Plan: | Bijland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0299.BP00RECRPARKBYLAND-VA01 |
In recreatiegebied De Bijland bij Tolkamer ligt het gelijknamige recreatiepark. Om het bestaande recreatiepark toekomstbestendig te houden is de initiatiefnemer voornemens om een kwaliteitsimpuls te geven aan het park. Het initiatief voorziet in het verruimen van de maximaal toegestane maat van stacaravans, het deels vervangen en verplaatsen van een sanitairgebouw, de sloop van een bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning. Verder wordt een deel van het terrein toegankelijk gemaakt voor maximaal 40 kampeermiddelen.
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' noodzakelijk.
Het plangebied is gelegen ten westen van recreatieplas De Bijland in het buitengebied van de gemeente Zevenaar, ten noordwesten van de bebouwde kom van Tolkamer. Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'. Dit bestemmingsplan is op 19 mei 2009 vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Rijnwaarden Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. De globale begrenzing van het plangebied is daarop met een rode stippel contour weergegeven.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2008'
Op grond van het geldende bestemmingsplan gelden ter plaatse van het plangebied de bestemmingen 'Terrein voor verblijfsrecreatie' en 'Buitendijks gebied', met de aanduiding 'strand'. Daarnaast is een dubbelbestemming van toepassing ter bescherming van de waterstaatsdoeleinden.
De als 'Terrein voor verblijfsrecreatie' bestemde gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden in mobiele kampeervoertuigen en tenten, trekkershutten en stacaravans en gemeenschappelijke voorzieningen, bij het terrein behorende erven en behoud herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Verder is in bijlage B behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' het volgende geregeld:
Aantal recreatiewoningen (rw) stacaravans (st) max opp. groepsaccommodatie (ga) aantal trekkershutten (tth) |
Aantal bestemde dienstwoningen | Gemeenschappelijke voorzieningen in m² | Gelieerde horeca (m²) | |
Rw - geen St - 255 Ga - geen Tht - geen |
1 | 292 | 220 |
De als 'Buitendijks gebied' bestemde gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor waterberging en afvoer van sediment, hoogwater en ijs alsmede de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, agrarisch gebruik, woondoeleinden, uitoefenen van huis-aan-huisgebonden beroepen, recreatief medegebruik en dergelijke. Verder is in bijlage B behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' het volgende geregeld:
Aard van de bedrijvigheid | Buitenopslag oppervlakte en hoogte | Aantal dienstwoning (en) | Maximaal bebouwd oppervlak |
Sanitaire voorzieningen, technische ruimte, kiosk en kantoor beheerder Recreatieschap Achterhoek Liemers, trafogebouw, Stacaravan ten behoeve van kantoor oliebunkerschip | - | - | 337 m² |
Voor het plangebied is ook het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Zevenaar' van toepassing. Dit bestemmingsplan betreft een thematische herziening om het parkeerbeleid van de gemeente Zevenaar te borgen in een bestemmingsplan.
Verder geldt voor het plangebied het 'Paraplubestemmingsplan Wonen'. Met dit bestemmingsplan worden diverse huisvestingsvormen voor zowel arbeidsmigranten als studenten in woningen voorkomen dan wel gereguleerd.
Aangezien de maximale oppervlakte voor stacaravans te beperkt is en de nieuwe bedrijfswoning en de kampeermiddelenplaats niet zijn toegestaan op de gewenste locatie, is een herziening van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' noodzakelijk.
In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het plangebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de haalbaarheid voor wat betreft beleid alsmede de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. In hoofdstuk 4 op de bijzonderheden van dit bestemmingsplan. Tot slot geeft hoofdstuk 5 een toelichting op de resultaten uit het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, alsmede de resultaten van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
In de bestaande situatie maakt het plangebied deel uit van Recreatiepark De Bijland behorende bij recreatiegebied De Bijland. De Bijland is ontstaan eind jaren '20 van de '20e eeuw als gevolg van de eerste grootschalige zandwinningen van Nederland. De recreatieplas staat in open verbinding met de rivier de Rijn. De plas is ingericht als recreatiegebied voor zowel dagrecreatie als verblijfsrecreatie. Er zijn een jachthaven, een recreatiepark en diverse strandjes aanwezig. In de winter fungeert het gebied geregeld als waterberging. Op het recreatiepark zijn een aantal kampeer- en camperplaatsen aanwezig. Verder zijn er aan aantal vaste plekken voor stacaravans, een bedrijfswoning, een receptie, enkele sanitairgebouwen, enkele bijgebouwen, speeltoestellen en een tennisbaan aanwezig. Het gehele park en de locatie van het te slopen bijgebouw waar de bedrijfswoning is gepland, zijn hoger gelegen ten opzichte van de directe omgeving. Dit geldt echter niet voor de kampeermiddelenplaatsen. Op navolgende afbeelding zijn de hoogteverschillen ter plaatse van en rondom het park goed te zien.
Hoogteverschillen binnen en rondom het plangebied (locatie vervangende nieuwbouw bedrijfswoning ter plaatse van 'A' en kampeermiddelenplaats ter plaatse van 'B'). Rood en oranje is hoog, groen en blauw is lager gelegen.
Ter plaatse van de toekomstige kampeermiddelenplaatsen is nu een puinverharding aanwezig die is ingezaaid met gras. Dit deel van het plangebied komt bij hoog water onder water te staan. De overige delen van het plangebied zijn hoger gelegen en blijven ook bij hoog water droog.
Voorliggend initiatief voorziet in de sloop van een sanitairgebouw, de bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw. Op navolgende afbeeldingen zijn de te slopen gebouwen aangeduid.
Te slopen bebouwing (binnen gele kaders)
Op navolgende afbeeldingen zijn de te slopen gebouwen weergegeven.
