Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Vestersbos 2 - 4 Zevenaar |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.TAM01VESTERSBOS-ON01 |
Preambule
Dit plan beoogt een woningbouwontwikkeling mogelijk te maken op de locatie Vestersbos 2 - 4 te Zevenaar.
Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Zevenaar. De in deze wijziging van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22[a] van het omgevingsplan van de gemeente Zevenaar. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22[a]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22[a]' gelezen worden.
artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.
het omgevingsplan van de gemeente Zevenaar.
het TAM-omgevingsplan standaard Zevenaar met identificatienummer NL.IMRO.0299.TAM01VESTERSBOS-ON01 van de gemeente Zevenaar.
een al of niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
blokken van meer dan twee niet-gestapelde hoofdgebouwen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de achtergevel loopt.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de functie, dan wel bouwvlak of maatvoeringsvlak, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die functie; dit percentage heeft geen betrekking op volledig ondergronds gelegen bebouwing.
een beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet voor bewoning is bestemd.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten terrein waarop krachtens het omgevingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een functie geeft aan voor welk doel of welke doeleinden de als zodanig op de kaart aangegeven gronden mogen worden gebruikt.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een gevel waar het invallend geluid als gevolg van elk van de betreffende geluidbronsoorten voldoet aan de standaardwaarde.
een wooneenheid die zich bevindt in een gebouw dat bestaat uit twee of meer boven -of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat voor de verwezenlijking van de functie van het perceel en, indien meer gebouwen op dat perceel aanwezig zijn, gelet op de functie het belangrijkst is.
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur.
de grens van een maatvoeringsvlak.
een op de kaart als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie met minstens 1 wand.
een hoofdgebouw waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een ander hoofdgebouw.
een blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
een al of niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
gebouwerf voor de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf voor het hoofdgebouw te komen, met uitzondering van het zijerfgebied. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, is voor het leggen van deze lijn het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, bepalend waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.
een niet-aaneengebouwd hoofdgebouw.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen.
het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid.
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de permanente huisvesting van een afzonderlijk (gemeenschappelijk) huishouden.
een woning.
het naar het openbaar gebied toe gelegen gebouwerf tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw.
In aanvulling op artikel 22.24 van het plan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
kortste afstand van een bepaald punt van het bouwwerk tot de grens van het bouwperceel;
kortste afstand van een bepaald punt van het bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen en dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
tussen de buitenzijden van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, geen gebouw zijnde;
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, droogstanden, ingangspartij, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en functiegrenzen niet meer dan 1 m bedraagt; airco's met een diepte groter dan 50 centimeter en warmtepompen worden hier niet onder verstaan;
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan.
Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit plan zijn niet toegestaan.
In het voor 'Groen' aangewezen gebied zijn de volgende activiteiten toegestaan: het aanleggen, in gebruik nemen en in stand houden van:
De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd als:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd als:
In het voor 'Wonen' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen hoofdgebouwen worden gebouwd als:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan zijn in het voorerfgebied van het hoofdgebouw geen bijbehorende bouwwerken toegestaan, met uitzondering van een erker, een ingangspartij en een droogstand, als:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen bijbehorende bouwwerken in het zijerfgebied van het oorspronkelijke hoofdgebouw worden gebouwd als:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied van het hoofdgebouw worden gebouwd als:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het plan mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd als:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van de ligging in het bouwvlak zoals bedoeld in sublid 8.2.2 onder a.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van de maximale goot- en/of bouwhoogte zoals bedoeld in sublid 8.2.2 onder b of c.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 8.3.1 wordt alleen verleend als:
De omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 8.3.1 wordt alleen verleend als:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde functies wordt uitsluitend verleend als de streefwaarden voor trillingssterkte uit de SBR-richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen", deel B 'Hinder voor personen in gebouwen' niet worden overschreden, al dan dan niet door het nemen van maatregelen.
De uitoefening van een beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit als bedoeld in lid 8.1 is toegestaan met dien verstande dat:
Het gebruik van eigen terrein ten behoeve van parkeren zoals bedoeld in lid 8.1 is toegestaan met dien verstande dat:
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bodemingrepen uit te voeren:
De omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 9.2.1 wordt alleen verleend als:
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 9.2.1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Functie | Per | Rest bebouwde kom |
Koop, vrijstaand | woning | 1,8 |
Koop, twee-onder-een-kap | woning | 1,7 |
Koop, tussen/hoek | woning | 1.5 |
Koop, etage, duur | woning | 1,6 |
Koop, etage, midden | woning | 1,4 |
Koop, etage, goedkoop | woning | 1,3 |
Huurhuis, vrije sector | woning | 1,5 |
Huurhuis, sociale huur | woning | 1,3 |
Huur, etage, duur | woning | 1,4 |
Huur, etage, midden/goedkoop | woning | 1,1 |
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) | kamer | 0,55 |
Kamerverhuur, niet-zelfstandig, studenten | kamer | 0,25 |
Aanleunwoning en serviceflat | kamer | 1,05 |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 13.1.1 en 13.1.2 indien: