeven. Deze zijn in onderstaande paragrafen benoemd.
In de basis zal De Stede een stedenbouwkundige invulling krijgen die vergelijkbaar is aan de eerder ontwikkelde buurtschappen Tol en Bem, waarbij in De Stede geen ruimte wordt geboden voor appartementenvolumes.
Het stedenbouwkundig beeld is opgebouwd uit helderde hoofdvolumes. Samengestelde hoofdvolumes zijn bespreekbaar, zolang dit niet leidt tot gekunstelde en complexe bebouwing. Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume, maar sluiten in het geval van een woonfunctie in vormgeving en uitstraling hier nadrukkelijk bij aan.
Binnen het buurtschap wordt samenhang nagestreefd. Doordat hier sprake is van de eerste projectmatige bouwfase van een nieuw buurtschap zijn er ruime mogelijkheden ten aanzien van architectuur en materiaalgebruik die mogelijk de toon kunnen zetten voor de vervolgfasen.
De Stede is voor een uitbreidingslocatie tamelijk landelijk gelegen en dorps qua omvang en woningdichtheid. Zodoende wordt ook hier, evenals in De Tol en De Bem, een eigentijdse architectuur verwacht met aandacht voor de individualiteit van de woning en verbijzonderingen binnen het straatbeeld. Een spel van heldere kapvormen en diversiteit in kaprichting is daarbij uitgangspunt.
Hoofdopzet
Met de opzet voor de eerste fase, die in onderhavig plan mogelijk wordt gemaakt, wordt ook sterk een stempel gedrukt op het vervolg van de wijk. Verkavelingsrichtingen, parkeeroplossingen, wegprofielen en dergelijke kunnen immers niet bij elk deelgebied weer geheel anders worden, wanneer er oog is voor de samenhang van het totale buurtschap. De opzet van de eerste fase zal daarbij goed doordacht moeten zijn, waarbij er ook te leren valt van de ervaringen bij Tol en Bem. Om die reden wordt ingezet op een brede multidisciplinaire beoordeling van het door de ontwikkelaar te overleggen stedenbouwkundige plan.
Aandacht zal er nadrukkelijk moeten zijn voor de hoofdader het buurtschap in. Met de eerste fase wordt bepaald hoe deze wordt ingezet. Bij De Tol en De Bem is deze vooral functioneel met bomenrijen als structurerend groen en zijgevels van bouwblokken als begeleiding. Bij de Bem moet de entree ook nog in veel parkeercapaciteit voorzien. Voor dit nieuwe buurtschap kan het een overweging zijn om dit nu anders te benaderen, bijvoorbeeld in de vorm van een statige entree die begeleid wordt door voorgevels en bomenrijen in een ruim profiel, waarbij de geparkeerde auto niet of nauwelijks afbreuk doet aan het straatbeeld. De locatie van de toegang tot het buurtschap ligt vast (de bestemming Verkeer - Verblijf aan de noordkant met de aanduiding 'ontsluiting'), de verdere invulling niet.
Materiaalkeuze
Voor de woningen wordt aangesloten bij de eerdere buurtschappen. Hierbij vormt een sprekende gevelsteen de basis. Hierbij is het brede spectrum van aardtinten uitgangspunt desgewenst aangevuld met wit gekleurde geveldelen als contrastvlakken. In de detaillering van de gevels is ondergeschikte toepassing van andere materialen bespreekbaar, waarbij hout het uitgangspunt is voor kozijnen, ramen en deuren.
De kappen worden in beginsel uitgevoerd met gebakken pannen, maar in uitstraling en duurzaamheid gelijkwaardige betonproducten zijn mogelijk voorstelbaar.
Beoordeling
Bouwplannen worden tijdens de (concept)aanvraag voor een omgevingsvergunning ter beoordeling voorgelegd bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (Welstand). Deze ziet samen met de stedenbouwkundige van de gemeente op het naleven van bovenstaande uitgangspunten en beoordeelt de uiterlijke verschijningsvorm van een plan, mede rekening houdend met de omgeving.
Beleid en bestemmingsplan
Ten behoeve van de ontwikkeling van Groot Holthuizen en 7Poort is een Stedenbouwkundig Plan Zevenaar Oost opgesteld, dat op hoofdlijnen de opzet weergeeft.
Om Groot Holthuizen en 7Poort mogelijk te maken, is het bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II opgesteld en zijn milieueffectkaders (MER) opgesteld. Op basis van het genoemde bestemmingsplan is voorliggend uitwerkingsplan opgesteld. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is een zo ruim mogelijke invulling met de bestemming Wonen. De verkeersstructuur wordt niet apart vastgelegd. Hierdoor kunnen stedenbouwkundige uitwerking en het uitwerkingsplan tegelijkertijd worden opgesteld.
Duurzaamheid
De gemeente wil graag de realisatie van duurzame woningen stimuleren. De uitwerking hiervan is nog nader te bepalen. Op dit moment denkt de gemeente eraan om meer duurzame woningen te stimuleren door een koppeling met de te hanteren grondquote (binnen de bandbreedte van de grondprijsbrief). Voor duurzamere woningen (toetsingscriterium nader te bepalen) zou dan een lagere grondquote kunnen gelden dan voor reguliere woningen.
Het woningbouwprogramma is gevarieerd met een verdeling van circa 50% rijenwoningen en 50% 2^1 kap woningen en vrijstaande woningen. In het gebied moet rijenwoningen gerealiseerd met een VON-prijs vanaf € 165.000,-- en 2^1 kapwoningen met een vrij-op-naam-prijs van ca. € 250.000,--.