Te slopen sanitairgebouw
Te slopen bestaande bedrijfswoning
Te slopen bijgebouw annex locatie toekomstige bedrijfswoning
Algemeen
Voorliggend initiatief voorziet in het verruimen van de maximaal toegestane maat van stacaravans, het deels vervangen en verplaatsen van een sanitairgebouw, de sloop van een bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning. Verder wordt een deel van het terrein toegankelijk gemaakt voor kampeermiddelenplaatsen. Ten behoeve van het initiatief worden een bestaand sanitairgebouw, de bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw gesloopt.
Verruimen maximale maat stacaravans
In de huidige situatie is de maximale toegestane oppervlakte 55 m². Met onderhavig bestemmingsplan wordt dit verruimd tot een meer realistische 75 m². Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat zij geen bezwaren hebben tegen deze verruiming.
Vervangende nieuwbouw bedrijfswoning
De huidige bedrijfswoning, met een oppervlakte van 70 m2 betreft een laag chalet, dat minder geschikt is voor permanente bewoning. Ten behoeve van het initiatief worden de bestaande bedrijfswoning en een bijgebouw van 125 m² gesloopt. Hiervoor in de plaats wordt een nieuwe bedrijfswoning gebouwd met een maximale oppervlakte van 150 m². Overige bebouwing is in de toekomstige situatie niet toegestaan. Voor het nieuwe gebouw geldt een maximale een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 4,5 en 10 meter. De nieuw te bouwen bedrijfswoning zal deel uit gaan maken van het campingterrein. Een kleine uitbreiding van de bestemming 'Terrein voor verblijfsrecreatie' is nodig om de bedrijfswoning binnen de begrenzing van het recreatiepark te brengen.
Vervangende nieuwbouw sanitaire gebouw
Eén van de bestaande sanitaire voorzieningen aan de noordzijde van het park, met een oppervlakte van 60 m2, is gedateerd en wordt gesloopt. Ter vervanging worden twee nieuwe sanitaire voorzieningen van beide circa 30/35 m2 terug geplaatst. Eén voorziening komt terug op de plek van de oude voorziening aan de noordzijde én één ter plaatse van de kampeermiddelenplaatsen. Deze laatste voorziening is vanwege mogelijk hoog water mobiel.
Kampeermiddelenplaatsen
Het plan voorziet verder in het mogelijk maken van maximaal 40 kampeermiddelenplaatsen direct ten noorden van de grote parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het park. Hiervoor zal ook het bestaande fietspad worden verlegd. Wegens de dubbele functie ter plaatse als retentiegebied zal afval geledigd worden op het hoger gelegen park. Er komen wel water- en elektriciteitsaansluitingen.
Op navolgende afbeeldingen is de locatie van en inrichting van de kampeermiddelenplaatsen weergegeven.
Locatie en inrichting toekomstige kampeermiddelenplaatsen
Met het initiatief wordt getracht de terugloop van bezoekers/toeristen te stoppen en daarmee het toekomstperspectief van het recreatiepark voor de korte en middellange termijn te vergroten. Het initiatief zorgt voor een verbetering van de recreatiemogelijkheden rondom de recreatieplas. Door het creëren van de kampeermiddelenplaatsen wordt verder voorkomen dat recreanten aan het eind van de dag moeten vertrekken en de volgende dag terug moeten komen. Ook wordt voorkomen dat kampeermiddelen (met name campers) op ongewenste plekken gaan staan om te overnachten.
Plan voor versterking van natuur- en landschapswaarden
Tot slot is door Natuurbank Overijssel een plan voor de versterking van de natuur- en landschapswaarden opgesteld. Dit plan is bijgevoegd als Bijlage 1. Hieronder worden de adviezen van dit plan kort besproken.
Het plan geeft een concreet advies voor de landschappelijke inpassing van de camperplekken en het versterken van de landschappelijke en ecologische waarde van het gebied. Op navolgende afbeelding wordt het wenselijke eindbeeld weergegeven.
Wenselijk eindbeeld landschappelijke inpassing
Stroomdalgrasland
Op de locatie die aangeduid is met 1 zal een stroomdalgrasland worden gerealiseerd. Om snel tot een soortenrijke vegetatie te komen, wordt het perceel kort gemaaid en gefreesd en vervolgens doorgezaaid met een grasmengsel van gewoon struisgras, grote vossestaart, gewoon reukgras, bevertjes, kamgras, schapengras en rood zwenkgras. Maximaal 10% gewoon graszaad mag verwerkt worden. Het grasland wordt jaarlijks één maal gemaaid waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Jaarlijks wordt 25-30% van de oppervlakte niet gemaaid. Dit deel van de vegetatie gaat als overjarige vegetatie de winter in. Het grasland wordt niet bemest en er worden geen herbiciden of pesticiden toegepast. Ook worden geen mollen bestreden in het perceel.
Struweelhaag
Op de locatie die is aangeduid met een 2 zal een gemengde struweelhaag worden gerealiseerd. Er wordt een struweelhaag aangelegd bestaande uit soorten zonder doorns i.v.m. de veiligheid van bezoekers. De haag bestaat uit wilde liguster, veldesdoorn, lijsterbes, vuilboom, rode kornoelje en Gelderse roos. De haag bestaat uit twee rijen beplanting op 0,5 meter afstand. De haag bestaat uit drie stuks plantsoen per meter haag. Er wordt gebruik gemaakt van driejarig plantsoen in de maat 80-120 cm. De struweelhaag wordt beheerd als hakhoutsingel. Dat wil zeggen dat de beplanting cyclisch afgezet wordt. Takhout mag verwerkt worden in het element. In de struweelhaag worden geen niet-inheemse planten aangeplant (zoals laurier).
Vleermuiskasten
Op de locatie die aangeduid is met een 3 zullen vleermuiskasten worden opgehangen. De platte vleermuiskasten worden aan de buitenzijde van een gebouw geplaatst op minimaal 3 meter hoogte. De hangplek wordt niet fel beschenen door een lamp.
