Toelichting

 

 

 

 

 

Bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II"

Uitwerkings-/wijzigingsplan "De Bem 2014"

 

Gemeente Zevenaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum

13 mei 2014

Gemeente

Zevenaar

Webadres gemeente

www.zevenaar.nl

 

http://0299.roview.net

Contactpersoon gemeente

Brenda van der Meer-Harmsen

Kenmerk

IN14.00541

Identificatienummer (IDN)

NL.IMRO.0299.UP02DEBEM2014-VA01

 

Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 Inleiding

PARAGRAAF 1.1 Aanleiding

PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

PARAGRAAF 1.3 Planologisch-Juridisch kader

PARAGRAAF 1.4 Opzet van het plan

PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 Het plan

PARAGRAAF 2.1 Inleiding

PARAGRAAF 2.2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

PARAGRAAF 3.1 Inleiding

PARAGRAAF 3.2 Rijksbeleid

PARAGRAAF 3.3 Provinciaal beleid

PARAGRAAF 3.4 Regionaal beleid

PARAGRAAF 3.5 Gemeentelijk beleid

HOOFDSTUK 4 Milieu- en waardenaspecten

PARAGRAAF 4.2 Geluid

PARAGRAAF 4.3 Luchtkwaliteit

PARAGRAAF 4.4 Bodem

PARAGRAAF 4.5 Externe veiligheid

PARAGRAAF 4.6 Bedrijven- en milieuzonering

PARAGRAAF 4.7 Water

PARAGRAAF 4.8 Flora en Fauna

PARAGRAAF 4.9 Archeologie en cultuurhistorie

PARAGRAAF 4.10 Kabels, leidingen en straalpaden

HOOFDSTUK 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

PARAGRAAF 6.1 Economische uitvoerbaarheid

PARAGRAAF 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 7 Procedure

PARAGRAAF 7.1 Overleg

PARAGRAAF 7.2 Van ontwerp naar vaststelling

HOOFDSTUK 8 Conclusie

 

 

 
Bijlage 1: Ligging plangebied

Bijlage 2: Risicoberekening Betuweroute, ODRA2014EV005, maart 2014

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

PARAGRAAF 1.1 Aanleiding

De gemeente Zevenaar ontwikkelt ten oosten van het centrum, in het gebied globaal gelegen tussen de Betuweroute, de spoorlijn Zevenaar-Winterswijk en de snelweg A12, het project Groot Holthuizen (woningbouw) en 7Poort (bedrijventerrein). Dit project heeft een programma van 1500 woningen en een bedrijventerrein van ruim 90 hectare. In het najaar van 2008 is met de bouw gestart voor zowel het woongebied als voor het bedrijventerrein. De publiekrechtelijke procedures zijn doorlopen en het globale bestemmingsplan is onherroepelijk. Een aantal uitwerkingsplannen zijn eveneens vastgesteld en onherroepelijk geworden.

 

Voor de woningbouwactiviteiten in de uit te werken woonvlek 'De Bem' ten oosten van de buurtschappen 'De Tol' en 'Het Hof', is reeds in 2009 en in 2012 een uitwerkings-/wijzigingsplan opgesteld. Op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening kan een uitwerking of wijziging worden vervangen door een nieuwe uitwerking/wijziging zolang de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

 

De momenteel geplande ontwikkelingen voor het woongebied 'De Bem' zijn zodanig dat deze niet passen binnen de regels die in de eerder opgestelde plannen zijn gesteld. Omdat voor dit deel de bestemmingen nog niet verwezenlijkt zijn, is het mogelijk om voor dit gedeelte opnieuw een uitwerkings-/wijzigingsplan vast te stellen. Voorliggend plan voorziet hierin.Voor de toelichting van het voorliggende plan is gebruik gemaakt van de vigerende uitwerkings-/wijzigingsplannen. In deze toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen. Voor de resultaten van onderzoek wordt in beginsel verwezen naar rapportages die in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn uitgebracht.

 

De verschillen hebben met name betrekking op de te bouwen woningtypes, die nu niet passen binnen de regels van het vigerende plan. De gronden in 'De Bem' zijn bouwrijp gemaakt en enkele locaties zijn inmiddels bebouwd en/of is de vergunning verleend.

 

PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt globaal gezien begrensd door de te realiseren woningen van buurtschappen 'De Tol', waterloop de Leigraaf, de weg Sleeg en agrarische gronden die in de toekomst worden bebouwd als buurtschap 'Studentenplaats'. De buurtschappen liggen in een groenstructuur, genaamd 'de Groene Velden'. Bijlage 1 geeft een overzicht van de ligging van het plangebied.

 

PARAGRAAF 1.3 Planologisch-Juridisch kader

Het vigerende bestemmingsplan is "Groot Holthuizen en Hengelder II". Dit plan is op 27 juni 2007 door de gemeenteraad van Zevenaar vastgesteld en vormt het kader voor meerdere uitwerkingsplannen. Het bestemmingsplan is op 23 november 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en met de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 maart 2008 grotendeels in werking getreden. Door het intrekken van het beroep is het bestemmingsplan op 25 november 2008 onherroepelijk geworden. Voor dit bestemmingsplan is in 2006 een Plan-MER opgesteld.

 

Op het plangebied ligt in dit bestemmingsplan de bestemming "Wonen-Uit te werken". In 2009 en in 2012 is een uitwerkings-/wijzigingsplan vastgesteld voor 'De Bem'.

 

Het juridische plan is gedetailleerd, maar toch zo globaal mogelijk opgezet. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het moederplan. De geplande woonpercelen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. In de planregels is de toegestane goot- en bouwhoogte van de geprojecteerde woningen vastgelegd.

 

PARAGRAAF 1.4 Opzet van het plan

Het uitwerkings-/wijzigingsplan is opgesteld binnen de kaders van de Wet ruimtelijke ordening, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Hierin is een wettelijke verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten in digitale vorm vast te stellen. In de Wro zijn nadere regelingen opgenomen om het betrouwbaar beschikbaar stellen en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen en besluiten te bevorderen. Dit door het gebruik van standaarden voor de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en voor de opzet en inrichting van de regels die bij een bestemmingsplan worden gegeven. Dit plan voldoet aan de geldende Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening en aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

 

Het uitwerkings-/wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. De volledige verbeelding op papier voor dit uitwerkings-/wijzigingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en een plankaart (verbeelding). Als na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde uitwerkings-/wijzigingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

 

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit uitwerkings-/wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het uitwerkings-/wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bplan.

 

PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk omvat de beschrijving van het plan, waarna het derde hoofdstuk een korte omschrijving geeft van het geldende beleid van de diverse betrokken overheden en de conclusies van een toetsing aan dit beleid weer.

