Toelichting

 

 

 

 

 

Beheersverordening "Bedrijventerrein Hengelder Noord"

Gemeente Zevenaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum

17 december 2014

Gemeente

Zevenaar

Webadres gemeente

www.zevenaar.nl

 

http://0299.roview.net

Contactpersoon gemeente

Chantal van Londen-Verheij

Jacqueline van der Leij

Kenmerk

 

Identificatienummer (IDN)

NL.IMRO.0299.BV50HENGELDERNRD-VA01

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 Inleiding

PARAGRAAF 1.1 Aanleiding

PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

PARAGRAAF 1.3 Planologisch-Juridisch kader

PARAGRAAF 1.4 Opzet van het plan

PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 Het plan

PARAGRAAF 2.1 Inleiding

PARAGRAAF 2.2 Ruimtelijke en functionele hoofdstructuur

HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten

PARAGRAAF 3.1 Bestemmingssystematiek

PARAGRAAF 3.2 Bouwvlak en bebouwingspercentage

PARAGRAAF 3.3 Minimale en maximale bouwhoogte

PARAGRAAF 3.4 Beeldkwaliteit

PARAGRAAF 3.5 Milieu- en waardenaspecten

PARAGRAAF 3.6 Archeologie en cultuurhistorie

HOOFDSTUK 4 Beleidskader

PARAGRAAF 4.1 Inleiding

PARAGRAAF 4.2 Rijksbeleid

PARAGRAAF 4.3 Provinciaal beleid

PARAGRAAF 4.4 Regionaal beleid

PARAGRAAF 4.5 Gemeentelijk beleid

HOOFDSTUK 5 Milieu- en waardenaspecten

PARAGRAAF 5.1 Geluid

PARAGRAAF 5.2 Luchtkwaliteit

PARAGRAAF 5.3 Bodem

PARAGRAAF 5.4 Externe veiligheid

PARAGRAAF 5.5 Bedrijven- en milieuzonering

PARAGRAAF 5.6 Water

PARAGRAAF 5.7 Flora en Fauna

PARAGRAAF 5.8 Archeologie en cultuurhistorie

PARAGRAAF 5.9 Kabels, leidingen en straalpaden

HOOFDSTUK 6 Wijze van bestemmen

PARAGRAAF 6.1 Algemeen

PARAGRAAF 6.2 Hoofdstukopbouw van de regels

PARAGRAAF 6.3 Beschrijving per bestemming

HOOFDSTUK 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

PARAGRAAF 7.1 Economische uitvoerbaarheid

PARAGRAAF 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 8 Conclusie

 

Bijlagen

 

1. Plankaart bestemmingsplan "Industrieterrein Hengelder-Zevenaar"

2. Plankaart bestemmingsplan "Industrieterrein Hengelder-Didam"

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 3.1 dat via een bestemmingsplan een goede ruimtelijke ordening moet zijn geborgd. In het Besluit ruimtelijke ordening zijn een aantal handreikingen en voorwaarden opgenomen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Een goede ruimtelijke ordening hangt direct samen met beleidsterreinen als verkeer, stedenbouw en milieu.

 

PARAGRAAF 1.1 Aanleiding

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening moeten alle bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Voor een deel van het bedrijventerrein Hengelder en het sportpark Hengelder zijn de geldende bestemmingsplannen nog niet geactualiseerd. De Gemeente Zevenaar is voornemens om voor dit gebied een beheersverordening te maken. Een beheersverordening kan worden vastgesteld voor gebieden van de Gemeente Zevenaar waar voorlopig geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. In dit geval worden er wel ruimtelijke ontwikkelingen over een aantal jaar voorzien. De voorbereiding en het doorlopen van een proces van een bestemmingsplan kost tijd. Om te voldoen aan de wettelijke actualiseringsplicht, is het mogelijk in de overgangsperiode een beheersverordening vast te stellen. De beheersverordening is conserverend en beheersmatig bestemd. Met een beheersverordening kunnen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. De bestaande planologische mogelijkheden (de huidige bestemmingsplannen en de wijzigingen) kunnen met een beheersverordening in stand blijven. Tevens is er een regeling opgenomen dat het bestaand gebruik regelt.

 

De huidige bestemmingsplannen "Industrieterrein Hengelder-Zevenaar" en "Industrieterrein Hengelder-Didam" dateren van 1982 en zijn sterk verouderd. Op de huidige bestemmingsplannen zijn respectievelijk 7 en 6 herzieningen geweest. Door dit allemaal mee te nemen in de beheersverordening en het actualiseren van de begrippen en regels volgens de huidige standaarden biedt de beheersverordening meer rechtskracht.

 

Als algemeen uitgangspunt geldt dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen - voor zover mogelijk - worden geaccepteerd en dat de ontwikkelingsmogelijkheden als gevolg van het nieuwe plan niet of nauwelijks worden beïnvloed. Met deze actualisering wordt rekening gehouden met hedendaagse beleidsinzichten en aanpassingen aan de feitelijke situaties.

 

PARAGRAAF 1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

De beheersverordening heeft betrekking op het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein Hengelder en het sportpark Hengelder. Het ligt aan de oostzijde van de Kern Zevenaar en beslaat een gedeelte van het daar al aanwezige bedrijventerrein. Globaal gezien wordt het plangebied in het noorden begrensd door de Rijksweg A12, in het westen door bedrijventerrein Tatelaar en in het oosten door de weg Hengelder. In het zuiden van het plangebied ligt het sportpark Hengelder. [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ligging plangebied

 

PARAGRAAF 1.3 Planologisch-Juridisch kader

In het plangebied liggen momenteel de bestemmingsplannen ‘Industrieterrein Hengelder 1982’ en ‘Industrieterrein Hengelder Didam 1982’ waarvan het ene deel is vastgesteld door de Gemeente Zevenaar en het andere deel door de Gemeente Didam. Dit kwam omdat de gemeentegrens precies over het bedrijventerrein liep. Gemakshalve wordt verwezen naar bijlage 2 en 3 bij deze toelichting.

 

Om toentertijd de in de plannen gelegen gronden zo synchroon mogelijk te laten verlopen is er een nauwe samenwerking geweest tussen de gemeente Zevenaar en de gemeente Didam. De huidige bestemmingsplannen geven afhankelijk van een zone-indeling ruimte voor de vestiging van (in een bij de voorschriften behorende lijst genoemde) bedrijven, met dien verstande dat voor een bepaald gedeelte van het terrein de toentertijd geheten A-inrichtingen (geluidhinder), niet zijn uitgesloten. Bij Koninklijk Besluit is in 1989 een geluidszone vastgesteld.

 

Herzieningen Bestemmingsplan ‘Industrieterrein Hengelder 1982’ Gemeente Zevenaar

 

Naam

Wijziging

Raadsbesluit

Bijzonderheden

Partiële herziening 1

Oprichten ontvangststation met antennemast en schotelantennes.

 

15 maart 1989

 

Partiële herziening 2

Realisering squashcentrum met bijbehorende voorzieningen.

23 januari 1991

Dit gebied valt nu onder Bestemmingsplan Hengelder 2007.

 

Partiële herziening 3

Aanpassing voorschriften zodat Zevenaar en Didam dezelfde hanteren en het regelen van beperkte uitbreidingsmogelijkheden bij Edisonstraat.

 

29 mei 1991

De huidige bebouwingsgrens bij Edisonstraat dient uitgangspunt te blijven. Eventuele uitbreidingen dienen als toevoeging zichtbaar te blijven.

 

Partiële herziening 4

Uitbreiding bestemmingsvlak 'Handel en Industrie' voor Nijhof Luxe Metaalwaren Bv. Bestemmingsvlakken ‘Wegen’ en ‘Openbaar Groen’ ook aangepast.

 

30 juni 1993

 

Partiële herziening 5

Aanpassing artikel 11 Vrijstellingen voor reclamebeleid.

 

30 juni 1993

 

Partiële herziening 6

Mogelijk maken van sirenes op vrijstaande masten.

 

20 december 1995

 

Partiële herziening 7

Voorschriften Prostitutiebeleid.

 

28 juni 2000

Maximaal 2 seksinrichtingen mogelijk in de gemeente.

 

 

Herzieningen Bestemmingsplan ‘Industrieterrein Hengelder Didam 1982’ Gemeente Didam

 

Naam

Wijziging

Raadsbesluit

Bijzonderheden

1e herziening

Mogelijk maken van een grotere bebou- wingsoppervlakte.

 

27 februari 1986

Dit gebied valt nu onder BP Groot Holthuizen.