Voor onderhavig plan wordt uitgegaan van in totaal 104 grondgebonden woningen. Tot 2020 wordt uitgegaan van de realisatie van 80 woningen. Het restant zal na 2020 worden gerealiseerd Voor wat betreft de prijsdifferentiatie laat de gemeente de marktpartijen aan zet, maar is de gemeente wel kritisch op het bouwen van goedkope koopwoningen. Voor Groot Holthuizen is immers het beleid (Woonvisie gemeente Zevenaar) om heel terughoudend te zijn in het toevoegen van goedkope rijwoningen in de koop. In dat segment is er al een ruim aanbod in Zevenaar en dreigt op termijn een overaanbod.
Voor de ontwikkeling van dit plandeel is daarom de inzet om geen goedkope koopwoningen te realiseren (goedkoper dan € 150.000,-). Om de gewenste kwaliteitsslag in het aanbod te bereiken in het woningaanbod hanteert de gemeente een minimale beukmaat van 5,40 meter.
Woonpaden en woonstraten
De gehele openbare ruimte zal worden ingericht met gebakken klinkers. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar woonstraten, waarin zoveel mogelijk het parkeren voor (of in ieder geval nabij) de deur wordt opgelost, dan wel woonpaden met een parkeervoorziening in de nabijheid. Achterpaden zijn functioneel en bevinden zich op uitgegeven terrein.
De maximumsnelheid van de wijk dient 30 km/u te zijn. De CROW-richtlijnen moeten aangehouden worden voor het wegontwerp, waarbij niet uitgegaan moet worden van de minimale maar van de ideale maatvoering. Dus een tweerichtingsweg van minimaal 5,8 meter met een voetpad van minimaal 1.8 meter. Bij lange rechtstanden moeten snelheidsremmers worden toegepast. Bij kruispunten plateaus in afwijkende kleur bestrating.
Bij doodlopende straten dient rekening te worden gehouden met de aanbiedmogelijkheid van huishoudelijk afval.
De taluds richting waterpartij aan de noordzijde van het buurtschap dienen flauwer te worden vormgegeven dan in de Bem.
Inrichting openbare ruimte tussen de buurtschappen
Speelgelegenheden en recreatieruimte wordt geboden in de nabije groene velden. Door de vorm van het buurtschap is de afstand vanuit elke woning tot de groene velden kort en bereikbaar. Om die reden wordt binnen het buurtschap zelf ten aanzien van de woonstraten ingezet op een voornamelijk functionele inrichting, waarbinnen voornamelijk bomen de wegen begeleiden en bijzondere punten markeren. In het geval er plantvakken worden toegepast zullen deze van redelijke omvang en beperkt in aantal moeten zijn. De aanwezigheid van snippergroen moet worden voorkomen.
Overgang privé-openbaar
Ten behoeve van een hoogwaardig woonmilieu, is de wijze waarop de overgang van de privé-ruimte naar de openbare ruimte wordt ingericht van groot belang.
Fietspad
Door het buurtschap is een fietspad geprojecteerd in oostwest richting. Dit fietspad vormt de zuidelijke grens van het deel dat met onderhavig bestemmingsplan planologisch gereed wordt gemaakt.
Als uitgangspunt geldt, dat er geen ontsluiting van woningen via dit fietspad dient plaats te vinden. Verder dient het aantal kruisingen met wegen voor gemotoriseerd verkeer in het buurtschap geminimaliseerd te worden. Rondom het fietspad dient voldoende ruimte te worden aangehouden.
Parkeernormen
De hoofdlaan die de toegang vormt tot het buurtschap zal niet gedomineerd mogen worden door parkeergelegenheid om zo het beeld van een uitnodigende entree te kunnen bereiken die bepaald wordt door bomenrijen, hagen en (voor)gevels.
Binnen de gehele fase wordt zoveel mogelijk ingezet op een uniforme parkeeroplossing voor de openbare ruimte, waarbij voorkomen moet worden dat resthoekjes met een diversiteit aan oplossingen (haaksparkeren, langsparkeren, schuinparkeren, parkeerkoffers) worden ingevuld.
De totale parkeercapaciteit op eigen terrein en in de openbare ruimte zal moeten resulteren in een sluitende parkeerbalans conform de CROW-richtlijnen uitgaande van matig stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld. Zie onderstaande tabel, waarin is aangegeven wat de parkeernorm is en hoeveel hiervan minimaal op eigen terrein gerealiseerd moet worden. Wat overblijft aan parkeernorm moet in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Parkeerplaatsen op eigen terrein tellen minder mee, zie hiervoor de tabel met de berekeningsaantallen die gehanteerd moeten worden voor parkeren op eigen terrein.
Figuur 2.2: Parkeernorm inclusief minimale aandeel eigen terrein
Figuur 2.3: Berekeningsaantallen parkeren op eigen terrein
Door de gemeente Zevenaar wordt de grond bouwrijp overgedragen aan de ontwikkelaar/ aannemer. De gemeente Zevenaar zorgt voorts voor de aanleg van de benodigde infrastructuur om tot bouw te komen, waaronder bouwwegen, en maakt het openbaar gebied na realisatie van de bouwprojecten woonrijp.