 

In het vierde hoofdstuk vindt toetsing plaats van de milieu- en waardenaspecten. Hoofdstuk vijf bevat de juridische toelichting, met een beschrijving en onderbouwing van hoe de plankaart en de regels opgebouwd zijn. Het bestemmingsplan dient ook financieel en maatschappelijk haalbaar te zijn, dat is het onderwerp van hoofdstuk zes.

 

Hoofdstuk zeven omvat een beschrijving van de procedure en ten slotte geeft hoofdstuk acht een conclusie.

 

 

HOOFDSTUK 2 Het plan

 

 

PARAGRAAF 2.1 Inleiding

Met dit uitwerkingsplan wordt de in het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" vastgestelde bestemming "Wonen-Uit te werken" opnieuw uitgewerkt.

 

PARAGRAAF 2.2 Planbeschrijving

Voor een uitgebreide toelichting op het stedenbouwkundig plan wordt verwezen naar de toelichting op het moederplan "Groot Holthuizen en Hengelder II". In dit hoofdstuk wordt op enkele aspecten ingegaan die betrekking hebben op het plangebied 'De Bem'. Hierbij wordt opgemerkt dat de stedenbouwkundige verkaveling zoals die in de toelichting van het moederplan is opgenomen, niet wezenlijk is veranderd.

 

2.2.1 Bestemmingsomschrijving en bouwvoorschriften

In de regels van het moederplan is aangaande de uit te werken bestemming de volgende bestemmingsomschrijving gegeven:

 

"De aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, als ook voor woonstraten, paden, maatschappelijke voorzieningen, parkeerterreinen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterlopen, met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, geluidwerende voorzieningen, tuinen, erven, terreinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water en al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water, tunnels en bruggen inbregrepen".

 

In de regels is bepaald dat zolang en voor zover de uitwerking geen rechtskracht heeft, de gronden niet mogen worden bebouwd en dat burgemeester en wethouders daartoe vrijstelling kunnen verlenen, mits:

 

2.2.2 Stedenbouwkundig plan 'De Bem'

De Bem is één van de vier buurtschappen van Groot Holthuizen. De buurtschappen zijn compacte woongebieden met een eigen karakter. Het eerste buurtschap 'De Tol' heeft als karakteristiek het dorps wonen, voor buurtschap 'De Bem' is dit zonnig wonen. Tussen de buurtschappen liggen groene velden die geschikt zijn voor spelen en recreëren. In buurtschap 'De Bem' worden bijna 300 woningen gebouwd in verschillende woningcategorieën, van goedkoop tot duur en grondgebonden en appartementen. Dit alles in een mix waardoor een evenwichtig woonklimaat ontstaat.

 

Hoofdopzet

Buurtschap 'De Bem' is gelegen tussen de bosstrook de Landeweer aan de noordzijde en de langzaamverkeersroute de Sleeg aan de zuidzijde. De buurtschap wordt ontsloten vanaf de Landeweerdijk door middel van een oprijlaan. Aan het einde van de oprijlaan is de zogenaamde Brink. Aan deze Brink is de Brede School van Groot Holthuizen gerealiseerd. Voor buurtschap 'De Bem' wordt ingespeeld op de ligging ten opzichte van de zon. Een veilige route richting groene velden met een atmosfeer van diepe tuinen, hagen en woningen met veranda's en serre's.

 

Boerderijencluster Brede School

Centraal gelegen in buurtschap 'De Bem' ligt de voormalige boerderij de Bem. Deze boerderij en de omliggende karakteristieke omgeving met landweggetje en grote bomen zijn gehandhaafd. Rondom de boerderij is een nieuw boerderijencluster gemaakt voor de Brede School van Groot Holthuizen. Hierin zijn twee basisscholen, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een gymzaal gerealiseerd. Deze locatie is in een separaat uitwerkingsplan geregeld.

 

 

Kavels

In het plan zijn zowel projectmatige kavels als particuliere kavels opgenomen. De particuliere kavels zijn gesitueerd aan de zuidkant van de buurtschap in aansluiting op de Sleeg en bestaande woningen. De projectmatige kavels sluiten aan op de projectmatige woonvelden.

 

Openbare ruimte

Binnen de buurtschap 'De Bem' vormen de woonstraten en voetpaden een verbindend netwerk dat aansluit op de groene velden. De oprijlaan is opgebouwd uit een gescheiden rijbaan met een middenberm voor parkeren en bomen. Aan het einde van de oprijlaan geeft de parkeersingel de mogelijkheid om rond te rijden. Voor parkeren is rekening gehouden met een parkeernorm van 1,65 tot 2,2 parkeerplaatsen per woning, afhankelijk van het type woning. De gehele openbare ruimte zal ingericht worden met gebakken klinkers. Speelgelegenheden en recreatieruimte wordt geboden in de nabije groene velden. Door de smalle langgerekte vorm van de buurtschap ligt het groen altijd op korte afstand en via een woonpad is dit gebied veilig te bereiken.

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

Onderzocht is in hoeverre beleidskaders van de overheid, de provincie, regionale samenwerkingsverbanden en het gemeentelijk beleid alsook externe ontwikkelingen gevolgen heeft voor het voorliggende plan.

 

PARAGRAAF 3.1 Inleiding

Door middel van beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota’s en beleidsplannen is een overzicht verkregen en daaruit zijn conclusies getrokken. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in verschillende structuurvisies. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

 

Het beleidskader is uitgebreid aan de orde geweest bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" en de vervolgens vastgestelde uitwerking(en). Met het voorliggende uitwerkingsplan is feitelijk sprake van (her)detaillering van de bestemming en vastlegging van bouw- en bestemmingsvlakken en daarbij behorende maatvoeringen.

 

De ruimtelijke mogelijkheden die in dit plan worden geboden, passen in het ruimtelijk beleid van het Rijk en de Provincie dat de eigen verantwoordelijkheden voor het regelen van zaken met een duidelijk lokaal belang benadrukt. Met de voorgestane ontwikkelingen is voorts sprake van een optimalisering van het gebruik van het te bebouwen gebied, hetgeen ook past in het beleid van de Provincie en de Stadsregio.

 

In de volgende paragrafen worden de diverse beleidsstukken kort toegelicht.

 

PARAGRAAF 3.2 Rijksbeleid

 

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2018. In de SVIR zijn het aantal nationale ruimtelijke belangen teruggebracht en wordt in regels en procedures geschrapt. Zo krijgen provincies en gemeenten meer bewegingsruimte op het gebied van ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt in de SVIR is dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger genomen worden en dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten moet gaan zitten, omdat mensen zelf het best weten hoe ze moeten inspelen op de eigen situatie. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die het Rijk in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet.