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Eén van de nationale belangen is de beleidslijn Grote Rivieren. In het Barro zijn de kaders aangegeven waaraan plannen en initiatieven met betrekking tot de nationale belangen moeten voldoen. In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de nationale belangen:
Grote Rivieren
Titel 2.4 van het Barro betreft de Grote Rivieren. Hier wordt nadrukkelijk vastgelegd dat voor nieuwe bestemmingen in een rivierbed geldt dat:
De artikelen 2.4.1 t/m 2.4.5 van het Barro zijn alleen van toepassing op activiteiten in (delen van) een rivierbed waarvoor op grond van de Waterwet en het Waterbesluit een vergunningplicht of algemene regels gelden (afstemming met de watervergunning). Een uitzondering geldt voor activiteiten in de gebieden die zijn aangewezen in Bijlage IV van het Waterbesluit ( zie artikel 6.16 Waterbesluit). De artikelen stellen algemene eisen aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed met als doel te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor afwijking van een bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Waterbesluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Dit kan zijn omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.
Voor voorgenomen initiatief in de zogeheten bergende en stroomvoerende delen van het rivierbed stelt het Barro aan bestemmingsplannen enkele aanvullende eisen. Zo moeten resterende, blijvende effecten op de waterstand en afname van de bergingscapaciteit worden gecompenseerd. Vanwege de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet de financiering en tijdige realisatie van die maatregelen zijn verzekerd. Dit geldt ook bij activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren. Navolgend is een verdere uitwerking van de wettelijke vereisten en een toetsing zijn opgenomen aan de Beleidslijn Grote Rivieren.
Beleidslijn Grote Rivieren
De Beleidslijn Grote Rivieren bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten en ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed van de grote rivieren, waaronder de Rijn. Doel van de beleidslijn is om meer ruimte te creëren voor de rivier, zodat mens en dier beter beschermd zijn tegen mogelijke overstromingen en de kans op materiële schade wordt verkleind. Het uitgangspunt van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. De locatie(s) waar de ingrepen/activiteiten plaatsvinden is bepalend voor het regime dat wordt toegepast. De Beleidslijn kent het stroomvoerend regime en het bergend regime.
Onder het 'bergend' regime zijn alle activiteiten toegestaan mits ze kunnen voldoen aan de hieronder gestelde rivierkundige randvoorwaarden:
Onder het 'stroomvoerend' regime zijn zogenaamde riviergebonden activiteiten toegestaan. De lijst met dit type activiteiten is beperkt en limitatief. In de Beleidsregels grote rivieren (en het Barro) worden riviergebonden (zie art. 2.4.4 a tot en i van het Barro) en niet-riviergebonden activiteiten (zie art. 2.4.4 j tot en met m en 2.4.5 Barro) onderscheiden:
De riviergebonden activiteiten zijn:
Voor deze activiteiten geldt het 'ja mits'-criterium.
De niet-riviergebonden activiteiten zijn:
Voor deze activiteiten geldt het 'nee, tenzij'-criterium.
Op navolgende afbeelding is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het stroomvoerend regime (blauw).
Uitsnede kaartblad 047 Bovenrijn 1 (plangebied binnen rode cirkel)
Een deel van de plannen van de initiatiefnemer kunnen worden geschaard onder de noemer 'Kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten'. Het gaat hier dus om kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten. Hieronder wordt verstaan:
Het Besluit bouwvergunningsvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken was het toetsingskader ten tijde van de invoering van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier voor kleine ondergeschikte bouwwerken. Een vergelijkbare regeling is opgenomen in bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Toetsing
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning (in combinatie met de sloop van 195 m2 aan bebouwing), vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen.
De huidige toegestane maximale oppervlakte van 55 m2 voor stacaravans wordt beperkt vergroot tot maximaal 75 m2. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat zij geen bezwaren hebben tegen deze verruiming. Het aantal staanplaatsen wordt met het initiatief niet vergroot.
De exploitant van het Recreatiepark de Bijland wil de huidige bedrijfswoning (70 m2) en een bijgebouw (125 m2) nabij het receptiegebouw slopen en daarvoor in de plaats een nieuwe grondgebonden woning terugbouwen. De nieuwe woning wordt gebouwd op de locatie van het te slopen bijgebouw. Daarbij neemt per saldo, met de sloop van de huidige bedrijfswoning (70 m²) en het bijgebouw (125 m²) , inclusief vervangende nieuwbouw (maximaal 150 m²) van de bedrijfswoning het verhard dakoppervlak af. Aangezien er sprake is van vervangende nieuwbouw, een afname van de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing en vanwege de hogere ligging ter plaatse is er geen sprake van een effect op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.
De oppervlakte van de twee nieuw te bouwen sanitaire voorzieningen bedraagt ieders 30/35 m2. Deze bouwplannen vallen niet onder de riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten. Feitelijk betreft het hier het vervangen van bestaande bebouwing (bestaande oppervlakte van 64 m2 (+10 % en + 25 m2)) door nieuwe gebouwen (gezamenlijke oppervlakte van 60/70 m2) waarbij de oppervlakte in geringe mate toeneemt en waardoor het toekomstperspectief van het recreatiepark voor de korte en middellange termijn verzekerd wordt. De geplande vervanging van het toiletgebouw door nieuwe voorzieningen met een gering oppervlakte past verder binnen de termen van het Besluit bouwvergunningsvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en art. 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening/bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht. Vanwege de hogere ligging van de nieuwbouwlocatie is er met de bouw van de nieuwe voorzieningen geen sprake van een effect op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.
De aanleg van kampeermiddelenplaatsen kan worden geschaard onder overige activiteiten die vanuit rivierkundige oogpunt van ondergeschikt belang zijn. Het betreft hier een tijdelijke activiteit gedurende het zomer- en/of toeristisch seizoen waarbij geen permanent ruimtebeslag plaatsvindt. Er is daarmee geen sprake van een effect op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.