2e herziening

Wegenstructuur aangepast. Gedeelte bestemming 'Handel en Industrie' omgezet in ‘Wegen’ en ‘openbaar groen’

 

10 april 1986

 

3e herziening

Bestemming ‘Openbaar groen’ gewijzigd in ‘Recreatieve doeleinden’. Bebouwingsgrens en bebouwingspercentage aangepast.

 

26 januari 1989

 

4e herziening

Oprichten van een ander bouwwerk (luifels e.d.)

Edisonstraat 56

 

26 januari 1989

Deze herziening was voor Te Boekhorst bedoeld. Op deze plek staat nu een ander gebouw

(de woonboulevard).

 

5e herziening

Aanpassing voorschriften zodat Zevenaar en Didam dezelfde hanteren en het regelen van beperkte uitbreidingsmogelijk- heden bij Edisonstraat.

 

17 juli 1991

De huidige bebouwingsgrens bij Edisonstraat dient uitgangspunt te blijven. Eventuele uitbreidingen dienen als toevoeging zichtbaar te blijven.

 

Dit is precies dezelfde herziening als de 3e partiële herziening van de gemeente Zevenaar.

 

6e herziening

Wijziging bebouwingsgrenzen t.b.v. de bouw van een schietsportcentrum en sportschool

 

22 juni 1995

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende projectomgevingsvergunningen hebben betrekking op het besluitgebied:

- Edisonstraat 48 (Compaxo)

- Edisonstraat 78 (uitbreiden achterzijde)

- Lichtmasten sportvelden Hengelder

 

Deze bestemmingsplannen, (partiële) herzieningen, wijzigingsplan en projectomgevings- vergunningen komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen. De planologische regeling is integraal overgenomen in voorliggende beheersverordening.

 

PARAGRAAF 1.4 Opzet van het plan

De beheersverordening is opgesteld binnen de kaders van de Wet ruimtelijke ordening, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Hierin is een wettelijke verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten in digitale vorm vast te stellen. In de Wro zijn nadere regelingen opgenomen om het betrouwbaar beschikbaar stellen en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen en besluiten te bevorderen. Dit door het gebruik van standaarden voor de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en voor de opzet en inrichting van de regels die bij een bestemmingsplan-ruimtelijk besluit worden gegeven.

 

De beheersverordening met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. De volledige verbeelding op papier voor deze beheersverordening omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en een verbeelding. Als na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

 

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van deze beheersverordening geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan de beheersverordening ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de beheersverordening.

 

PARAGRAAF 1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk omvat de beschrijving van de huidige situatie, waarna het derde hoofdstuk een omschrijving van de uitgangspunten van de beheersverordening bevat.

 

Het vierde hoofdstuk geeft een korte omschrijving van het geldende beleid van de diverse betrokken overheden en de conclusies van een toetsing aan dit beleid weer.

 

In het vijfde hoofdstuk vindt toetsing plaats van de milieu- en waardenaspecten. Het zesde hoofdstuk bevat de juridische toelichting, met een beschrijving en onderbouwing van hoe de plankaart en de regels opgebouwd zijn.

 

De beheersverordening dient ook financieel en maatschappelijk haalbaar te zijn, dat is het onderwerp van hoofdstuk zeven. Hoofdstuk acht geeft een conclusie.

 

 

HOOFDSTUK 2 Het plan

 

In dit hoofdstuk is de huidige ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven en hoe deze verankerd is in de beheersverordening. Ingegaan is op de ruimtelijke en functionele aspecten en de verkeersstructuur.

 

PARAGRAAF 2.1 Inleiding

Bij de bechrijving van de bestaande situatie is uitgegaan van de bij de gemeente beschikbare informatie. Het geeft inzicht in de feitelijke situatie en in de gewenste situatie.

 

PARAGRAAF 2.2 Ruimtelijke en functionele hoofdstructuur

 

2.2.1 Noordwestelijk deel van bedrijventerrein Hengelder

Het noordwestelijke deel van bedrijventerrein Hengelder is langs de A12 gelegen en wordt ontsloten via het naastgelegen bedrijventerrein Tatelaar en de weg Hengelder. De strook grenzend aan de A12 heeft een agrarische bestemming. Het is een regionaal / gemengd bedrijventerrein voor midden- en grootschalige bedrijven. Er zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 4. Op dit bedrijventerrein zijn verschillende typen bedrijven gevestigd: industrie, groothandel, bouwbedrijven, transport en volumineuze detailhandel in de vorm van meubelbedrijven en autobedrijven. Op het terrein zijn enkele bedrijfswoningen te vinden. Op het terrein zijn geen BEVI-bedrijven aanwezig.

 

De meubelbedrijven zijn geconcentreerd in de Woonboulevard langs de Edisonstraat en een complex op de hoek Edisonstraat/Didamseweg. De autobedrijven (ca. 5) liggen verspreid rond de Marconistraat. Langs de Hengelder zijn enkele detailhandelsvestigingen aanwezig (kleding, parkmachines). Op Hengelder zijn alleen kantoren aanwezig die gekoppeld zijn aan de bedrijfsruimte, dus geen op zich zelf staande kantoren. Bij een enkel bedrijf is de bedrijfsruimte ondergeschikt geworden aan de kantoorruimte. Langs de Edisonstraat vindt een natuurlijke vernieuwing van de kantoren aan de voorzijde van de kavels plaats met op enkele plaatsen solitaire kantoren voor de voorgevelrooilijn.

 

Er zijn geen uitgeefbare kavels meer op het noordwestelijke deel van bedrijventerrein Hengelder. Wel is er bij 1 bedrijf langs de Edisonstraat een kavel van 1 ha te koop. Er is ca. 12% leegstand op het het noordwestelijke deel van bedrijventerrein Hengelder (bedrijfsruimte en kantoren). Dit is groter dan de frictieleegstand, maar onder het landelijk gemiddelde. De leegstand in de winkelruimte (woonboulevard) is groter en neemt door het vertrek van enkele huurders nog toe.

 

Wonen

De functie wonen is binnen het plangebied te vinden in de vorm van 17 bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen zijn van oorsprong gekoppeld aan de bedrijfspanden op dezelfde percelen. Het betreft de volgende bedrijfswoningen: Edisonstraat 46, Celsiusstraat 9, Hengelder 9, Hengelder 11, Kelvinstraat 28, Marconistraat 7, Marconistraat 13, Marconistraat 15, Marconistraat 17, Marconistraat 21, Marconistraat 23, Marconistraat 29, Marconistraat 29A, Marconistraat 29B, Marconistraat 31A, Marconistraat 41 en Marconistraat 45.

Verkeer en parkeren

De Edisonstraat en Marconistraat vormen de hoofdontsluiting voor het verkeer met een bestemming of herkomst op het bedrijventerrein. Van doorgaand verkeer is nagenoeg geen sprake. Met de aanleg van de nieuwe op- en afrit Hengelder aan de A12 ter hoogte van de weg Hengelder zullen de verkeersintensiteit in deze straten in de toekomst wijzigen. Waar de intensiteiten nu afnemen naarmate de afstand tot de huidige aansluiting Griethse Poort (Doesburgseweg) toeneemt, zullen in de toekomst de intensiteiten juist toenemen naarmate de afstand tot de weg Hengelder kleiner wordt.

 

Langs de Edisonstraat en Marconistraat bevinden zich de bedrijven met de meeste vervoersbewegingen en er zijn veel in- en uitritten. Bij meerdere bedrijven parkeren vrachtwagens op straat; dit is vanuit verkeersveiligheid ongewenst. Met de komst van de aansluiting op de A12 levert dit ook risico’s op ten aanzien van de doorstroming op het bedrijventerrein. Voor voetgangers en fietsers is langs de meeste straten geen afzonderlijke ruimte ingericht (o.a. Edisonstraat).

 

In de toekomst wordt mogelijk een treinstation gerealiseerd ter hoogte van de Einsteinstraat in het verlengde van de Marconistraat. Dit treinstation zal voor voetgangers, fietsers en auto’s ontsloten worden vanaf de Hengelder/Einsteinstraat. De plannen voor de onderdoorgang onder het spoor voor fietsers en voetgangers worden nu uitgewerkt, zodat een veilige en ongelijkvloerse kruising van de spoorlijn mogelijk is. Op termijn kan deze tunnel fungeren als perrontunnel. Over Hengelder rijdt een bus naar Doesburg en station Zevenaar (uurdienst).

 

De meest recente ontwikkeling is een studie naar de realisatie van een snelfietsroute die de bedrijventerreinen van Arnhem, Westervoort, Duiven en Zevenaar moet verbinden. Deze route loopt vanaf de hiervoor genoemde tunnel via de Marconistraat, Fahrenheitstraat en de Edisonstraat naar bedrijventerrein Tatelaar. Het uitgangspunt van een snelfietsroute is een vrij liggend fietspad van 4 meter breed. In de tweede helft van 2014 vindt besluitvorming plaats over de snelfietsroute.

