Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 1
Artikel 1 Begrippen 1
Artikel 2 Wijze van meten 2
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 2
Artikel 3 Bedrijventerrein 1 3
Artikel 4 Bedrijventerrein 2 4
Artikel 5 Groen 5
Artikel 6 Verkeer 6
Artikel 7 Waarde - Archeologie 7
Hoofdstuk 3 Algemene regels 3
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling 8
Artikel 9 Algemene bouwregels 9
Artikel 10 Algemene gebruiksregels 10
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 11
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels 12
Artikel 13 Overige regels 13
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 4
Artikel 14 Overgangsrecht 14
Artikel 15 Slotregel 15
Bijlagen behorende bij de Regels
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
ARTIKEL 1 Begrippen
1.1 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde of een werkzaamheid.
1.4 archeologische verwachtingswaarde
De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.5 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
1.6 autodemontagebedrijf
Een bedrijf, dat voertuigwrakken bewerkt, plet en verhandelt c.q. handelt in (onder)delen, die ter plaatse van/uit de op het bedrijf aangevoerde/aangeleverde voertuigen zijn of worden gedemonteerd, met dien verstande dat ook is toegestaan:
- de op- en overslag van een non-ferro, op- en overslag van voertuigen en voertuigonderdelen, schroot en witgoed;
- het herstellen van (schade) wagens;
- de handel in non-ferro, schroot en witgoed en mototrvoertuigen en onderdelen daarvan;
- de in- en uitvoer van voertuigen en voertuigonderdelen;
- het verhuren en tijdelijk opslaag van containers voor zover deze niet zijn aan te merken als een bouwwerk als bedoeld in de Woningwet.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
De oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.9 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.10 bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.11 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij afstand: de afstand zoals die is of rechtens mag zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemming
Een bestemming geeft aan voor welk doel of welke doeleinden (functies) de als zodanig op de verbeelding aangegeven gronden mogen worden gebruikt.
1.13 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
1.15 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bevi-inrichting
Een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004 Stb. 250.
1.17 bijbehorend bouwwerk
Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw, met een dak. Onder dit begrip vallen ook aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
1.18 bodemingreep
Grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:
het afgraven van grond, waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het verlagen van het waterpeil;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of het uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 brancheverwante artikelen
Artikelen die op een of andere wijze gerelateerd zijn aan het basisassortiment.
1.26 buitenreclame
Reclame-uitingen die in de openbare ruimte of op bedrijfsterreinen geplaatst worden zoals reclameborden, vlaggenmasten en gevelletters.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.29 evenement
Het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.
1.30 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.32 hoofdgebouw
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op dat perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.33 horeca
Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.34 kantoor
Een gebouw, zonder of met ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen.
1.35 kunstwerken
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.36 m
Meter.
1.37 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen, waar onder begrepen voorzieningen voor de waterhuishouding, het meten van luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer. Onder nutsvoorzieningen worden ook begrepen ondergrondse buis- en leidingstelsels, alsmede voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
1.38 omgevingslawaai
Ongewenst of schadelijk geluid dat buitenshuis door menselijke activiteiten wordt veroorzaakt, meer bepaald gaat het over het geluid van:
wegverkeer;
spoorverkeer;
luchtverkeer;
belangrijke industriële activiteiten.
1.39 omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.40 ondergeschikte detailhandel
Soms kan er sprake zijn van ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit en dat is dan wel toegestaan. Een nevenactiviteit is geen zelfstandige activiteit, maar komt rechtstreeks voort uit de hoofdactiviteit. Een soort bijvangst dus. Indien het gaat om een bestemming die groothandel toelaat, is, incidenteel, in beperkte mate, en voortvloeiend uit en ondergeschikt aan de groothandelsactiviteiten, verkoop aan particulieren niet verboden.
1.41 ondergeschikte functie
Een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.42 onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.43 ondersteunende functie
Functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunende karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.
1.44 openbaar groen
Pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek toegankelijk is.
1.45 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.46 peil
Ter plaatse van een gebouw waarvan de hoofdingang direct aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van die hoofdingang;
indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.47 plan
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Transportcentrum met identificatienummer NL.IMRO.0299.BP54TRANSPORTCEN-ON01 van de gemeente Zevenaar.
1.48 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.49 recyclingbedrijf
Een bedrijf dat elektrische en elektronische apparaten die voorzien zijn van een stekker bewerkt, demonteert en ontmanteld. Tijdens het recycleproces worden alle apparaten nagekeken op schadelijke stoffen die verwijderd moeten worden en materialen die hergebruikt kunnen worden. Hierbij worden alle onderdelen gesorteerd en gescheiden zoals metalen en plastic.