 

Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik bij stedelijk ontwikkeling wordt een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is gebaseerd op de zogenaamde ‘SER-ladder’, die in het huidige beleid alleen wordt toegepast op bedrijventerreinen. In de structuurvisie wordt de SER-ladder toegepast op alle vormen van verstedelijking. Voor detailhandel gelden de volgende stappen:

 

Conclusie

Met de instandhouding van het plangebied wordt aangesloten bij de ladder zoals aangegeven in de SVIR. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2011 heeft geen belemmeringen voor dit plan.

 

 

 

3.2.2 AMvb Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.

 

In het Barro wordt een aantal projecten genoemd die van rijksbelang zijn en die met behulp van digitale kaartbestanden exact zijn ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes ‘projecten’ beschreven, er zullen er nog een aantal volgen.

 

Conclusie

Het Barro heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

3.2.3 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Belangrijke doelen van de Modernisering van de Monumentenzorg zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk. Het ministerie van OC&W heeft in 2009 de beleidsbrief MoMo opgesteld. De beleidsbrief geeft de nieuwe visie op de monumentenzorg weer. In november 2009 stemde de Tweede Kamer hier mee in.

 

Conclusie

Het voorliggende plan past binnen de beleidskaders.De cultuurhistorische karakteristieken zijn onderzocht en deels meegenomen ter versterking van het plan.

 

PARAGRAAF 3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het provinciale streekplan is vervangen door de provinciale structuurvisie. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar het streekplan van rechtswege, beleidsneutraal, omgezet. Hierdoor is het beleid, zoals opgenomen in het streekplan, nog steeds van toepassing. De provinciale denkbeelden met betrekking tot de gewenste toekomstige ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Zevenaar zijn neergelegd in de Omgevingsplannen Gelderland, de verzamelnaam voor het Streekplan Gelderland 2005. Ter versterking van de ruimtelijk-economische hoofdstructuur wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied en van de reeds geplande uitbreidingen.

 

Conclusie

Het Streekplan Gelderland 2005 heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 15 december 2010, nr. PS2010-780. In de provinciale verordening zijn toetsingskaders aangegeven waaraan nieuw op te stellen bestemmingsplannen moeten voldoen. In de provinciale verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan:

  1. binnen bestaand bebouwd gebied;

  2. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

  3. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70% geldt;

  4. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

  5. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking.

 

 [image]

Conclusie

De Ruimtelijke Verordening Gelderland heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

 

PARAGRAAF 3.4 Regionaal beleid

 

3.4.1 Regionaal plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) op een klein onderdeel na goedgekeurd. In oktober 2006 besloot de KAN-raad al positief over het Regionaal Plan (RP). Het goedgekeurde RP heeft de status van een regionaal structuurplan.

 

Het RP vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.

 

Conclusie

Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

PARAGRAAF 3.5 Gemeentelijk beleid

 

3.5.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2010-2030

De nieuwe Structuurvisie doet uitspraken over de ontwikkeling van Zevenaar in de periode 2010-2030. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het ‘(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar’. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.

 

Conclusie

Het voorliggende plan past binnen de beleidskaders.

 

3.5.2 Gemeentelijk Geluidbeleid 2008

De gemeente Zevenaar heeft gemeentelijk geluidbeleid opgesteld naar aanleiding van de Wet geluidhinder. Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleidsplan is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.

 

Het geluidbeleid is gebiedsgericht. Voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld en is bepaald in hoeverre onder bepaalde voorwaarden de gemeente afwijking van deze ambities accepteert. In het beleid is bepaald dat de gemeente met behulp van vergunningverlening ervoor zorgt dat de geluidbelasting veroorzaakt door bedrijven op of onder de ambitiewaarde van het betreffende gebied is.

 

Conclusie

Het Gemeentelijk Geluidbeleid 2008 heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

3.5.3 Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013-2030

De gemeente Zevenaar heeft op 26 juni 2013 het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 | 2030 vastgesteld. Het plan is opgesteld om een actueel, helder en verantwoord beleidskader te hebben dat verbindt en de koers bepaalt voor milieukwaliteit binnen de gemeente Zevenaar. Het Milieubeleidsplan maakt duidelijk waar binnen de gemeente Zevenaar de prioriteiten liggen.

 

Het plan kent een aantal ambities. Deze zijn verwoord in het Milieuperspectief Zevenaar 2030. Dit perspectief bestaat uit structuren, gebieden en plekken die van waarde kunnen zijn voor de (milieu)kwaliteit van Zevenaar. Het milieuperspectief is niet bedoeld als taakstelling, maar om uit te dagen. Het plangebied ligt binnen het onderdeel ‘Milieuperspectief Zevenaar 2030 – Rijnzone’:

  1. Landelijk wonen in kernen en lintbebouwing met ruimte voor 'kleinschalige' bedrijven.

  2. Compacte stad binnen 400 meter rond ring en treinstation.

  3. Enkele natuurgebieden met recreatief medegebruik: o.a. groene lob functionerend als park voor recreatie en stadsecologie.

  4. Ecologische hoofdstructuur met aandacht voor natuur(beleving).

  5. Enkele hoogwaardige fietsroutes die het gebied zelf en de woongebieden verbindt met de natuur- en recreatiegebieden.

  6. Recreatieve stepping stones.

  7. (Stads)landbouw.

  8. Versterking landschappelijke en ecologische waarden en natuurlijke afscherming (productiebos) tussen weginfrastructuur en stedelijk gebied.

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Conclusie

Het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 | 2030 heeft geen gevolgen voor dit plan.

 

3.5.4 Beleidsvisie externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

De gemeente Zevenaar wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld (23 mei 2012). Bij onder andere de verantwoording van het groepsrisico dienen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid in acht te worden genomen.

 

Conclusie

De Beleidsvisie externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit uitwerkings-/wijzigingsplan.

 

3.5.5 Tussen belemmering en kans 'beleidsnotitie voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten 2008-2013'

Op 28 januari 2009 is deze beleidsnotitie door de gemeenteraad vastgesteld. Voor een herkenbaar en effectief monumentenbeleid in de gemeente Zevenaar is het van belang dat er bij de partijen die zich hiermee bezighouden duidelijkheid is over de wijze waarop de gemeentelijke overheid met haar onroerend erfgoed wenst om te gaan. In het beleid wordt de visie op het onroerend erfgoed verwoord en wordt een aanzet gegeven voor het concretiseren, prioriteren en financieren van activiteiten die deels vanuit een wettelijke plicht en deels uit de bepalingen van de monumentenverordening voortvloeien.

