| Plan: | Kosterijpad Herwen |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | omgevingsvergunning |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.PV11KOSTERIJPAD-VA01 |
Woonstichting Vryleve is voornemens om vijf grondgebonden woningen te realiseren op een locatie aan het Kosterijpad in de kern Herwen. In het verleden bestond het voornemen om op de locatie gestapelde woningen te realiseren. Het vigerende bestemmingsplan voorziet reeds in de bouwmogelijkheden hiervoor. Inmiddels zijn de plannen voor gestapelde woningen achterhaald en is voor de locatie een plan ontwikkeld voor grondgebonden woningen.
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor onderhavig initiatief.
De locatie ligt aan de oostzijde van de kern Herwen, op de hoek van het Kosterijpad en de Keurbeek. De locatie is in de huidige situatie ingericht als grasveld.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Globale ligging besluitgebied
Globale begrenzing besluitgebied
Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Herwen'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Rijnwaarden op 2 oktober 2012. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. De begrenzing van het besluitgebied is daarop met een blauwe arcering weergegeven.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Herwen' (aangeduid met een blauw kader)
Op grond van het vigerend bestemmingsplan gelden ter plaatse van het besluitgebied de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Daarnaast is een klein deel van de locatie bestemd als 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Binnen de bestemming 'Wonen' is een bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak is aangeduid met de bouwaanduiding 'gestapeld'. In de regels is opgenomen dat ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan.
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van vijf grondgebonden woningen. De bouwwijze van deze woningen is op basis van het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan. Verder wordt op een aantal plaatsen buiten het geprojecteerde bouwvlak gebouwd. De ontwikkeling is daarmee in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar op basis van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bestaat uit deze toelichting en een kaart met het besluitgebied. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 volgt de haalbaarheid van het plan. Naast de economische uitvoerbaarheid dient het plan ook op aspecten als beleid, milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer en parkeren uitvoerbaar te zijn. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het besluitgebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
In het verleden was beoogd om op de locatie gestapelde woningen te realiseren. Deze plannen zijn echter nooit gerealiseerd. De locatie is in de huidige situatie ingericht als grasveld. Daarnaast komen enkele bomen voor. Aan het Kosterijpad bevinden zich enkele parkeerplaatsen. Op de locatie komt geen bebouwing voor. De navolgende afbeelding geeft een impressie van de huidige situatie van de locatie weer, gezien vanaf het Kosterijpad.
Impressie huidige situatie besluitgebied
Op de locatie is de bouw van vijf grondgebonden woningen beoogd. De woningen worden in rijvorm gebouwd. De woningen zijn georiënteerd op het Kosterijpad. De woningen worden gebouwd in één laag met een kap.
De navolgende afbeeldingen geven de stedenbouwkundige opzet van het bouwplan op de locatie en de vorm en massa van de woningen weer. Bij de positionering van de woningen is rekening gehouden met de bestaande bomen aan de zuidzijde van het besluitgebied. Om die reden is aan deze zijde meer afstand aangehouden tussen de voorgevels van de woningen en het Kosterijpad.
Stedenbouwkundige opzet besluitgebied
Bouwvorm en -massa bouwplan
Op de navolgende afbeelding worden de voor- en zijgevelaanzichten van de woningen weergegeven.
Gevelaanzichten nieuw te bouwen woningen
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Per 1 januari 2018 zijn de gemeente Zevenaar en gemeente Rijnwaarden samengevoegd tot een nieuwe gemeente Zevenaar. Omdat deze nieuwe gemeente nog geen nieuw beleid heeft geformuleerd wordt, bij de toetsing van dit plan, getoetst aan het beleid van de voormalige gemeente Rijnwaarden. Het besluitgebied lag binnen het grondgebied van deze gemeente.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing rijksbeleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
In de huidige situatie zijn in het besluitgebied tien woningen planologisch mogelijk. Voorliggend initiatief maakt in totaal vijf woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Het initiatief wordt dus niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.
De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Toetsing provinciaal beleid
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Het besluitgebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Herwen.
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van vijf nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied. In de huidige situatie is woningbouw in het besluitgebied reeds mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Hiermee wordt bijgedragen en het terugdringen van de harde plancapaciteit in de gemeente op het grondgebied van de voormalige gemeente Rijnwaarden. Het plan is overeenstemming met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Liemerse Woonagenda 2017 – 2027 (zie paragraaf 3.2.4).
Met de bouw van de woningen wordt invulling gegeven aan de bouwmogelijkheid op een braakliggend terrein. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied.