Warmtenet
Binnen Groot Holthuizen heeft Ennatuurlijk een collectief warmtenet aangelegd. Op naastgelegen bedrijventerrein 7Poort staat de warmtevoorziening, een op houtpellets gestookte verwarmingsinstallatie. Er komt dus geen gasaansluiting. Voor het verwarmen van de woningen wordt dus gebruik gemaakt van dit warmtenet. Koken geschiedt op elektriciteit.
Duurzame waterhuishouding
Ten behoeve van een duurzame waterhuishouding heeft de gemeente Zevenaar in overleg met het Waterschap een aantal afspraken gemaakt. Voor het totale woongebied van het project gelden de volgende eisen:
Uitgangspunt is dat het schone hemelwater, dat op de woning en op het perceel valt, via de voorzijde van de kavel afwatert en bovengronds, dus zichtbaar, naar het openbare gebied wordt gebracht. Daar wordt het afgevoerd naar de groene velden of het oppervlaktewater in de buurt. Voor een deel van het buurtschap kan gelden dat het hemelwater dat op de woning en het perceel valt eveneens naar het openbaar gebied moet worden gebracht maar hier (gedeeltelijk) via een ondergronds stelsel naar de groene velden wordt gebracht. De nadere invulling hiervan wordt bepaald aan de hand van een onderzoek van de doorlatendheid van de ondergrond (k-waarde).
Bodem en water
De gemeente Zevenaar laat op het moment dat het bouwrijp maken van de grond is afgerond een bodemonderzoek uitvoeren naar kwaliteit van grond en grondwater. Dit onderzoek vindt dus plaats na bouwrijp maken, maar voor de overdracht van de grond.
Bouwwegen
Voor bouwverkeer kan desgewenst een bouwweg worden aangelegd vanuit 7poort naar De Stede. Dit om verder belasting van de Landeweerdijk te voorkomen.
Het beleid van de gemeente Zevenaar vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het algemene rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht. In paragraaf 3.3 wordt getoetst in hoeverre wordt voldaan aan de in hoofdstuk 1 genoemde uitwerkingsregels.
Het themaspecifieke beleid op het gebied van bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, ecologie, flora en fauna, milieuhinder, geluidhinder, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en eventuele overige omgevingsaspecten worden beschreven in hoofdstuk 4.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat een bindende werking heeft bij het opstellen van bestemmingsplannen.
In het Barro zijn de nationale belangen opgenomen, die een juridische borging vereisen in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. in het Barro zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:
Het Barro kent geen specifieke regels voor het plangebied.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen en bevat drie treden die doorlopen moeten worden in een ruimtelijke procedure. Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft het volgende voor.
De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Eerst wordt beoordeeld of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
In de vigerende bestemmingsplannen zijn de gronden grotendeels bestemd als Wonen, waarbij woningen gestapeld, aaneengebouwd, twee-aan-een en vrijstaand mogen worden gerealiseerd. Er is voor onderhavig plangebied geen maximum aantal woningen bepaald. In de gehele wijk Groot Holthuizen en Hengelder II mogen volgens het vigerende bestemmingsplan 1.500 woningen worden gebouwd.
Op de gronden waar de woningen zijn geprojecteerd geldt een uit te werken woonbestemming, waarbinnen ook scholen zijn toegestaan. De Ladder van duurzame verstedelijking is van toepassing als een planologisch besluit voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien een nieuw bestemmingsplan ten opzichte van het vorige niet in meer bouwmogelijkheden voorziet dan het vorige plan, ook al waren die oude mogelijkheden niet benut, dan voorziet het nieuwe plan niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Uit een uitspraak van 24 februari 2016 (ABRvS, ECLI:NL:RVS:2016:489) volgt dat mogelijkheden op grond van een niet benutte uitwerkingsplicht ook als planologisch onbenutte mogelijkheden worden aangemerkt. Voorliggend plan voorziet niet in een wijziging van functies en voorziet evenmin in meer woningen dan op grond van het voorheen geldende plan mogelijk was. Conform jurisprudentie geldt dat dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro, zodat reeds daarom die bepaling niet van toepassing is.
Op basis hiervan hoeft het plan niet te worden getoetst aan de bovengenoemde drie stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking, Dit laat echter onverlet dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van dat uitwerkingsplan beoordeeld dient te worden of de toegekende bestemming uitvoerbaar is. In dat kader wordt getoetst aan het gemeentelijk woonbeleid / woningbouwprogramma in paragraaf 3.3.
Het bestemmingsplan past binnen het hierboven beschreven rijksbeleid.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Voor de toets aan de omgevingsvisie is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 11 november 2015.
In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn twee hoofddoelen benoemd: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, met als hoofdthema's:
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. Als leidend principe en afwegingskader hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, in samenhang met de rijksladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (aantonen van de behoefte, afwegen van de mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied, motiveren bereikbaarheid).
De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De provincie streeft ernaar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen, onder andere door een verandering van aanbodgestuurd bouwen in vraaggestuurd bouwen. Voor woningbouw geldt dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe bebouwing staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De ladder vervangt het beleid van de woningbouwcontour en zoekzones zoals opgenomen in het Streekplan 2005. Met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Als juridische basis wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gebruikt, die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. In ieder bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening. In paragraaf 3.1 is gemotiveerd dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is op dit bestemmingsplan, omdat er op basis van jurisprudentie geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Kaart
Op basis van de kaart behorend bij de Omgevingsvisie zijn de volgende onderwerpen relevant voor het projectgebied:
Conclusie
De omgevingsvisie leidt niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.
De Omgevingsverordening Gelderland, die is vastgesteld op 24 september 2014, is een juridisch instrument dat tot doel heeft om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de toets aan de omgevingsverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 11 november 2015.