 

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie zijn in het moederplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" in het algemeen beoordeeld. In juni 2005 is er een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden en is er een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd1. De resultaten van dit onderzoek worden in de onderstaande paragrafen weergegeven. Op grond van archeologisch onderzoek is het gebied vrijgegeven. Het voorliggende uitwerkings-/wijzigingsplan houdt in voldoende mate rekening met de beleidsnotitie. Met dien verstande dat nogmaals is gekeken naar archeologie en cultuurhistorie en dit ook beschreven is in dit uitwerkings-/wijzigingsplan.

 

3.5.6 Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Zevenaar en Rijnwaarden

Met ingang van 1 januari 2012 zijn gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan. Om rekening te kunnen houden met de cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hiertoe hebben de gemeenten Zevenaar en Rijnwaarden gezamenlijk een Cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld. 23 oktober 2013 is deze kaart in de raad van Zevenaar vastgesteld. Volgens deze kaart ligt de uitbreiding in gebied Z9a. De cultuurhistorische karakteristieken van het gebied zijn op hoofdlijn benoemd in paragraaf 4.9 van deze toelichting.

 

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie zijn in het moederplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" in het algemeen beoordeeld. In juni 2005 is er een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden en is er een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken worden in paragraaf 4.9 van deze toelichting weergegeven. Het voorliggende uitwerkings-/wijzigingsplan houdt in voldoende mate rekening met de visie van de beleidsnotitie, met de cultuurhistorische waardenkaart en met het bestemmingsplan "Archeologie".

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Milieu- en waardenaspecten

 

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid, landschap en ruimtelijke ordening. De milieu- en landschapskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische en waterhuishoudkundige aspecten daarbij een rol spelen. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven- en milieuzonering, water, flora en fauna (ecologie), archeologie en cultuurhistorie, kabels, leidingen en straalpaden.

 

PARAGRAAF 4.1 Algemeen

Het voorliggende plan is een uitwerking/wijziging van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II". Omdat onderhavig uitwerkingsplan slechts nadere detaillering betreft kan worden teruggevallen op de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II".

 

Voor dit plan is in 2006 een Plan-MER opgesteld. In 2007 zijn voor het gehele gebied Zevenaar-Oost aanvullende onderzoeken uitgevoerd ten aanzien van lucht, geluid, externe veiligheid, natuur, de behoefte aan bedrijvigheid en de kansen voor een regiorailstation. Daarnaast is een plan voor het openbaar groen van Zevenaar-Oost opgesteld en een beeldkwaliteitsplan voor het bedrijventerrein. Met de verkregen informatie is het Besluit-MER opgesteld. Dit Besluit-MER is op 20 september 2006 van een toetsingsadvies voorzien. In dit advies is de Commissie van oordeel dat de essentiële informatie aanwezig is om bij de besluitvorming het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven.

 

PARAGRAAF 4.2 Geluid

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Naast die wettelijke kaders moet in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' ook gezorgd worden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het kan daarom belangrijk zijn om in het kader van een Wro-procedure ook objecten akoestisch te beschouwen die volgens de Wet geluidhinder geen geluidsgevoelig object zijn. Door Wensink Akoestiek en Milieu is in maart 2007 een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai en railverkeerslawaai in relatie tot de planontwikkeling van het nieuwbouwproject Zevenaar Oost.

 

4.2.1 Railverkeerslawaai

In het Plan-MER is aangegeven dat de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) op circa 80 meter uit de spoorlijn Arnhem-Winterswijk ligt. Daarmee zouden in nader uit te werken woongebieden en gemengde gebieden aan de westzijde van het plangebied mogelijkerwijs woningen een hogere geluidbelasting dan 57 dB(A) ondervinden. Dit vormde aanleiding voor een aanvullend akoestisch onderzoek naar railverkeerlawaai. Het doel van het aanvullende onderzoek is de exacte afstand tot de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de spoorlijn Arnhem-Winterswijk te bepalen en aan te geven op welke wijze er voldaan gaat worden aan de voorkeursgrenswaarde.

 

Een tweede reden voor het aanvullend akoestisch onderzoek naar railverkeerlawaai is de wetswijziging van de Wet geluidhinder van 5 juli 2006 (ingangsdatum: 1 januari 2007). Door de wijziging van de wet is de nieuwe dosismaat Lden geïntroduceerd. In het Plan-MER Zevenaar-Oost is het railverkeerslawaai alleen getoetst aan de etmaalwaarde (Letmaal) en nog niet aan deze nieuwe dosismaat.

 

De voorkeursgrenswaarde voor railverkeer is daarmee 55dB(A) geworden, eerst was dit 57 dB(A). De binnenwaarde is daarmee 35 dB(A) geworden, wat eerst 37 dB(A) was. De waarde van Lden is 2,8 dB(A) lager ten opzichte van de etmaalwaarde van de geluidbelasting. De hoogst optredende geluidbelasting Lden van het railverkeer bedraagt 48 dB(A) op de voorgevel van geprojecteerde woningen in de naastgelegen buurtschap 'De Tol'. Deze geluidbelasting voldoet ruim aan de voorkeurswaarde van 55 dB(A) voor railverkeerslawaai volgens de Wet geluidhinder. Aangezien het voorliggende plangebied op een grotere afstand van de spoorlijn is gelegen dan buurtschap 'De Tol' vormt het railverkeer derhalve geen belemmering voor het bouwplan van het voorliggende uitwerkings-/wijzigingsplan 'De Bem 2014'.

 

4.2.2 Spoorweglawaai

Door de gemeente Zevenaar is een studie uitgevoerd naar de (akoestische) gevolgen voor de nieuw te realiseren woningen in Zevenaar-Oost, indien de bestaande spoorlijn Arnhem-Winterswijk wordt uitgevoerd als dubbel spoor met een stationslocatie nabij buurtschap 'De Tol'. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat deze wijzigingen uitvoerbaar zijn binnen de wettelijke regelingen (er zijn dus geen extra geluidmaatregelen voor nodig). De spoorverdubbeling heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor het voorliggende plangebied.

 

In het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is gekeken naar het spoor Arnhem-Winterswijk, Arnhem-Emmerich en de Betuweroute. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai is 57 dB(A). Indien de geluidsbelasting 57 dB(A) over lager is dan kunnen er zonder verdere geluidsmaatregelen woningen en overige geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, dan dienen bron- en overdrachtsmaatregelen onderzocht te worden. Indien de maatregelen niet voldoende zijn, dan kan onder voorwaarden een hogere waarde aangevraagd worden. De grenswaarde van 70 dB(A) mag echter niet worden overschreden. Ter hoogte van de woonbebouwing is aangegeven dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A). Langs de Betuweroute zijn geluidsschermen opgenomen.