Het initiatief is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Liemerse Woonagenda 2017-2027
De wethouders Wonen van de Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen de Liemerse Woonagenda voor de periode 2017-2027 ondertekend. Op 14 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de woonagenda Liemers 2017 – 2027 vastgesteld, waarmee de agenda nu ook onderdeel is geworden van het provinciaal beleid.
De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Daarbij is gewerkt met twee varianten; een basisvariant en een plusvariant. De basisvariant gaat voor de voormalige gemeente Rijnwaarden uit van een woningbehoefte van 111 nieuwbouwwoningen in de periode 2017 – 2027. In de plusvariant wordt een woningbehoefte voor de voormalige gemeente Rijnwaarden verondersteld van 156 woningen in de periode 2017 – 2027. De harde plancapaciteit1 bedraagt echter 311 woningen. Er is daarmee sprake van een overaanbod van harde plannen.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Het besluitgebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Herwen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Het plan maakt deel uit van de harde woningbouwcapaciteit van de voormalige gemeente Rijnwaarden.
In de huidige situatie zijn in het besluitgebied tien woningen planologisch mogelijk. Voorliggend initiatief maakt in totaal vijf woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Hiermee wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente op het grondgebied van de voormalige gemeente Rijnwaarden. Daarnaast wordt bijgedragen aan het terugdringen van de harde plancapaciteit in de gemeente.
Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030
De Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030 is op 25 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Rijnwaarden. De visie geeft geen eindbeeld maar een omschrijving van de kernwaarden en kansen voor het gebied. Initiatieven worden getoetst of ze passen binnen de kernwaarden, of deze versterken.
De visie voor het Gelders Eiland moet structuur en samenhang brengen en is gericht op samenwerking. De visie heeft de status van een gemeentelijke structuurvisie. Het is een visie die is opgesteld in geest van de aanstaande Omgevingswet en daarom het label 'Omgevingsvisie' heeft. Bij de uitvoering is de gemeente een belangrijke participant. De gemeente zal haar instrumenten en middelen inzetten teneinde de doelen uit de visie te bereiken.
De Omgevingsvisie is een integrale visie met als hoofdthema's duurzaam, leefbaar, mooi en toeristisch. Voor deze thema's zijn in de visie een aantal doelen beschreven waarvan enkele relevante doelen hierna per thema zijn beschreven.
Een duurzaam Gelders eiland
Gesteld wordt dat de gemeente achter loopt op het gebied van duurzaamheid en deze achterstand snel wil inhalen. Er wordt bijvoorbeeld gestuurd op particuliere initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie zoals minder verhardingen, maar meer groen op particulier terrein.
Een leefbaar Gelders Eiland
In de visie wordt aangegeven dat de inwoners van het Gelders Eiland zich zorgen maken over de leefbaarheid van hun dorpen. Leefbaarheid en vitaliteit van dorpen krijgen in de visie een prominente plaats. Het aantrekkelijke wonen op het Gelders Eiland moet onder de aandacht gebracht worden door een marketingstrategie. De gemeente neemt hierin het voortouw. Bij het aantrekken van nieuwe bewoners moet balans in de samenleving blijven.
Een mooi Gelders Eiland
Het Gelders Eiland is een mooi gevarieerd gebied met een lange geschiedenis. Onderhoud en ontwikkeling van de ruimtelijke omgeving staan in het teken van het versterken en tonen van deze kwaliteiten. De realiteit is echter dat door economische en demografische ontwikkelingen steeds meer plekken leeg (komen) te staan. Dit zet de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen en het landschap onder druk. Het resterende programma op het vlak van wonen, bedrijvigheid, recreatie en toerisme, moet worden ingezet op locaties waar dit bijdraagt aan een duurzaam, leefbaar of mooi Gelders Eiland. Tot 2025 wordt gerekend op een groei van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. De gemeente voert regie op de locatiekeuze en -invulling, zowel ruimtelijk als volkshuisvestelijk. Er zijn echter teveel nieuwbouwwoningen gepland. Op basis van regionale afspraken worden daarom grote bouwplannen, zoals Uuleveld en Ficoterrein, heroverwogen. De doelstelling is om hoofdzakelijk te bouwen in de dorpen waarbij de lokale woonbehoefte centraal staat. Om leegstand van maatschappelijk vastgoed zoals kerken, monumentale panden of fabrieken tegen te gaan wordt gezocht naar mogelijkheden om deze te vormen naar nieuwe woonvormen. Leegstand en verpaupering kan met een nieuw bouwprogramma worden aangepakt.