De uitvoering van de werken en/of werkzaamheden vindt plaats met een gesloten grondbalans waardoor er geen afname zijn van het bergend vermogen van de rivier. Dat de uitvoering van de plannen feitelijk geen gevolgen zal hebben voor het bergend vermogen van de rivier blijkt ook navolgende afbeeldingen. Op de linker afbeelding zijn hoogteverschillen aangeduid met donkere grijstinten. Op de rechter afbeelding zijn de hoger gelegen gebieden aangeduid met een oranje tint, zijn lager gelegen gebieden aangeduid met een groen tint en is de maaiveldhoogte rond de waterspiegel aangeduid in blauw tinten.
Hoogteverschillen binnen het plangebied (locatie vervangende nieuwbouw bedrijfswoning ter plaatse van 'A' en kampeermiddelenplaatsen ter plaatse van 'B')
De locaties waar de ingrepen gepaard gaan met de bouwactiviteiten (vervangende nieuwbouw bedrijfswoning en sanitaire voorzieningen) zijn gelegen op minimaal 16 m +NAP en zullen daarmee onbereikbaar blijven voor het hoge water en hebben dus ook geen betekenis voor het waterbergend vermogen van de rivier. De laaggelegen sanitaire voorzieningen zijn verplaatsbaar. Aangezien de kampeermiddelenplaatsen enkel in het seizoen in gebruik zullen zijn, is tijdens hoogwater geen sprake van de aanwezigheid van kampeermiddelen in die periode.
Op grond van voorgaande overwegingen wordt geconcludeerd dat het voorgenomen initiatief, dat noodzakelijk is om de continuïteit van het 'Recreatiepark De Bijland' voor de toekomst te verzekeren, geen negatief effect heeft op de waterstandverruiming en/of het bergend vermogen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Algemeen
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Op basis van de 'Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking' van het ministerie van I en M worden onder 'andere stedelijke voorzieningen' accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure geschaard.
Voorliggend initiatief wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Er is sprake van een beperkte uitbreiding van de planologische mogelijkheden op een bestaande locatie voor recreatie. Zoals vermeld wordt met het initiatief getracht om de terugloop van bezoekers/toeristen te stoppen en een toekomstbestendige omvang voor de stacaravans mogelijk te maken. Met de aanleg van kampeermiddelenplaatsen wordt voorzien in een behoefte om een kort verblijf mogelijk te maken nabij de recreatieplas. Door het creëren van de kampeermiddelenplaatsen wordt verder voorkomen dat recreanten aan het eind van de dag moeten vertrekken en de volgende dag terug moeten komen.
Het plangebied bevindt zich buiten bestaand stedelijk gebied. Het betreft echte een bestaande locatie voor recreatie. Deze vorm van recreatie is gebonden aan het buitengebied.
Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten voor de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.
Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:
Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het economisch vestigingsklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat.
Gelderland heeft een unieke ligging op de oostwest-as en de noordzuid-as van ons land; een strategische en aantrekkelijke positie te midden van andere sterke regio's – Amsterdam (Randstad), Brussel (Vlaamse Ruit), Keulen (Rheinland). Gelderland is daarmee uitstekend verbonden en werken daarmee samen, net zoals met onze buurprovincies. Juist door de bijzondere kwaliteiten en veelzijdigheid van Gelderland – haar natuur, groene steden op menselijke schaal, kennisinfrastructuur, cultuur, recreatie en toerisme en sport – kan zij zich verder ontwikkelen als ideale vestigingsplek en uitvalslocatie om te werken en te wonen. Met een brede blik op de leefomgeving geeft de provincie dan ook een krachtige impuls aan de regionale economie en arbeidsmarkt. Zo kunnen mensen in Gelderland zich ontplooien, ontspannen en ontwikkelen.
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels ten aanzien van de onderwerpen 'Groene ontwikkelingszone', 'Ganzenrustgebied' en de 'Romeinse Limes' van belang.
Groene ontwikkelingszone
Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'natuur en landschap' relevant. Op basis van de kaart 'Natuur' van de Omgevingsverordening blijkt dat het plangebied in zijn geheel binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) ligt. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. De GO heeft een dubbeldoelstelling: er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
De kernkwaliteiten van de GO bestaan uit de aanwezige ecologische waarden, de ecologische samenhang met inliggende en aangrenzende natuur van het GNN, de geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden.
Ligging plangebied binnen GO (lichtgroen) en ten opzichte van GNN (donkergroen) en Ganzenrustgebied (arcering). Plangebied binnen rode stippellijn.
Ganzenrustgebied
Nieuwe activiteiten of een ontwikkeling ter plaatse van gronden die aangewezen zijn als Ganzenrustgebied is alleen toegestaan als is gebleken dat deze activiteit of ontwikkeling wordt uitgevoerd op een locatie waar de nadelige gevolgen voor de functie als rustgebied voor overwinterende ganzen zoveel mogelijk worden beperkt en na uitvoering minimaal 500 hectare in het betreffende Ganzenrustgebied overblijft.
Romeinse Limes
De Romeinse Limes is de grens van het oude Romeinse Rijk (0 tot 400 na Chr.) en loopt voor een deel door de provincie Gelderland. De provincie wil dat de zichtbaarheid van de Limes vergroot en beleefd kan worden, toerisme bevordert en bijdraagt aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Ook wil de provincie de archeologische vindplaatsen van de Limes beschermen. Daarom wordt de Limes in de Omgevingsverordening Gelderland en Omgevingsvisie juridisch beschermd. De Limes is voorgedragen om benoemd te worden tot UNESCO Werelderfgoed.