 

4.2.3 Industrielawaai

Het naastgelegen bedrijventerrein Hengelder is een gezoneerd bedrijventerrein. De in het voorliggende plangebied geprojecteerde woningen vallen buiten de geluidcontour van het bedrijventerrein, zodat er geen specifieke maatregelen behoeven te worden genomen om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

 

Geluidhinder bedrijventerrein 7Poort: er is voor gekozen om de bedrijven met de grootste hinder nabij de A12 te situeren. Op het zuidelijke deel van het bedrijventerrein komen minder zware bedrijven. Naar het woongebied toe ontstaat hiermee een verantwoorde scheiding zonder dat bedrijfsfuncties worden beperkt.

 

4.2.4 Wegverkeerslawaai

De snelweg A12 ligt op ruimte afstand van het voorliggende plangebied. Daarnaast is langs de snelweg een geluidswal gerealiseerd.

 

4.2.5 Gemeentelijk geluidbeleid

De gemeente Zevenaar heeft in 2008 gemeentelijk geluidbeleid vastgesteld. Het geluidbeleid is gebiedsgericht en voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld. Het ambitieniveau voor woonwijken is op basis van het gemeentelijk geluidbeleid 'rustig' (tussen 43-48 dB) met een bovengrens van 'zeer onrustig' (53-58 dB).

 

4.2.6 Conclusie

In het kader van geluid is er geen belemmering voor dit plan.

 

 

PARAGRAAF 4.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.

 

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

 

4.3.1 Conclusie

Binnen dit uitwerkings-/wijzigingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een extra verkeersaantrekkende werking zouden hebben of de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen die bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit. In het kader van de luchtkwaliteit is er geen belemmering voor dit plan.

 

PARAGRAAF 4.4 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het bijbehorende Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. De kwaliteit van zowel de bodem en het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid van een plan verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name het onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Hierbij wordt gekeken of de kwaliteit van de bodem fysiek, dan wel kwalitatief geschikt is voor een eventuele ontwikkeling. Daar waar maatregelen genomen moeten worden, zoals een sanering, dienen de financieel-economische consequenties hiervan in beeld gebracht te worden. Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s).

 

4.4.1 Conclusie

Voor de resultaten van onderzoek wordt in eerste instantie verwezen naar rapportages die in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn uitgebracht. Conclusie hierin was dat het aspect bodem geen belemmering is om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. In tweede instantie wordt verwezen naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden.

 

PARAGRAAF 4.5 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met derisiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid.Het Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege:

 

 

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico’s kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door bui sleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

 

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar dat op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

4.5.1 Beleid en regelgeving

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven:

 

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op het overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten vastgesteld, uitgedrukt in de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1x10-6 /jaar. Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 PR-contour en de transportroute bevinden.

 

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as (de fN curve, zie ook het figuur hiernaast). Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit. De oriëntatiewaarde is een lijn waarbij de cumulatieve kans dat een aanwezige groep mensen komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen maatschappelijk acceptabel wordt geacht. De oriëntatiewaarde is géén norm.

 

4.5.2 Beoordelingskader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico’s moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

 

Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.

 

4.5.3 Plangebied

De gemeente Zevenaar is voornemens bijna 300 woningen te realiseren op plangebied 'de Bem'. Het plan betreft een uitwerking van het bestemmingsplan Grootholthuizen en Hengelder II (vastgesteld 27 juni 2007). In het eerdere bestemmingsplan zijn alle relevante milieuaspecten al een keer beoordeeld, zo ook externe veiligheid. Doordat het een uitwerking betreft is de ontwikkeling grotendeels conserverend van aard.

 

Onderstaand dan ook een nadere beschouwing van de externe veiligheidrisico's voor uitwerkingsplan 'de Bem'. Hierbij is gekeken naar het eerder uitgevoerde externe veiligheids onderzoek voor bestemmingsplan 'Grootholthuizen en Hengelder II' en de provinciale risicokaart. Op basis van beide bronnen is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die externe veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken. In onderstaand figuur is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.

 

 [image]

Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl geraadpleegd op 28-02-2014) met betrekking tot het uitwerkingsplan 'de Bem 2014'.

 

De informatie van de risicokaart en het uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek leveren de volgende inzichten op:

 

 

De Betuweroute heeft als enige externe veiligheids risicobron zijn invloedsgebied groepsrisico over het plangebied liggen. Hierdoor dient alleen de Betuweroute nader beschouwd te worden.

 

4.5.4 Transport gevaarlijke stoffen over de Betuweroute

Voor het bepalen van de externe veiligheidsrisico’s van de Betuweroute met betrekking tot het uitwerkingsplan 'de Bem' is een risicoberekening uitgevoerd door de Omgevingsdienst Regio Arnhem: Risicoberekening Betuweroute bestemmingsplan 'de Bem' (ODRA2014EV005, 7 maart 2014). De conclusies uit deze rapportage zijn als volgt:

 

De Betuweroute (Traject 202050: Elst NW-boog – Emmerich) valt onder het Basisnet Spoor. Voor de spoorwegen is een (maximale) plaatsgebonden risico 10-6 contour (ook wel veiligheidszone genoemd) vastgesteld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De veiligheidszone voor het traject Elst NW boog - Emmerich is 30 meter vanaf het hart van het spoor. De risicocontour ligt niet binnen het plangebied en vormt daardoor geen belemmering voor het vaststellen van het uitwerkingsplan 'de Bem'.

 

Tevens geldt er een plasbrandaandachtsgebied voor de Betuweroute (Traject 202050: Elst NW-boog – Emmerich) van 30 meter, waarbinnen realisatie van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moet worden gemotiveerd. Het plangebied ligt tevens buiten deze zone. Dit levert dan ook geen belemmeringen op voor de vaststelling van het uitwerkingsplan 'de Bem 2014'.

 

Uit de berekening van het groepsrisico voor de Betuweroute (traject Elst NW-boog – Emmerich) ter hoogte van het plangebied 'de Bem' is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Wel is er sprake van een toename van het groepsrisico. Deze toename is echter minimaal. In de oude situatie bedraagt de normwaarde 0,012 maal de oriëntatiewaarde en nieuwe situatie bedraagt de normwaarde 0,028 maal de oriëntatiewaarde.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fN-curve voor de huidige situatie (scenario 1) en nieuwe situatie voor het plangebied 'de Bem 2014' (scenario 2)

 

4.5.5 Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Zevenaar

Naast de landelijk geldende wetgeving heeft de gemeente Zevenaar een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld en vastgesteld op 23 mei 2012. Hierin staan de ambities en uitgangspunten op het gebied van externe veiligheid binnen de gemeente Zevenaar. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Zevenaar aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan.