Een toeristisch Gelders eiland
Recreatie en toerisme is voor het Gelders Eiland van groeiend economisch belang. Het gebied heeft veel te bieden. Om de moderne consument te bereiken moeten echter stappen worden gezet. Veel voorzieningen zijn gedateerd. Er wordt met name gestuurd op het bieden van ruimte aan en het verbeteren van de bereikbaarheid van de toeristische voorzieningen. Fietsers, lange afstandswandelaars en ruiters krijgen bijvoorbeeld meer ruimte. Verder verdienen de verbinding met het stedelijk gebied en interessante recreatiegebieden in de omgeving verbetering. Gesteld wordt dat een toeristisch Gelders Eiland vooral een kwestie van (digitaal) communiceren is over wat het gebied nu en in de toekomst te bieden heeft.
Ter ondersteuning aan de doelstellingen van de visie is een visiekaart opgesteld met aandachtsgebieden voor onder andere kansen voor de dorpen. Onderhavig besluitgebied is op de visiekaart niet specifiek aangewezen als aandachtsgebied.
Toetsing
Het initiatief ziet toe op de realisatie van vijf woningen binnen de kern Herwen. Hiermee wordt voorzien in een behoefte aan woningen in Herwen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. In de huidige situatie zijn in het besluitgebied tien woningen planologisch mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af.
Met de bouw van de woningen wordt invulling gegeven aan de bouwmogelijkheid op een braakliggend terrein die voorheen bebouwd was. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied.
Woonvisie Gelders Eiland 2018
De Woonvisie Gelders Eiland 2018 is op 30 mei 2018 vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar. De visie bestaat uit een visiedeel en het uitvoeringsprogramma. Minimaal elke twee jaar wordt gekeken of bijstelling van het uitvoeringsprogramma wenselijk is. Dat doet de gemeente samen met haar partners: Woonstichting Vryleve, de huurderbelangenvereniging, ontwikkelaars, makelaars, zorginstellingen die een fysieke component hebben en inwoners.
In de woonvisie voor het Gelders Eiland wordt aangegeven dat er rekening wordt gehouden met een vergrijzende bevolking en een omslag van groei naar krimp van het aantal huishoudens op het Gelders Eiland tussen 2020 en 2030. De eisen die de gemeente aan woningen stelt, verandert hierdoor. Daarnaast stelt de voortgaande extramuralisering in de zorg nieuwe eisen aan de diversiteit van de woningvoorraad. Door de omslag van groei naar krimp en de beperkte sloop moet de bestaande woningvoorraad grotendeels voorzien in de woningbehoefte.
Op gebied van duurzaamheid, levensloopgeschiktheid en uitstraling zijn investeringen nodig om bestaande woningen aantrekkelijk te houden of te maken. Juist bij het ruime aanbod goedkope woningen is dit belangrijk.
De gemeente gaat voor leefbare kernen. Met het woningbouwprogramma wordt hier aan bijgedragen. Het uitgangspunt is om woningen hoofdzakelijk in de kernen te bouwen. Woningbouw wordt als middel gezien tegen leegstand en verpaupering.
Ruimte om woningen toe te voegen is beperkt. Woningen die wordt toegevoegd, zijn aanvullend op de bestaande voorraad. Om goede plannen ruimte te kunnen bieden, wordt capaciteit bij plannen die niet aansluiten bij de vraag, geschrapt. Dit gebeurt binnen de regionale afspraken.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Het besluitgebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Herwen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. In de huidige situatie zijn in het besluitgebied tien woningen planologisch mogelijk. Voorliggend initiatief maakt in totaal vijf woningen mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Voor het besluitgebied is in 2005 reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Aangezien het rapport sterk is verouderd, is een nieuw verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is door Buro Ontwerp & Omgeving uitgevoerd en als Bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
Ten aanzien van de onderzoekslocatie wordt de hypothese ‘onverdachte locatie’ op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek genuanceerd aanvaard.
In drie van de zes onderzochte grond(meng)monsters zijn uitsluitend overschrijdingen van de achtergrondwaarden van verschillende parameters gemeten. In de overige grond(meng)monster zijn geen verhoogde gehaltes gemeten van de onderzochte parameters (< achtergrondwaarde). In het grondwater is voor barium en kwik een gehalte boven de streefwaarde gemeten.
Het verhoogde gehalte aan barium kan als (natuurlijk) verhoogde achtergrondwaarde worden beschouwd. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde nieuwbouw ter plaatse van het besluitgebied.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
In het kader van de voormalige plannen voor woningbouw op de locatie heeft in 2005 reeds akoestisch onderzoek plaatsgevonden2. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat, vanuit akoestisch oogpunt, geen bezwaren bestaan tegen het voornemen om woningen te realiseren in het besluitgebied. De mogelijkheid tot de bouw van woningen is daarmee reeds akoestisch aangetoond en de bouwvlakken voor deze woningen zijn reeds vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan. De beoogde nieuwe woningen worden, ten opzichte van de geldende bouwmogelijkheid van de woningen, over het algemeen verder van de onderzochte wegen gesitueerd. Om die reden kan nieuw akoestisch onderzoek achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
Ten opzichte van de vigerende planologische neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool3 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2016, 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2016, 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het besluitgebied is aangeduid met een blauw kader.
