Beekseweg 26, Babberich

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0299.BP00BEEKSEWEG26-VA01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Artikel 6 Algemene bouwregels

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Artikel 9 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

Artikel 11 Overgangsrecht bestaand gebruik

Artikel 12 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen:

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten

  2. Ruimtelijke randvoorwaarden tekening Beekseweg 26

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Beekseweg 26, Babberich' met identificatienummer NL.IMRO.0299.BP00BEEKSEWEG26-VA01 van de gemeente Zevenaar.

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.

 

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

  

1.7 afrastering:

opdelingsobject ten behoeve van scheiding van percelen en/of gebieden.

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.9 bed en breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed en breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.

 

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

 
1.11 bedrijfsactiviteit aan huis:

onder een bedrijfsactiviteit aan huis wordt verstaan een activiteit die:

  1. naar de aard anders is dan een aan huis gebonden beroep, en;

  2. in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en;

  3. die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.

 

1.12 beroep aan huis:

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamverzorgend, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, adviesgevend, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel of met intensieve bezoekersfunctie, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, door de bewoner van het pand. Hieronder wordt ook verstaan: een kapper, pedicure en een daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep.

 

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

  

1.16 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw, met een dak. Onder dit begrip vallen ook aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

 

1.17 bodemingreep:

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  1. het afgraven van grond, waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  2. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  3. het verlagen van het waterpeil;

  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  5. het uitvoeren van hei- en/of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

  6. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

  8. het aanleggen van nieuwe en/of het vervangen en/of het uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

  

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

   

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.21 bruto vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

  

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren, verhuren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 

 

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op dat perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, situering, afmetingen of functie het belangrijkst is.

 

1.25 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

 
1.26 peil:

  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;

  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10m2 en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10m2 bepaald wordt.

 

1.27 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan:

  1. een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf,

  2. sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon,

  3. al of niet in combinatie met elkaar.

 

1.28 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel of een gebouw dat gevels heeft gekeerd naar meerdere wegen, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

1.29 voorgevelrooilijn:

de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens.

  

1.30 woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, bestemd voor de huisvesting van één huishouden, danwel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

  

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

  1. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  2. in afwijking van het onder a gestelde, geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk dakkapellen/dakopbouwen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkappellen/dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten van het peil tot aan de goot van de dakkapel/dakopbouw.

  

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 

 

2.6 Ondergeschikte onderdelen

  1. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bebouwings- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

  2. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten, lichtkappen en installatieonderdelen van de koude-warmteopslag buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte of dat deze ontworpen elementen in samenhang met het gevelontwerp zijn bepaald.

  

2.7 Diepte

Vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Wonen - 1

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. uitoefenen van beroep aan huis;

  3. water-, hemelwaterinfiltratievoorzieningen;

  4. bij de bestemming horende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  1. per bouwvlak mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat:

  1. deze binnen 1 gebouw zijn ondergebracht;

  2. binnen 1 gebouw waarvan de inhoud niet meer dan 1.200 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

  3. per eenheid (woning) ten hoogste 80 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de hoogte niet dan 5 m mag bedragen;

  1. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

  2. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan 5,50 m, met dien verstande dat:

  1. een hogere goothoogte die ten tijde van ter terinzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond mag worden gehandhaafd maar niet mag worden vergroot;

  1. bijgebouwen mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. bestaande bijgebouwen waarvan de situering niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald mogen worden gehandhaafd;

  2. bijgebouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een pergola maximaal 3 m mag bedragen;

  2. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen mag, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.6, niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en ieder geval niet meer dan 75 m2.

  

 

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, uit landschappelijke overwegingen, nader eisen stellen ten aanzien van:

  1. een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 60° mag bedragen;

  2. de situering en maatvoering van bijgebouwen voor zover dat nodig is om:

  1. de karakteristieke en cultuurhistorische waarden van de bebouwing te behouden en zo mogelijk te versterken;

  2. de aanwezige landschappelijke waarden van het omringende gebied te beschermen;

  3. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van een schuur voor het hobbymatig stallen van vee, mits:

  1. de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt;

  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bebouwing, inclusief schuur, niet meer dan 150 m2 bedraagt;

  3. de goothoogte niet meer dan 2,7 m bedraagt.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van aangebouwde bijgebouwen voor bewoning over een oppervlakte van meer dan 30 m2;

  2. het gebruik van een bijgebouw(en) als zelfstandige woning.

 

3.5.2 Landschappelijke inpassing

De gronden en gebouwen ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 1' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen, indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform de ruimtelijke randvoorwaarden tekening zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.

 

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten aan huis, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen mits:

  1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en ieder geval niet meer dan 75 m2;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,

  3. in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:

  1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zo veel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;

  2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden;

  1. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.

  

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in lid 4.1 bedoelde gronden ter plaatse van de volgende aanduidingen een bodemingreep uit te voeren of te laten voeren zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  1. 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting': voor bodemingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m.

 

4.3.2 Onderbouwen van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen, kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  

4.3.3 Verbinden van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

 

4.3.4 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de uitvoering van bedoelde werken of werkzaamheden, danwel door directe of indirecte te verwachten gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal dan wel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Afwijkingen bestaande bouw

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet danwel de Wabo tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen ten behoeve van:

  1. een seksinrichting;

  2. Bevi-inrichtingen;

  3. detailhandel;

  4. sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross;

  5. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;

  6. een stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  7. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, danwel onderdelen daarvan, en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  8. opslag van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop in verband met het onderhoud van de waterloop ingevolge een wettelijke onderhoudsplicht;

  9. opslag van verpakkingsmaterialen, al dan niet voor hun gebruik geschikte werktuigen en machines danwel onderdelen daarvan, bouwmaterialen, producten, afval en brandstoffen;

  10. vervaardigen of herstellen van goederen;

  11. bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en kassen voor bewoning of recreatief verblijf, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  12. beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport en de modelsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen.

 

7.2 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik is niet in strijd met het bestemmingsplan:

  1. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:

  1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;

  2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2 en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";

  3. hoogspanningsleidingen;

  4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan voor:

  1. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de energie- en communicatievoorziening alsmede voor de afvalverwerking en de waterhuishouding en wachthuisjes voor vervoersdiensten onder de volgende voorwaarden;

  1. de oppervlakte van een gebouwtje mag niet meer dan 20 m² bedragen;

  2. de hoogte van een gebouwtje mag niet meer dan 4 m bedragen;

  3. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;

  1. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur;

  2. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen met die tracés - tot ten hoogste 3 m -, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd indien op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;

  3. afwijkingen van bestemmings- of bouwperceelsgrenzen tot ten hoogste 3 m, in andere gevallen dan bedoeld onder c, indien daardoor de uitvoering van een bouwplan in verband met de uitmeting in het terrein, de verkaveling of de situering ter plaatse, wordt mogelijk gemaakt, zonder de stedenbouwkundige opzet of vormgeving van het plan of de belangen van derden in onevenredige mate te schaden;

  4. overschrijding van de bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de verbeelding, met ten hoogste 1,5 m, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen en dergelijke;

  5. het overschrijden van de in de voorschriften genoemde maximum hoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, trappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de genoemde hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;

  6. een hoogte van maximaal 15 m voor antennemasten.

 

8.2 Voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  3. de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden geschaad;

  4. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgegeven met betrekking tot de (planschade)kosten.

  

 

Artikel 9 Overige regels

 

 

9.1 Van toepassing verklaren bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voor zover hierin niet wordt voorzien in de betreffende bestemming;

  6. de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 10 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht bestaand gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Beekseweg 26, Babberich' van de gemeente Zevenaar.