 

Voor het uitwerkingsplan de Bem is alleen de Betuweroute relevant als risicobron. In de beleidsvisie zijn hiervoor de volgende beleidsuitspraken gedaan:

 

Het plangebied is gelegen buiten de 10-6 risicocontour van de Betuweroute, dit vormt dan ook geen probleem. Het groepsrisico overschrijdt niet de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en er wordt mee omgegaan zoals bedoeld in wet en regelgeving. Verder is er geanticipeerd op het komende 'Besluit Externe Veiligheid Transport'. Het uitwerkingsplan 'de Bem 2014' voldoet dan ook aan de gestelde ambities uit de beleidsvisie EV van de gemeente Zevenaar. Dit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van uitwerkingsplan 'de Bem'.

 

4.5.6 Verantwoording groepsrisico transport gevaarlijke stoffen over de Betuweroute

De gemeente Zevenaar is op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verplicht het groepsrisico voor het uitwerkingsplan 'de Bem 2014' in het onderhavige ruimtelijke plan te verantwoorden. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van criteria 9 en 10 heeft de Veiligheidsregio Gelderland Midden (VGGM) het adviesrecht.

 

Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden van .. maart 2014 (kenmerk: ....). Conform de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen worden in de motvering (verantwoording) van het betrokken besluit de volgende gegevens opgenomen:

 

1. / 2. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico

Uit onderzoek van de ODRA (kenmerk: ODRA, Risicoberekening Betuweroute, bestemmingsplan 'de Bem') blijkt dat door de realisatie van 300 woningen het groepsrisico licht stijgt. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald aan de hand van de transportgegevens gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en het aantal aanwezigen op het plangebied 'de Bem'. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van de plafond transportgegevens uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen blijkt: Dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en dat de hoogte van het groepsrisico niet meer bedraagt dan 10% van de oriëntatiewaarde. De normwaarde in de huidige situatie is 0,012 bij 136 dodelijke slachtoffers. Na realisatie van uitwerkingsplan 'de Bem 2014' is de normwaarde 0,028 bij 160 dodelijke slachtoffers.

 

3. Een aanduiding van het invloedsgebied

Het invloedsgebied (1% letaalafstand) is berekend met het risicoanalysepakket RBMII. Voor de stofcategorie B3 en D3 is het invloedgebied 4000 meter gemeten vanaf het hart van het spoor.

 

4. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied

De gemeente Zevenaar is voornemens 300 woningen te realiseren op plangebied 'de Bem'. In 'PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens' is aangegeven dat voor één woning een aanwezigheidsfactor van 2,4 personen per woning gehanteerd kan worden. In de huidige situatie waren deze personen er niet. In toekomstige situatie zijn er 720 personen extra in het plangebied. Echter gaat hier wel om uitwerking van eerder vastgesteld bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II (vastgesteld 27 juni 2007). In dit bestemmingsplan was de toename van het aantal personen al verantwoord.

 

5. / 6. Een aanduiding van de vervoersstromen

Met in de inwerkingtreding van het Basisnet Weg is er een plafond ingesteld voor de vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute. Deze plafondgegevens zijn opgenomen in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en zijn gehanteerd in de groepsrisicoberekening.

 

7. Bijdrage kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico

Het uitwerkingsplan 'de Bem 2014' voorziet niet in de realisatie van 300 woningen. De situering van het woongebied is een gegeven omdat het dit al is toegestaan vanuit een eerder bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II (vastgesteld 27 juni 2007). Hierdoor leveren de woningen die het dichts gesitueerd zijn op de Betuweroute de hoogste bijdrage aan het groepsrisico. Echter zijn de mogelijkheden voor vestiging van woningen hetzelfde voor het gehele plangebied.

 

8. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de eigenschappen van de risicoveroorzaker (in dit geval de Betuweroute) en de eigenschappen van de risico-ontvanger (in dit geval plangebied 'de Bem'). De gemeente Zevenaar heeft geen invloed op de vervoersintensiteit en vervoerde stofcategorieën over de Betuweroute.

 

Het uitwerkingsplan 'de Bem 2014' betreft een uitwerking en wijziging van het eerder vastgestelde bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II (vastgesteld 27 juni 2007). Hierin is de ontwikkeling van het woongebied 'de Bem' al toegestaan. Er zijn daardoor geen mogelijkheden om het wijzigingen aan te brengen aan bebouwing of vestiging daarvan. Dit biedt dan ook geen mogelijkheden om het groepsrisico te beperken.

 

9. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp

Pm: nader in te vullen door VGGM

 

10. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen

Pm: nader in te vullen door VGGM

 

4.5.7 Conclusie

Het uitwerkingsplan 'de Bem' ligt binnen het invloedsgebied van de externe veiligheidsbron, de Betuweroute. Het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied levert geen belemmering op voor het uitwerkingsplan 'de Bem 2014'.

 

Wel neemt het groepsrisico licht toe, dit vanwege de toename van het aantal personen in het plangebied 'de Bem'. Echter blijft het groepsrisico beneden de 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

 

De gemeente Zevenaar acht de lichte toename van het groepsrisico voor de Betuweroute acceptabel, om de volgende redenen: Pm: nader in te vullen door VGGM.

 

 

PARAGRAAF 4.6 Bedrijven- en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woongebieden. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.

 

Om het begrip ‘milieuzonering’ hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking.

 

4.6.1 Conclusie

Aan de regels is een bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten" opgenomen.

 

PARAGRAAF 4.7 Water

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder ander aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.

 

4.7.1 Zevenaar als geheel

De ontstaansgeschiedenis van Zevenaar is mede bepaald door de loop die de Rijn heeft gevolgd en vorming van de ondergrond in samenhang daarmee. De indeling in oeverwallen en kommen is daarvan het nog steeds zichtbare gevolg. Die verschillen zijn tijdens de eeuwenlange occupatiegeschiedenis versterkt door bewoning en het agrarische gebruik. In de loop van de tijd zijn er veel fluctuaties geweest in de beddingen van de Rijn en de Waal. De gevolgen van het voortdurend meanderen van de rivieren zijn nog steeds zichtbaar in het landschap, de Rijnstrangen. Door de voortdurend terugkerende overstromingen zijn de hoger gelegen oeverwallen en de lager gelegen kommen ontstaan. Het oeverwallengebied is door de mens als eerste voor bewoning in gebruik genomen. De kernen Zevenaar, Oud Zevenaar en Babberich liggen op zo’n oeverwal.