Uitsnede risicokaart Nederland
Volgens de Risicokaart zijn er in de directe omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen gelegen.
Ten oosten en noorden van de locatie liggen twee aardgasleidingen van Gasunie. De kenmerken van deze leiding zijn opgenomen in navolgende tabel.
| Leiding | Uitwendige diameter (inch) | Maximale werkdruk (bar) | Invloedsgebied (m) | Afstand dichtstbijzijnde woning (m) |
| N-567-20 | 4,49 | 40 | 61 | 90 m |
| N-567-25 | 4,49 | 40 | 61 | 300 m |
Het besluitgebied ligt buiten het invloedsgebied van het groepsrisico voor bovengenoemde leidingen. Een nadere beoordeling van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
Op ongeveer 3 km ten noordoosten van het besluitgebied ligt de Betuweroute. Het besluitgebied ligt in het invloedsgebied van de Betuweroute (> 4 km). Daarmee hebben wijzigingen in het besluitgebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Aangezien het besluitgebied op meer dan 200 meter afstand van de Betuweroute ligt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico
Doordat het plan op meer dan 200 meter van deze transportroute ligt, hoeft enkel ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Hierop heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 29 mei 2018 het volgende geadviseerd.
De realisatie van de woningen leidt tot een beperkte toename van aantal aanwezigen. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd, zich zelf in veiligheid kunnen brengen. Bij de genoemde scenario's is binnenshuis schuilen het te adviseren handelingsperspectief. VGGM ziet dan ook geen aanleiding om aanvullend te adviseren over de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Navolgend een beschouwing van deze aspecten.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.
Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van vijf woningen. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
In de omgeving van het besluitgebied zijn enkele milieuhinderlijke functies gelegen, zoals een café, schildersbedrijf en een kerk. De beoogde woningen worden, ten opzichte van de geldende bouwmogelijkheid van de woningen, verder van deze functies af gesitueerd. Om die reden is verdere toetsing aan het aspect bedrijven en milieuzonering niet noodzakelijk.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Watertoets
Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
| Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
| Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
| Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
| Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
| Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
| Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
| Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
| Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
| Volksgezond- heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
| Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
| Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
| Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
| Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Algemeen
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. In het verleden was op de locatie eveneens bebouwing en verharding aanwezig. De oppervlakte aan verharding neemt ten opzichte van de mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan en de oorspronkelijke situatie niet of nauwelijks toe.
Voor zover bekend hebben zich in het verleden geen problemen voorgedaan met het grondwater. Hemelwater afkomstig van de nieuw te bouwen woningen zal gescheiden worden ingezameld en vervolgens worden geïnfiltreerd in de bodem.
Bij de bouw van de nieuwe gebouwen worden uitsluitend duurzame (niet-uitlogende) materialen toegepast waardoor de waterkwaliteit op peil blijft. De ontwikkeling in het besluitgebied heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
In het kader van de voormalige plannen voor woningbouw in het besluitgebied heeft in 2005 reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden4. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat, vanuit archeologisch oogpunt, geen bezwaren bestaan tegen het voornemen om op de locatie bodemverstorende activiteiten uit te voeren.
Omdat het onderzoek uit 2005 stamt, is op verzoek van de regioarcheoloog door Synthegra in 2018 een actualiserend archeologisch onderzoek uitgevoerd5. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied geen archeologische vervolg onderzoek geadviseerd. Het advies is niet overgenomen door de Regioarcheoloog. Omdat ten zuid-westen van het plangebied is aangetoond dat in de top van oeverafzettingen zeer waardevolle archeologische resten aanwezig zijn uit de Romeinse tijd, mag dat voor voorliggende locatie ook worden verwacht. De oeverafzettingen binnen het plangebied liggen op 12,00 + NAP. Dit is het mogelijke sporenniveau uit de Romeinse tijd. Vanwege het belang van de vondsten schrijft de Regioarcheoloog voor een buffer aan te houden van 50 cm bovenop dit niveau. Voor het plangebied betekent dit dat bodemingrepen tot 12,50 + NAP (tot ca 1,20 meter beneden maaiveld) zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Diepere bodemingrepen dienen voorafgegaan te worden door gravend archeologisch onderzoek. Dit onderzoek dient plaats te vinden op basis van een door de gemeente Zevenaar goedgekeurd PvE.