 

2.2.2 Sportpark Hengelder

Sportpark Hengelder bestaat uit een tweetal voetbalclubs, een hockeyclub, een korfbalclub, een rugbyclub en een jeu-de-boules club. Daarnaast is er een hobbyclub gevestigd. Het sportpark wordt zowel ontsloten vanaf Hengelder als Marconistraat. Het parkeerterrein aan Hengelder wordt overdag mede gebruikt voor het lang parkeren van vrachtwagens. Aan de Einsteinstraat bevinden zich een tennispark en een sportschool.

 

HOOFDSTUK 3 Uitgangspunten

 

De uitgangspunten voor de beheersverordening zijn hieronder uiteengezet. Begin 2014 is begonnen met de actualisering van de geldende bestemmingsplannen. Al snel werd besloten dat er een beheersverordening zou komen. De uitgangspunten zijn beschreven in de 'Matrix beheersverordening Hengelder. Ook is er een klankbordgroep ingesteld, bestaande uit ondernemers en sportverenigingen van het noordwestelijke deel van bedrijventerrein Hengelder en sportpark Hengelder. De klankbordgroep heeft samen met de gemeente de matrix inhoudelijk besproken.

 

PARAGRAAF 3.1 Bestemmingssystematiek

Om te beginnen is de bestemmingssystematiek bepaald. De beheersverordening is opgesteld conform de geldende RO-standaarden van 2012: IMRO2012, PrBp2012 (Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen), SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) en STRI2012 (Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten). Dit betekent dat de beheersverordening is opgezet conform de landelijk bepaalde uniforme opbouw en vormgeving. Hierdoor is het plan leesbaar en overzichtelijk.

 

De opbouw van de verbeelding begint altijd met een recente (digitale) kadastrale ondergrond en het bepalen van de plangrenzen. De plangrenzen sluiten aan op andere bestaande bestemmingsplannen, in dit geval zijn dat: bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hengelder 2007', beheersverordening 'Buitengebied', bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' en bestemmingsplan 'Woongebied Kom Zevenaar'.

 

PARAGRAAF 3.2 Bouwvlak en bebouwingspercentage

Het bouwvlak is bedoeld om de situering van de hoofdbebouwing te regelen. Het vlak geeft aan waar bebouwing wordt toegestaan en hierin wordt doorgaans een maximum bebouwingspercentage opgenomen.

 

Het uitgangspunt voor deze beheersverordening is om het bestaande percentage uit de geldende bestemmingsplannen te handhaven. Binnen de bouwvlakken in de bestemming 'Bedrijventerrein' betreft dit 70% en binnen het bouwvlak 'Sport' betreft dit 4% en voor een deel (5%).

 

Parkeren

Het bebouwingspercentage van 70% binnen 'Bedrijventerrein' wordt gehanteerd om parkeren op eigen terrein mogelijk te maken. Hiermee wordt tegengegaan dat het plangebied geheel wordt dichtgebouwd zodat het parkeren onmogelijk wordt. Parkeren dient geheel op eigen terrein te worden opgelost. Het is niet de bedoeling dat op de openbare weg wordt geparkeerd. Om het aantal benodigde parkeerplaatsen en fietsparkeervoorzieningen te bepalen, worden de parkeerkencijfers van het CROW als parkeernorm toegepast. Voor deze parkeerkencijfers wordt verwezen naar publicatie 317 van het CROW (“Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”, oktober 2012). Voor het gebruik van deze publicatie gelden de volgende uitgangspunten:

 

De kencijfers uit de vermelde publicatie zijn van kracht bij de vaststelling van de beheersverordening. Indien deze kencijfers wijzigen, vormt de meest actuele publicatie het uitgangspunt voor het beoogde gewijzigde gebruik dan wel een op dat moment lopende aanvraag omgevingvergunning. Bij elke toekomstige invulling van de bebouwing van de gronden zullen de parkeerkencijfers getoetst worden.

 

Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

In de regels zijn afstanden opgenomen tot de zijdelingse perceelsgrens. Aan één zijde mag op de grens worden gebouwd, maar het is dan wel de bedoeling dat aan de andere kant een strook vrij blijft. Dit heeft voornamelijk te maken met brandveiligheid. De achterzijde van de bedrijfspanden moet goed bereikbaar zijn voor de brandweer bij calamiteiten.

 

 

Bebouwingsvrije zone

Aan de zijde van de Rijksweg A12 is een bebouwingsvrije ruimte aangehouden van 75 meter gemeten vanuit de as van de A12. Dit is gewaarborgd in de regels.

 

PARAGRAAF 3.3 Minimale en maximale bouwhoogte

Er is in de geldende bestemmingsplannen een maximale bouwhoogte opgenomen. Het uitgangspunt voor deze beheersverordening is om de bestaande maximale bouwhoogte van 12 meter binnen 'Bedrijventerrein' te handhaven. Op bepaalde percelen zijn afwijkende bouwhoogtes toegestaan. Er zijn geen goothoogtes opgenomen.

 

PARAGRAAF 3.4 Beeldkwaliteit

Soms is het gewenst om voor een bepaald gebied of bedrijventerrein een beeldkwaliteitplan te maken en vast te stellen. Dit beeldkwaliteitplan legt de beoogde beeldkwaliteit vast ter ondersteuning van de onderliggende stedenbouwkundige visie voor een specifieke locatie. Eisen omtrent beeldkwaliteit kunnen ook worden vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Voor Zevenaar geldt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2012. Deze bevat eisen en uitgangspunten voor de hele gemeente. Plannen worden beoordeeld op de relatie met de omgeving, bouwmassa en op hoofdlijnen de materialen en kleuren.

 

PARAGRAAF 3.5 Milieu- en waardenaspecten

Milieucategorisering

Bij elk bestemmingsplan/beheersverordening voor een grondgebied waar bedrijven aanwezig zijn, geldt als basis voor milieuzonering een gebruiksregeling op basis van de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”. De lijst is door de VNG mede opgezet om duidelijkheid en een zekere uniformiteit te scheppen in de veelheid van systematieken. In de geldende bestemmingsplannen is op diverse locaties als hoogst toegestane bedrijfscategorie ‘categorie 4’ aangewezen. Dat betekent dat er momenteel bedrijven gevestigd kunnen worden in de milieucategorie 1 tot en met 4, mits zij elkaar niet belemmeren. Het bedrijventerrein is geluidgezoneerd en dit is ook als bijlage bij de plankaart opgenomen. In de bijlagen bij de regels zijn de bijbehorende bedrijvenlijsten opgenomen.

 

Milieuaspecten

De diverse milieuaspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid worden nader uitgewerkt in de toelichting, hoofdstuk 5 Milieu- en waardenaspecten. Aandachtspunten hierbij zijn dat Hengelder gelegen is aan de snelweg A12 en daarnaast ook te maken heeft met een dB(A)-contour, alsook met de ambities geluidbeleid van Zevenaar, maar ook met luchtkwaliteit. Het betreft een consoliderende beheersverordening, dus onderzoeken voor geluid, lucht en bodem zijn niet noodzakelijk. Geluid en bodem worden geborgd bij de aanvraag omgevingsvergunning, waarbij wordt bepaald of een dergelijk onderzoek uitgevoerd moet worden.

 

PARAGRAAF 3.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In 2009 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Archeologie” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een parapluplan waarmee het gemeentelijke archeologiebeleid is doorvertaald in alle bestemmingsplannen van de gemeente Zevenaar. Met de inwerkingtreding van dit plan is aan alle bestemmingen een extra bestemming toegevoegd: de archeologische waarde. Deze is daarom ook als dubbelbestemming opgenomen in deze beheersverordening.

 

Cultuurhistorie

Voor cultuurhistorie is in hoofdstuk 5 de wijze beschreven waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In de regels en op de plankaart wordt geen specifieke richting gegeven voor de cultuurhistorische waarden en monumenten.

 

 

HOOFDSTUK 4 Beleidskader

 

Onderzocht is in hoeverre beleidskaders van de overheid, de provincie, regionale samenwerkingsverbanden en het gemeentelijk beleid alsook externe ontwikkelingen gevolgen heeft voor de beheersverordening.

 

PARAGRAAF 4.1 Inleiding

Door middel van beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota’s en beleidsplannen is een overzicht verkregen en daaruit zijn conclusies getrokken. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in verschillende structuurvisies. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

 

De ruimtelijke mogelijkheden die in dit plan worden geboden, passen in het ruimtelijk beleid van het Rijk en de Provincie dat de eigen verantwoordelijkheden voor het regelen van zaken met een duidelijk lokaal belang benadrukt. In de volgende paragrafen zijn de diverse beleidsstukken kort toegelicht.

 

PARAGRAAF 4.2 Rijksbeleid

 

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt de Nota Ruimte. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2018. In de SVIR zijn het aantal nationale ruimtelijke belangen teruggebracht en wordt in regels en procedures geschrapt. Zo krijgen provincies en gemeenten meer bewegingsruimte op het gebied van ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt in de SVIR is dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burger genomen worden en dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten moet gaan zitten, omdat mensen zelf het best weten hoe ze moeten inspelen op de eigen situatie. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die het Rijk in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet.

 

Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik bij stedelijke ontwikkelingen is een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2 Bro). Deze ladder is gebaseerd op de zogenaamde ‘SER-ladder’, die in het huidige beleid alleen wordt toegepast op bedrijventerreinen. In de structuurvisie wordt de SER-ladder toegepast op alle vormen van verstedelijking. Het gaat vooral om de regionale ruimtevraag voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen:

 

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om de kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifieke woonmilieu) op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werkverkeer.

  2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.

  3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

 

Conclusie

Deze beheersverordening is consoliderend. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2011 heeft geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

 

4.2.2 AMvB Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, maar ook bij beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro. Het doel van het Barro is dat een aantal projecten die de rijksoverheid van rijksbelang vindt, dwingend worden geborgd in bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. In het Barro zijn de projecten genoemd die van rijksbelang zijn en die met behulp van digitale kaartbestanden exact zijn ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan de ruimtelijke plannen zullen moeten voldoen. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande ruimtelijke plannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes ‘projecten’ beschreven, in 2012 zijn hier negen projecten aan toegevoegd die van rijksbelang zijn.

Voor een aantal projecten zijn sinds 1 oktober 2012 regels opgesteld: (nieuwe) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Electriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied.

Het plangebied is niet gelegen in één van deze projecten. In artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is een algemene bepaling voor alle bestemmingsplannen opgenomen. Het artikel schrijft voor dat de toelichting bij het bestemmingsplan met het oog op het voorzien in een aantoonbare regionale of intergemeentelijke behoefte aan bedrijventerreinen, haventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen beschrijft op welke wijze rekening is gehouden met de navolgende voorkeursvolgorde:

 

Omdat de Wro geen toelichting vereist bij een beheersverordening, bevat het besluit dus ook geen eisen aan zo’n toelichting. Opgemerkt kan wel worden dat met het vaststellen van deze beheersverordening er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De behoefte zoals beschreven in het Barro hoeft dus ook niet te worden aangetoond.

 

Conclusie

Voor deze beheersverordening is het Barro niet direct van toepassing en heeft het geen gevolgen.

 

4.2.3 Vierde Nota Waterhuishouding

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder ander aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.

 

De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro.

 

Conclusie

Het invullen van de watertoetstabel is verplicht en is verder uitgewerkt in paragraaf 5.6.

 

4.2.4 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voorplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen.

 

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Door de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen. Dit is van toepassing op het buitengebied maar ook voor plaatsen midden in de stad; het is verplicht te onderzoeken of de wet niet wordt overtreden. Hierbij wordt gekeken naar beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Door vroegtijdig in kaart te brengen wat de risico’s zijn voor uw project, kan vertraging bij de uitvoering worden voorkomen.

 

Conclusie

Een flora- en faunaonderzoek is niet van toepassing voor deze beheersverordening. In paragraaf 5.7 wordt verder ingegaan op flora en fauna.

 

4.2.5 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico’s op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet. Met deze wetswijziging heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Belangrijke doelen van de Modernisering van de Monumentenzorg zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk. Het ministerie van OC&W heeft in 2009 de beleidsbrief MoMo opgesteld. De beleidsbrief geeft de nieuwe visie op de monumentenzorg weer. In november 2009 stemde de Tweede Kamer hier mee in. Gemeenten zijn wettelijk verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij het bestemmen van de in dat plan begrepen grond rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

 

Conclusie

In paragraaf 5.8 wordt ingegaan op de archeologische en cultuurhistorische waarden van het plangebied.

 

PARAGRAAF 4.3 Provinciaal beleid

 

4.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het provinciale streekplan is vervangen door de provinciale structuurvisie. De provincie Gelderland heeft geen nieuwe provinciale structuurvisie gemaakt, maar het streekplan van rechtswege, beleidsneutraal, omgezet. Hierdoor is het beleid, zoals opgenomen in het streekplan, nog steeds van toepassing. De provinciale denkbeelden met betrekking tot de gewenste toekomstige ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Zevenaar zijn neergelegd in de Omgevingsplannen Gelderland, de verzamelnaam voor het Streekplan Gelderland 2005. Ter versterking van de ruimtelijk-economische hoofdstructuur wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied en van de reeds geplande uitbreidingen.

 

Conclusie

De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de kwaliteit van het stedelijk netwerk. Het beoogde gebruik is passend binnen het gebruik van de omgeving. Het Streekplan Gelderland 2005 heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening.

 

 

4.3.2 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland in werking getreden. Dit is een structuurplan van de provincie Gelderland. Hoe draagt de provincie bij aan een toekomstbestendig Gelderland? De provincie kiester in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen

aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

 

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het

betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. Zevenaar is gelegen in de Stadsregio Arnhem – Nijmegen. De Stadsregio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:

 

De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De gezamenlijke

inspanningen richten zich op vier speerpunten:

 

In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd

Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie. Inmiddels is de opvolger hiervan, de

Omgevingsverordening Gelderland, door Gedeputeerde Staten vastgesteld, en wordt vaststelling (en inwerkingtreding) door Provinciale Staten in het najaar van 2014 verwacht.

 

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 15 december 2010, nr. PS2010-780. In de provinciale verordening zijn toetsingskaders aangegeven waaraan nieuw op te stellen bestemmingsplannen moeten voldoen. In de provinciale verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan:

  1. binnen bestaand bebouwd gebied;

  2. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

  3. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70% geldt;

  4. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

  5. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking.

 

Conclusie

De Omgevingsvisie Gelderland en de Ruimtelijke Verordening Gelderland hebben geen gevolgen voor deze beheersverordening.

 

4.3.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP). Daarin staat ook dat het op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk nadelige effecten voor de leefomgeving. het door Provinciale Staten vastgestelde Tweede Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP-2) heeft een looptijd tot 2014. De provincie kiest voor een aanpak waarmee problemen op mobiliteitsgebied voorkomen worden door infrastructuur en economische ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen. Bestaande wegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen worden beter benut. De provincie investeert daarom in fietsvoorzieningen, hoogwaardig openbaar vervoer en nieuwe stations. Daarbij hoort ook beter onderhoud en veiligheid. Verder bouwt de provincie aan de projecten uit het coalitieakkoord. De grootste knelpunten op het gebied van mobiliteit komen hierbij als eerste aan bod.

 

Naar aanleiding van een inspraakprocedure op het PVVP-2 heeft de provincie het plan aangepast. Bestrijding van geluidsoverlast door verkeer heeft daarbij extra aandacht. De aanpassing behelst verder het stimuleren van fietsgebruik op korte en middellange afstand, vooral in steden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Veilige fietspaden op schoolroutes moeten prioriteit krijgen.

 

Binnen het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) heeft de provincie de volgende opgaven benoemd:

 

Conclusie

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan heeft geen nadelige gevolgen voor deze beheersverordening.

 

PARAGRAAF 4.4 Regionaal beleid

 

4.4.1 Regionaal plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) op een klein onderdeel na goedgekeurd. In oktober 2006 besloot de KAN-raad al positief over het Regionaal Plan (RP). Het goedgekeurde RP heeft de status van een regionaal structuurplan.

 

Het Regionaal Plan vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.

 

Conclusie

Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 heeft geen nadelige gevolgen voor deze beheersverordening.

 

PARAGRAAF 4.5 Gemeentelijk beleid

 

4.5.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2010-2030

Op woensdag 20 februari 2013 heeft de gemeenteraad de aangepaste Ontwerp-Structuurvisie "Samen kijken naar de toekomst 2012-2030" vastgesteld. De visie is opgesteld als kader voor het ruimtelijk beleid tot het jaar 2030 en betreft het gehele grondgebied van Zevenaar. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het ‘(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar’. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.

 

In de structuurvisie wordt ingezet op een vijftal hoofdopgaven

  1. Versterken van de identiteit van Zevenaar met aandacht voor de diversiteit in landschappen, kernen en functies

  2. Voldoende plek voor stedelijke ontwikkelingen tot 2030

  3. Behoud van kwalitatief goede woon- en werkgebieden en goede voorzieningen

  4. Tegengaan van versnippering van de leefomgeving incl. het leefbaar houden van de kernen

  5. Nadrukkelijker inzetten op een duurzame ontwikkeling

 
De structuurvisie vormt het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen voor het gehele grondgebied van de gemeente Zevenaar. Het bedrijventerrein en sportpark Hengelder maakt hier dus onderdeel van uit. De werkgelegenheid in Zevenaar is voor circa 40% te vinden op de bedrijventerreinen. Op dit moment telt Zevenaar zeven bedrijventerreinen, sterk verschillend in leeftijd, omvang en activiteiten. Het bedrijventerrein Hengelder is binnen de structuurvisie aangeduid als één van de grootste terreinen. Het huisvest het grootste deel van de zwaardere productiebedrijven en biedt daarnaast vooral ruimte voor andersoortige middelgrote bedrijven op het gebied van handel en industrie. Om bedrijven aan te trekken en gevestigd te houden in de gemeente is het van belang om een goed vestigingsklimaat te scheppen en te behouden. Een van de belangrijkste aspecten hiervan is een goede bereikbaarheid, maar ook de arbeidsmarkt en lokale wet- en regelgeving spelen een belangrijke rol.

 

Conclusie

De beheersverordening past binnen de beleidskaders.

 

4.5.2 Gemeentelijk Geluidbeleid 2008

De gemeente Zevenaar heeft gemeentelijk geluidbeleid opgesteld naar aanleiding van de Wet geluidhinder. Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleidsplan is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.

 

Het geluidbeleid is gebiedsgericht. Voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld en is bepaald in hoeverre onder bepaalde voorwaarden de gemeente afwijking van deze ambities accepteert. In het beleid is bepaald dat de gemeente met behulp van vergunningverlening ervoor zorgt dat de geluidbelasting veroorzaakt door bedrijven op of onder de ambitiewaarde van het betreffende gebied is.

 

Conclusie

Het Gemeentelijk Geluidbeleid 2008 heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening.

 

4.5.3 Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013-2030

De gemeente Zevenaar heeft op 26 juni 2013 het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 | 2030 vastgesteld. Het plan is opgesteld om een actueel, helder en verantwoord beleidskader te hebben dat verbindt en de koers bepaalt voor milieukwaliteit binnen de gemeente Zevenaar. Het Milieubeleidsplan maakt duidelijk waar binnen de gemeente Zevenaar de prioriteiten liggen.

 

Het plan kent een aantal ambities. Deze zijn verwoord in het Milieuperspectief Zevenaar 2030. Dit perspectief bestaat uit structuren, gebieden en plekken die van waarde kunnen zijn voor de (milieu)kwaliteit van Zevenaar. Het milieuperspectief is niet bedoeld als taakstelling, maar om uit te dagen. Het plangebied ligt binnen het onderdeel ‘Milieuperspectief Zevenaar 2030 – Rijnzone’:

  1. Landelijk wonen in kernen en lintbebouwing met ruimte voor 'kleinschalige' bedrijven.

  2. Compacte stad binnen 400 meter rond ring en treinstation.

  3. Enkele natuurgebieden met recreatief medegebruik; onder andere groene lob functionerend als park voor recreatie en stadsecologie.

  4. Ecologische hoofdstructuur met aandacht voor natuur(beleving).

  5. Enkele hoogwaardige fietsroutes die het gebied zelf en de woongebieden verbindt met de natuur- en recreatiegebieden.

  6. Recreatieve stepping stones.

  7. (Stads)landbouw.

  8. Versterking landschappelijke en ecologische waarden en natuurlijke afscherming (productiebos) tussen weginfrastructuur en stedelijk gebied.

 

Conclusie

Het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 | 2030 heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening.

 

4.5.4 Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Zevenaar 2011

De gemeente Zevenaar heeft op 23 mei 2012 de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Zevenaar 2011 vastgesteld. De gemeente Zevenaar wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld (23 mei 2012). Bij onder andere de verantwoording van het groepsrisico dienen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid in acht te worden genomen.

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

 

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Zevenaar aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting aangaande het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De beleidsvisie focust op nieuwe situaties.

 

Conclusie

Op het bedrijventerrein is één BEVI-inrichting aanwezig. Er zijn geen kwetsbare objecten gelegen in het plangebied. In de huidige situatie is geen sprake van buiten de wettelijke grenzen vallende overlast van deze bedrijven. Het vaststellen van de beheersverordening is niet nadelig van invloed op de gestelde ambities uit de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Zevenaar. In paragraaf 5.4 worden verder ingegaan op externe veiligheid.

 

4.5.5 Tussen belemmering en kans 'beleidsnotitie voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten 2008-2013'

Op 28 januari 2009 is deze beleidsnotitie door de gemeenteraad vastgesteld. Voor een herkenbaar en effectief monumentenbeleid in de gemeente Zevenaar is het van belang dat er bij de partijen die zich hiermee bezig houden, duidelijkheid is over de wijze waarop de gemeentelijke overheid met haar onroerend erfgoed wenst om te gaan. In het beleid wordt de visie op het onroerend erfgoed verwoord en wordt een aanzet gegeven voor het concretiseren, prioriteren en financieren van activiteiten die deels vanuit een wettelijke plicht en deels uit de bepalingen van de monumentenverordening voortvloeien.

 

Conclusie

Het voorliggende plan houdt in voldoende mate rekening met de beleidsnotitie.

 

4.5.6 Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Zevenaar en Rijnwaarden

Met ingang van 1 januari 2012 zijn gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan. Om rekening te kunnen houden met de cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hiertoe hebben de gemeenten Zevenaar en Rijnwaarden gezamenlijk een Cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld. Op 23 oktober 2013 is deze kaart in de raad van Zevenaar vastgesteld.

 

Conclusie

In paragraaf 5.8.2 wordt verder ingegaan op de cultuurhistorie in het plangebied.

HOOFDSTUK 5 Milieu- en waardenaspecten

 

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid, landschap en ruimtelijke ordening. De milieu- en landschapskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische en waterhuishoudkundige aspecten daarbij een rol spelen. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven- en milieuzonering, water, flora en fauna (ecologie), archeologie en cultuurhistorie, kabels, leidingen en straalpaden.

 

PARAGRAAF 5.1 Geluid

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. De gemeente Zevenaar heeft in 2008 gemeentelijk geluidbeleid vastgesteld. Het geluidbeleid is gebiedsgericht en voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld.

 

In het gehele proces van de ruimtelijke planvorming speelt milieuzonering een belangrijke rol. Geluidszonering vormt een onderdeel van deze milieuzonering en is geregeld in onder meer het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim of Activiteitenbesluit) en de Wet geluidhinder (Wgh). De relatie tussen de ruimtelijke planvorming en de geluidsbelasting van bedrijven wordt geregeld in/met de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ en het Barim. De relatie tussen de ruimtelijke planvorming en de geluidsbelasting van wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai wordt geregeld in de Wet geluidhinder. In onderstaande paragrafen wordt verder ingegaan op de bovengenoemde kaders.

 

VNG

De VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ biedt handreikingen voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven. Bij onder meer bestemmingsplanwijzigingen wordt hiervan gebruik gemaakt om rekening te houden met mogelijk relevante milieuaspecten. De bedrijvenlijst in de publicatie geeft inzicht in de milieuhinder van nieuwe en bestaande bedrijven (uitwaartse zonering). Deze informatie is echter niet helemaal compleet en gaat slechts in op ‘gemiddelde’ bedrijven. In situaties waarin wordt getwijfeld of de gewenste milieukwaliteiten wel worden gehaald kan het noodzakelijk zijn om voor een goed afstemmingskader deze nadere informatie te verkrijgen via onder meer meldingen op grond van het Barim.

 

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is het Barim van toepassing. In het Barim zijn grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen geluidshinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidsruimte.

 

Wet geluidhinder

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. De gemeente Zevenaar heeft in 2008 gemeentelijk geluidbeleid vastgesteld. Het geluidbeleid is gebiedsgericht en voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld. Voor dit plangebied geldt de volgende gebiedstypering met bijbehorende ambitie en bovengrens: onrustig = 48-53dB Lawaaierig = 58-63 dB

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plangebied

De algemene kwalificatie voor de geluidambities op de bedrijventerreinen is "zeer onrustig". In tegenstelling tot de centrum- en de woongebieden bevinden zich op bedrijventerreinen nauwelijks geluidsgevoelige objecten. De woningen op deze terreinen zijn bedrijfswoningen. Door de drukke wegen en het zware verkeer kan er al sprake zijn van hoge geluidniveaus. Gezien het feit dat voorliggende beheersverordening consoliderend is, is er in het kader van geluid geen belemmering voor dit plan.

 

PARAGRAAF 5.2 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Sinds 1 januari 2009 is tevens het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. In het kader van deze wet- en regelgeving dient gekeken te worden of een bepaalde functie niet te veel luchtvervuiling veroorzaakt. Deze nieuwe wet- en regelgeving maakt onderscheid tussen projecten die "in betekende mate" en "niet in betekende mate" (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de nieuwe Wet en regelgeving is voor projecten die 'niet in betekenende mate' de luchtkwaliteit verslechteren (tot 500 woningen of 33.333 m2 bvo. kantoorruimte per ontsluiting) geen luchtkwaliteitonderzoek meer noodzakelijk.

 

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

 

Plangebied

Binnen deze beheersverordening worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een extra verkeersaantrekkende werking zouden hebben of de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen die bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit. In het kader van de luchtkwaliteit is er geen belemmering voor dit plan.

 

PARAGRAAF 5.3 Bodem

De kwaliteit van zowel de bodem en het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid van een plan verplicht. Het bodemonderzoek en dan met name het onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Hierbij wordt gekeken of de kwaliteit van de bodem fysiek, dan wel kwalitatief geschikt is voor een eventuele ontwikkeling. Daar waar maatregelen genomen moeten worden, zoals een sanering, dienen de financieel-economische consequenties hiervan in beeld gebracht te worden.

 

Plangebied

Onderhavige beheersverordening is consoliderend van aard en legt de bestaande situatie vast. Derhalve hoeft geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Verwezen wordt naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden.

 

PARAGRAAF 5.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied is gelegen nabij het spoor Arnhem-Winterswijk. Voor dit aspect dient externe veiligheid in beeld te worden gebracht.

 

De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval.

 

 

RISICO = KANS X EFFECT

 

Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico’s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant, daarom wordt dit aspect meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico (zie onderstaand kader).

 

 [image]

 

Beleid en regelgeving

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen.

 

De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven:

1. het plaatsgebonden risico (PR)

2. het groepsrisico (GR)

 

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten vastgesteld, uitgedrukt in de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1x10-6 /jaar. Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 PR-contour en de transportroute bevinden.

 

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as. Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.

 

De oriëntatiewaarde

De oriëntatiewaarde is een lijn waarbij de cumulatieve kans dat een aanwezige groep mensen komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen maatschappelijk acceptabel wordt geacht. De oriëntatiewaarde is géén norm.

 

Verantwoording groepsrisico

Ten aanzien van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht.

 

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Zevenaar

Naast de landelijk geldende wetgeving heeft de gemeente Zevenaar een beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Hierin staan de ambities en uitgangspunten op het gebied van externe veiligheid in de gemeente Zevenaar. De gemeente dient onder andere bij de verantwoording van het groepsrisico de uitgangspunten van beleidsvisie externe veiligheid in acht te nemen.

 

Beoordelingskader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico’s moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering. Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.

 

In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn.

 

Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plangebied Hengelder

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Plangebied Hengelder

 

Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 1 is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.

 

 [image]

 

Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl geraadpleegd op 04-02-2014) met betrekking tot de beheersverordening bedrijventerrein Hengelder

 

De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op:

 

 

In het vervolg van deze paragraaf worden de externe veiligheidsrisico’s van de aardgastransportleiding A-512 en de snelweg A12 nader beschouwd.

 

Aardgastransportleiding A-512

Voor het bepalen van de externe veiligheidsrisico’s van de aardgastransportleiding A-512, is gebruik gemaakt van eerder uitgevoerde ‘risicoberekening gasleiding 7Poort – Mega Zevenaar’ (d.d. 10 augustus 2012). Uit het rapport blijkt dat ter plaatsten van het plangebied de aardgastransportleiding A512 geen 10-6 risicocontour heeft. Wel heeft de aardgastransportleiding een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de buisleiding. Echter ligt de buisleiding ver genoeg van het plangebied af, zodat dit ook geen belemmering vormt.

 

Het invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteitsgrens) bedraagt maximaal 430 meter aan weerzijde van de buisleiding. Het bedrijventerrein Hengelder ligt gedeeltelijk binnen dit invloedsgebied. Doordat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen toe staat, is er geen verschil tussen de huidige en toekomstige situatie. Uit eerder uitgevoerde risicoberekening blijkt dat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de orientatiewaarde (zie figuur 2).

 

 [image]

fN-curve A-512 hoogst berekende groepsrisico (overschrijdingsfactor <0,1)

 

Snelweg A12

Voor het bepalen van de externe veiligheidsrisico’s van de snelweg A12 is gebruik gemaakt van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Basisnet rapportage weg. De A12 (traject G12 Knooppunt Velperbroek – Knooppunt Oud-Dijk) valt onder het Basisnet Weg. Voor basisnetwegen is een (maximale) plaatsgebonden risico 10-6 contour (ook wel veiligheidszone genoemd) vastgesteld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De veiligheidszone voor het traject 'Knooppunt Velperbroek – Knooppunt Oud-Dijk' is 1 meter vanaf het hart van de weg. De risicocontour ligt niet binnen het plangebied en vormt daardoor geen belemmering.

 

Voor een aantal basisnetwegen geldt ook een plasbrandaandachtsgebied. Het plasbrandaandachtsgebied is het gebied tot 30 meter van de weg, waarin bij de realisering van kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor dit wegvak geldt ook een plasbrandaandachtsgebied. Binnen het plasbrandaandachtsgebied worden alleen geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het betreft hier uitsluitend de bestemming groen of agrarisch. Dit vormt dan ook geen belemmering.

 

Het invloedsgebied groeprisico (1% letaliteitsgrens) bedraagt maximaal 355 meter aan weerszijde van de snelweg A12 (traject G12 Knooppunt Velperbroek – Knooppunt Oud-Dijk). Doordat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen toe staat, is er geen verschil tussen de huidige en toekomstige situatie. Uit de basisnetrapportage weg blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied kleiner is dan 0,1 keer de orientatiewaarde.

 

Groepsrisico-verantwoording aardgastransportleidingen

De gemeente Zevenaar is op grond van het Besluit Externe Veiligheid buisleidingen (artikel 13) verplicht het groepsrisico voor het bedrijventerrein Hengelder te verantwoorden in de beheersverordening. Doordat het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde kan er worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico. Doordat het groepsrisico niet toeneemt van de snelweg A12 kan de verantwoording groepsrisico hiervoor achterwege gelaten worden conform de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

 

De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van criteria 3 en 4 heeft de Veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden van 6 november 2011 (E-mail met onderwerp: Adviesvraag beheersverordening bedrijventerrein Hengelder). Conform Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen worden in de motvering (verantwoording) van het betrokken besluit de volgende gegevens opgenomen:

 

1. De aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of oude situatie veroorzaken;

De gemeente Zevenaar is voornemens een beheersverordening vast te stellen voor het bedrijventerrein Hengelder. Deze beheersverordening is conserverend en beheersmatig van aard. Hierdoor worden er geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. De aanwezige dichtheid van personen zal in de oude en nieuwe situatie dan ook hetzelfde zijn. In de PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens’ zijn kerngetallen gegeven voor bedrijventerreinen. Een gemiddeld bedrijventerrein heeft bezettingsgraad van 40 personen per hectare.

 

2. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico;

Uit de eerder uitgevoerde risicoberekening gasleiding 7Poort – Mega Zevenaar blijkt dat het groepsrisico beneden de 0,1 maal de orientatiewaarde bevindt. Doordat de beheerverordening geen nieuwe ontwikkelingen toestaat, is geen verschil van het groepsrisico in de huidige en toekomstige situatie.

 

3. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;

Het maatgevende scenario voor een aardgastransportleiding is een fakkelbrand als gevolg van een externe beschadiging van de leiding. Het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitsafstand van de fakkelbrand. De mogelijkheden voor de rampbestrijding worden o.a. bepaald door de mogelijkheden voor de hulpdiensten om het gebied te bereiken en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen.

 

Het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden gaat hier niet op in vanwege het conserverende karakter van het plan. Er is alleen een aandachtspunt bij de basisbrandweerzorg, dit betreft de bereikbaarheid van blusvoertuigen tussen bedrijfspanden.

