direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, De Wildeman
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20140009-VS02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Zaltbommel, De Wildeman' met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20140009-VS02 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regel worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.

1.6 aan huis verbonden beroep

het in een woning met bijbehorende bouwwerken beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 bedrijfswoning

een woning, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.11 besluit externe veiligheid inrichtingen

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor de externe veiligheid van inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.12 bestaand
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevi inrichtingen

risicobedrijven, zoals aangegeven bij of krachtens het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en risicobedrijven met vergelijkbare externe veiligheidsrisico's, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld een LPG-opslagtank voor eigen gebruik of een LNGopslagtank).

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwmarkt

een detailhandelsbedrijf met een al dan niet geheel overdekt winkelverkoop vloeroppervlak (wvo) waarop het volledige assortiment aan bouw- en doe-het-zelfproducten uit voorraad aan zowel de uiteindelijke verbruiker of gebruiker op basis van zelfbediening wordt aangeboden.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bruto-vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.26 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.30 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.31 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca

vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak maaltijden en/of kleinere etenswaren worden aangeboden, zoals restaurants, broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, lunchrooms, automatiek.

1.33 internetwinkel

winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.

1.34 kantoor

een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie.

1.35 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

1.36 ondersteunende horeca

niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.37 onzelfstandig kantoor (bedrijfskantoor)

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft. Een onzelfstandig kantoor bevind zich op hetzelfde bouwperceel als het bedrijf waarvan het een onderdeel is.

1.38 opslag

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.

1.39 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 overkapping

overige bouwwerken met maximaal één gesloten wand.

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.42 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 veiligheidsvoorzieningen

Voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d..

1.44 perifere detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden, zoals bouwmarkten en de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tenten, vloerbedekking, parket, landbouwwerktuigen, zonwering, grove bouwmaterialen met aanverwante artikelen, keukens, badkamers en sanitair, detailhandel in meubels en woninginrichting.

1.45 verminderd zelfredzame personen

personen die zichzelf, vanwege een (geestelijke of lichamelijke) beperking of door (een lage of hoge) leeftijd, niet zonder daadwerkelijke hulp van derden in veiligheid kunnen brengen indien een ramp of zwaar ongeval plaatsvindt of dreigt plaats te vinden. Voorbeelden van gebouwen met groepen verminderd zelfredzame personen zijn bijvoorbeeld basisscholen en kinderdagverblijven.

1.46 Wet algemene bepaling omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.47 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.48 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken

de diepte van een aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt loodrecht gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan het bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw.

2.7 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. onzelfstandige kantoren;
  • d. perifere detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • e. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • f. verkeer en verblijfsdoeleinden;
  • g. groen en water;
  • h. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.1.2 Bedrijven

In aanvulling op het bepaalde in 3.1.1 onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijf tot en met categorie 2' alleen bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • b. 'bedrijf tot en met categorie 3.1' alleen bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.1 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • c. 'bedrijf tot en met categorie 3.2' alleen bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • d. 'bedrijf tot en met categorie 4.1' alleen bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 tot en met 4.1 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • e. 'bedrijf tot en met categorie 4.2' alleen bedrijven zijn toegestaan die behoren tot de categorieën 1 tot en met 4.2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • f. 'bedrijf van categorie 1 uitgesloten' bedrijven die behoren tot categorie 1 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.
3.1.3 Bevi inrichtingen

Bevi inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven zijn niet toegestaan.

3.1.4 Geluidzoneringplichtige bedrijven

Geluidzoneringplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

3.1.5 Parkeren

Bedrijven moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' dienen de voorgevels van gebouwen op de gevellijn te worden opgericht, met dien verstande dat:
  • ter plaatse van de gevellijn langs de bestemming ' Verkeer' voor 100% van de lengte van de gevellijn per bedrijfsperceel gebouwen dienen te worden gebouwd;
  • voor de overige delen over minimaal 50% van de lengte van de gevellijn per bedrijfsperceel gebouwen dienen te worden gebouwd, met dien verstande dat op het gedeelte van de gevellijn waar geen gebouwen worden opgericht een terreinafscheiding dient te worden gerealiseerd met een hoogte van minimaal 4 meter.
  • b. de gebouwen grenzend aan de bestemming 'Verkeer' dienen te worden voorzien van een platte afdekking.
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel niet meer dan 80%.
  • d. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 meter.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. mag de bouwhoogte van terreinafscheidingen, anders dan op de gevellijn, niet meer bedragen dan 4 meter.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d. mag ter plaatse van de aanduiding 'perifere detailhandel' de maximale hoogte van gebouwen worden overschreden met 2 meter ten behoeve van reclame-uitingen.
  • g. de bruto-vloeroppervlakte van kantoren als bedoeld onder 3.1.1 c mag niet meer bedragen dan 1500 m².
3.2.3 Nutsgebouwen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.
  • c. het treffen van voorzieningen waardoor een luchtbehandelingsinstallatie centraal kan worden afgesloten.
  • d. het realiseren van vluchtdeuren die zijn afgekeerd van een risicobron.