Ligging plangebied binnen de 'Romeinse Limes'
Toetsing provinciaal beleid
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Het levert daarbij een bijdrage aan de ambities van de provincie om de recreatieve sector te versterken.
Uit het uitgevoerde ecologische onderzoek voor de ontwikkeling (zie paragraaf 3.3.8) blijkt dat er door de sloop en nieuwbouw geen significante negatieve effecten verwacht op de kernkwaliteiten van de GO en het nabijgelegen GNN. Bij de kampeermiddelenplaatsen zijn negatieve effecten op de kernkwaliteit 'ruimte' niet geheel uit te sluiten. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen sprake is van permanente bebouwing, het perceel een kleine oppervlakte betreft en niet het gehele jaar bezet zal zijn, waardoor de kwaliteit 'ruimte' niet blijvend verloren gaat. Hier tegenover staat een versterking van de kernkwaliteit 'uiterwaarden: recreatiegebied' en 'ecosysteemdienst: recreatie'. Per saldo wordt verwacht dat de werkzaamheden leiden tot een versterking van de kernkwaliteiten van het GO. Daarnaast geldt dat de kampeermiddelenplaatsen groen wordt ingepast. Er worden enkel solitaire bomen aangeplant en afscheidingbeplanting aangebracht.
De kampeermiddelenplaatsen zijn voor een deel geprojecteerd op een locatie die is aangemerkt als ganzenrustgebied. De kampeermiddelenplaatsen zijn aansluitend aan het bestaande recreatieterrein en een parkeerplaats voorzien. Ganzen zullen reeds afstand tot aan deze objecten houden. Daarnaast geldt dat de betreffende locatie in de huidige situatie reeds in gebruik is als recreatieterrein/ligweide. De kampeermiddelenplaatsen zullen daarom geen negatief effect hebben op het rustgebied voor ganzen. Gezien de beperkte schaal heeft het initiatief ook geen negatief effect op de oppervlakte van het ganzenrustgebied.
De voorgenomen beperkte ingrepen zijn ook niet van invloed op de te beschermen waarden van de Limes. Zie verder onder de paragraaf 3.3.7 Archeologie en cultuurhistorie. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid.
Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030
De Omgevingsvisie Gelders Eiland 2030 is op 25 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Rijnwaarden. De visie geeft geen eindbeeld maar een omschrijving van de kernwaarden en kansen voor het gebied. Initiatieven worden getoetst of ze passen binnen de kernwaarden, of deze versterken. De visie voor het Gelders Eiland moet structuur en samenhang brengen en is gericht op samenwerking. De visie heeft de status van een gemeentelijke structuurvisie. Het is een visie die is opgesteld in geest van de aanstaande Omgevingswet en daarom het label 'Omgevingsvisie' heeft. Bij de uitvoering is de gemeente een belangrijke participant. De gemeente zal haar instrumenten en middelen inzetten teneinde de doelen uit de visie te bereiken. De Omgevingsvisie is een integrale visie met als hoofdthema's duurzaam, leefbaar, mooi en toeristisch. Voor deze thema's zijn in de visie een aantal doelen beschreven waarvan enkele relevante doelen hierna per thema zijn beschreven.
Een duurzaam Gelders eiland
Gesteld wordt dat de gemeente achter loopt op het gebied van duurzaamheid en deze achterstand snel wil inhalen. Er wordt bijvoorbeeld gestuurd op particuliere initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie zoals minder verhardingen maar meer groen op particulier terrein.
Een leefbaar Gelders Eiland
In de visie wordt aangegeven dat de inwoners van het Gelders Eiland zich zorgen maken over de leefbaarheid van hun dorpen. Leefbaarheid en vitaliteit van dorpen krijgen in de visie een prominente plaats. Het aantrekkelijke wonen op het Gelders Eiland moet onder de aandacht gebracht worden door een marketingstrategie. De gemeente neemt hierin het voortouw. Bij het aantrekken van nieuwe bewoners moet balans in de samenleving blijven.
Een mooi Gelders Eiland
Het Gelders Eiland is een mooi gevarieerd gebied met een lange geschiedenis. Onderhoud en ontwikkeling van de ruimtelijke omgeving staan in het teken van het versterken en tonen van deze kwaliteiten. De realiteit is echter dat door economische en demografische ontwikkelingen steeds meer plekken leeg (komen) te staan. Dit zet de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen en het landschap onder druk. Het resterende programma op het vlak van wonen, bedrijvigheid, recreatie en toerisme, moet worden ingezet op locaties waar dit bijdraagt aan een duurzaam, leefbaar of mooi Gelders Eiland. Tot 2025 wordt gerekend op een groei van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. De gemeente voert regie op de locatiekeuze en -invulling, zowel ruimtelijk als volkshuisvestelijk. Er zijn echter teveel nieuwbouwwoningen gepland. Op basis van regionale afspraken worden daarom grote bouwplannen heroverwogen. De doelstelling is om hoofdzakelijk te bouwen in de dorpen waarbij de lokale woonbehoefte centraal staat. Om leegstaand van maatschappelijk vastgoed zoals kerken, monumentale panden of fabrieken tegen te gaan wordt gezocht naar mogelijkheden om deze te vormen naar nieuwe woonvormen. Leegstand en verpaupering kan met een nieuw bouwprogramma worden aangepakt.