In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen. De verordening bevat onder andere regels voor de ontwikkeling van woningen, bedrijvigheid, glastuinbouw en veehouderijen. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelingszone (GO) en verschillende landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
Natura2000
In de verordening zijn de gronden als weergegeven in figuur 3.1 als Natura 2000-gebied aangeduid. Dit gebied ligt op circa 1 kilometer van het plangebied. Voor de Natura 2000-gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken.
Figuur 3.1: Natura2000-gebied (gearceerd, plangebied met rode contour aangeduid)
In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan op basis van een natuurtoets. Uit de natuurtoets volgt dat het Natura 2000-gebied binnen het invloedsgebied van het plan ligt het plan voor wat betreft vermesting en verzuring en wordt aanbevolen een stikstofonderzoek uit te voeren. Dat onderzoek is uitgevoerd en wordt ook in paragraaf 4.4 beschreven. Uit de natuurtoets en het stikstofonderzoek volgt dat effecten op soorten, habitats van soorten of habitattypen in het Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.
Conclusie
Er zijn geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de omgevingsverordening en Natura 2000.
Op 20 februari 2013 is de structuurvisie Zevenaar voor 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Zevenaar is het ontwikkelingskader van de gemeente Zevenaar tot 2030. De visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de gemeente Zevenaar tot 2030. Het geeft een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkelingen met een ruimtelijke component voor de periode tot 2030. De Structuurvisie is het integrale kompas voor toekomstig beleid van de gemeente Zevenaar.
Figuur 3.2 Uitsnede Structuurvisieplankaart 2012-2030
Binnen de structuurvisie is het plangebied gelegen binnen 'nieuw wonen kernen' en is hierbij aangeduid als woningbouwlocatie 2010-2030. Voor wonen streeft de gemeente ernaar om een aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen/leefstijlen en leeftijdsgroepen te zijn. Dit betekent dat er sprake is van een divers en onderscheidend aanbod aan woonmilieus en een kwalitatief goede woningvoorraad, met voldoende aanbod om in de behoefte te voorzien. De samenstelling van de woningvoorraad draagt bij aan de sociale binding van de mensen aan de 'gemeenschap' in de wijken, buurten en dorpen.
Met betrekking tot het aspect wonen zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:
Conclusie
Door de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het past binnen de hoofddoelen van de structuurvisie. Er zijn derhalve geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de structuurvisie van de gemeente Zevenaar.
Regionale Woonagenda 2015
In mei 2014 is door de Stadsregio de Regionale Woonagenda voor de hele Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld. Hierin wordt de regio verdeeld in drie subregio's. Zevenaar ligt in de regio De Liemers. De subregio's hebben ieder hun eigen dynamiek, hetgeen vraagt om afspraken op subregionale schaal.
Het stoplichtmodel dat de provincie Gelderland en de Stadsregio hebben afgesproken is door het college van B&W van gemeente Zevenaar toegepast in de gemeentelijke Woonvisie Zevenaar 2015. De regionale afspraken, in deze Woonvisie, zijn gemaakt op basis van een behoefteonderzoek naar woningen in de Stadsregio. Het college van B&W van gemeente Zevenaar heeft deze prognose afgezet tegen de harde plancapaciteit in de gemeente. Daarbij is tevens gekeken naar het huidige woningaanbod in de gemeente én de noodzaak tot aanpassing van dit aanbod op basis van woonwensen in de gemeente. De gemeente Zevenaar heeft twee grote uitbreidingslocaties: Groot Holthuizen en het BAT-terrein.
Het stoplichtmodel houdt het volgende in.
De lijst met zogenaamde Groene plannen voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking en een goede ruimtelijke ordening en is daar door de provincie op getoetst. Dit deel van de gemeentelijke woningbouwprogramma's tot 1.1.2020, de groene plannen, zijn in overeenstemming met de Primos prognose. Als deze plannen nog niet juridisch hard zijn kan bij de onderbouwing van de plannen verwezen worden naar deze afspraak.
Oranje plannen zijn projecten op locaties die gemeenten niet direct in ontwikkeling willen of kunnen nemen, maar waar wel de wens is om daar op korte of langere termijn woningbouw te realiseren. Indien dit juridisch harde plannen betreft, spant de gemeente zich maximaal in om te voorkomen dat deze plannen ontwikkeld worden, tenzij een gemeente besluit deze projecten van Oranje naar Groen te verschuiven.
Gemeenten die juridisch harde plannen op Rood zetten spannen zich maximaal in om de ontwikkeling van deze plannen te voorkomen en uiteindelijk de planologische ruimte voor deze plannen weg te nemen.
Op basis van de regionale afspraken over de woningbouw mag de gemeente Zevenaar tot 2025 circa 130 nieuwe woningen per jaar bouwen. Het college van B&W van gemeente Zevenaar geeft zelf aan dat dit aantal woningen binnen bestaande plancapaciteit gerealiseerd kan worden, maar dat dit niet, per definitie, leidt tot woningbouw die aansluit bij de behoeftes. Om die reden wordt de harde plancapaciteit teruggedrongen en komt er ruimte voor gewenste initiatieven. Voor De Stede is rekening gehouden met de bouw van nog 80 woningen tot en met 2020, dus die passen in het programma tot 2020. Het restant van de woningen na 2020 worden gerealiseerd waarbij er een herijking zal plaatsvinden binnen het lopende woningbouwprogramma.