Indien dit noodzakelijk is:

  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • Voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
  • Ter waarborging van verkeers-, sociale, externe en brandveiligheid en de milieusituatie.
  • In verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Bebouwing op gevellijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.2.2 a onder 1 en 2 tot een minimaal percentage van de voorgevel van gebouwen op de gevellijn van 50%, respectievelijk 25% indien is aangetoond dat:

  • de bedrijfsvoering deze bebouwing ongewenst maakt;
  • voor aantoonbare toekomstige uitbreiding van de gebouwen de directe realisatie van het percentage aan gebouwen op de gevellijn ongewenst is.
3.4.2 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.2.2 d voor het toestaan van een maximale bouwhoogte van 30 meter, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • de bouwhoogte van 20 meter is onevenredig beperkend voor de gewenste bedrijfsvoering;
  • er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.5 Speciefieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. kantoren, anders dan bedoeld in 3.1.1 onder c;
  • c. voor het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • d. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
  • f. het verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.1.1 onder a. voor:

  • a. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde bedrijvenlijst, voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • b. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  • een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.6.2 Oppervlakte kantoren

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 - grote kantoren' kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 3.2.2 f voor kantoren tot een oppervlakte van maximaal 2.500m² onder de voorwaarde dat:

  • a. het bouwperceel groter is dan 3,5 hectare;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat het figuur 'gevellijn' wordt verwijderd dan wel wordt toegevoegd.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.1 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. onzelfstandige kantoren;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. detailhandel uitsluitend zoals bedoeld in 4.1.5;
  • e. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'zend en ontvangstinstallatie'.

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.1.2 Bedrijven

In aanvulling op het bepaalde onder 4.1.1.a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.2 zoals opgenomen in de bij de regels als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.1.3 Bevi inrichtingen

Bevi inrichtingen en daarmee vergelijkbare risicobedrijven zijn niet toegestaan.

4.1.4 Geluidszoneringsplichtige bedrijven

Geluidzoneringplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

4.1.5 Detailhandel

In aanvulling op het bepaalde onder 4.1.1.d geldt voor detailhandel het volgende:

  • a. detailhandel is uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 1 is eveneens ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • de ondergeschikte detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
  • de totale vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
  • de ondergeschikte detailhandel dient in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering; hieronder wordt verstaan: detailhandel in producten die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
  • de ondergeschikte detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de bedrijfsruimte die niet voor ondergeschikte detailhandel wordt gebruikt, is niet toegankelijk voor consumenten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn internetwinkels toegestaan, met dien verstande dat:
  • er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
  • er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • d. De afstand van bedrijfsgebouwen tot perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
  • b. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
4.2.4 Nutsgebouwen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m³.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • c. de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding als bedoeld in 4.1.g mag niet meer bedragen dan 60 meter.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.6 Bestaande bouwwerken

Voor zover de situering en/of maatvoering van een bestaand bouwwerk, die is gebouwd conform een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning, afwijkt van het gestelde in 4.2 dan geldt de bestaande situering en/of maatvoering als maximum.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.
  • c. het treffen van voorzieningen waardoor een luchtbehandelingsinstallatie centraal kan worden afgesloten.
  • d. het realiseren van vluchtdeuren die zijn afgekeerd van een risicobron.

Indien dit noodzakelijk is:

  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • Voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
  • Ter waarborging van verkeers-, sociale, externe en brandveiligheid en de milieusituatie.

In verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein.