Een toeristisch Geldersch eiland
Recreatie en toerisme is voor het Gelders Eiland van groeiend economisch belang. Het gebied heeft veel te bieden. Om de moderne consument te bereiken moeten echter stappen worden gezet. Veel voorzieningen zijn gedateerd. Er wordt met name gestuurd op het bieden van ruimte aan en het verbeteren van de bereikbaarheid van de toeristische voorzieningen. Fietsers, lange afstandswandelaars en ruiters krijgen bijvoorbeeld meer ruimte. Verder verdienen de verbinding met het stedelijk gebied en interessante recreatiegebieden in de omgeving verbetering. Gesteld wordt dat een toeristisch Gelders Eiland vooral een kwestie van (digitaal) communiceren is over wat het gebied nu en in de toekomst te bieden heeft. Ter ondersteuning aan de doelstellingen van de visie is een visiekaart opgesteld met aandachtsgebieden voor onder andere kansen voor de dorpen. In het bijzonder wordt aangegeven dat in de Bijland, de Lobberdensche Waarden en de plassen bij Lobith recreatie en toerisme meer ruimte krijgt dan in de Rijnstrangen. Waar vrijetijdsinitiatieven conflicteren met milieuwetgeving zoals Natura 200 en de Beleidslijn grote rivieren, wordt met behulp van gemeentelijk afwegingsruimte de maximale rek opgezocht.
Beleidskader vrijetijdseconomie Zevenaar 2030
Op 3 juli 2019 is het 'Beleidskader vrijetijdseconomie Zevenaar 2030 vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar. De vrijetijdseconomie is één van de drie speerpuntsectoren van het economisch beleid van de gemeente Zevenaar. Om duidelijk te krijgen waar de gemeente zich de komende jaren op het gebied van vrijetijdseconomie op willen richten, heeft de gemeente – in samenspraak met de sector – een beleidskader opgesteld. In het beleidskader zijn de analyse, ambities, doelstellingen, uitgangspunten en beoogde richting en resultaten van het beleid omschreven. In het beleidskader zijn de navolgende kernkwaliteiten voor de vrijetijdseconomie van Zevenaar aangegeven:
Hiervoor zijn de navolgende ambities bepaald.
Om deze ambities te bereiken zijn de volgende doelstellingen geformuleerd voor 2023 en 2030:
Om deze doelstellingen te bereiken, gaat de gemeente inzetten op het boeken van resultaten in de volgende vier taakvelden:
Toetsing gemeentelijk beleid
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Het initiatief biedt een mogelijkheid om de continuïteit van het 'Recreatiepark De Bijland' voor de toekomst te verzekeren. Zonder dat er grote fysieke maatregelen plaatsvinden wordt verder het voorzieningenniveau voor toeristen verbeterd. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Algemeen
In het kader van een ruimtelijk plan moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.
Toetsing
Door Econsultancy is in maart 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1. Dit onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de bodemkwaliteit op de locatie en daarmee mogelijke verontreinigingen in grond en grondwater te signaleren welke consequenties kunnen hebben voor de geplande herontwikkeling van de locatie.
Uit het onderzoek blijkt dat in de bovengrond ten hoogste een lichte verontreiniging met kwik en PCB aanwezig is. In de ondergrond is een lichte verontreiniging met nikkel aangetoond. Aangezien het grondwater zich dieper dan 5,0 m -mv bevindt, heeft er geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. De locatie van de toekomstige woning ligt op circa 550 meter afstand van de Bijlandseweg. Voor deze weg geldt vanuit de Wet geluidhinder een onderzoeksplicht voor geluidsgevoelige objecten binnen een afstand van 250 meter. Het plangebied ligt daarmee ruim buiten deze zone. Verder worden stacaravans en kampeermiddelen plaatsen in het kader van de Wet geluidhinder niet gezien als geluidsgevoelige objecten. Toetsing van deze ontwikkelingen aan de Wet geluidhinder is daarom niet noodzakelijk.
Naast geluidshinder in het kader van de Wet geluidhinder, kan er ook sprake zijn van geluidshinder in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Voor de toetsing van mogelijke geluidhinder van omliggende bedrijvigheid wordt verwezen naar de toetsing bedrijven en milieuzonering (paragraaf 3.3.5).
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Uit paragraaf 3.3.9 blijkt dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de functieverandering toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Met behulp van de NIBM-rekentool (versie maart 2020) is bepaald hoeveel verkeer een plan mag aantrekken voordat er sprake is van een plan wat in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Een plan is in betekenende mate wanneer de toename van de luchtverontreiniging (NO2 of PM10) meer is dan 1,2 øg/m³. Wanneer een plan 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is toetsing van het plan aan de grenswaarden op grond van de Wm niet noodzakelijk. Bij het opstellen van de NIBM-rekentool is uitgegaan van een worst case scenario waarbij alle 40 plaatsen in 1 dag bezet worden. Dit geeft echter geen representatief beeld van een gemiddelde dag in het jaar aangezien de plaatsen niet het gehele jaar door gebruikt worden en lang niet elke dag de plaatsen maximaal bezet zullen zijn. Hiervan zal slechts enkele malen per jaar sprake zijn tijdens een nationale feestdag.
Uit de berekening blijkt dat de blootstelling aan luchtverontreiniging beperkt is en niet leidt tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool2 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.
Uitsnede risicokaart Nederland
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Met het initiatief worden geen risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt. Wel is sprake van de realisatie van kwetsbare objecten.
Stationaire bronnen
In de zuidwesthoek van het parkeerterrein is een bovengrondse propaangastank (3 m3) gesitueerd. Het betreft geen Bevi inrichting, maar een inrichting die op basis van het Activiteitenbesluit op de risicokaart is opgenomen. Een propaanopslag vanaf 13 m3 valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor een propaantank groter dan 5 m3 maar kleiner dan 13 m3 geldt een veiligheidsafstand van 25 meter indien het aantal vullingen van het reservoir meer dan 5 maal per jaar bedraagt. Aan de voorgeschreven afstand van 25 meter wordt met 25 meter tot aan de kampeermiddelenplaatsen en 150 meter tot aan de toekomstige bedrijfswoning (ruim) voldaan. Voor het overige zijn geen stationaire bronnen op of nabij het plangebied aanwezig.