Woonvisie
Het woonbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Woonvisie Gemeente Zevenaar 2015-2025 “samen werken aan een aantrekkelijke toekomst". In de Woonvisie ligt de focus op de drie belangrijkste opgaven:
De gemeente laat in principe de markt aan zet bij het bepalen van de gewenste woningtypen.
Conclusie
Het plan past daarmee het woonbeleid.
In het moederplan is bepaald dat bij de uitwerkingsplicht het bestemmingsplan moet worden uitgewerkt met inachtneming van de hieronder beschreven regels. In deze paragraaf wordt gemotiveerd dat hieraan wordt voldaan.
Geluid
De te realiseren woningen dienen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder.
Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek volgt dat voor nagenoeg het gehele plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) zoals bepaald in de Wet geluidhinder. Alleen in de noordwesthoek van het plangebied is de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Landeweerdijk 49 dB(A), wanneer wordt gerekend met een rijsnelheid van maximaal 50 kilometer per uur. De contour van 48 dB(A) is weergeven in figuur 3.3 met een groene contour.
Figuur 3.3: Geluidbelasting vanwege wegverkeer
Wanneer de Landeweerdijk een 30 kilometerweg blijft geldt er geen voorkeursgrenswaarde ingevolgde de Wet geluidhinder, omdat dit dan geen wettelijk gezoneerde weg is. In de planregels is daarom opgenomen dat de woningen moeten voldoen aan de voorkeursgrenswaarde die voor een gezoneerde weg volgt uit de Wet geluidhinder.
Tempo van uitwerken
Ad a1: De realisatie van de woonwijk geschiedt in oostelijke richting. Het deelplan De Stede ligt immers ten oosten van De Tol en De Bem, die reeds in ontwikkeling zijn.
Ad a2-a4 en ad b: De Bem en De Tol worden in totaal 429 woningen gerealiseerd. In deze fase van De Stede 104 woningen. Op grond van de uitwerkingsregels moet de aansluiting op de weg Hengelder via een overkluizing over het spoor zijn gerealiseerd. De overkluizing is gerealiseerd. Deze is nog niet aangesloten op De WSijk Groot Holthuizer. Van de oostelijke ontsluiting mag worden afgeweken indien wordt aangetoond dat dit geen belemmering oplevert voor wat betreft de aspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.
Uit een verkeersonderzoek, waarin voor de gehele woonwijk de optimale verkeersafwikkeling is onderzocht blijkt dat de voorkeur uitgaat naar tweezijdige ontsluiting van de gehele wijk Groot Holthuizen via Landeweerdijk en via 7Poort. Hierover vindt nog aparte besluitvorming plaats.
Figuur 3.4: tweezijdige ontsluiting van de gehele wijk Groot Holthuizen via Landeweerdijk en via 7Poort
In dit kader is akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.6). Voor wat betreft geluid is de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Landeweerdijk van de gehele woonwijk in beeld gebracht. Hierbij is zowel een 30 km-variant als een 50 km-variant onderzocht. De resultaten zijn in figuren 3.5 en 3.6 weergegeven.
Figuur 3.5: Geluidbelasting vanwege Landeweerdijk bij 30 km/uur
Figuur 3.6: Geluidbelasting vanwege Landeweerdijk bij 50 km/uur
Op basis van deze contouren wordt geconcludeerd dat in de worstcase variant bij een maximum snelheid op de Landeweerdijk van 50 km/uur in vrijwel de gehele woonwijk de geluidbelasting op de (toekomstige) woningen voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB(A). Langs de Landeweerdijk ligt een deel van de woningen in een zone tot maximaal 58 dB(A). Deze waarde ligt weliswaar boven de voorkeurswaarde, maar blijft binnen de ambitiewaarde die de gemeente stelt voor dit gebied. Deze waarde kan op grond van de Wet geluidhinder worden toegestaan via een hogere waardenbesluit. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de gehele wijk voor wat betreft het aspect geluid.
Er is tevens onderzoek gedaan naar de effecten van de ontsluitingsvariant voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit (zie paragraaf 4.8). Uit dit onderzoek volgt dat aan de luchtkwaliteitnormen normen wordt voldaan.
Daarmee volgen er uit de ontsluitingsvariant geen milieuhygiënische belemmeringen en wordt voldaan aan de uitwerkingsregels.
Ad a5: Het plan kent geen voorzieningen die eerder worden gerealiseerd.
Ad a6: De gronden zijn geheel buiten de op de plankaart aangegeven geurcontour gelegen.
Inrichten van het gebied
Voor het inrichten van het gebied gelden de volgende bepalingen:
Ad a: De Bem en De Tol worden in totaal 429 woningen gerealiseerd. In deze fase van De Stede 104 woningen. Het plan blijft daarmee ruim onder de 1500 woningen.
Ad b: In de planregels is bepaald dat bij een bouwaanvraag moet worden aangetoond dat voldaan wordt aan de geldende parkeernormen en dat de parkeerplaatsen in stand moeten worden gehouden.
Ad c: In de bouwregels is opgenomen dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 14 meter. Dit is conform het bepaalde in het moederplan.
Ad d: Er is aangesloten op de bestemmingsplanbepalingen uit het moederplan en het recente uitwerkings-/wijzigingsplan 'De Bem 2014'.
Ad e: Er is een nadere eisen regeling opgenomen.
Ad f: Er heeft een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. De uitvoerbaarheid is in het volgende hoofdstuk getoetst aan alle relevante omgevingsaspecten, waaronder archeologie.