 

4. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen;

Voor het vermogen om jezelf/en of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

 

De verwachting is dat de aanwezige personen op het bedrijventerrein, mits tijdig gewaarschuwd zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Mocht er toch iets gebeuren dan kunnen mensen gericht gewaarschuwd worden middels NL-Alert.

 

Conclusie externe veiligheid omgevingsvergunning Ganzepoelweg 12 te Angerlo

Het bedrijventerrein Hengelder ligt binnen het invloedsgebied van één aardgastransportleiding A-512 en de snelweg A12.

 

Het plaatsgebonden risico van de aardgastransportleiding A-512 en snelweg A12 levert geen belemmeringen voor het plangebied.

 

De beheersverordening bedrijventerrein Hengelder is conserverend en beheersmatig van aard. Hierdoor worden er geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Het groepsrisico neemt dan ook niet toe voor beide risicobronnen. De gemeente Zevenaar acht het groepsrisico dan ook acceptabel omdat het een bestaande situatie betreft.

PARAGRAAF 5.5 Bedrijven- en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woongebieden. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.

 

Om het begrip ‘milieuzonering’ hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking.

 

Bedrijven en milieuzonering en bestaande bedrijven

Het is mogelijk dat de aard en omvang van een bestaand bedrijf afwijkt van het ‘gemiddelde’ uit de afstandentabel. Dit kan aanleiding zijn de afstandentabel bij te stellen, bijvoorbeeld door specifieke bedrijven toe te laten of juist uit te sluiten. De bedrijven worden in eerste instantie beoordeeld op grond van hun feitelijke emissies op grond van de milieuvergunningen en/of meldingen. Op deze wijze krijgt men inzicht in eventuele knelpunten in de bestaande milieusituatie.

 

De afstandentabel is voor de bedrijven in het plangebied van belang in de volgende gevallen:

 

De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van richtafstandenlijsten onderscheid in de omgevingstypen ‘rustige woonwijk en rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent.

 

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden.

 

Milieucategorie

Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied

Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied

1

10 m

0 m

2

30 m

10 m

3.1

50 m

30 m

3.2

100 m

50 m

4.1

200 m

100 m

4.2

300 m

200 m

5.1

500 m

300 m

5.2

700 m

500 m

5.3

1.000 m

700 m

6

1.500 m

1.000 m

 

Op basis van de richtafstandenlijsten is in de VNG-publicatie een Lijst van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen opgenomen. Dit is de leidraad voor deze beheersverordening.

 

Plangebied

Er zijn vier bijlagen met de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd aan de regels bij deze beheersverordening.

 

PARAGRAAF 5.6 Water

 

Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer.

 

In de nota is onder ander aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren” staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.

 

Zevenaar als geheel

De ontstaansgeschiedenis van Zevenaar is mede bepaald door de loop die de Rijn heeft gevolgd en vorming van de ondergrond in samenhang daarmee. De indeling in oeverwallen en kommen is daarvan het nog steeds zichtbare gevolg. Die verschillen zijn tijdens de eeuwenlange occupatiegeschiedenis versterkt door bewoning en het agrarische gebruik. In de loop van de tijd zijn er veel fluctuaties geweest in de beddingen van de Rijn en de Waal. De gevolgen van het voortdurend meanderen van de rivieren zijn nog steeds zichtbaar in het landschap, de Rijnstrangen. Door de voortdurend terugkerende overstromingen zijn de hoger gelegen oeverwallen en de lager gelegen kommen ontstaan. Het oeverwallengebied is door de mens als eerste voor bewoning in gebruik genomen. De kernen Zevenaar, Oud Zevenaar en Babberich liggen op zo’n oeverwal. Het landschap van de noordelijke helft van de gemeente Zevenaar maakt deel uit van een open komgebied tussen de Rijn en IJssel. Doordat het gebied vroeger jaarlijks overstroomde, is het tot begin vorige eeuw een nauwelijks bewoond en schaars ontsloten gebied geweest. Nadat men het gebied waterstaatkundig beter beheersen kon, is het aantal ontsluitingswegen en bebouwingselementen groter geworden en zijn weg- en erfbeplantingen aangebracht. De openheid ten opzichte van het zand- en oeverwallengebied is echter blijven bestaan. De lage en natte kommen van Zevenaar zijn nog steeds open weidegebieden De aanwezigheid van kwelwater vanuit Montferland is een goede basis voor de ontwikkeling van bijzondere vegetaties.

 

Watertoetstabel

De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer opnieuw afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro.

 

 

Thema

Toetsvraag

Relevant

HOOFDTHEMA’S

Veiligheid

 

1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?

2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?

Nee

Nee

Riolering en Afvalwaterketen

1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?

Nee

Nee

Nee

Wateroverlast (oppervlaktewater)

 

1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?

2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?

Nee

Ja

Nee

Grondwater-

overlast

1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?

3. Is in het plangebied sprake van kwel?

4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?

Ja

Nee

Nee

Nee

Oppervlakte-

waterkwaliteit

 

1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?

Nee

Nee

Nee

Grondwaterkwaliteit

1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?

Nee

Volksgezondheid

 

1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?

Ja

 

Nee

Verdroging

 

1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur?

Nee

Natte natuur

1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte E VZ?

2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur?

Nee

Nee

Inrichting en beheer

1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?

Ja

 

Ja

AANDACHTSTHEMA’S

Recreatie

1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?

Nee

Cultuurhistorie

1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?

Nee

 

Beschrijving van het watersysteem in het plangebied

 

Algemeen

Aan de hand van de ‘Handreiking Watertoets’ is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. In de watertoetstabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor de beheersverordening relevant zijn.

Grondwater

In de omgeving van het plangebied vinden geen grote grondwateronttrekkingen plaats. Het plangebied ligt ook niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

 

Oppervlaktewater

In het plangebied loopt één van de twee A-watergangen, namelijk de Hengelder Leigraaf. Deze watergang voert het overtollige water via de stuw Hengelder af naar de Hengelder Leigraaf. De stuw heeft een streefpeil van 9,70 meter boven NAP.

 

Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied

Met dit plan worden geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

 

 

PARAGRAAF 5.7 Flora en Fauna

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Door de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen.

 

Plangebied

Omdat de beheersverordening consoliderend van aard is, is nader onderzoek naar flora en fauna niet van toepassing.

 

PARAGRAAF 5.8 Archeologie en cultuurhistorie

 

5.8.1 Archeologie

Zevenaar heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Zevenaar archeologisch beleid gemaakt. Op basis van dat archeologische beleid is een zogenaamde ‘loketkaart’ vastgesteld. Dit beleid en de loketkaart vormen de onderlegger voor het zogenaamde paraplubestemmingsplan “Archeologie” van de gemeente Zevenaar.

 

Plangebied

De bestemming “Archeologie” is als dubbelbestemming opgenomen. Voor het plangebied gelden de volgende (verwachting)waardes:

 

De aanduidingen SWR-LAV en SWR-OW zijn van toepassing voor het plangebied. SWR-LAV staat voor ‘’specifieke vorm van waarde – lage archeologische waarde’’ en geeft aan dat archeologisch onderzoek nodig is bij ingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5m. SWR-OW staat voor ‘’specifieke vorm van waarde – oppervlaktewater", waarbij bij onderzoek nodig is bij bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5m, waarbij geldt dat gebieden waar de waterdiepte groter is dan 1,50m buiten beschouwing blijven.

 

Gezien de grootte van het plangebied en de bijbehorende verwachtingswaarde, is er geen archeologisch onderzoek nodig.

 

5.8.2 Cultuurhistorie

Gemeenten hebben de wettelijke taak om op lokaal niveau de ruimtelijke ontwikkeling in goede banen te leiden. Dit gebeurt vooral door middel van een structuurvisie en daaraan gerelateerde bestemmingsplannen. Ten aanzien van geregistreerd cultureel erfgoed (monumenten) heeft de gemeente door middel van de Monumentenwet verantwoordelijkheden met betrekking tot aanwijzing, advisering en behoud. Voor advies en toetsing is er de monumentencommissie. Ook heeft de gemeente taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de archeologische monumentenzorg.

 

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt mogelijkheden om herontwikkeling en exploitatie van cultureel erfgoed juridisch-planologisch te verankeren met een integrale ruimtelijke gebiedsvisie als uitgangspunt, mits de procedures snel doorkopen kunnen worden en er geen jarenlange vertraging optreedt. Daarin ligt bij uitstek de oplossing om cultureel erfgoed te behouden en weerbaar te maken voor generaties na ons. Daarom is met ingang van 1 januari 2012 in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geregeld dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan met cultuurhistorische waarden (boven de grond) en archeologische waarden (onder de grond) rekening moet houden. Naast de Wro en het Bro spelen de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) een belangrijke rol.