Mobiele bronnen
Op een afstand van circa 230 meter tot de geplande kampeermiddelenplaatsen circa 300 meter ten opzichte van de toekomstige bedrijfswoning ligt een gasleiding die is gesitueerd ter plaatse van de Steenfabriek De Bijland. De berekende inventarisatieafstand voor het groepsrisico, uitgaande van een uitwendige buisdiameter van 60 mm en een maximale werkdruk van 40 bar, bedraagt 47 meter. De ontwikkelingen vinden daarmee plaats buiten het invloedsgebied.
Vanuit het Basisnet Water moet getoetst worden aan het plasbrandaandachtsgebied. Binnen dit gebied (30 meter uit de oever van de Rijn) mogen in principe geen nieuwe kwetsbare objecten worden bestemd. In dit bestemmingsplan is daar ook geen sprake van, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
Voor het overige zijn geen mobiele bronnen op of nabij het plangebied aanwezig.
PM advies groepsrisico VGGM
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.
Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.
Toetsing
Milieuhinderveroorzakende functies in het plangebied
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Kampeermiddelenplaatsen kunnen worden gezien als een hinderveroorzakende functie. De bedrijfswoning als een milieuhindergevoelige functie.
Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan het recreatiepark inclusief de beoogde kampeermiddelenplaatsen worden gecategoriseerd als 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)'. Op basis van de VNG-brochure bedraagt de grootste richtafstand voor deze functies 50 m op basis van het milieuaspect geluid. Binnen een afstand van 50 m ten opzichte van het plangebied zijn geen voor milieuhinder gevoelige objecten gelegen. De vervangende bedrijfswoning is niet gevoelig van hinder afkomstig van de eigen inrichting.
Milieuhinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied
In de directe omgeving van het recreatiepark vinden diverse bedrijfsactiviteiten plaats zoals een hengelsportwinkel, een restaurant, een tankstation en een steenfabriek. Op basis van de VNG brochure 'bedrijven en milieuzonering' kunnen deze aangemerkt worden als respectievelijk categorie 1 (detailhandel, restaurant), categorie 2 (tankstation zonder LPG) en categorie 3.2 (steenfabriek) bedrijven met een grootste indicatieve afstand van 10 meter tot 100 meter. Geen van deze bedrijven is gelegen op een afstand van minder dan 100 meter tot het plangebied.
Uit de omgevingsvergunning voor de steenfabriek blijkt daarnaast dat op de bestaande woning in het plangebied de volgende geluidbelasting is vergund:
Gelet op het feit dat de nieuwe woning circa 25 verder van de inrichtingsgrens van de steenfabriek is gelegen, is aannemelijk dat de bedrijfsvoering niet zal worden beperkt door de nieuw te bouwen woning. Voor nieuwe situaties geldt een ambitiewaarde uit het gemeentelijk geluidbeleid van maximaal 50 dB(A). Gelet op de vergunde activiteiten met een geluidbelasting van 50 dB(A) etmaalwaarde op de bestaande woning kan worden geconcludeerd dat hieraan kan worden voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Ja |
2 2 |
Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Ja |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezond- heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Algemeen
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Het recreatiepark is gelegen binnen een hooggelegen deel in de uiterwaarden. De locatie van de kampeermiddelenplaatsen dient in de winterperiode als retentiegebied (oktober tot en met april) van water. Afstromend hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering. Het water wordt binnen het plangebied geïnfiltreerd en zal via de bodem richting de recreatieplas stromen. De riolering en de RWZI hebben voldoende capaciteit voor eventueel uit dit plan voortkomende extra vuilwater afvoer (DWA). Bij de bouw van de vervangende bedrijfswoning en de toiletgebouwen worden geen uitlogende materialen toegepast. Het plan is derhalve niet van invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Veiligheid
Alle activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, met uitzondering van de kampeermiddelenplaatsen, vinden plaats op de hogere delen in het uiterwaardengebied. Hierdoor zijn deze niet van invloed op de veiligheid in relatie tot de bescherming tegen hoog water en de bescherming van de waterkwaliteit. Aangezien bij het creëren van de kampeermiddelenplaatsen geen fysieke ingrepen (behoudens de aanleg van ondergrondse kabels en leidingen) zijn gemoeid en de kampeermiddelen in geval van nood snel verplaatsbaar zijn, heeft dit ook geen negatief effect op de veiligheid. Bij extreem hoog water zullen geen gasten aanwezig zijn op het terrein.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Vanwege de hogere ligging van het recreatieterrein en aangezien de kampeermiddelenplaatsen alleen tijdens het seizoen gebruikt zullen worden, vindt er geen negatief effect plaats op het gebruik van de locatie als overstromingsvlakte (zie paragraaf 3.2.2).
Volksgezondheid
Gelet op de functie van het recreatiepark dat gericht is op water(sport)recreatie vormt het aspect volksgezondheid geen belemmering voor onderhavig initiatief.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Volgens de archeologische beleidskaart van de voormalige gemeente Rijnwaarden is het plangebied gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting op archeologische resten vanaf maaiveld. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij geplande bodemingrepen van meer of gelijk aan 5.000 m² en dieper dan 0,3 m -mv. Gelet op de voorgenomen beperkte bodemverstorende ingrepen is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied is het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding en in de regels is een, bij de verwachtingswaarden passende, dubbelbestemming voor archeologie opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.
Cultuurhistorie
Het projectgebied bevindt zich geheel binnen de grenzen van de Limes. Diep in de waterplas De Bijland liggen de resten van het Romeinse castellum 'Carvium ad molem'. Deze naam staat vermeld op de in 1938 opgebaggerde grafsteen van de legioensoldaat Marcus Mallius, en betekent 'Herwen bij de dam'. Dit is de Dam van Drusus, die bij de splitsing van Rijn en Waal meer water de Rijn in leidde. Samen met de door de Romeinen gegraven kanalen ontstond een vaarroute voor de vloot, die opereerde bij de pogingen om Germanië te onderwerpen. In 2017-2018 zijn vlak bij Herwen ook resten van tijdelijke legerkampen opgegraven.