In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. In het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' (moederplan) zijn deze reeds betrokken bij de afweging van belangen en het leggen van de bestemmingen. Het uitwerkingsplan moet vervolgens worden uitgewerkt conform de uitwerkingsregels. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als gegeven.
Daarnaast dient er sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en moet worden voldaan aan de huidige wetgeving. In dit hoofdstuk wordt daarom waar mogelijk verwezen naar de motivatie die ten aanzien van omgevingsaspecten is opgenomen in het moederplan. Daar waar nodig, vanwege eisen uit de wetgeving of vanuit een goede ruimtelijke ordening, worden enkele omgevingsaspecten uitgebreider toegelicht.
Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s).
Op basis van onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' blijkt dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Op basis van luchtfoto's en historisch kaartmateriaal kan geconcludeerd worden dat het plangebied braakliggend was tussen 2005 en heden. Daarnaast geldt dat uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt, dat bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden. Op deze wijze wordt het aspect bodem voldoende geborgd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat in het kader van het plan er geen belemmering zijn geconstateerd voor het aspect bodem.
Archeologie
Naar aanleiding van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is er archeologisch vooronderzoek geweest en naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek. Daarna is in 2010 het bestemmingsplan Archeologie vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft aan een deel van de gronden een archeologische dubbelbestemming toegekend. Deze is opnieuw opgenomen in onderhavig plan. Hiermee zijn archeologische belangen voldoende beschermd.
Cultuurhistorie
Er zijn geen monumenten in het gebied aanwezig. Aanwezige cultuurhistorische waarden zijn gebruikt om het plan te versterken: aantakking op de Landeweerdijk, behoud oude landweg, behoud boerderijen, groenbeplanting is geënt op reeds in het gebied voorkomende soorten. Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. Ook hoeft er geen dubbelbestemming opgenomen te worden.
Conclusie
Gezien bovenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor uitvoering van het plan.
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
De huidige situatie voorziet niet in problemen op het gebied van de waterhuishouding. Met dit plan worden eveneens geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.
Kader
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. In de voorliggende Natuurtoets wordt niet ingegaan op de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.
Onderzoek
In het kader van dit bestemmingsplan is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn weergegeven in bijlage 1.
Beschermde soorten
Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:
In onderstaande tabel is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.
Beschermde gebieden
In het plangebied is geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen geen NNN-gebied voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Uit de bureaustudie blijkt dat binnen één kilometer afstand van het plangebied een Natura 2000-gebied ligt. Het Natura 2000-gebied ligt mogelijk binnen het invloedsgebied van het plan wat betreft vermesting en verzuring. In dat kader is een onderzoek naar de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteiten uitgevoerd.
Dit stikstofonderzoek is bijgevoegd in bijlage 2, Uit het onderzoek blijkt dat de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Rijntakken niet wordt overschreden. Op basis van de berekende bijdrage is voor dit project geen melding of vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig. Er is geen sprake is van een relevante bijdrage aan stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plan is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van de effecten van stikstof op Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor het aspect natuur, rekening houdend met de genoemde maatregelen geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat toekomstige bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient te worden aangetoond dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Bij het moederplan is bij het leggen van de bestemmingen uitgegaan van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), waarbij rekening is gehouden met de minmaal aan te houden richtafstanden.
Ten aanzien van de gronden waar naast woningen tevens educatieve doeleinen zijn toegestaan geldt het volgende.
Er gelden vanuit de VNG afstanden die tussen het perceel van een school en de gevel van een woning aan moeten worden gehouden. De afstand van 30 meter vanwege geluid is daarbij maatgevend. Voor de aspecten geur, stof en gevaar geldt een afstand van 0 meter. Omdat de educatieve doeleinden worden gerealiseerd in de vorm van zogenaamde schoolwoningen gelden voor de schoolgebouwen dezelfde bouwregels als de woningen. Om de minimale afstand van 30 meter tussen het schoolperceel en de omliggende woningen te borgen is in de bouwregels opgenomen, dat woningen op te minste 30 meter van de aanduidingsgrens van de aanduiding 'onderwijs' moeten worden gesitueerd. Wanneer aan die afstand wordt voldaan is kan ervan worden uitgegaan dat er ter plaatse van de woning sprake van een goed woon- en leefklimaat. Uit jurisprudentie volgt dat dit ook geldt voor het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt dat stemgeluid in de afstand van 30 meter is meegenomen en dus niet apart hoeft te worden onderzocht. (ABRvS, 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1357). De woningen mogen op kortere afstand worden gebouwd indien wordt aangetoond, dat de geluidbelasting vanwege de school op de dichtst bij de school gelegen gevel van de woning niet meer bedraagt dan:
Op basis van bovensaande wordt geconcludeerd, dat er gezien de afstand tot de omliggende activiteiten er ter plaatse van de woningbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden de bedrijven en de geprojecteerde school niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Kader
Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai.
Het bedrijventerrein Hengelder dat op bijna 900 meter ten westen van het plangebied is gelegen is een gezoneerd bedrijventerrein. De in het voorliggende plangebied geprojecteerde woningen vallen ruim buiten de geluidzone van het bedrijventerrein, zodat er geen specifieke maatregelen behoeven te worden genomen om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.
Onderzoek
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de invloed van het wegverkeer en railverkeer te bepalen. Dit onderzoek is als bijlage 6 bijgevoegd.
Met het akoestisch onderzoek is in beeld gebracht wat de geluidsinvloed van omliggende wegen op het plan bedraagt. Daarnaast is de in beeld gebrachte geluidsinvloed getoetst aan de kaders die volgen uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid.
Uit het onderzoek volgt dat het plangebied ligt binnen de geluidszone ingevolge de Wet geluidhinder van de Landeweerdijk. De geluidsinvloed van de Landeweerdijk is beperkt. Slechts een smalle strook van het plangebied (noordoosten) ondervindt een geluidsniveau dat hoger is dan de voorkeurgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder en de ambitiewaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid. De 48 dB(A)-contour vanwege het wegverkeer op de Landeweerdijk is in figuur 4.1 weergegeven met een groene contour.
Figuur 4.1: Geluidbelasting
In de planregels is opgenomen, dat op de gevel van de woningen voldaan moet worden aan de voorkeurswaarde uit Wet geluidhinder. Het afwegen van geluidsreducerende maatregelen en/of vaststellen van een hogere grenswaarde is hierdoor niet aan de orde. Verder blijkt uit het onderzoek dat de (nog te realiseren) ontsluitingsweg binnen het plangebied mogelijke geluidimpact op de beoogde woningen heeft.
De maximaal toegestane rijsnelheid op de ontsluitingsweg bedraagt 30 km/uur, waardoor er geen sprake is van wettelijk geldende geluidsgrenswaarden. Uit het gemeentelijke geluidbeleid volgt echter dat bij de beoordeling van het geluid door 30 km/uur wegen dezelfde werkwijze wordt gehanteerd als voor formeel gezoneerde wegen. Uit de resultaten volgt dat het geluidsniveau op het plangebied, vanwege de ontsluitingsweg ten hoogste 53 dB bedraagt. Dit is weliswaar hoger dan de ambitiewaarde, maar ruim lager dan de bovengrenswaarde die uit het gemeentelijke geluidbeleid volgt. De geluidsinvloed is daarmee aanvaardbaar.
Desalniettemin kan worden overwogen om bij de verdere planinvulling rekening te houden met een minimale afstand van 10 meter tussen de woningen en de wijkontsluitingsweg, waarmee wordt gewaarborgd, dat aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijke geluidbeleid wordt voldaan.
Tot slot volgt uit het onderzoek dat slechts een deel van het plangebied een cumulatief geluidsniveau ondervindt, dat (iets) boven de ambitiewaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid ligt. Het invloedsgebied van de gecumuleerde situatie is nagenoeg vergelijkbaar met het invloedsgebied vanwege sec de ontsluitingsweg en is ruim lager dan de bovengrenswaarde ingevolge het gemeentelijke geluidbeleid. Gezien deze resultaten is er, vanwege cumulatie van het geluid, geen aanleiding voor inzet van verdergaande geluidsreducerende maatregelen dan reeds genoemd voor de geluidsinvloed van de wegen afzonderlijk.
In het akoestisch onderzoek is geen rekening gehouden met de geluidseffecten van extra verkeer dat door de schoolwoningen wordt gegenereerd. Op de gronden met de aanduiding 'onderwijs' kunnen op basis van de bouwregels 5 woningen worden gebouwd, met een omvang van circa 460 m2. Dat genereert op grond van de CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) circa 40 verkeersbewegingen vanwege wonen en circa 135 verkeersbewegingen vanwege een school. De school genereert duus circa 95 extra verkeersbewegingen ten opzichte van wonen. Dit is op basis van het beperkte verschil en de omstandigheid dat de maximum snelheid 30 km/uur bedraagt akoestisch niet relevant.
Conclusie
Het aspect geluid is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Verkeer
Het plangebied wordt voor autoverkeer via de Landeweerdijk in oostelijke en westelijke richting ontsloten.
Figuur 4.2: Verkeersstructuur
Uit verkeerskundig onderzoek (zie bijlage 4) volgt dat dit leidt tot een goede verkeersafwikkeling. Het plangebied is daarmee uitstekend ontsloten.
Parkeren
Voor wat betreft parkeren geldt dat in de planregels is bepaald dat er dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Dit is onderdeel van de toets van de omgevingsvergunning,waardoor geborgd is dat er voldoende parkeervoorzieningen worden aangelegd.
Aangezien er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en de aanleg van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de planregels wordt geconcludeerd dat voor het aspect verkeer en parkeren er gen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Kader
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). In artikel 5.16 Wm (lid 1) staat onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Onderzoek
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van 104 woningen en valt daarmee ruimschoots onder de norm van 1.500 woningen. De ontwikkeling draagt hierbij niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Desondanks is er luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan in het kader van de uitwerkingsregels zoals beschreven in paragraaf 3.3.3. In dat onderzoek, dat als bijlage is bijgevoegd zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) uitgerekend op een groot aantal maatgevende beoordelingspunten in en rond het projectgebied. Op basis van het luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Kader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In het kader van de ruimtelijke procedure dient in het kader van wet- en regelgeving het aspect externe veiligheid beschouwd te worden.
Onderzoek
Door Antea Group is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het complete onderzoek is als bijlage 5 bijgevoegd.
Uit het onderzoek volgt dat verantwoording van het groepsrisico voor zowel de Betuweroute als de Rijksweg A12 verplicht is. In bijlage 5 zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd. Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Zevenaar, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van de ruimtelijke procedure.
Conclusie
Voor de Betuweroute, de Rijksweg A12 als de hogedruk aardgastransportleidingen is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.
In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt door de gemeente advies ingewonnen bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.