 

Het landschap van de noordelijke helft van de gemeente Zevenaar maakt deel uit van een open komgebied tussen de Rijn en IJssel. Doordat het gebied vroeger jaarlijks overstroomde, is het tot begin vorige eeuw een nauwelijks bewoond en schaars ontsloten gebied geweest. Nadat men het gebied waterstaatkundig beter beheersen kon, is het aantal ontsluitingswegen en bebouwingselementen groter geworden en zijn weg- en erfbeplantingen aangebracht. De openheid ten opzichte van het zand- en oeverwallengebied is echter blijven bestaan. De lage en natte kommen van Zevenaar zijn nog steeds open weidegebieden De aanwezigheid van kwelwater vanuit Montferland is een goede basis voor de ontwikkeling van bijzondere vegetaties.

 

4.7.2 Watertoetstabel

De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro. Voor de resultaten van de watertoetstabel en onderzoek wordt kortheidshalve verwezen naar de rapportages die in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn uitgebracht.

 

4.7.3 Conclusie

De huidige situatie voorziet niet in problemen op het gebied van de waterhuishouding. Met dit plan worden eveneens geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

 

PARAGRAAF 4.8 Flora en Fauna

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Door de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen. Dit is van toepassing op het buitengebied maar ook voor plaatsen midden in de stad; het is verplicht te onderzoeken of de wet niet wordt overtreden. Hierbij wordt gekeken naar beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Door vroegtijdig in kaart te brengen wat de risico’s zijn voor uw project, kan vertraging bij de uitvoering worden voorkomen.

 

4.8.1 Conclusie

In het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is geconstateerd dat in het gebied geen beschermde flora en faunasoorten aanwezig zijn.

 

PARAGRAAF 4.9 Archeologie en cultuurhistorie

 

4.9.1 Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico’s op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet.

 

Zevenaar heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Zevenaar archeologisch beleid gemaakt. Op basis van dat archeologische beleid is een zogenaamde ‘loketkaart’ vastgesteld. Dit beleid en de loketkaart vormen de onderlegger voor het zogenaamde paraplubestemmingsplan “Archeologie” van de gemeente Zevenaar. Dit leidt doorgaans tot het opnemen van de bestemming “Archeologie” als dubbelbestemming.

 

Naar aanleiding van het moederplan is er archeologisch vooronderzoek geweest en naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek. Op basis van de uitkomsten is het plangebied voor wat archeologie inmiddels vrijgegeven.

 

4.9.2 Cultuurhistorie

Gemeenten hebben de wettelijke taak om op lokaal niveau de ruimtelijke ontwikkeling in goede banen te leiden. Dit gebeurt vooral door middel van een structuurvisie en daaraan gerelateerde bestemmingsplannen. Ten aanzien van geregistreerd cultureel erfgoed (monumenten) heeft de gemeente door middel van de Monumentenwet verantwoordelijkheden met betrekking tot aanwijzing, advisering en behoud. Voor advies en toetsing is er de monumentencommissie. Ook heeft de gemeente taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. Met het oog daarop is door de gemeenteraad een gemeentelijke monumentenverordening vastgesteld.

 

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt mogelijkheden om herontwikkeling en exploitatie van cultureel erfgoed juridisch-planologisch te verankeren met een integrale ruimtelijke gebiedsvisie als uitgangspunt, mits de procedures snel doorkopen kunnen worden en er geen jarenlange vertraging optreedt. Daarin ligt bij uitstek de oplossing om cultureel erfgoed te behouden en weerbaar te maken voor generaties na ons. Daarom is met ingang van 1 januari 2012 in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geregeld dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan met cultuurhistorische waarden (boven de grond) en archeologische waarden (onder de grond) rekening moet houden. Naast de Wro en het Bro spelen de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) een belangrijke rol.

 

Bebouwingspatroon

De bebouwing in het gebied concentreert zich met name aan de zuidwestrand. Hier ligt een oude stroomrug die in noordoostelijke richting overgaat in laag gelegen komgronden. De bebouwing heeft zich van oudsher gevestigd op deze hoge rand. Daar kon men droog wonen, terwijl de noodzakelijke, gemeenschappelijke lage weidegronden direct in de buurt lagen. Voordat de Rijn werd bedijkt (vanaf 1328), werd het gebied regelmatig overstroomd en werd er vruchtbare rivierklei afgezet. Mede hierdoor vormde dit gebied een aantrekkelijke woonlocatie. Sinds 1483 zijn in het gebied vrijwel geen verschuivingen van het bebouwingspatroon opgetreden.

 

Verkavelingspatroon, sloten en watergangen

De ruilverkaveling van de jaren zestig heeft voor een schaalvergroting in de kavelstructuur van het gebied gezorgd. Met name in het zuidwesten van het plangebied op de stroomrug is de verkaveling sterk gewijzigd in strakke strookvormige kavels met lange rechte sloten. Tot aan de jaren zestig was er min of meer een driedeling te zien in het verkavelingspatroon:

 

De belangrijkste watergang is de Hengelder Leigraaf die tot de 19e eeuw ook de naam Landweerswal had omdat het de grens vormde van de kerspel Oud-Zevenaar. Het slotenpatroon hangt sterk samen met het verkavelingspatroon. Sinds de jaren zestig is het aantal sloten en watergangen afgenomen en zijn ze meer rechte en strakke tracés gerealiseerd.

 

Grondgebruik

Het grondgebruik was vroeger sterk gebonden aan de bodemgesteldheid: op de stroomrug akkerland en boomgaarden, en op de lage zware komkleigronden: weiland. In de loop van de tijd is door de hoeveelheid weiland in het gebied toegenomen. Vooral met de verbeterde afwatering (vooral na de ruilverkaveling van de jaren zestig) is in de loop van de tijd het aandeel weiland groter geworden. Ook zijn in de loop van de tijd vrijwel alle boomgaarden rondom Holtkamp (zuidoostelijke hoek van het plangebied) verdwenen. (De resultaten zijn weergegeven in het rapport "Archeologisch onderzoek en Cultuur Historische verkenning Zevenaar Oost", door de Grontmij, van oktober 2005. Vastgesteld bestemmingsplan 30 27 juni 2007)

 

Wegen en paden

De oudste wegen en paden in het gebied liepen over de hoge stroomrug en vormden de verbinding

tussen de dorpen en buurtschappen. In de loop van de tijd is maar weinig veranderd

aan het wegenpatroon, behalve dat in de 20ste eeuw een groot deel van de wegen en paden

zijn verhard.