De gronden van binnen het plangebied behoren tot de uiterwaarden van de Rijn en zijn niet bebouwd geweest en kende slechts beperkt (agrarisch) gebruik, waarbij grote afhankelijkheid bestond van de waterstand. In het plangebied zelf zijn dan ook geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.
Er worden beperkt nieuwe ontikkelingen mogelijk gemaakt. Deze hebben niet of nauwelijks invloed op de cultuurhistorische waarden van het gebied.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in maart 2020 een quickscan natuurtoets uitgevoerd3. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.
Gebiedsbescherming
Ruimtelijke ingrepen in of nabij Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten zijn niet toegestaan wanneer deze significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten veroorzaken. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Vanwege de beperkte aard en omvang van het initiatief zijn geen significante negatieve effecten te verwachten. Desalniettemin is door Natuurbank Overijssel in 2022 een toetsing van mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorgenomen activiteiten leiden met zekerheid niet tot significantie gevolgen voor het nabij gelegen Natura 2000-gebied Rijntakken of andere omliggende Natura 2000-gebieden. Er vinden geen werkzaamheden plaats in Natura 2000-gebied. Ook vindt geen aantasting plaats van omgevingsfactoren die van belang zijn voor kwalificerende habitatsoorten en niet-broedvogels. Geschikt broedhabitat voor kwalificerende broedvogels ontbreekt in de invloedzone. Er zijn geen mitigerende maatregelen nodig om significante gevolgen op voorhand met zekerheid te kunnen uitsluiten. Nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling is niet aan de orde.
In aanvulling hierop is door Buro Ontwerp & Omgeving in juni 2020 een effectenbeoordeling uitgevoerd4 naar stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat er zowel tijdens de realisatiefase als tijdens de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposite groter dan 0,00 mol/ha/jr als gevolg van het initiatief. Het onderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Het projectgebied valt geheel binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) en ligt op kleine afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Er worden door de sloop en nieuwbouw geen significante negatieve effecten verwacht op de kernkwaliteiten van de GO en het nabijgelegen GNN. Bij de kampeermiddelenplaatsen zijn negatieve effecten op de kernkwaliteit 'ruimte' niet geheel uit te sluiten. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen sprake is van permanente bebouwing, het perceel een kleine oppervlakte betreft en niet het gehele jaar bezet zal zijn, waardoor de kwaliteit 'ruimte' niet blijvend verloren gaat. Hier tegenover staat een versterking van de kernkwaliteit 'uiterwaarden: recreatiegebied' en 'ecosysteemdienst: recreatie'. Per saldo wordt verwacht dat de werkzaamheden leiden tot een versterking van de kernkwaliteiten van het GO.
Soortenbescherming
In het kader van de soortenbescherming is een literatuur- en veldonderzoek verricht. Er zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten geconstateerd. Er worden geen negatieve effecten op beschermde soorten verwacht. Er is geen nader onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen zonder vergunning van de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd. Het kan wel zijn dat er tijdens de werkzaamheden algemene soorten in het projectgebied voorkomen, hierbij moet gelet worden op de algemene zorgplicht (Wnb artikel 1.11).
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Onderhavig initiatief voorziet in het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans, vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, vervangende nieuwbouw van een toiletgebouw en het mogelijk maken van 40 kampeermiddelenplaatsen. Het vergroten van de maximale oppervlakte voor stacaravans en de vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning en een toiletgebouw zorgt niet in een wijziging in het aantal verkeersbewegingen. De kampeermiddelenplaatsen zorgen op een aantal dagen per jaar (nationale feestdagen) voor een toename in het aantal verkeersbewegingen met maximaal 40 per dag. Het plangebied wordt via de Bijlandseweg ontsloten op de Zwarteweg. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om deze toename te verwerken.
Parkeren
Met het initiatief blijft het aantal parkeerplaatsen voor stacaravans gelijk. Daarnaast kan een kampeermiddelenplaats gelijkworden gesteld aan een parkeerplaats.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst gesloten, waarin deze verklaart de volledige mogelijke planschade voor zijn/haar rekening te nemen. Voor de gemeente zijn er geen andere kosten verbonden aan dit plan, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding, allen digitaal raadpleegbaar en beschikbaar. Deze regels vormen het juridische toetsingskader van het bestemmingsplan en van de verbeelding is af te leiden welke regels van toepassing zijn op welke locatie binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen gesteld in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012.
De verbeelding, is ontworpen op een kadastrale ondergrond. Door middel van aanduidingen en kleuren zijn hierop de diverse voorkomende bestemmingen en aanduidingen aangegeven.
De planregels zijn ondergebracht in de volgende vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze bepaald waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een vergunningstelsel voor werken geen werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouwregels (zo worden de bouwwerken die afwijken van de regeling in het bestemmingsplan ‘positief’ bestemd), algemene gebruiksregels en algemene regels voor afwijken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor een terrein voor verblijfsrecreatie, uitsluitend in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden, bestemd voor:
In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van bouwwerken opgenomen. In de toekomstige situatie is het bijvoorbeeld niet toegestaan om buiten het bestaande bouwvlak van de bedrijfswoning bijgebouwen te bouwen.
De als 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachte archeologische waarden.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze bestemmingen beoogt bescherming te bieden aan de waterstaatkundige belangen van het plangebied. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het aanleggen van werken/uitvoeren van werkzaamheden zijn aan strikte regels gebonden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 20 juli 2021 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn twee zienswijzen naar voren gebracht.
De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 6). Voor elke reactie afzonderlijk is aangegeven in hoeverre de zienswijze gegrond of ongegrond zijn en, indien gegrond, welke aanpassing dit voor het bestemmingsplan tot gevolg heeft. Tot slot zijn er geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.