Uit het funderingsplan blijkt dat de fundering niet dieper dan 0,92 m –mv wordt aangebracht. Voor het plaatsen van de boorpalen worden de uitgangspunten van het Archeologisch vriendelijk bouwen gehanteerd (afstand tussen de rijen van boorpalen minimaal 5 meter). Nader gravend archeologisch onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
In het besluitgebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
In de huidige situatie is het besluitgebied ingezaaid met gras. De locatie wordt intensief beheerd. Door de afwezigheid van opgaande begroeiing en sloten, is de kans op beschermde planten- of diersoorten erg klein. Negatieve effecten op flora en fauna, als gevolg van de bouw van de woningen, zijn daarom niet te verwachten.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk.
Verkeer
Ten opzichte van de vigerende planologische dan wel vergunde situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Er is daarmee sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen van en naar het besluitgebied. De woningen in het besluitgebied worden ontsloten op het Kosterijpad.
Parkeren
De parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling neemt ten opzichte van de vigerende planologische dan wel vergunde situatie af, omdat het aantal woningen mogelijk te bouwen woningen afneemt.
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. Om de parkeerbehoefte te bepalen, is gebruik gemaakt van de kengetallen van het CROW6. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van woning in de categorie 'huurhuis, sociale huur' in een weinig stedelijk gebied in de rest van de bebouwde kom. Hiervoor wordt een parkeernorm van minimaal 1,6 parkeerplaatsen per woning gehanteerd.
Voor de ontwikkeling zijn (5*1,6 =) 8 parkeerplaatsen benodigd. Op de locatie is ruimte aanwezig voor één parkeerplaats op eigen terrein (zie stedenbouwkundige opzet paragaaf 2.3). Om inzicht te krijgen of er voldoende capaciteit is om de parkeervraag van zes parkeerplaatsen in de openbare ruimte op te lossen, is in juni 2018 een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd door Buro Ontwerp & Omgeving7. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.
De hoogste bezettingsgraad in het onderzoeksgebied is gevonden in de ochtend- en avondperiode. De bezettingsgraad bedroeg 29%. In de toekomstige situatie neemt de bezettingsgraad op deze momenten toe tot 44%.
Als norm voor een te hoge parkeerdruk wordt een parkeerdruk van 85% of meer gehanteerd. Dit betekent dat in de toekomstige situatie maximaal 85% van de beschikbare parkeercapaciteit bezet mag zijn.
Uit het onderzoek blijkt dat er voldoende parkeerruimte in de openbare ruimte aanwezig is om de toekomstige parkeervraag op te lossen. In de huidige situatie geldt dat de bezettingsgraad lager is dan 85%. Ook in de toekomstige situatie is de bezettingsgraad ruim lager dan 85%. Met name in de directe nabijheid van het plangebied is veel vrije parkeerruimte aanwezig. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot een te hoge parkeerdruk in de nabije omgeving van het plangebied.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende project wordt gerealiseerd door Vryleve. De kosten die gepaard gaan met de aanvraag van de omgevingsvergunning en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het besluitgebied zijn voor rekening van Vryleve.
Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Vryleve is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op Vryleve worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is op het verlenen van deze omgevingsvergunning de uitgebreide procedure van toepassing. Dit houdt in dat de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' (afd. 3.4 Awb) moet worden gevolgd.
De uitgebreide procedure duurt zes maanden en kan worden verlengd met zes weken. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft de gemeente in de Zevenaar Post kennis van het ontwerp. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen en op welke wijze dit kan geschieden.
Het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning met de daarop betrekking hebbende stukken heeft vanaf 8 november 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
In voorgaande hoofdstukken is de beoogde realisatie van in vijf grondgebonden woningen in de kern Herwen besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.
Voorliggend initiatief ziet toe op het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de bouwwijze van de woningen. In plaats van gestapelde woningen, worden grondgebonden woningen gebouwd. Daarnaast wordt op enkele plaatsen buiten het bestaande bouwvlak gebouwd. Het besluitgebied is gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied van Herwen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Ten opzichte van de vigerende planologische situatie neemt het aantal woningen in het besluitgebied af. Met de bouw van de woningen wordt voorzien in de woningbehoefte in de gemeente op het grondgebied van de voormalige gemeente Rijnwaarden. Daarnaast wordt met het initiatief bijgedragen aan het terugdringen van de harde plancapaciteit in de gemeente.
Met de bouw van de woningen wordt invulling gegeven aan de bouwmogelijkheid op een braakliggend terrein. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied.
Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.