direct naar inhoud van Regels
Plan: Juvenaat
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BV0JUVENAAT2018-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

de beheersverordening 'Juvenaat' met identificatienummer NL.IMRO.0299.BV0JUVENAAT2018-VA01 van de gemeente Zevenaar.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.4 aanbouw

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het be­ stemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.7 bedrijfsactiviteit aan huis

een bedrijfsactiviteit:

  • a. die naar de aard anders is dan een aan huis gebonden beroep,
  • b. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • c. die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
1.8 bestaande afstand

de afstand zoals die is of rechtens mag zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.9 bestemmingsgrens

een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken.

1.10 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.12 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet voor bewoning is bestemd.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

een op de verbeelding als zodanig aangegeven al of niet gedeeltelijk met een bestemmingsgrens samenvallende lijn, die de omgrenzing vormt van bouwperceel of bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal 1,5 m - zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.19 carport

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen, als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.23 kantoordoeleinden

bedrijf of instelling waarvan de activiteiten bestaan uit administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.24 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.25 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van het gebouw.
1.27 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf, sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.28 uitbouw

een al of niet als bewoning bestemd gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil.

1.30 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.31 voorgevelrooilijn

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens, danwel de op verbeelding als zodanig aangegeven lijn.

1.32 weg

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen waaronder brandgangen.

1.33 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Voor toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

  • c. de goothoogte van een gebouw: vanaf peil tot de bovenkant van de goot, het boeibord, de druiplijn of daarmede gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de inhoud van een gebouw: boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidingsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen;
  • f. de oppervlakte van een gebouw: ter hoogte van peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
  • g. de dakhelling: langs het gevelvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • h. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als liftschachten, liftkokers, plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, overkappingen voor deuren (droogstanden) balkons en overstekende daken buitenbeschouwing gelaten mits de overschrijding van de bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het uitoefenen van beroep aan huis.
3.2 Stedenbouwkundige inrichtingseis

Bij uitvoering van de in lid 3.1 vermelde doeleinden geldt in het plangebied het volgende:

  • a. in voldoende mate dient te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  • b. de hoofdrichting van de bebouwing - indien en voorzover nader op de verbeelding is aangeduid - dient aan te sluiten bij de hoofdrichting van de bestaande bebouwing van het Juvenaat;
  • c. de gebouwen, waarvoor op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' een maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen, dienen te worden uitgevoerd met een kap waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° bedraagt.
3.3 Bouwregels
3.3.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, carports, volledig ondergrondse parkeerkelders en
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes, speeltoestellen en tuinmeubilair.
3.3.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.3.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' mogen woningen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
    • 2. 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend half-vrijstaand worden gebouwd;
    • 3. 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
    • 4. 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd;
  • b. woningen in de categorieën 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, behoudens ondergeschikte bouwdelen. De woningen in woningcategorie 'gestapeld' mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
  • c. het aantal toegelaten woningen binnen het plangebied bedraagt maximaal 200;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' aangeduide goot- en bouwhoogte;
  • e. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 m is;
  • f. binnen de bebouwingsklasse 'gestapeld' dient ter plaatse van de aanduiding "overbouwing" een onderdoorgang gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
  • g. de vrije doorgangshoogte van de overbouwing bedraagt minimaal 4,25 meter;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports mogen uitsluitend binnen bouwvlakken op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige aan- en uitbouwen, bijgebouwen, buiten de bouwvlakken, mag bij elke woning in de woningcategorieën 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand' niet meer dan 60 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder j; indien de oppervlakte van de aanwezige rechtens vergunde bouwwerken meer bedraagt dan 60 m2 dan geldt de reeds aanwezige vergunde oppervlakte;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports mag niet meer dan 50% bedragen van de oppervlakte van de bij die woning behorende gronden buiten de woningvlakken in de woningcategorieën 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand';
  • k. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen mag niet meer dan 3,25 m bedragen en de hoogte niet meer dan 5 m. De hoogte van carports bedraagt niet meer dan 3,25m;
  • l. diepte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • m. ter plaatse van de nadere aanduiding "toegang parkeerkelder" binnen bebouwingsklasse 'gestapeld' is een in-/uitrit toegelaten ten behoeve van de parkeerkelder;
  • n. de parkeerkelder is uitsluitend toegelaten onder peil binnen de op de plankaart aangeduide zone "parkeerkelder";
  • o. de verticale diepte van de parkeerkelder bedraagt maximaal 5 m;
  • p. hoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • q. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen mogen buiten het woningvlak worden opgericht tot een hoogte van maximaal 2 meter mits gesitueerd op minimaal 1 m achter de voorgevel van de woning, de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel mag niet meer dan 1 m1 bedragen;
    • 2. pergola's mogen achter de bouwgrens worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 m;
    • 3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, achter de bouwgrens mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van een vlaggenmast maximaal 5 m mag bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden als beroep aan huis bij de woning geldt de volgende bepaling:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfs­ activiteiten als bedoeld in lid 3.5, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 75 m2 onder voorwaarde dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.2 sub a;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten aan huis, in een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende aan­ of uitbouwen en bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep als bedoeld in lid 4, onder r, niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 75 m2,
    • 2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
    • 3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein plaatsvindt , en
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
      • de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame­ uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • b. lid 3.3.1, sub a, in samenhang met lid 3.3.2, sub n, waarbij ondergeschikte bouwdelen van de parkeerkelder tot maximaal 2 meter boven peil zijn toegelaten.
3.5.2 Voorwaarden

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 3.5.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijke doeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en openbare en bijzondere dienstverlening;
  • b. bij een en ander behorende parkeervoorzieningen waaronder een volledig ondergrondse parkeerkelder, tuinen, paden, groenvoorzieningen en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.