De Wet geurhinder veehouderij (Wvg) is het toetsingskader bij aanvragen om een vergunning van veehouderijen. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. Op basis van de wet zijn onderzoeken uitgevoerd om te bepalen of zich onder andere met de ontwikkeling van het woningbouwgebied Groot Holthuizen knelpunten voordoen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen niet over het plangebied ligt.
Figuur 4.3: Geurcontouren
Er bestaat geen overlap tussen de locaties en de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen. Het aspect geur vormt hierdoor geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Kader
Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is. In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage activiteiten opgenomen, waarbij besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r.beoordelingsplichtig aangeduid. De voorgenomen activiteit, de realisatie van 11 woningen, overschrijdt de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen niet.
Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient in dat geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. Hierin worden wel de potentiële milieugevolgen in beeld gebracht, maar behoeft de procedure (inclusief separate ter inzagelegging van het m.e.r.-beoordelingsbesluit) niet doorlopen te worden.
behalve via de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. kan ook op grond van het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming de verplichting ontstaan om een (plan-)m.e.r.-procedure te doorlopen. Voor onderhavig plan is het niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen (zie bijlage 1).
Onderzoek
Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gekeken naar
Ad 1: De kenmerken van het project
Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project in relatie tot de totale nieuwe woonwijk Groot Holthuizen, de ligging nabij de Betuweroute en de daarmee samenhangende aspecten geluid en externe veiligheid. Gelet hierop geldt dat uit bovenstaande paragrafen kan worden uitgesloten, dat de aangevraagde activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk.
Ad 2: De plaats van het project
De ontwikkelingslocaties liggen ten zuidoosten van de kern Zevenaar, ten noorden van Betuweroute. De locaties liggen in het nieuwe woongebied Groot Holthuizen, dat momenteel volop in ontwikkeling is. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in het gebied waarop het project van invloed kan zijn is in het bijzonder aandacht besteedt aan het aspect archeologie, akoestiek en de effecten op Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Voor het aspect archeologie is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden. De aspecten natuur en akoestiek zijn middels een onderzoek onderzocht.
Gelet hierop geldt op basis van de hierboven opgenomen paragrafen, dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het plan kent ook geen belemmeringen vanuit de Wet natuurbescherming.
Ad 3: De kenmerken van het potentiële effect.
Bij de potentiële effecten van het project zijn in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De onderhavige plannen vinden plaats op een schaalniveau, dat niet gesproken kan worden van belangrijke nadelige effecten voor het milieu. Gelet hierop geldt, dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Conclusie
Nu uitgesloten kan worden, dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-procedure uit te voeren.
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de beoogde ontwikkeling is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de uitwerkingsregels uit het moederplan en volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van I&M ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en heeft betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.
De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is toegekend aan de openbare ruimte. De ontsluiting van de woningen op het omliggende wegennet vindt plaats via de noordoostkant. Dit is via een aanduiding 'ontsluiting' geborgd in de regels in de bestemmingen Wonen en Verkeersverblijfsgebied. Aan de zuidzijde wordt een fietspad aangelegd.
Deze bestemming is toegekend aan de woningen binnen het plangebied. Qua typologie zijn diverse grondgebonden woningtypen mogelijk, mits deze blijven binnen de maatvoeringseisen van het plan. Er mogen maximaal 104 woningen worden gerealiseerd. Op gronden met de aanduiding 'onderwijs' zijn tevens educatieve doeleinden toegestaan. In de bouwregels is bepaald dat woningen op ten minste 30 meter van de aanduiding 'onderwijs' moeten worden gerealiseerd. Via een afwijkingsbevoegdheid kan ondervoorwaarden op kortere afstand worden gebouwd.
Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, worden de parkeernormen betrokken zoals die in bijlage 2 zijn opgenomen. De totale parkeercapaciteit op eigen terrein en in de openbare ruimte zal moeten resulteren in een sluitende parkeerbalans conform de CROW-richtlijnen uitgaande van matig stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld. In de bijlage bij de regels is aangegeven wat de parkeernorm is en hoeveel hiervan minimaal op eigen terrein gerealiseerd moet worden. Wat overblijft aan parkeernorm moet in de openbare ruimte worden gerealiseerd.
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Binnen dit artikel is de bestaande matenregeling opgenomen die bepaal dat wanneer bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande maten (legaal) al hoger dan wel lager zijn dan de gestelde minimale of maximale maten, deze maten als minimaal dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is opgenomen dat het gebruik in strijd met de bestemming verboden is. In dit artikel is daarnaast expliciet de exploitatie van een seksinrichting als verboden gebruik opgenomen, het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens en het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten is tevens ook als strijdig gebruik opgenomen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
In dit artikel is een regeling opgenomen die bepaalt dat waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, er wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen Bestemmingsplan "De Stede".
Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.
Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast het opstellen van dit bestemmingsplan en de procedurekosten, geen verdere kosten verbonden. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De kosten voor gedekt via de grondprijs bij de uitgifte van de bouwkavels. Er is geen exploitatieplan nodig. Hieruit volgt tevens dat voldoende inzichtelijk is gemaakt en is aangetoond dat het plan economische gezien uitvoerbaar is.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht.
Het ontwerp van het bestemmingsplan ‘De Stede’ heeft van 13 juli tot 24 augustus op het gemeentehuis ter inzage gelegen. Tevens is het plan tijdens de periode van terinzagelegging elektronisch beschikbaar gesteld. Gedurende deze termijn kon een ieder een zienswijze indienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.