 

 

Cultuurhistorische waardenkaart gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar

Het landschap om ons heen is in de loop van eeuwen ontstaan. Ingrepen in ons cultuurhistorisch landschap waren geleidelijk en op kleine schaal. Vanaf de tweede helft van de vorige eeuw veranderde ons landschap ingrijpend door veelal grootschalige en planmatige ingrepen. Langzaam zijn wij ons het belang van cultuurhistorie en erfgoed gaan realiseren. Cultuurhistorie draagt bij aan onze identificatie met het land, de provincie, de stad/het dorp en de straat, kortom de herkenbaarheid van onze leefomgeving. Het vertelt waar we vandaan komen, houdt herinneringen levend en geeft reliëf aan ons beeld van wie wij tegenwoordig zijn. Zonder een actief beleid en samenwerking van alle betrokkenen is het duurzaam behoud van cultuurhistorische waarden niet gegarandeerd. Daarom zijn gemeenten met ingang van 1 januari op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de tot standkoming van een bestemmingsplan. Archeologische waarden vallen hier buiten, want die zijn al beschermd via de monumentenwet.

 

Volgens deze kaart liggen het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein Hengelder en het sportpark Hengelder in gebied Z13c, "bebouwde kom Zevenaar". Het gedeelte ten noorden van het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein Hengelder, wat als 'Agrarisch' is bestemd, ligt in gebied Z6a, "De Dijk".

 

Plangebied

Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke- of rijksmonumenten en wordt de cultuurhistorische karakteristiek niet aangetast.

 

PARAGRAAF 5.9 Kabels, leidingen en straalpaden

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

 

Plangebied

Ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen kabels en/of leidingen en/of straalpaden bekend die belemmeringen opleveren voor de toekomstige ontwikkeling.

 

 

PARAGRAAF 5.10 Niet gesprongen explosieven

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen (voor nadere info zie: www.explosievenopsporing.nl).

 

Plangebied

Ter plaatse van het plangebied worden gezien de bebouwing geen 'niet gesprongen explosieven' verwacht.

 

 

HOOFDSTUK 6 Wijze van bestemmen

 

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijk beleid. Meer informatie over de rol en de betekenis van het bestemmingsplan is te vinden op de site van de gemeente en op www.ruimtelijkeplannen.nl.

 

PARAGRAAF 6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan of de beheersverordening is een middel waarmee bouw- en gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

 

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan, zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden).

 

Een bestemmingsplan / de beheersverordening regelt derhalve:

 

En een bestemmingsplan / een beheersverordening kan daarbij regels geven voor:

 

PARAGRAAF 6.2 Hoofdstukopbouw van de regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

 

6.2.1 Inleidende regels

 

Begripsbepalingen

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

 

Wijze van meten

De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

 

6.2.2 Bestemmingsregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

 

Bestemmingen

Allereerst komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.

 

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

 

Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

 

6.2.3 Algemene regels

Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft:

 

Hieronder volgt per algemene regels een korte toelichting.

 

6.2.4 Overgangs- en slotregels

De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.

 

Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

 

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

 

PARAGRAAF 6.3 Beschrijving per bestemming

Het voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

 

6.3.1 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch productiegebied in de vorm van land- en tuinbouw. Ook voorzieningen die bij deze bestemming passen mogen hier gerealiseerd worden. Er mogen geen bouwwerken of gebouwen worden opgericht. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te weten erf-, terrein- en perceelafscheidingen van maximaal twee meter hoog opgericht worden.

 

6.3.2 Bedrijventerrein

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mogen bedrijven worden opgericht. Op de plankaart is een zonering aangegeven, in de regels is de onderverdeling beschreven en in de bijlagen bij de regels is een overzicht van de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Detailhandel is beperkt in de regels. Bij een bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. Binnen de bestemming zijn ook nutsvoorzieningen opgenomen met een aanduiding.

 

In de regels is opgenomen dat gebouwen alleen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met een bepaalde afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en dat er een bebouwingspercentage van 70% geldt per bouwperceel. Dit heeft te maken met de parkeernorm en brandveiligheid.

 

Voor de bedrijfswoningen zijn specifieke regels opgenomen. De inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m3. Bedrijfswoningen mogen conform het oude bestemmingsplan inpandig (in het bedrijf) of uitpandig (vrijstaand/aangebouwd) worden gebouwd. Er zijn ook regels over de bijbehorende bouwwerken. Tevens is 1 (één) horecavestiging toegestaan in de vorm van daghoreca.

 

6.3.3 Groen

Structureel groen is bestemd als 'Groen'. Dit moet dan ook als zodanig worden ingericht. In de bestemming kunnen ook bijbehorende voorzieningen worden opgericht.

 

6.3.4 Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor de sportvelden met daarbij behorende bouwwerken zoals clubgebouwen, tribunes, opslagruimtes en kleedkamers. Binnen het gehele bouwvlak geldt een maximaal bebouwingspercentage van 4%. In het verleden is eenmalig een vrijstelling verleend voor 5% op een bepaald gedeelte van het bouwvlak. Hier is rekening mee gehouden op de plankaart. De hoogtes van gebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij anders aangegeven op de plankaart. Binnen ‘Sport’ is tevens een creativiteitscentrum toegestaan op het perceel Marconistraat 20.

 

6.3.5 Verkeer

Binnen 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor doeleinden en voorzieningen ten behoeve van verkeer. Denk aan wegen, pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden. Het parkeerterrein bij de sportvelden is specifiek aangeduid, dit parkeerterrein is ten behoeve van de sportvelden.

 

6.3.6 Water

De structurele watergangen en -partijen zijn als 'Water' bestemd. Daarbij behorende voorzieningen zijn ook toegestaan.

 

6.3.7 Waarde - Archeologie

Om de aan de gronden gegeven archeologische verwachtingswaarde te beschermen, is een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen. De onderscheiden verwachtingen zijn door middel van een nadere aanduiding aangegeven. Afhankelijk van de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

HOOFDSTUK 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van de beheersverordening.

 

PARAGRAAF 7.1 Economische uitvoerbaarheid

Deze beheersverordening is beheersmatig en conserverend bestemd, waarbij publieke investeringen in de openbare ruimte niet aan de orde zijn.

 

7.1.1 Exploitatieplan

Het is niet mogelijk een exploitatieplan te koppelen aan een beheersverordening. Publiekrechtelijk kostenverhaal via een beheersverordening is niet mogelijk. Dat is niet nodig zijn, omdat het in deze beheersverordening gaat om bestaand gebruik. Voor het geval dat in deze beheersverordening onbenutte bouwmogelijkheden uit de vorige bestemmingsplan zijn opgenomen, geldt daarvoor de verplichting tot kostenverhaal niet.

 

 

PARAGRAAF 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

7.2.1 Overleg met overlegpartners en belanghebbenden

Voor de beheersverordening zijn in de Wet ruimtelijke ordening geen procedure-eisen opgenomen. De voorbereiding en totstandkoming van een beheersverordening moet worden gezien als voorbereiding en totstandkoming van gemeentelijk beleid op basis van artikel 150 van de Gemeentewet. De gemeentelijke inspraakverordening kan op de voorbereiding van de beheersverordening van toepassing worden verklaard.

 

De beheersverordening legt in feite alleen de bestaande situatie vast die al zijn vastgelegd binnen de bestaande bestemmingsplannen. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien is een inspraakronde niet noodzakelijk. In de beheersverordening is immers geen sprake van nieuwe ontwikkelingen, maar wordt het geen reeds is opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan vertaald naar een beheersverordening. Wel wordt de verordening na vaststelling door de gemeenteraad gepubliceerd op grond van artikel 139 Gemeentwet.

 

Voor het gebied zijn in de looptijd van het bestemmingsplan een aantal procedures doorlopen (vrijstellingsprocedures, ontheffingen, projectomgevinsgvergunningen, wijzigingen etc.). Deze zijn door de nieuwe verordening ook meegenomen.

 

Bij de totstandkoming van de beheersverordening heeft overleg plaatsgevonden met een klankbordgroep, een werkgroep met onder andere externe partijen zoals een aantal ondernemers, en andere belanghebbenden binnen het plangebied. Een concept van de beheersverordening is ook voorafgaand aan de vaststelling toegestuurd naar deze werkgroep.

 

 

HOOFDSTUK 8 Conclusie

 

De beheersverordening is opgezet volgens artikel 3.1.6 van het Bro, waardoor geconcludeerd kan worden dat deze beheersverordening beleidsmatig gezien inpasbaar is in het beleid, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.