6.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een hoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m2;
-
c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
d. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
-
e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere-bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
-
f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van niet meer dan 40 m, waarbij voor telecommunicatie als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten en/of andere bestaande hoge objecten indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
-
g. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van reclameborden:
-
1. tot een hoogte van 3,5 m;
-
2. met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m2 bij eenzijdige, en 16 m2 bij tweezijdige uitvoering;
-
h. ten behoeve van lichtreclames aan lichtmasten op een minimale hoogte van 4,50 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1 m of minder tussen de lichtmast en de rijweg en 3,50 m boven een voetpad of anderszins;
-
i. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
-
j. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
-
k. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.