1.50 seksinrichting
Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in ieder geval verstaan:
een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf;
sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon;
al of niet in combinatie met elkaar.
1.51 serviceshop
Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld kranten, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen worden verkocht.
1.52 showroom
Ruimte in een winkel of andere verkoopplaats waar producten die te koop worden aangeboden ten toon worden gesteld. Doel van de showroom is dat klanten zo deze producten beter kunnen bekijken, wat vaak niet mogelijk is bij producten die in hun verpakking in de winkel liggen.
1.53 Staat van bedrijfsactiviteiten
Een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
geluid;
geur;
stof;
gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
1.54 straatmeubilair
De op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.55 uitbouw
Een al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.56 verkeersteken
Alle tekens die door de wegbeheerder zijn aangebracht om het verkeersgedrag van weggebruikers te sturen: verkeersborden, verkeerstekens op het wegdek en verkeerslichten.
1.57 verkoopvloeroppervlak
De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.58 voertuig
Een voertuig als bedoeld in artikel 1.1, onder bd van het Voertuigregelement.
1.59 voertuigwrak
Een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
1.60 volumineuze goederen
Goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf-producten.
1.61 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. In twijfelgevallen bepalen burgemeester en wethouders welke gevel de voorgevel is.
1.62 voorgevelrooilijn
De lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.
1.63 voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.64 Wabo
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.65 weg
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen en zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen, waaronder brandgangen.
1.66 wet, wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.67 wijziging
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
ARTIKEL 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 Ondergeschikte onderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
ARTIKEL 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 t/m 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 1 ten behoeve van bedrijven die zijn gericht op de begeleiding, behandeling en/of verwerking van goederentransport;
ter plaatse van de aanduiding 'autodemontagebedrijf', tevens een autodemontagebedrijf;
dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met de onder a en b genoemde bedrijven, zoals één horecabedrijf (al dan niet met overnachtingsmogelijkheid), kantoor- en vergaderruimte, reparatie-inrichting en/of servicestation voor motorvoertuigen en één verkooppunt van motorbrandstoffen;
ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de onder a, onder b en onder c genoemde hoofdactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, huishoudelijke artikelen, textiel, schoeisel en lederwaren;
ter plaatse van de aanduiding 'recyclingbedrijf', tevens een recyclingbedrijf;
ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', een antennemast;
ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’, een nutsvoorziening;
ter plaatse van de aanduiding 'reclamezuil', tevens één reclamezuil;
parkeervoorzieningen, waarbij op eigen terrein in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien en waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie';
bij de bestemming passende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
gebouwen mogen slechts gebouwd worden op een afstand van ten minste 10 m gemeten vanuit de as van de weg waaraan het bouwperceel is gelegen, alsmede op een afstand van ten minste 60 m gemeten vanuit de middenberm van de rijksweg A12.
het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag maximaal 100% bedragen, dan wel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding ´maximum bebouwingspercentage (%)´ is aangegeven, met inachtneming van de parkeernorm als opgenomen in 3.1 sub i;
de goothoogte mag maximaal 15 m. bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 15 m. bedragen;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties mag maximaal 12 m. bedragen;
ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de bouwhoogte van een mast maximaal 40 m. bedragen;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder terreinafscheidingen, mag maximaal 4 m. bedragen.
3.2.3 Reclamezuil
In afwijking van artikel 3.2.2 geldt voor het bouwen van een reclamezuil de
volgende regels:
a. de maximale bouwhoogte van een reclamezuil bedraagt 25 meter;
b. er mag maximaal één reclamezuil worden gebouwd;
c. uitsluitend één reclamezuil, op die locatie én uitsluitend in de omvang, zoals
deze is op het moment van de terinzagelegging van het bestemmingsplan
'Transportcentrum'.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
Bevi-inrichtingen;
zelfstandige kantooractiviteiten;
wonen;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG;
buitenopslag van goederen die verband houden met de aanduiding 'autodemontagebedrijf'.
3.3.2 Ondersteunende en ondergeschikte kantooractiviteiten
Ondersteunende en ondergeschikte kantooractiviteiten moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
de vloeroppervlakte mag maximaal 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedragen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf, dan het in dat lid bedoelde, indien:
het bedrijf niet voorkomt op de genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar het daarmee gelijk te stellen is naar de gevolgen van de omgeving, en;
het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt, en;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 10.2.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 sub d ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor ondergeschikte detailhandel voor het toestaan van detailhandel in brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen, indien zulks geschied als afgeleide van en in relatie met de in artikel 3.3.1 onder a, onder b en onder c genoemde hoofdactiviteit en geen onevenredige aantasting vindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
ARTIKEL 4 Bedrijventerrein - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het parkeren en stallen van voertuigen ten behoeve van de uitoefening van een bijbehorend bedrijf;
bij de bestemming passende voorzieningen, te weten een terreinverharding, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in artikel 4.1mogen uitsluitend worden gebouwd:
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een terreinafscheiding
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
a. de bouwhoogte van de terreinafscheiding mag 2 meter zijn.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend:
bouwwerken, geen terreinafscheiding zijnde;
het stallen van voertuigwrakken, hoogwerkers, shovels en andersoortige bedrijfsmatige machines;
het uitstallen van voertuigen ten behoeve van verkoop;
buitenopslag van goederen.