4.2 Stedenbouwkundige inrichtingseis

Bij uitvoering van de in lid 4.1 vermelde doeleinden dient binnen het plangebied in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.

4.3 Bouwregels
4.3.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, pergola's, vlaggen - en andere masten, speeltoestellen en tuinmeubilair alsmede overkappingen van fietsenstallingen
4.3.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.3 , gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen, met uitzondering van de parkeerkelder, mogen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en hoogte van gebouwen zijn nader in op de verbeelding aangegeven;
  • c. ter plaatse van de nadere aanduiding "toegang parkeerkelder" is een in-/uitrit toegelaten ten behoeve van de parkeerkelder;
  • d. de parkeerkelder is uitsluitend toegelaten onder peil binnen de op de verbeelding aangeduide zone "parkeerkelder";
  • e. de verticale diepte van de parkeerkelder bedraagt maximaal 5 m;
  • f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    • 1. vlaggen- en andere masten: 8 m;
    • 2. pergola's: 3 m;
    • 3. erf- of perceelafscheidingen, op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en op ten minste 1 m van de weg: 2 m. De hoogte van erf- en perceelafscheidingen vóór de voorgevel bedraagt: 1 m;
    • 4. overige erf- of perceelafscheidingen: 1m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 m;

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 , ten behoeve van andere maatschappelijke voorzieningen, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met voorzieningen die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 4.1 .

4.4.2 Voorwaarden

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 4.4.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 5 Maatschappelijk - Verenigingsgebouw

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Verenigingsgebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van culturele en recreatieve voorzieningen als studio's, verenigingsgebouwen, muziek- en balletscholen, bibliotheken, musea, ateliers, e.d., en schietinrichtingen;
  • b. bijbehorende parkeervoorzieningen, tuinen, paden, groenvoorzieningen en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals pergola's, vlaggenmasten, en overkappingen van fietsenstallingen
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2 , gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5m;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
    • 1. vlaggen- en andere masten: 8 m
    • 2. pergola's: 3 m
    • 3. erf- of perceelafscheidingen, op ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en op ten minste 1 m van de weg: 2 m
    • 4. overige erf- of perceelafscheidingen: 1m
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
5.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 , ten behoeve van andere maatschappelijke voorzieningen, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met voorzieningen die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 5.1 .

5.3.2 Voorwaarden

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 5.3.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 6 Garageboxen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;
  • b. bergingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding "garageboxen toegestaan".

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van de gebouwen mag maximaal 3 m bedragen.

Artikel 7 Verkeer- en verblijfsdoeleinden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer- en verblijfsdoeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijbanen met ten hoogste 2 rijstroken alsmede voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken en bushaltes;
  • b. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer;
  • c. fiets- en voetpaden, bermen , groen- , speel- en parkeervoorzieningen;
  • d. waterberging en -infiltratie;
  • e. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen;
  • b. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden , verkeerstekens, kunstobjecten en straatmeubilair.
7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, geldt dat de hoogte van bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens palen, lichtmasten en verkeerstekens, waarvan de hoogte niet meer dan 10 m mag bedragen .

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. groen- en speelvoorzieningen,
  • b. voorzieningen ten behoeve van riolering en waterafvoer;
  • c. waterberging en -infiltratie;
  • d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;
  • e. nutvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
8.2 Bouwen
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken voor nutsvoorzieningen waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, behoudens speelvoorzieningen, kunstobjecten, palen en masten waarvan de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1, ten behoeve van de aanleg van parkeervoorzieningen, mits:

  • a. de behoefte daaraan op de plaats waar de aanleg gewenst wordt geacht, voldoende vaststaat, en
  • b. het structurele karakter van de groenzones gehandhaafd blijft .
8.3.2 Voorwaarden

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 8.3.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik geven en/of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
  • b. Voor toepassing van het bepaalde in artikel 10.1 sub a wordt als strijdig gebruik aangemerkt:
    • 1. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens gevallen waarin het gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan.
10.2 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 10.1 sub a, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:

  • a. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. als opslag-, stort-, of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
10.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 sub a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

10.4 Procedure bij afwijken

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het afwijken als bedoeld in artikel 10.3 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijkingen van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een hoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m² mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen, grenzen van bouwvlakken en scheidingslijnen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 15 m;
  • d. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie
  • e. ten behoeve van het bouwen van reclameborden:
    • 1. tot een hoogte van 3,5 m, en
    • 2. met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² bij eenzijdige en 16 m² bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
  • f. om de goothoogte en hoogte met maximaal 10% te verhogen.
11.2 Procedure bij afwijken

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het afwijken als bedoeld in artikel 11.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • g. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • h. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 12 Wijzigingsbevoegdheden

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig te wijzigen , dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

12.2 Procedure bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging als bedoeld in lid 12.1, wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:

  • a. in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
  • b. zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het beheersverordening 'Juvenaat'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Zevenaar van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.