 

Beplanting

Het oorspronkelijke beplantingspatroon van het gebied is vrijwel helemaal verdwenen. Dit geldt

ook voor de karakteristieke hoogstamboomgaarden aan de zuidkant van het gebied.

 

4.9.3 Conclusie

Voor de resultaten van de onderzoeken wordt kortheidshalve verwezen naar rapportages die in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn uitgebracht. Het gebied is qua archeologie vrijgegeven. Er zijn geen monumenten in het gebied aanwezig. Aanwezige cultuurhistorische waarden zijn gebruikt om het plan te versterken: aantakking op de Landeweerdijk, behoud oude landweg, behoud boerderijen, groenbeplanting is geënt op reeds in het gebied voorkomende soorten. Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. Ook hoeft er geen dubbelbestemming opgenomen te worden.

 

 

 

PARAGRAAF 4.10 Kabels, leidingen en straalpaden

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. De algehele conclusie is dat ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan geen kabels, leidingen en straalpaden bekend zijn die belemmeringen opleveren voor dit voorliggende plan.

 

Voor het plangebied geldt dat kabels vooral onder de wegen te vinden zijn of nog moeten worden aangelegd. Bij het roeren van de grond moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van deze kabels. Wanneer het gaat om een straalpad betekent dat binnen de op de plankaart aangeduide straalpaden geen bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan op de plankaart in het straalpad aangegeven hoogte. De straalpaden worden gebruikt voor draadloze telecommunicatie op beperkte afstanden.

 

4.10.1 Conclusie

Dit levert geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.

 

HOOFDSTUK 5 Wijze van bestemmen

 

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijk beleid. Meer informatie over de rol en de betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.ruimtelijkeplannen.nl.

 

PARAGRAAF 5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan of een uitwerkings-/wijzigingsplan is een middel waarmee gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

 

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan, zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden).

 

Een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan regelt derhalve:

 

En een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan kan daarbij regels geven voor:

 

PARAGRAAF 5.2 Hoofdstukopbouw van de planregels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

 

5.2.1 Inleidende regels

 

Begripsbepalingen

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

 

Wijze van meten

De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

 

5.2.2 Bestemmingsregels

 

Bestemmingen

Allereerst komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.

 

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

 

Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

 

5.2.3 Algemene regels

Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft:

 

Hieronder volgt per algemene regels een korte toelichting.

 

 

5.2.4 Overgangs- en slotregels

De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.

 

Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

 

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

 

PARAGRAAF 5.3 Toelichting per bestemming

Het voorliggend uitwerkings-/wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:

 

 

 

5.3.1 Groen

Deze bestemming is gegeven aan de structurele groenstroken binnen het plangebied. Daarin zijn bestemmingen opgenomen zoals groenvoorzieningen, paden, plantsoen, park, ontsluitingswegen en speelvoorzieningen. Water en voorzieningen voor de waterhuishouding maken onderdeel uit van deze bestemming en mogen dus direct aangelegd worden.

 

5.3.2 Verkeer-Verblijfsgebied

Deze bestemming is toegekend aan de openbare ruimte. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost. Het is niet de bedoeling dat op de openbare weg wordt geparkeerd. Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, worden de parkeerkencijfers van publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW als parkeernorm toegepast. In de publicatie is een rekenmethodiek opgenomen om de parkeerbalans te bepalen. De publicatie is van 27 juli 2012. Voor het gebruik van deze publicatie gelden de volgende uitgangspunten:

 

De kencijfers uit de publicatie blijven van kracht zolang het bestemmingsplan geldig is. Als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (binnenplanse wijziging) of wordt afgeweken van een gebruiksregel op een moment dat er een actuele publicatie beschikbaar is, dan vormt de meest actuele publicatie het uitgangspunt voor het wijzigingsplan of het beoogde gewijzigde gebruik.

 

5.3.3 Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de woningen binnen het plangebied. Qua typologie zijn alle woningtypen mogelijk, mits deze blijven binnen de maatvoeringseisen van het plan.

 

Opgenomen is dat de afstand van een vrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1 meter mag bedragen. Deze moet als volgt worden gelezen: in de meeste gevallen valt de zijdelingse perceelsgrens samen met de grens van het bouwvlak. Dan dient het woonhuis één meter uit de bouwvlakgrens te blijven. Indien de zijdelingse perceelsgrens het bestemmingsvlak (dus niet het bouwvlak) betreft en de grens van het bouwvlak ligt daar dus verder dan één meter vanaf, dan geldt dat het woonhuis tot op de rand van het bouwvlak gebouwd mag worden.

 

HOOFDSTUK 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het uitwerkings-/wijzigingsplan. De uitvoerbaarheid behelst zowel de economische als de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

 

PARAGRAAF 6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast het opstellen van dit uitwerkings-/wijzigingsplan en de procedurekosten, geen verdere kosten aan dit uitwerkings-/wijzigingsplan verbonden. Uit het grondexploitatieplan dat voor het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is vervaardigd, blijkt dat voldoende inzichtelijk is gemaakt en aangetoond is dat het plan - en dus ook deze uitwerking/wijziging - economische gezien uitvoerbaar is.

 

PARAGRAAF 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

6.2.1 Overleg met overlegpartners en belanghebbenden

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.

 

In het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht.

 

6.2.2 Overleg omwonenden en andere belangstellenden

Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Dit neemt niet weg dat het gemeenten vrij staat toch inspraak te verlenen. Dit uitwerkings-/wijzigingsplan is de uitwerking/wijziging van het indertijd vastgestelde bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II". In dat kader is de nodige inspraak reeds verleend.

 

De start van de procedure start met de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkings-/wijzigingsplan. Daarbij bestaat voor een ieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen.

 

 

 

HOOFDSTUK 7 Procedure

 

 

PARAGRAAF 7.1 Overleg

Dit uitwerkings-/wijzigingsplan wordt in het kader van het wettelijk overleg toegezonden aan de desbetreffende instanties.

 

PARAGRAAF 7.2 Van ontwerp naar vaststelling

Op het ontwerp van dit uitwerkings-/wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. In het vaststellingsbesluit wordt verslag gedaan van de mogelijke zienswijzen en van de mogelijke wijzigingen die bij vaststelling worden doorgevoerd.

 

 

HOOFDSTUK 8 Conclusie

 

Het uitwerkings-/wijzigingsplan is opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, waardoor geconcludeerd kan worden dat dit uitwerkings-/wijzigingsplan beleidsmatig gezien inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.