ARTIKEL 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
watergangen en -partijen, en;
fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;
onder de voorwaarde dat het structurele karakter van de groenzone gehandhaafd blijft.
5.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
de bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens, technische installaties mag maximaal 12 m. bedragen,
de bouwhoogte van speelvoorzieningen, kunstobjecten, palen en masten mag maximaal 6 m. mag bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 m. bedragen.
ARTIKEL 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
rijbanen, met ten hoogste twee rijstroken;
voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen;
fiets- en voetpaden;
bermen, groen- en parkeervoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals riolering en waterafvoer;
watergangen en -partijen;
bijbehorende voorzieningen, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en straatmeubilair.
6.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouw zijnde moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
ondergeschikte gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor bijvoorbeeld nutsvoorzieningen, abri's en telefooncellen;
bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, kunstobjecten en straatmeubilair;
de bouwhoogte van bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen, behoudens palen, masten en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 m. mag bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 ten behoeve van het plaatsen van lichtreclames aan lichtmasten:
op een minimale bouwhoogte van 4,5 m. boven een rijweg; of,
boven een strook ter breedte van 1 m. of minder tussen de lichtmast en de rijweg; en,
3,5 m. boven een voetpad of anderszins;
met in achtneming van het bepaalde in artikel 11.2.
ARTIKEL 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Begrenzing
Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijn, of van werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m;
'specifieke vorm van waarde - onbekende archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 m.
7.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 7.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
7.2.3 Onderbouwing van de aanvraag
Om de aanvraag voor een omgevingsvergunnung voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.2.4 Verbinding van voorschriften
Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door:
de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 7.2.1 betrekking op hebben te vergroten en/of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is; of
de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in artikel 7.2.1 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
ARTIKEL 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 9 Algemene bouwregels
9.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
9.1.1 Afwijkingen bestaande bouw
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet danwel de Wabo tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt dat die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal is toegestaan.
9.1.2 Bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet danwel de Wabo tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
ARTIKEL 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
10.2 Strijdig gebruik
Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 10.1 wordt in ieder geval als strijdig gebruik aangemerkt, het gebruik ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie, behoudens gevallen waarin dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan.
10.3 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 10.1 is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
Als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
Als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer-, vaar- of vliegtuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
10.4 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
Het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige en incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties onder de volgende voorwaarde: niet meer dan 3 per jaar per locatie en per keer een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
Het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
een aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
hoogspanningsleidingen;
buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km. of meer.
10.5 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
ARTIKEL 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een bouwhoogte van 3 m. en een oppervlakte van 30 m2 mag bedragen;
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van woningvlakken en maatvoeringsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen niet meer dan 5 m. bedragen;
ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m., waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie en/of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, windturbines, reclamezuilen, lichtmasten en/of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
ten behoeve van het bouwen van reclameborden:
tot een bouwhoogte van 3,5 m.; en,
met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² bij eenzijdige, en 16 m² bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
voor zover dit is gelegen binnen de bestemming 'Verkeer' danwel maximaal 20 m. uit de bestemmingsgrens van deze bestemming.
11.2 Voorwaarden voor afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (planschade)kosten;
de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
ARTIKEL 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag is bevoegd tot het wijzigen van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 meter worden verschoven.
12.2 Uitvoerbaarheid afwijking en wijzigingsplan
De uitvoerbaarheid van een afwijking van het bestemmingsplan danwel een wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
er sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken ontstaat;
het past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
de verkeersveiligheidsbelangen en de sociale veiligheid niet onevenredig worden geschaad;
de belangen in het kader van de brandveiligheid en de rampenbestrijding niet onevenredig worden geschaad;
in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien;
het plan milieutechnisch aanvaardbaar is;
het plan economisch uitvoerbaar is;
verhaal van gemeentelijke (plan)kosten is zekergesteld.
ARTIKEL 13 Overige regels
13.1 Van toepassing verklaring bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
ARTIKEL 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
ARTIKEL 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Transportcentrum' van de gemeente Zevenaar.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .....
De voorzitter, De griffier,
...................................... ....................................