4.4 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding 1' een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 4.2.2.a, waarbij een bouwhoogte van 15 meter wordt toegestaan.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. kantoren, anders dan bedoeld in 4.1.1 onder b;
  • c. voor het storten van puin en als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen, werktuigen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en/of realisering van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • d. als opslag van onklare dan wel aan hun normale bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
  • f. het verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 4.1.1 onder a. voor:

  • a. het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde bedrijvenlijst, voor zover deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
  • b. het toestaan van bedrijven die opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  • een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd en daarmee bedrijfswoningen ter plaatste niet meer zijn toegestaan, zodra het gebruik als bedrijfswoning ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. ontsluitingswegen;
  • e. ontsluitingswegen voor hulpdiensten;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn plinten, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen toegestaan ten behoeve van de aangrenzende bouwpercelen, met dien verstande dat de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 0,3 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn langs de hoofdontsluiting ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers en dakoverstekken, toegestaan ten behoeve van de aangrenzende bouwpercelen, met dien verstande dat de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer mag bedragen dan 1,0 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Artikel 7 Verkeer - Railverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer;
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen met wegverkeer en overig verkeer;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming waaronder gebouwen ten behoeve van de elektrificatie.

7.2.2 Gebouwen ten behoeve van de elektrificatie

Voor gebouwen ten behoeve van de elektrificatie (waaronder schakelstations, onderstations en relaishuizen); gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 30 m2;
  • b. de afstand tot de meest nabijgelegen woning mag niet minder bedragen dan 50 meter;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. de bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van masten en draagconstructies mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen- en partijen;
  • b. waterhuishouding;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals garages, bergingen, tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden e.d.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming 'Wonen' is gebruik van een deel van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, mits:

  • 1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  • 2. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m2.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. uitsluitend is het bestaande aantal woningen toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. bouwen onder peil is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
9.2.3 Maatvoering aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor de aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,0 m, dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
  • e. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1,0 m.
9.2.4 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel bedraagt minimaal 3 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
9.2.5 Bebouwde oppervlakte

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50% worden bebouwd tot een maximum van 32 m².

9.2.6 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten de aanduiding 'bouwvlak' en/of buiten de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
  • c. binnen de bestemming zijn, in afwijking van het bepaalde onder sub a en b, vlaggenmasten toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 8,0 m
9.2.7 Bestaande bouwwerken

Voor zover de situering en/of maatvoering van een bestaand bouwwerk, die is gebouwd conform een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning, afwijkt van het gestelde in 9.2 dan geldt de bestaande situering en/of maatvoering als maximum.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits de diepte van de bijmassa niet meer bedraagt dan 1,5 m en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

9.3.2 Goot- en/of bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 sub c en d, teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan voorgeschreven in 9.2.2 onder d;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m;
  • c. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van naburige erven;
  • d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) gasleiding.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht.

10.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  • d. het aanleggen van landschapselementen;
  • e. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
10.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee wordt gehoord de leidingbeheerder.

10.4.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) rioolleiding.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolleiding en/of een gevaarlijke situatie ontstaat, in verband waarmee gehoord wordt de leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  • d. het aanleggen van landschapselementen;
  • e. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
11.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee wordt gehoord de leidingbeheerder.

11.4.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden dan wel de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 12.2.2 zonder een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het verlagen van de bodem, het afgraven van gronden, het roeren en omwoelen van gronden, met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden.
12.2.2 Uitzonderingen

Het in 12.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk

zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek, archeologische begeleiding of het doen van opgravingen, voor zover deze activiteiten worden verricht door een ter zake deskundige.
12.2.3 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in 12.2.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde – Archeologie' wijzigen zodanig dat de zone wordt verkleind en in voorkomend geval van het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.

14.2 Nutsvoorzieningen e.d.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van:

  • a. bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. antennemasten, vlaggenmasten en lichtmasten met geen grotere bouwhoogte dan 10 m.
  • c. een telecommunicatiemast met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter, indien en voor zover:
  • de noodzaak van de mast met het oog op de landelijke telefoondekking wordt aangetoond;
  • geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden;
  • wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Verschuiving

Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor de verschuiving van de bestemmingen, bouwvlakken en andere aanduidingsvlakken, indien en voor zover:

  • a. de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisering van het plan, voor zover een aanpassing aan de nader ingemeten situatie noodzakelijk is, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de digitale ondergrond;
  • b. de verschuiving niet meer bedraagt dan 10 meter.
15.2 Nutsvoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten met een grotere bouwhoogte dan 3 meter en een grotere inhoud dan 50 m³, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 5 meter en de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1.1 met maximaal 10 %.

16.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zaltbommel, De Wildeman